|
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
een beroep en/of bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij het beroep en/of bedrijf een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is (zie Bijlage 2);
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen;
een bijbehorend bouwwerk dat met minimaal één gevel tegen de gevel van het hoofdgebouw is gebouwd. Dit op een zodanige wijze dat een rechtstreekse - voor mensen toegankelijke - interne verbinding tussen beide gebouwen mogelijk is;
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
een onderzoek gericht op het opsporen, waarderen en/of behouden van archeologische resten, al dan niet ex-situ, conform de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg. Het onderzoek moet worden verricht door een dienst, bedrijf of instelling, gecertificeerd conform artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de geldende kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;
op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan legaal aanwezig of op grond van een vergunning toegestaan;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal;
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatige handelingen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van één of meer van de volgende functies en aspecten: natuur, houtproductie, landschap, milieu, waaronder begrepen waterhuishouding, en recreatie;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
recreatie in de vorm van:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (dus geen kantoor);
onderste horizontale lijn van een dakvlak dat geen goot heeft, bijvoorbeeld een rieten dak;
al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van dat gebruik van dat gebouw en het plan deze inrichting niet verbiedt;
een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond recht-, drie-, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is;
huisvesting in verband met mantelzorg wordt in dit plan aangemerkt als functioneel verbonden met het hoofdgebouw, een en ander zoals bedoeld in artikel 1, lid 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat, al dan niet met de daarbij behorende bergingen;
stof zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is;
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen;
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of uitsluitend in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
een dakvorm die bestaat uit uitsluitend één dakvlak of dakschild, dat onder een zekere helling is aangebracht;
een afdak met een diepte van meer dan 0,75 m, bevestigd aan de gevel van een gebouw zonder directe verbinding met de grond;
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
een windturbine om windenergie op te wekken, deze staat op het dak van een gebouw;
terrassen, standplaatsen voor de ambulante handel, weekmarkten, rommelmarkten, braderieën, stadspromotionele activiteiten en andere vergelijkbare activiteiten niet zijnde evenementen;
een lijn van een bouwvlak, gekeerd naar de weg, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten;
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk, dat zich geheel onder het niveau van het maaiveld bevindt en daarmee niet gelijk ligt of erboven uit steekt;
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar toegankelijk gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
plaatsgebonden risicocontour waarbinnen de kans 1 op de 1.000.000 per jaar is dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
het bestemmingsplan 'Oosseld en Wijnbergen 2013 1e uitwerking (Spoorzone Asterstraat)' met identificatienummer NL.IMRO.0222.DoU005-0003 van de gemeente Doetinchem;
een vorm van prostitutie, waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostituee, die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden;
een rechtopstaand bouwwerk geen gebouw zijnde dat aanmerkelijk hoger is dan breed voor de uiting van reclame;
denkbeeldige contour rondom een object (een bedrijf, buisleiding of weg), waarbinnen in geval van een calamiteit de bevolking ongewenste risico's loopt in de zin van doden en gewonden;
de aard, de omvang, de intensiteit, maar ook de ruimtelijke uitstraling van het gebruik en/of de functie van gronden en/of bouwwerken;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.
Thuisprostitutie en een escortbedrijf vallen niet onder het begrip seksinrichting.
bij of op de weg behorende bouwwerken zoals verkeersgeleiders, abri's, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken, ondergrondse vuilcontainers en cocons van vuilcontainers;
bij een terras behorende (semi-permanente) bouwwerken zoals terrasschermen, parasols en vlonders;
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook uitsluitend door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
een demontabel en/of relatief eenvoudig verwijderbaar gebouw voor huisvesting voor mantelzorg onder welke benaming ook aangeduid, doch in het spraakgebruik als woonunit wordt aangemerkt, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van woon-, dag- en/of nachtverblijf;
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
het afleggen van verantwoording over het genomen besluit om toename van het groepsrisico toe te staan. Hierbij moet aandacht worden besteed aan mogelijke alternatieven en risico reducerende maatregelen en het belichten van de mogelijkheid voor rampenbestrijding en hulpverlening;
vormen van vrijetijdsbesteding waarbij ook in overnachtingsmogelijkheden is voorzien;
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie lijst Bijlage 1);
een bijbehorend bouwwerk, dat vrij van het hoofdgebouw gebouwd is en in functioneel opzicht geen deel uitmaakt van het hoofdgebouw;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, woonwagens niet inbegrepen;
een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens, de overdekte gebouwgebonden buitenruimten (dakoverstekken) tot 0,75 m niet meegerekend;
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of een ander terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 1 m boven peil neerwaarts geprojecteerd en buitenwerks gemeten;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat wanneer de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de bouwlagen, met inbegrip van de daarbij behorende kantoren, magazijnen, werkplaatsen en overige dienstruimten, buitenwerks gemeten;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
bij een 'half-ronde' of anderszins gebogen kapvorm, wordt de dakhelling berekend als
de hoek tussen de lijn die de goothoogte en het hoogste punt van het bouwwerk verbindt
ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen; bij afgeknotte schilddaken is de onderste goothoogte maatgevend, onder de voorwaarde dat de dakhelling van alle dakvlakken maximaal 60° is;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de inhoud van een eventueel ondergronds bouwwerk niet meegerekend;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, waaronder mede moeten worden verstaan keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, maar ook inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van het bestemmingsplan verbouwd mogen worden tot woonruimte, binnenwerks gemeten;
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Groen' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.2, op gronden met de bestemming 'Groen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 sub b voor de aanleg van parkeervoorzieningen, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de aanleg van een inrit, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 en lid 3.2.3 voor de aanleg van geluidwerende voorzieningen in de vorm van een geluidswal, een geluidsscherm of een combinatie daarvan, onder voorwaarden dat:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op de gronden met de bestemming 'Groen' de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of uit te doen voeren:
Geen omgevingsvergunning is vereist als:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, behorende bij de op hetzelfde bouwperceel gelegen woning.
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Tuin' worden gebouwd.
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers, toegangspartijen en overkappingen op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Tuin' gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.2 , op gronden met de bestemming 'Tuin' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub b4 tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatse zich er voor leent en onder voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
Burgemeester en wethouders kunnen - als een bouwplan daartoe aanleiding geeft -, op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming 'Tuin' wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder voorwaarden dat:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde op gronden met de bestemming 'Verkeer' gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 5.2 , op gronden met de bestemming 'Verkeer' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub b voor de bouwhoogte van gebouwen tot maximaal 5 m, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3 sub b voor de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 30 m onder voorwaarden dat:
Bij mogelijkheden voor ontmoeting moeten terrassen voldoen aan de ruimtelijk relevante voorwaarden in de 'Nota terrassenbeleid', zoals vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 5 maart 2013 (Bijlage 8) en de standplaatsen aan die in de 'Nota standplaatsenbeleid 2011', zoals vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 22 november 2011 (Bijlage 9), met dien verstande dat wanneer de nota's gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de navolgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de navolgende regels:
In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.3 sub d mogen aan het hoofdgebouw bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers en toegangspartijen vóór de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.3 sub d mogen bijbehorende bouwwerken in de vorm van overkappingen vóór de voorgevel worden gebouwd, onder voorwaarden dat:
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 6.2, op gronden met de bestemming 'Wonen' nadere eisen stellen met betrekking tot:
onder voorwaarde dat de nadere eisen niet op onevenredige wijze een doelmatig gebruik van gronden en bouwwerken in de weg staan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub a voor het gedeeltelijk bouwen van een hoofdgebouw buiten het bouwvlak, tot op de zijdelingse bouwperceelsgrens, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 sub d voor het een minder brede voorgevel als de eis onredelijk is en/of de bouwkundige situatie daar aanleiding toe geeft, een en andere onder voorwaarde dat de woning desondanks levensloopbestendig blijft of wordt.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.5 sub b tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, als de stedenbouwkundige situatie ter plaatste zich er voor leent en onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
Een als zodanig bestemde woning, inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag ook worden gebruikt voor zowel een vrij beroep (Bijlage 1 ) als een beroep en/of bedrijf (Bijlage 2 ), in het laatste geval uitsluitend mits voldaan wordt aan de voorwaarden dat:
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat:
In geval van bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik moet worden voldaan aan de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017 (Bijlage 3), met dien verstande dat wanneer deze nota gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
Onverminderd het bepaalde in artikel 12 wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woning.
De in lid 6.1 omschreven bestemming mag slechts gerealiseerd worden en vervolgens in stand worden gehouden indien:
De in lid 6.1 omschreven bestemming mag slechts gerealiseerd worden en vervolgens in stand worden gehouden indien de in 6.1 bedoelde woningen voldoen aan de streefwaarden zoals opgenomen in Stichting Bouwresearch Richtlijn (SBR) deel B Hinder voor personen in gebouwen uitgave 2002, revisie 2006, met dien verstande dat wanneer deze richtlijn gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
De in lid 6.1 omschreven bestemming mag slechts gerealiseerd worden en vervolgens in stand worden gehouden indien binnen het plangebied waterberging/infiltratie voor hemelwater wordt gerealiseerd en in stand gehouden uitgaande van ten minste 80 mm per m2 verhard oppervlak binnen het plangebied e.e.a. zoals opgenomen in bijlage 5.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 sub f voor het toelaten van een beroep en/of bedrijf aan huis, dat naar aard, omvang en hinder gelijk te stellen is met één of meer in Bijlage 2 opgenomen Lijst van aan huis gebonden beroepen en/of bedrijven, onder de voorwaarde, dat de ruimtelijke uitwerking van de afwijking aanvaardbaar is.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 , sub c en lid 6.5.2 voor het gebruik van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk voor een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf dan wel de uitbreiding van de woonfunctie tot een afstand tot minimaal 3 m tussen het bouwwerk en de achterste bouwperceelsgrens, onder de voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.5.1 en een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toestaan in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, een bouwvlak inclusief de ter plaatse geldende aanduidingen, verschuiven, onder voorwaarden dat:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 7.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 7.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.2 , nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 7.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 7.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder;
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 8.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 8.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 8.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder lid 8.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de onder lid 8.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kan voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder;
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wint het advies in bij een archeologisch deskundige.
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 9.2.1 sub a, wint het advies in bij de archeologisch deskundige.
Het bepaalde onder lid 9.2.1 sub a geldt niet als:
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.2, nadere eisen stellen ten aanzien van:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond ('in situ') te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in lid 9.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
Ten aanzien van de in lid 9.4.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het verbod tot bouwen met overschrijding van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen is niet van toepassing met betrekking tot:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen met ten hoogste 2 m, als het betreft:
Voor een legaal bouwwerk dat op grond van de geldende bestemming is toegestaan, maar waarvan de bestaande situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud afwijken van de bouwregels in dit plan:
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - natte landnatuur' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en ontwikkeling van de hydrologische berschermingszone natte landnatuur.
Een besluit tot het:
moet voldaan worden aan het gestelde met betrekking tot de natte landnatuur in de provinciale geconsolideerde Omgevingsverordening d.d. 01-02-2022 met identificatie NL.IMRO.9925.PVOmgverordeningGC-gc09, met dien verstande dat wanneer deze verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundige waarden' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de aardkundige waarden.
Het is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten' verboden om:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.1 en de vestiging van een nieuwe of uitbreiding van een bestaande risicobron toestaan, onder voorwaarden dat:
Het bevoegd gezag kan, in uitzonderlijke gevallen, gemotiveerd bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van artikel 3.6 van Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen voor:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Lijst van vrije beroepen op grond van de Handelsregisterwet
Een beroep dat hier niet op voorkomt geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen.
In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor de vestiging van vrije beroepen is geen procedure nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet ruimtelijke ordening, zolang de beroepsuitoefening plaatsvindt in de woning en de woonfunctie in overwegende mate blijft behouden.
bron: Bedrijven en milieuzonering VNG (editie 2009)
SBI-code ('hoofdgroep': 'subgroep') | Omschrijving |
15: 1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. |
18: 182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) |
20: 205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkbedrijven |
22: 221 | Uitgeverijen (kantoren) |
22: 2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen |
22: 2223 | Grafische afwerking |
22: 2223 | Binderijen |
22: 2224 | Grafische reproductie en zetten |
22: 2225 | Overige grafische activiteiten |
22: 223 | Reproductiebedrijven opgenomen media |
33: 33 | Vervaardigen van medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie |
36: 361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² |
36: 362 | Vervaardiging van munten, sieraden e.d. |
36:363 | Vervaardigen van muziekinstrumenten |
51: 511 | Handelsbemiddeling (kantoren) |
52: 527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's, motors, bromfietsen en scooters) |
55: 551,1 5512 | Pensions en Bed & Breakfast |
55: 5552 | Cateringbedrijven |
61, 62: 61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) |
63: 6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) |
63: 633 | Reisorganisaties |
63: 634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) |
64: 641 | Post- en koeriersdiensten |
65, 66, 67: 65, 66, 67 | Banken en verzekeringsbedrijven |
70: 70 | Verhuur van en handel in onroerend goed |
72: 72 | Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. |
73: 731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk |
73: 732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek |
74: 74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren |
74: 7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales |
85: 8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven |
85: 853 | Kinderopvang (gastouderschap) |
91: 9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) |
92: 921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) |
92: 9251, 9252 | Ateliers, e.d. |
93: 9301.3 | Wasverzendinrichtingen |
93: 9301.3 | Wasserettes, wassalons |
93: 9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten |
93: 9305 | Persoonlijke dienstverlening (waaronder thuisprostitutie en escortbedrijf), niet elders genoemd in de richtafstandenlijst 1 - Activiteiten van Bedrijven en milieuzonering van het VNG (editie 2009) |
Ten op zichte van het ontwerpbestemmingsplan Oosseld en Wijnbergen 2013 1e uitwerking (Spoorzone Asterstraat) heeft een aantal wijzigingen plaatsgevonden.
De wijzigingen behelzen samengevat het volgende:
Door deze wijzigingen zijn een aantal onderschikte zaken van de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1 bij de toelichting) die verband houden met bovenstaande wijzigingen niet meer in overeenstemming met de situatie die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. De toelichting van voorliggend bestemmingsplan is aangepast aangepast op de wijzigingen en kan daarmee afwijken van de ruimtelijke onderbouwing. De toelichting wordt als leidend beschouwd.
Sité Woondiensten wil aan de Asterstraat in Doetinchem 30 wooneenheden realiseren in het socialehuursegment voor starters en kleine gezinnen. Het plangebied heeft in het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Oosseld en Wijnbergen - 2013' de bestemming 'Woongebied - Uit te werken'. Op basis van deze bestemming moeten college van burgemeester en wethouders die bestemming uitwerken en is het verboden om bouwwerken te bouwen zonder een uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft gekregen. Daarmee is de realisatie van 30 woningen in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om de realisatie van woningen mogelijk te maken is het dus noodzakelijk om de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' uit te werken in de vorm van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder b. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in die uitwerking om de realisatie van 30 sociale huurwoningen mogelijk te maken.
Het plangebied van voorliggen bestemmingsplan wordt begrensd door de Asterstraat en de spoorlijn Arnhem - Winterswijk, ten zuiden van de Dennenweg. Het plangebied wordt daarmee gevomd door de percelen die kadastraal bekend staan als gemeente Ambt-Doetinchem, sectie L en nummer 3419, 4455, 4456, L4457, L4454. Zie onderstaande afbeeldingen voor de locatie en begrenzind van het plangebied.
Ligging plangebied in Doetinchem
Plangebied met grijs gearceerd de percelen die onderdeel uitmaken van het plangebied
Bestemmingsplan 'Oosseld en Wijnbergen - 2013'
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Oosseld en Wijnbergen 2013'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 19 september 2013 en onherroepelijk. Daarnaast heeft vanaf 25 februari 2021 het ontwerpbestemmingsplan 'Stedelijk gebied - 2021' ter inzage gelegen. Dit bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied echter niet vastgesteld (het plangebied is uit dit bestemmingsplan gelaten). Het bestemmingsplan 'Oosseld en Wijnbergen - 2013' blijft derhalve het geldende juridisch-planologische kader. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied enkel de bestemming 'Woongebied - Uit te werken'.
Uitsnede bestemmingsplan 'Oosseld en Wijnbergen 2013'
Bestemmingsomschrijving
Volgens artikel 22.1 zijn de voor 'Woongebied - Uit te werken' aangewezen gronden
bestemd voor:
en daarbij bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen andere activiteiten mogelijk dan genoemd in artikel 22.1 van het bestemmingsplan 'Oosseld en Wijnbergen 2013'. Daarmee voldoet voorliggend bestemmingsplan aan de bestemmingsomschrijving. Wat betreft 22.1 sub a wordt vermeld dat ook voldaan wordt aan het maximaal aantal genoemde woningen. In het uitwerkingsgebied op de hoek Oude Terborgseweg met Lelie- en de Asterstraat zijn 49 woningen gebouwd. In het uitwerkingsgebied op de hoek Meester Lovinkstraat/Patrijslaan zijn geen woningen gebouwd. Met de realisatie van 30 woningen in het uitwerkingsgebied van voorliggend bestemmingsplan komt het totaal op 79 woningen.
Uitwerkingsregels
Daarnaast zijn in artikel 22.2 de hiernavolgende uitwerkingsregels opgenomen:
22.2.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders moeten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van
de Wet ruimtelijke ordening, de in 22.1 bedoelde gronden met de bestemming 'Woongebied
- Uit te werken' uitwerken.
22.2.2 Bouwwerken
Bij het uit te werken plan geldt dat de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar moet zijn.
22.2.3 Uitvoerbaarheid
Bij het uit te werken plan dient de uitvoerbaarheid te worden gewaarborgd.
De opgestelde ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1) met bijbehorende bijlagen toont de aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid aan. Daarnaast worden met voorliggend bestemmingsplan geen andere functies mogelijk gemaakt dan waarvoor de gronden met arikel 22.1 zijn aangewezen. Daarmee voldoet voorliggend bestemmingsplan aan de voorwaarden die zijn opgenomen in arikel 22.2 van het bestemmingsplan 'Oosseld en Wijnbergen - 2013'.
Parapluherzieningen
Naast genoemd bestemmingsplan gelden de navolgende bestemmingpsplannen zijnde parapluherzieningen:
Ad a.
Voor voorliggend uitwerkingsplan is archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie ruimtelijke
onderbouwing bijlage en bijbehorende bijlagen). Met het opnemen van de dubbelstemming
'Waarde - Archeologische verwachting 2' en de dubbelstemming 'Waarde - Archeologische
verwachting 3' wordt aangesloten bij de reactie van de regioarcheoloog op de uitgevoerde
onderzoeken. Daarmee is geen sprake van strijdigheid.
Ad b.
Met het opnemen van de gebiedsaanduiding 'overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten'
(artikel 12.3) in het voorliggende uitwerkingsplan is geen sprake van strijdigheid.
Ad c.
Met het opnemen van de specifieke gebruiksregel Parkeren (artikel 6.5.3 ) in het voorliggende uitwerkingsplan is geen sprake van strijdigheid.
Ad d.
Deze parapluherziening is niet relevant/van invloed op voorliggend uitwerkingsplan
aangezien geen sprake is van de bestemming Centrum en/of Gemengd.
Werking geldende bestemmingsplannen in relatie tot voorliggend bestemmingsplan
Bij het onherroeplijk worden van voorliggend bestemmingsplan zal voor wat betreft
het plangebied van voorliggend bestemmingsplan de werking komen te vervallen van:
In de huidige situatie bestaat het plangebied uit braakliggende gronden met gedeeltelijk
verwilderd gras, zandvlakken en verspreid over het plangebied, met name aan de randen,
enkele volwassen bomen. Aan de zijde van de Asterstraat zijn in het plangebied parkeerkoffers
en een voetpad aanwezig voor de bestaande aangrenzende woonwijk. Onderstaande afbeeldinggeeft
een impressie van de huidige situatie.
Voor het plangebied is een plan ontwikkeld voor in totaal 30 woningen. Voor een uitgebreide beschrijving van het plan en daarmee de toekomstige situatie wordt verwezen naar paragraaf 2.2 van de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1 ). Onderstaande afbeelding geeft de ruimtelijke hoofdstructuur weer van de toekomstige situatie en vervangt de afbeeldingen die in de ruimtelijke onderbouwing zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk komt het overheidsbeleid aan de orde dat van invloed is op het voorliggende bestemmingsplan.
Voor het relevante rijksbeleid (Nationale omgevingsvisie (NOVI), Besluit regels ruimtelijke ordening (Barro), Regeling Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Rarro) en Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro)) wordt verwezen naar paragraaf 3.1. van de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1)
Samenvatting
In voorliggend plan is geen sprake van een lokale ontwikkeling waarmee Rijksbelangen
zijn gemoeid. Er is dan ook geen sprake van strijd met het Rijksbeleid zoals verwoord
in de NOVI. Het Barro en Rarro bevat geen regels die van toepassing zijn voor het
onderhavige plan. Het Barro en Rarro heeft dan ook geen invloed op dit plan. Er is
met voorliggend plan sprake van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Besluit
ruimtelijke ordening. Er is echter geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Dit omdat
voorliggend plan niet meer bebouwing mogelijk maakt dan dat op grond van het voorheen
geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Daarmee is
geen sprake van een nieuw beslag op de ruimte en is een toets aan de Ladder voor duurzame
verstedelijking voor wat betreft de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling niet
noodzakelijk. Desondanks wordt de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling (het realiseren
van 30 sociale huurwoningen binnen bestaand stedelijk gebied) onderbouwd op basis
van provinciaal/regionaal/gemeentelijk beleid.
Voor het relevante provinciaal beleid (omgevingsvisie Gelderland en omgevingsverordening Gelderland) wordt verwezen naar paragraaf 3.2 van de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1 ).
Aanvulling omgevingsvisie Gelderland
In paragraaf 3.2.1. van de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1 ) wordt ingegaan op
de omgevingsvisie Gelderland. De beoogde ontwikkeling geeft invulling aan de ambitie
'Woon -en leefomgeving' door een binnenstedelijke locatie te benutten voor het realiseren
van betaalbare sociale huurwoningen. Woningen die conform de huidige wet- en regelgeving
gasloos zijn. Daarnaast wordt met de regels (art. 6.5.7 ) in het bestemmingsplan geborgd dat voldoende bergingscapacitieit voor hemelwater
aanwezig is binnen het plangebied. In de verbeelding zijn daarom ook locaties opgenomen
binnen de bestemming Groen die uitsluitend c.q. in ieder geval als wadi gebruikt mogen
worden. Daarnaast worden de ruimtes tussen de woningen groen ingericht en worden 35
tot 40 nieuwe (inheemse) bomen in het gebied aangeplant. Daarnaast worden de wadi's
en overige groene delen ingezaaid met bloemrijk grasmengsel. Voornoemde draagt bij
aan het voorkomen van risico's van klimaatverandering (verminderen/voorkomen van hittestress
en wateroverlast) en het bevorderen van de biodiversiteit. Op basis van voornoemde
wordt met het toevoegen van de beoogde 30 nieuwe woningen de totale opgave om te verduurzamen
niet groter.
Aanvulling omgevingsverordening Gelderland
Op 15 december 2021 is een geactualiseerde omgevingsverordening door PS van de provincie
Gelderland vastgesteld. Deze is op 1 februari 2022 in werking getreden. Deze geactualiseerde
omgevingsverordening heeft ten opzichte van de daarvoor geldende geen andere betekenis
voor voorliggend plan. Voor het voorliggend plan en de daarmee beoogde ontwikkeling
van 30 woningen zijn/blijven de volgende regels uit de Omgevingsverordening Gelderland
van toepassing:
Ad a.
De beoogde ontwikkeling van 30 (sociale huur)woningen is passend binnen het gemeentelijk
beleid c.q. de Woningbouwstrategie 2019 die op basis van regionale afspraken over
het toevoegen van nieuwe woningen is opgesteld. Regionale afspraken die als onderdeel
worden beschouwd van de regionale woonagenda. Omdat de ontwikkeling die met voorliggend
bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt passend is binnen Woningbouwstrategie 2019,
is deze ook passend binnen de regionale afspraken voor het toevoegen van nieuwe woningen
en de regionale woonagenda. Daarmee is geen strijdigheid met de instructieregel uit
art. 2.2. van de omgevingsverordening
Ad b.
Conform de verbeelding behorend bij omgevingsverordening is op de verbeelding van
voorliggend plan de gebiedsaanduiding 'milieuzone - natte landnatuur' opgenomen. Daarmee
is geborgd dat de gronden binnen het plangebied mede bestemd zijn voor de bescherming
en ontwikkeling van de hydrologische berschermingszone natte landnatuur (zie art.
12,1 van de regels). Daarnaast is in de ruimtelijke onderbouwing (paragraaf 4.3) onderbouwd
dat voorliggend plan geen functies mogelijk maakt die significant nadelige effecten
kunnen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur. Dit plan maakt de realisatie
van woningen mogelijk zonder dat daarbij dusdanige ingrepen in de ondergrond moeten
plaatsvinden waardoor de hydrologische situatie wijzigt (zie ook paragraaf 4.3 van
de ruimtelijke onderbouwing). Er vinden geen verontreinigende activiteiten plaats
en voor de bouw vindt geen bemaling of drainage plaats waardoor een (tijdelijke) verandering
in de waterhuishouding plaatsvindt. Daarmee is geen strijdigheid met de instructieregel
uit art. 2.61 van de omgevingsverordening.
Ad c.
Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt,
moet de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving bevatten van de maatregelen
of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen
of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In die beschrijving moeten in
ieder geval de volgende aspecten worden betrokken: waterveiligheid, wateroverlast,
droogte en hitte. Daarnaast moet de beschrijving worden opgesteld na overleg met in
ieder geval het dagelijks bestuur van het waterschap waar de activiteit wordt verricht
of de ontwikkeling plaatsvindt. Voor die beschrijving kan gebruik worden gemaakt van
de opgestelde klimaatatlas.
Risico's als gevolg van klimaatverandering
Op basis van de klimaatatlas gemeente Doetinchem is in beeld gebracht welke risico's
zich kunnen voordoen als gevolg van klimaatverandering.
Voor het relevante regionaal beleid wordt verwezen naar paragraaf 3.3. van de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1 ).
Samenvatting
Relevant regionaal beleid heeft betrekking op woningbouw. Dit beleid is doorvertaald
in het gemeentelijk beleid in de vorm van de Woningbouwstrategie 2019. De ontwikkeling
die met voorliggend plan mogelijk wordt gemaakt is passend binnen de Woningbouwstrategie
2019 (paragraaf 3.4.4 ruimtelijke onderbouwing). Daarmee is de ontwikkeling ook passend
binnen het regionale beleid over woningbouw.
Voor het relevante gemeentelijk beleid wordt verwezen naar paragraaf 3.4 van de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1 ).
Samenvatting
De voorgenomen ontwikkeling is, met in achtneming van de milieu- en omgevingsaspecten
(en bijbehorende geldende wet- en regelgeving) die bij het plan betrokken zijn, niet
strijdig met het gemeentelijk beleid. Aanvullend daarop draagt de realisatie van 30
sociale huurwoningen bij aan aan de realisatie van afspraken tussen gemeente en Sité
Woondiensten over het toevoegen van sociale huurwoningen in de periode tot 2025.
In de ruimtelijke onderbouwing (bijlage 1 ) is de haalbaarheid van de beoogde ontwikkeling van het plangebied onderbouwd. Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de aspecten bodem, water, erfgoed, flora en fauna, Bomen Effect Analyse, Rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, verkeer en parkeren, kabels en kleidingen, trillingen en milieueffectrapportage. En de daarvoor uitgevoerde onderzoeken. Op basis daarvan is te concluderen dat de beoogde ontwikkeling geen problemen oplevert ten aanzien van de onderzochte aspecten, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden zijn opgenomen/toegelicht onder 4.2 .
Bruikbaarheid onderzoeken
Op basis van artikel 3.1.1a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan bij de
vaststelling van een bestemmingsplan in ieder geval gebruik worden gemaakt van gegevens
en onderzoeken die niet ouder zijn dan twee jaar. Als gebruik wordt gemaakt van gegevens
en onderzoeken die ouder zijn dan twee jaar, dan vereisen het zorgvuldigheids- en
motiveringsbeginsel, dat het bevoegde bestuursorgaan nader motiveert waarom die gegevens
nog actueel zijn. In dit kader wordt voor voorliggend bestemmingsplan het volgende
nader gemotiveert:
Archeologie
In het plangebied is sprake van 2 archeologische niveaus. Het bovenste niveau, met
een hoge verwachting voor 2e wereldoorlogresten, is voor voorliggend bestemmingsplan
onderzocht en blijkt verstoord te zijn. Het 2e niveau betreft een intacte rivierduin.
Hierin kan een oudere vindplaats aanwezig zijn, eventueel prehistorisch. Deze archeologische
laag is nu niet opgegraven. Dat was ook niet de afspraak omdat deze laag dieper aanwezig
is in de bodem, dan dat er (na ophoging van het terrein) gegraven zal worden voor
de bouw van de woningen. Op basis van de gedane onderzoeken, de beoordeling door de
ODA en de te verrichte werkzaamheden wordt een deel van het plangebied tot 1 m en
een ander deel tot 1,5 m onder het huidige maaiveld vrijgegeven. Het deel dat wordt
vrijgegeven tot 1 m onder het huidige maaiveld is een zone evenwijdig aan/langs het
spoor tot 1 m voor de achtergevel van het woonblok van 4 aaneegebouwde woningen in
het zuidoostelijke deel van het plangebied. In deze zone bevindt de top van de intacte
rivierduin op ca 1,5 m onder het huidige maaiveld. Het overige deel van het plangebied
wordt vrijgegeven tot 1,5 m onder het huidige maaiveld. In dit deel van het plangebied
bevindt de top van de intacte rivierduin zich op een grotere afstand onder het huidige
maaiveld. In combinatie met de voorgenomen ophogingen van het terrein vindt bij de
genoemde vrijgave geen verstoring plaats van de intacte rivierduin. Omdat een deel
van de ondergrond wordt vrijgegeven, zijn de gronden volledigheidshalve wel bestemd
met de bestemmingen Waarde - Archeologische verwachting 2 en Waarde - Archeologische
verwachtingen 3. In onderstaande afbeelding is weergegeven welke zone in het plangebied
door de ODA is vrijgegeven tot 1 m onder huidige maaiveld en welke zone tot 1,5 m
onder het huidige maaiveld; het gedeelte boven de zwarte lijn (grenzend aan het spoor)
wordt vrijgegeven tot 1 meter onder het huidige maaiveld, het gedeelte onder de zwarte
lijn (grenzend aan de Asterstraat) wordt vrijgegeven tot 1,5 onder het huidige maaiveld.
Onderstaande afbeelding bevat als ondergrond de oorspronkelijke opzet van het plangebied.
De gewijzigde situatie zoals opgenomen in paragraaf 2.2 heeft geen invloed op de zone
welke wel en niet is vrijgegeven.
Parkeren
De parkeerbehoefte is het aantal woningen maal de parkeernorm. Dit komt neer op 30 x 1,6 parkeerplaatsen is 48 parkeerplaatsen. Op dit moment zijn aan de Asterstraat in totaal 54 parkeerplaatsen aanwezig, zoals ook opgenomen in bijlage 13 van de ruimtelijke onderbouwing. Deze parkeerplekken zijn, conform het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan en gebiedsindeling, in hoofdzaak bedoeld voor de deelgebieden 25, 26 en 27.
Van dat aantal wordt afgetrokken de parkeerbehoefte van de bestaande woningen aan de Asterstraat, welke geen eigen parkeerplaatsen hebben op het eigen perceel (90a/92/94a/96). Deze woningen zijn onderdeel van deelgebied 26. Uitgaande van de huidige parkeernorm van 1,6 betekent dit dat 7 parkeerplaatsen aan die woningen zijn toe te wijzen. Daarnaast kan worden gesteld dat voor de woningen die ruimtelijk gezien één parkeerplek op eigen terrein kunnen hebben, 0,6 parkeerplek in de openbare ruimte aanwezig moet zijn. Dat geldt voor de adressen Asterstraat 94 en 96a. Dit zijn dan 2 parkeerplaatsen. Daarmee blijven nog 45 parkeerplaatsen over die beschikbaar zijn voor de deelgebieden 25, 26 en 27.
Wat betreft de adressen Asterstraat 34 t/m 46 wordt vermeld dat de 10 parkeerplaatsen achter deze woningen zijn toe te rekenen aan die woningen op basis van het oorspronkelijk stedenbouwkundig plan voor de Bloemenbuurt (deelgebied 28) en bijlage 11 van het bestemmingsplan. Conform diezelfde stukken worden nog 4 parkeerplaatsen gelegen aan de Asterstraat toegerekend aan de adressen Asterstraat 34 t/m 46. Per saldo blijven dan nog 41 parkeerplaatsen over voor de nieuwe woningen bedoeld voor deelgebieden 25, 26 en 27.
Gesteld wordt dat de bebouwing die was voorzien in deze drie gebieden nu wordt geconcentreerd in gebied 27 en deels in gebied 26. En dat de parkeerplekken die al aan de Asterstraat zijn aangelegd voor de deelgebieden 25, 26 en 27 volledig benut kunnen worden voor de nieuwe woningen van Sité. Concreet betekent dit 41 beschikbare parkeerplekken plus 10 nieuwe parkeerplekken een parkeercapaciteit van 51. Dit komt ruimschoots tegemoet aan de parkeerbehoefte.
Daarnaast kan ook volgens de nota op een andere wijze worden onderbouwd dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor de 30 nieuwe woningen. De ‘Nota Parkeernormen Auto en Fiets gemeente Doetinchem’ beschrijft namelijk naast direct beschikbare parkeerplaatsen voor een ontwikkeling ook de mogelijkheid van dubbelgebruik van parkeerplaatsen binnen een acceptabele loopafstand. Voor de functie wonen is de loopafstand maximaal 100 m.
Op basis van die acceptabele loopafstand van 100 meter is te concluderen dat:
Op basis van voorgaande wordt het aantal aanwezige parkeerplaatsen (binnen 100 meter) samen met de 10 extra te realiseren parkeerplaatsen als voldoende beschouwd om te voldoen aan het benodigd aantal van 48 parkeerplaatsen.
Aanvulling n.a.v. vooroverleg reactie ProRail
Het plangebied is gelegen op ongeveer 20 minuten lopen en 10 minuten van het station
Doetinchem. Daarmee is het station, om gebruik te maken van het openbaar vervoer,
bereikbaar zonder het gebruik van een (eigen) auto. De nabijheid van het station heeft
er echter niet toe geleid dat voor voorliggend plan andere keuzes zijn gemaakt ten
aanzien van het parkeren. Temeer het aantal parkeerplaatsen voor voorliggend plan
mede door andere zaken is/wordt bepaald dan sec de huidige parkeernorm, zoals toegelicht
in voorgaande paragraaf.
Waterbergingscapaciteit n.a.v. vooroverleg reactie Waterschap Rijn en IJssel
In de Ruimtelijke onderbouwing en bijbehorende bijlage 2 wordt ingegaan op de bergingscapaciteit
van de aan te leggen voorzieningen voor berging en infiltratie van hemelwater. Bij
de berekening van de daarin opgenomen waterbergingscapaciteit van 130,8 m3 is uitgegaan
van een vulling van de aan te leggen wadi's met 30 cm water, rekening houdend met
een overstort op het riool. Alle wadi's zijn echter minimaal 50 cm diep. Daarmee is
een marge aanwezig van 20 cm tot aan het maaiveld. Die marge kan ook benut worden
als waterbergingscapaciteit, omdat overstort op het riool niet plaatsvindt/niet mag
plaatsvinden. Het ook benutten van de genoemde 20 cm marge levert extra bergingscapaciteit
op. Het volledig benutten van de beoogde wadi's levert onderstaande tabel op met daarin
opgenomen de bergingscapaciteit per wadi en de totale bergingscapaciteit.
De tabel laat zien dat met het volledig benutten van de wadi's (tot 50 cm) een totale bergingscapaciteit binnen het plangebied oplevert van 251 m3. Daarmee wordt voldaan aan de vraag van het Waterschap Rijn en IJssel om te voorzien in 201 m3 bergingscapaciteit. En wordt dus ook (ruim) voldaan aan een berging van 80 mm per m2 verhard oppervlak. Mocht een wadi vol raken en het hemelwater niet meer kunnen bergen, dan loopt het te veel aan hemelwater vanwege het hoogteverschil af via het maaiveld richting de Asterstraat. Waarna het via die weg kan worden afgevoerd/geborgd.
Bovenstaande tabel en informatie vervangt de informatie in bijlage 2 van de Ruimtelijke onderbouwing voor wat betreft de paragraaf 'Compenserende waterberging' en de daaraan verbonden conclusies. Als ook de doorvertaling van de informatie in de Ruimtelijke onderbouwing zoals opgenomen in hoofdstuk 4 (paragraaf 4.3)
Uit de uitgevoerde onderzoeken volgt een aantal voorwaarden die in voorliggend bestemmingsplan zijn doorvertaald in regels en/of verbeelding. Daarbij gaat het om het volgende:
Met dit bestemmingsplan c.q. uitwerkingsplan wordt de huidige bestemming 'Woongebied - Uit te werken' conform de bijbehorende regels uitgewerkt om de bouw van in totaal 30 woningen mogelijk te maken. Duidelijk is voor welke doeleinden de grond en de gebouwen mogen worden gebruikt en wat er aan nieuwe bebouwing wordt toegestaan. Dit biedt rechtszekerheid aan de burger. Het plan is daarom opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
De inleidende regels omvatten de in de planregels gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2). Hiermee is planspecifiek vastgelegd wat bedoeld wordt en hoe gemeten moet worden. Als een begrip niet omschreven is, dan geldt de algemeen gangbare uitleg van het begrip.
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elke bestemmingsregel is, in overeenstemming met de RO-Standaarden 2012 waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (2012), in beginsel opgebouwd uit:
Met de bestemming 'Groen' wordt geborgd dat de als zodanig bestemde gronden primair bedoeld zijn om onderdeel te zijn van de groenstructuur als structurele groenvoorziening. In de bestemmingsomschrijving is specfiek opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - wadi' uitsluitend een wadi is toegestaan. Daarmee wordt geborgd dat er voldoende voorzieningen worden gerealiseerd voor de berging/infiltratie van hemelwater. Dit laat overlet dat de overige gronden met de bestemming 'Groen' ook benut kunnen worden voor waterberging en/of infiltratie. Deze gronden zijn namelijk ook bestemd voor waterlopen, waterbergingen en waterinfiltratievoorzieningen.
In de regels is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen (nutsvoorzieningen) en bouwwerken geen gebouwen zijnde (straatverlichting, straatmeubilair, en dergelijke) ten behoeve van de bestemming en eromheen gelegen openbaar gebied.
Met een afwijking zijn onder voorwaarden nieuwe inritten en geluidwerende voorzieningen in de bestemming 'Groen' toegestaan.
De gronden met de bestemming 'Tuin' maken juridisch en feitelijk deel uit van de bouwpercelen waarop woningen zijn gesitueerd. In de bestemmingsomschrijving is daartoe een koppeling aangebracht met de bestemming 'Wonen'.
De bestemming 'Tuin' is toegekend aan de gronden aan de voorzijde van en tot 1 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bouwvlak waarbinnen de woning mag worden gesitueerd. Vanwege het behoud van het straatbeeld en het zicht op de woningen is binnen deze bestemming alleen een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor het bouwen van vlaggenmasten, speeltoestellen, en dergelijke. In het algemeen geldt dat gebouwen op deze gronden dan ook niet zijn toegestaan. Alleen de bouw van bijbehorende bouwwerken (een erker, toegangspartij en overkapping) is binnen deze bestemming mogelijk.
Binnen de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Tuin' om te zetten naar de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om maatwerk mogelijk te maken, voor het realiseren van bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) ter plekke van de opgenomen bestemming 'Tuin'.
Bestemming 'Tuin' rug-aan-rugwoningen
Voorliggend bestemmingsplan maakt ook de realisatie van zogenaamde rug-aan-rugwoningen
mogelijk. Bij deze woningen zijn alle gronden buiten het bouwvlak/de woning en de
beoogde berging bestemd als 'Tuin'. Dit om ter plaatse de mate van bebouwing te beperken.
Tegelijkertijd wordt met een specifieke bouwaanduiding wel de mogelijkheid geboden
om ter plaatse van deze aanduiding en op basis van bijbehorende regels (art. 4.2.3
onder c) een erafscheiding te plaatsen met een hoogte van maximaal 2 meter (in afwijking
van de standaard 1 meter). Op deze manier is het mogelijk een hogere afscherming te
realiseren voor de gronden die in feite door het concept rug-aan-rugwoning ook als
achtertuin dienen. Ook al zijn deze vanwege het concept rug-aan-rugwoningen dus gelegen
vóór de woning. De standaard hoogte van 1 meter blijft van kracht voor erfafscheidingen
die direct grenzen aan openbaar toegankelijke paden. Daarmee blijft ook een zekere
openheid behouden.
De bestemming 'Verkeer' is toegekend aan de gronden met een ontsluitende en verkeersdoorstromende functie. Ook is de bestemming toegekend aan bermen, parkeerplaatsen en niet structurele groenvoorzieningen. In de regels van deze bestemming is een beperkte bebouwingsregeling opgenomen voor gebouwen ten behoeve van de bestemming zoals bushokjes en nutsvoorzieningen. Er is een bebouwingsregeling opgenomen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals straatmeubilair, straatverlichting, en dergelijke. Binnen de regels zijn afwijkingsregelingen opgenomen om onder voorwaarden van de maximale bouwhoogte te mogen afwijken.
De bestemming 'Wonen' omvat alle percelen waarop woningen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten. De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Met voorliggend plan zijn aaneegebouwde woningen toegestaan (de rug-aan-rugwoningen worden ook als aaneengebouwde woningen beschouwd). Dit is met een bouwaanduiding op de bouwvlakken opgenomen op de verbeelding/plankaart. Bij de begrenzing aan openbaar gebied, bijvoorbeeld bij de functie natuur, groen water en verkeer is in beginsel uitgegaan van 2 meter als afstand tussen het bouwvlak en de zijdelingseperceelgrens. Daar waar al bekend is dat woningen worden gerealiseerd op een kortere afstand of op de zijdelingse perceelsgrens, is die afstand aangehouden in afwijking van de standaard op basis van het planologisch beleid. De diepte van het bouwvlak is afhankelijk van het type woning. Voor voorliggend bestemmingsplan is een bouwvlakdiepte aangehouden van 13 meter, passend bij een aaneengebouwde woning. De maximaal toegestane goothoogte (6 m) en de maximaal toegestane bouwhoogte (10 m) van gebouwen zijn in een maatvoeringssymbool op de plankaart opgenomen. Dit sluit aan bij de te realiseren woningen en de goot- en bouwhoogte van omliggende woningen/bebouwing. Ook is met een aanduiding op de plankaart opgenomen hoeveel woningen maximaal te plaatse zijn toegestaan.
Hoofdgebouwen
Ten behoeve van het bouwen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak kan onder voorwaarden
een afwijking worden verleend. Zo kan het hoofdgebouw gedeeltelijk tot op de zijdelingse
bouwperceelsgrens gebouwd worden als het bouwperceel grenst aan openbaar gebied, waarop
de bestemming 'Groen', 'Water', 'Verkeer' of vergelijkbare bestemming rust. Ook kan
een afwijking worden verleend voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit
als woonruimte voor mantelzorg. Zie hiervoor ook de algemene uitleg bij Afwijking
voor mantelzorg.
Aan huis gebonden beroep en/of bedrijf
Op gronden met de bestemming 'Wonen' is de uitoefening van een vrij beroep en een
aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toegestaan in een aangebouwde bijbehorend bouwwerk.
Voorwaarde daarvoor is dat de woonfunctie in alle gevallen de hoofdfunctie binnen
de bestemming blijft. In beperkte mate mag bij de uitoefening van een aan huis gebonden
beroep en/of bedrijf ook detailhandel plaatsvinden. Overige detailhandel is binnen
de bestemming 'Wonen' nadrukkelijk uitgesloten. Wanneer een aangebouwde oplossing
niet mogelijk is vanwege architectuur of monumentale status van de woning, is het
mogelijk om met een afwijking een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf toe te staan
in een vrijstaande bijbehorend bouwwerk. Hierbij moet het, als dat vanuit de bestemming
noodzakelijk is vrijstaande bouwwerk wel een ruimtelijke eenheid vormen met de woning.
Een internetwinkel is onder voorwaarden toegestaan, zo mag de internetwinkel alleen
online verkopen, geen winkeluitstraling hebben, geen showroom en geen opslag binnen
of buiten. Alleen in geval van gastouderschap is een buitenactiviteit in de vorm van
buitenspelende kinderen toegestaan.
Wijzigen (bouw)aanduiding
In de bestemming 'Wonen' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verschuiven
van het bouwvlak.
Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitbreiding van
de woonfunctie, onder voorwaarde dat de afstand tussen dat bouwwerk en de achterste
bouwperceelsgrens minimaal 8 meter bedraagt. Als het hoofdgebouw op kortere afstand
ligt, geldt die afstand als norm. De afstandsnorm geldt niet voor bouwwerken die binnen
het bouwvlak liggen. In de navolgende afbeelding zijn schematisch de verschillende
varianten weergegeven. W = wonen en B = bijbehorende bouwwerken.
Met een afwijking is het mogelijk om wonen en aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in aangebouwde bijbehorende bouwwerken op kortere afstand dan 8 meter (tot 3 meter) tot de achterste bouwperceelsgrens toe te staan. Hierbij moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden bijvoorbeeld dat de achterste bouwperceelsgrens grenst aan (openbaar) gebied met bijvoorbeeld een groen- of verkeersbestemming.
Voorgevelbreedte
Om levensloopbestendige woningen te kunnen realiseren is er ruimte nodig in de woning.
Daartoe moet de woning een minimale voorgevelbreedte van 6 meter hebben. Deze eis
geldt voor zowel nieuwbouw als vervangende nieuwbouw. Burgemeester en wethouders kunnen
van deze eis afwijken als deze onredelijk is, de bouwkundige situatie daar aanleiding
toe geeft en de woning desondanks levensloopbestendig blijft of wordt.
Dakoverstekken
Steeds meer gebouwen worden voorzien van royale dakoverstekken. Dat heeft soms met
architectuur te maken, maar vaak is de overkapte ruimte gewoon functioneel. De ruimte
wordt dan bijvoorbeeld gebruikt als veranda (overdekt terras) of carport. Volgens
de Nederlandse Norm (NEN) is tot 75 centimeter sprake van een overstek. Bij een grotere
afmeting is sprake van een overkapping en dan telt de overkapte ruimte mee bij de
berekening van de oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken. Dit is van belang omdat
de oppervlakte is genormeerd.
Bouwwerken op daken
Afscherming technische installatie op daken zoals airco's, warmtepompen, zonnepanelen,
e.d. zijn mogelijk tot 0,5 m boven het dakvlak. Als het dak daarbij al de maximum
bouwhoogte heeft bereikt. Deze maat komt dan extra bovenop de de maximum bouwhoogte.
Zodat de afscherming van technische installaties ook op deze daken mogelijk zijn.
Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan binnen de bestemming 'Wonen' en het daarin
gelegen bouwvlak. Zij moeten op minimaal 1 meter achter de voorgevel van de woning
worden gebouwd. In het bouwvlak geldt niet de 'terugspringregel' van 1 meter. Bijbehorende
bouwwerken in het bouwvlak mogen dus in één lijn met de voorkant van de woning staan.
Deze afstand sluit aan op de stedenbouwkundige opzet van een woonwijk en voorkomt
brede gevelaanzichten. In de navolgende schematische weergave is de 'terugspringregel'
van 1 meter weergegeven.
Bijbehorende bouwwerken rug-aan-rugwoningen|
Het concept van rug-aan-rugwoningen brengt met zich mee dat bergingen (bijbehorende
bouwwerken) vóór (het verlengde van) de voorgevel gerealiseerd (moeten) worden. De
locaties waar deze bergingen worden beoogd zijn bestemd met de bestemming 'Wonen'
en voorzien van de aanduiding 'bijgebouwen'. Op grond van artikel 6.2.3 sub i zijn
uitsluitend ter plaatse van de aanduding 'bijgebouwen' bijbehorende bouwwerken en
overkappingen toegestaan. Daarmee wordt geborgd dat de bergingen (uitsluitend daar)
gerealiseerd kunnen worden.
Tijdelijke woonunits ter overbrugging van de bouwperiode
Op woningbouwlocaties wordt af en toe gebruik gemaakt van tijdelijke woonunits. Dit
zijn veelal prefab gebouwen maar soms ook sta- of toercaravans. Deze gebouwen voorzien
in een tijdelijke behoefte, namelijk een alternatieve huisvesting ter overbrugging
van de bouwperiode.
Een tijdelijke woonunit mag uitsluitend worden geplaatst op het perceel waar een woning wordt gebouwd of verbouwd. Het maakt niet uit of de bouw wordt uitgevoerd door de (toekomstige) bewoner zelf of door een aannemer. Voor een tijdelijke woonunit is een omgevingsvergunning met instandhoudingstermijn vereist. De instandhoudingstermijn wordt gekoppeld aan de daadwerkelijke start en duur van de bouw. Dit is om te voorkomen, dat een unit of caravan wordt geplaatst zonder dat er vergunning is verleend voor bouw of verbouw van een woning of nog geen begin is gemaakt met de bouw. Het komt in de praktijk ook wel eens voor, dat een woning ingrijpend wordt verbouwd zonder dat een vergunning is vereist, bijvoorbeeld voor het opknappen van een oude woning. In dat geval moet de bouwer in spé schriftelijk een onderbouwing overleggen waarom tijdens de bouw niet in de woning of elders kan worden gewoond. Deze onderbouwing moet vergezeld gaan van een planning, zodat duidelijk is hoe lang de woonunit nodig is. Als de woning gereed is, moet de tijdelijke woonunit worden verwijderd.
Archeologie
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2, 3, 5' komen voort uit het bestemmingsplan Parapluherziening Archeologie - 2020. In dit kader wordt verwezen naar paragraaf 4.1.
Uitgaan van waarde die past bij onderliggende verwachtingszone
Met de waarde die past bij de onderliggende verwachtingszone wordt bedoeld, dat de verwachtingszone bepaald wanneer er een archeologische onderzoekverplichting geldt:
in een hoge verwachtingszone geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd bij een ingreep dieper dan 30 cm beneden maaiveld en een plangebied groter dan 250 m2. Bij een middelmatige verwachtingszone moet onderzoek worden uitgevoerd bij 30 cm beneden maaiveld en een plangebied groter dan 1000 m2, bij een lage verwachtingszone bij 30 cm beneden maaiveld, en een plangebied groter dan 5000 m2.
Dus als de ene helft van het bouwperceel in een hoge verwachtingszone ligt, en de andere helft in een zone met een lage verwachting, dan moet apart bekeken en beoordeeld worden of er een onderzoeksverplichting geldt voor het bouwperceel.
Als voorbeeld: als slechts 150 m2 van het bouwplan in de hoge zone ligt en 500 m2 in de lage zone, dan hoeft er geen onderzoek te worden uitgevoerd.
Een aantal planregels geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om nadere eisen te stellen of een afwijking te verlenen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d, respectievelijk onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.
De nadere eisen kunnen betrekking hebben op de plaats en afmetingen van de bebouwing. Deze kunnen toegepast worden als het concrete bouwplan voor de genoemde onderdelen, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een ongewenst gevolg voor de omgeving heeft.
Binnen de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden komen veelal de volgende voorwaarden voor:
Deze voorwaarden zijn als volgt uit te leggen:
Daar waar het relevant is voor de bestemming, is een specifieke gebruiksregel voor parkeren opgenomen. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel. In Doetinchem ligt het parkeerbeleid vast in de 'Parkeervisie Gemeente Doetinchem 2017 - 2020' en 'Nota Parkeernormen Auto en Fiets Gemeente Doetinchem', zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 8 juni 2017. In het bestemmingsplan wordt tot uitdrukking gebracht, dat bij de toets op het onderdeel parkeren, deze beleidsregel betrokken moet worden bij bouw, uitbreiding of vervangende nieuwbouw en/of wijziging van gebruik.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State blijkt, dat een zogenoemde dynamische verwijzing in het bestemmingsplan acceptabel is. Daarom is aan de parkeerbepaling in het bestemmingsplan de zinsnede 'met dien verstande dat wanneer deze parkeerregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging'. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht, dat in principe te allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus gedurende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk.
Toelichting
De parkeerbehoefte is het aantal woningen maal de parkeernorm. Dit komt neer op 30 x 1,6 parkeerplaatsen is 48 parkeerplaatsen. Op dit moment zijn aan de Asterstraat in totaal 54 parkeerplaatsen aanwezig, zoals ook opgenomen in bijlage 13 van de ruimtelijke onderbouwing. Deze parkeerplekken zijn, conform het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan en gebiedsindeling, in hoofdzaak bedoeld voor de deelgebieden 25, 26 en 27.
Van dat aantal wordt afgetrokken de parkeerbehoefte van de bestaande woningen aan de Asterstraat, welke geen eigen parkeerplaatsen hebben op het eigen perceel (90a/92/94a/96). Deze woningen zijn onderdeel van deelgebied 26. Uitgaande van de huidige parkeernorm van 1,6 betekent dit dat 7 parkeerplaatsen aan die woningen zijn toe te wijzen. Daarnaast kan worden gesteld dat voor de woningen die ruimtelijk gezien één parkeerplek op eigen terrein kunnen hebben, 0,6 parkeerplek in de openbare ruimte aanwezig moet zijn. Dat geldt voor de adressen Asterstraat 94 en 96a. Dit zijn dan 2 parkeerplaatsen. Daarmee blijven nog 45 parkeerplaatsen over die beschikbaar zijn voor de deelgebieden 25, 26 en 27.
Wat betreft de adressen Asterstraat 34 t/m 46 wordt vermeld dat de 10 parkeerplaatsen achter deze woningen zijn toe te rekenen aan die woningen op basis van het oorspronkelijk stedenbouwkundig plan voor de Bloemenbuurt (deelgebied 28) en bijlage 11 van het bestemmingsplan. Conform diezelfde stukken worden nog 4 parkeerplaatsen gelegen aan de Asterstraat toegerekend aan de adressen Asterstraat 34 t/m 46. Per saldo blijven dan nog 41 parkeerplaatsen over voor de nieuwe woningen bedoeld voor deelgebieden 25, 26 en 27.
Gesteld wordt dat de bebouwing die was voorzien in deze drie gebieden nu wordt geconcentreerd in gebied 27 en deels in gebied 26. En dat de parkeerplekken die al aan de Asterstraat zijn aangelegd voor de deelgebieden 25, 26 en 27 volledig benut kunnen worden voor de nieuwe woningen van Sité. Concreet betekent dit 41 beschikbare parkeerplekken plus 10 nieuwe parkeerplekken een parkeercapaciteit van 51. Dit komt ruimschoots tegemoet aan de parkeerbehoefte.
Daarnaast kan ook volgens de nota op een andere wijze worden onderbouwd dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig is voor de 30 nieuwe woningen. De ‘Nota Parkeernormen Auto en Fiets gemeente Doetinchem’ beschrijft namelijk naast direct beschikbare parkeerplaatsen voor een ontwikkeling ook de mogelijkheid van dubbelgebruik van parkeerplaatsen binnen een acceptabele loopafstand. Voor de functie wonen is de loopafstand maximaal 100 m.
Op basis van die acceptabele loopafstand van 100 meter is te concluderen dat:
Op basis van voorgaande wordt het aantal aanwezige parkeerplaatsen (binnen 100 meter) samen met de 10 extra te realiseren parkeerplaatsen als voldoende beschouwd om te voldoen aan het benodigd aantal van 48 parkeerplaatsen.
Voor de gronden met de bestemming 'Wonen' zijn een aantal voorwaardelijke verplichtingen opgenomen. Deze voorwaardelijke verplichtingen vloeien voort uit uitgevoerde onderzoeken en van belang om de uitvoerbaarheid van voorliggend plan en daarmee een goede ruimtelijke ordening te waarborgen. De voorwaardelijke verplichtingen hebben betrekking op geluids- en trillingshinder afkomstig van het railverkeer en op het waarborgen van voldoende bergingscapaciteit voor hemelwater (rekening houdend met gevolgen van klimaatverandering).
Bij alle woningen is een afwijking bij de bouw- en gebruiksregels opgenomen voor het toestaan van een mantelzorgwoning. De afwijking is bedoeld voor het plaatsen en gebruiken van een tijdelijke woonunit als woonruimte voor mantelzorg. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden, bijvoorbeeld dat de ruimtelijke uitwerking aanvaardbaar is.
Bij veel bestemmingen is de afwijking opgenomen om te bouwen buiten het bouwvlak mits het bouwperceel aan de zijde waar de bouwgrens wordt overschreden grenst aan openbaar toegankelijk gebied, waarop een groen-, natuur-, water-, verkeers- of daarmee vergelijkbare bestemming rust. Ook wordt gezegd dat de naar de weg gekeerde bouwgrens niet mag worden overschreden. Hierbij wordt bedoeld de bouwgrens aan de wegzijde van het gebouw (meestal de voorkant van het gebouw). Deze mag dus niet overschreden worden. Veelal is hier ook een verkeersbestemming opgenomen. Aan de zijkant of achterkant van een gebouw kan ook een verkeersbestemming gelden. Als sprake is van een parkeerplaats, dan kan de bouwgrens wél worden overschreden. Voor hoeksituaties met twee keer een verkeersbestemming geldt maatwerk. Advies kan hiervoor ingewonnen worden bij de stedenbouwkundige.
Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.
In de algemene bouwregels is onder andere omschreven wanneer er geen verbod geldt voor het overschrijden van de bouw- en/of bestemmingsgrenzen voor bepaalde bouwdelen. Ook is omschreven wanneer het bevoegd gezag kan afwijken van bouw- en/of bestemmingsgrenzen.
De 'bestaande matenregeling' is bedoeld voor legale bouwwerken die afwijken van de vastgestelde situering, goot- en/of bouwhoogte, afstand, oppervlakte en/of inhoud van de bouwregels in dit bestemmingsplan. De bestaande afwijking is daarmee toegestaan.
In het artikel 'Ondergronds bouwen' is aangegeven dat de opgenomen bouwregels zijn bedoeld voor bouwwerken boven de grond.
De algemene gebruiksregel luidt dat het verboden is om gronden en opstallen te gebruiken in strijd met de bestemming. Hierbij zijn een aantal gebruiksvormen specifiek benoemd. Gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken wordt toegelaten.
In de algemene gebruiksregels is ook benadrukt welk gebruik sowieso is toegestaan. Namelijk het opwekken van duurzame energie met behulp van zonnepanelen of andere - op grond van de bestemmingsregels geoorloofde - voorzieningen op het dak.
In de algemene aanduidingsregels kunnen zo nodig de regels met betrekking tot één of meer gebiedsaanduidingen een plaats krijgen. De volgende algemene aanduidingsregels komen in dit bestemmingsplan voor:
Milieuzone - natte landnatuur
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - natte landnatuur' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en ontwikkeling van de hydrologische berschermingszone natte landnatuur. Voor nieuwe functies geldt dat deze geen significant nadelige effect mogen hebben op de instandhouding van de natte landnatuur.
Overige zone - aardkundige waarden
Voor de aanwezige aardkundige waarden is de aanduiding 'overige zone - aardkundige
waarden' opgenomen waaraan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is gekoppeld. Dit betekent dat de grond ter
plekke van de aanduiding niet zomaar afgegraven of geëgaliseerd mag worden.
In de regels bij deze bestemmingen is een voorrangsregeling opgenomen met het oog
op de bescherming van de belangen en de aanwezige waarden. De gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden
van de onderliggende bestemmingen worden hierdoor beperkt. In de zones mogen geen
bouwwerken en werken worden uitgevoerd. Met een omgevingsvergunning voor werken en
werkzaamheden kan van het bouwverbod worden afgeweken.
Overige zone - nieuwe risicobronnen uitgesloten
In deze zone is het verboden om nieuwe risicobronnen te vestigen of bestaande risicobronnen
uit te bereiden.
De algemene afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. Bijvoorbeeld voor kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen. De in het plan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheden laat meer ingrijpende afwijkingen toe en wordt daarom gekoppeld aan een zwaardere procedure dan die voor het verlenen van een afwijking van de bouw- en gebruiksregels.
Voor het opwekken van kleinschalige duurzame energie. Hierbij moet gedacht worden aan zonnepanelen, mini windturbines en kleine windturbines.
Voor zonnepanelen voor eigen gebruik gelden een aantal voorwaarden, bijvoorbeeld dat de zonnepanelen op eigen grond geplaatst moeten worden, daarnaast ook dat deze grond in gebruik moet zijn als erf. De oppervlakte maat van 100 vierkante meter is extra t.o.v. de standaard oppervlakte van 20 vierkante meter (bouwwerken, geen gebouwen zijnde).
Mini windturbines (ook wel windwokkels genoemd) zijn met een afwijking toegestaan op het dak, waarbij voorwaarden gelden, onder andere dat de as-hoogte maximaal 5 meter boven het hoogste punt van het gebouw of bouwwerk waar de mast op staat uit komt.
Kleine windturbines (ook wel windmolentjes genoemd) staan op de grond en zijn met een afwijking toegestaan in de gebiedstype buitengebied en bedrijventerreinen, zie Bijlage 7 Gebiedstypen. In een woonwijk (gebiedstype woongebieden) is het niet toegestaan om een kleine windturbine op te richten. Om de afwijking vergund te krijgen moet verder aan een aantal andere voorwaarden worden voldaan, bijvoorbeeld dat de maximale as-hoogte 30 meter is van de turbine.
In de loop van de tijd kan het gebruik van gronden of bouwwerken gaan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het bestemmingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld hoe met deze afwijking acceptabel zijn.
De naam van het plan wordt in de slotregel aangehaald.
De ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan c.q. uitwerkingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt uitgevoerd door de initiatiefnemer. Zij neemt dan ook alle bijbehorende uitvoeringskosten voor haar rekening. Middels de gemeentelijke legesverordening zullen de kosten voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan en de bijbehorende ruimtelijk-juridische procedure ook worden doorberekend. Met de gemeente Doetinchem is een anterieure overeenkomst gesloten als bedoeld in artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn de kosten via de overeenkomst anderszins verzekerd waardoor een exploitatieplan niet nodig is. Planschade maakt onderdeel uit van de gesloten anterieure overeenkomst. Daarmee blijft eventueel uit het initiatief voortvloeiende planschade voor rekening van aanvragers. Voorts zijn er geen twijfels over de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Dit bestemmingsplan doorloopt de procedure als bedoeld in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Het plan is op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening overlegd met een aantal instanties. Het resultaat van het vooroverleg is opgenomen in paragraaf 7.2. In paragraaf 7.3 wordt ingegaan op de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De resultaten van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan worden niet toegevoegd aan dit hoofdstuk. Deze maken onderdeel uit van het raadsvoorstel en -besluit omtrent de vaststelling.
Het plan is op basis van artikel 3.1.1. Bro overlegd met de volgende instanties:
Op basis van richtlijnen van de rijksoverheid is vooroverleg met deze instantie niet nodig. Er is geen rijksbelang dat hiertoe aanleiding geeft.
Provincie Gelderland
De provincie Gelderland heeft per brief op 25 april 2022 (zaaknummer 2022-004740)
laten weten dat de provinciale belangen Wonen, Beschermingszone natte landnatuur en
Klimaatadaptatie goed zijn meegewogen in het plan. De beoogde ontwikkeling van 30
(sociale huur)woningen past binnen de afspraken die gemaakt zijn in de Regionale woonagenda
en de Kwalitatieve toetsingscriteria. Met de bouw van 30 woningen wordt voorzien in
een behoefte aan woningen voor 1- en 2-persoonshuishoudens en kleine gezinnen in Doetinchem.
De bescherming van de natte landnatuur is blijvend planologisch geborgd door het opnemen
van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - natte landnatuur' op de verbeelding met bijhorende
planregels. Daarnaast is in de toelichting bij het plan voldoende onderbouwd dat voorliggend
plan geen functies mogelijk maakt die significant nadelige effecten kunnen hebben
op de instandhouding van de natte landnatuur. Ook treden geen tijdelijke veranderingen
in de waterhuishouding op omdat bemaling en drainage niet nodig is. Ook is uitgebreid
beschreven welke maatregelen en voorzieningen worden getroffen om de risico’s van
klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Ten aanzien van de Wet natuurbescherming heeft de provincie gewezen op de verantwoordelijkheid
van de gemeente zelf voor de uitvoerbaarheid van het plan.
De reactie van de provincie Gelderland geeft geen aanleiding het plan inhoudelijk aan te passen.
Waterschap Rijn en IJssel
Het Waterschap Rijn en IJssel heeft op 20 april 2022 laten weten dat het plan aanleiding
geeft tot het maken van een opmerking over de capaciteit om water te kunnen bergen
binnen het plangebied. In het plangebied wordt voorzien in een waterbergingscapaciteit
van 130,8 m3 maar dit is niet voldoende om de voldoen aan een berging van 80 mm per
m2 verhard oppervlak. Daarom wordt gevraagd om te kijken op welke manier de capaciteit
kan worden vergroot zodat sprake is van een waterbergingscapaciteit van 201 m3.
Naar aanleiding van deze reactie heeft overleg plaatsgevonden. Bij de berekening van de waterbergingscapaciteit van 130,8 m3 is uitgegaan van een vulling van de aan te leggen wadi's met 30 cm water, rekening houdend met een overstort op het riool. Alle wadi's zijn echter minimaal 50 cm diep. Daarmee is een marge aanwezig van 20 cm tot aan het maaiveld. Die marge kan ook benut worden als waterbergingscapaciteit, omdat overstort op het riool niet plaatsvindt/niet mag plaatsvinden. Het ook benutten van de genoemde 20 cm marge levert extra bergingscapaciteit op. Het volledig benutten van de beoogde wadi's levert onderstaande tabel op met daarin opgenomen de bergingscapaciteit per wadi en de totale bergingscapaciteit.
De tabel laat zien dat met het volledig benutten van de wadi's (tot 50 cm) een totale bergingscapaciteit binnen het plangebied oplevert van 251 m3. Daarmee wordt voldaan aan de vraag van het Waterschap Rijn en IJssel om te voorzien in 201 m3 bergingscapaciteit. En wordt dus ook (ruim) voldaan aan een berging van 80 mm per m2 verhard oppervlak. Mocht een wadi vol raken en het hemelwater niet meer kunnen bergen, dan loopt het te veel aan hemelwater vanwege het hoogteverschil af via het maaiveld richting de Asterstraat. Waarna het via die weg kan worden afgevoerd/geborgd.
Op basis van voornoemde heeft het Waterschap Rijn en IJssel aangegeven zich te kunnen vinden in de voorziene waterbergingsmogelijkheden in het plangebied. Er daarmee dus van uitgaande dat de aan te leggen waterbergingsvoorzieningen voor 50 cm (tot aan maaiveld) gevuld kunnen worden bij regenval. Omdat in de Ruimtelijke onderbouwing en bijbehorende watertoets bovenstaande informatie/bergingscapaciteit niet is opgenomen, is dit opgenomen in paragraaf 4.1 van de toelichting. Die informatie vervangt de informatie uit bijlage 2 van de Ruimtelijke onderbouwing voor wat betreft de paragraaf 'Compenserende waterberging' en de daaraan verbonden conclusies. Als ook de doorvertaling van de informatie in de Ruimtelijke onderbouwing zoals opgenomen in hoofdstuk 4 (paragraaf 4.3)
ProRail
Prorail heeft op 19 april 2022 laten weten dat het plan aanleiding geeft tot het maken
van de volgende opmerking. ProRail ziet het spoor en het station als een onderdeel
van een duurzaam bereikbaarheidssysteem. Het station is prima bereikbaar te maken
door onder andere het faciliteren van deelvervoer in de wijk. Ook lopend en fietsend
is het station in korte tijd te bereiken. De duurzame bereikbaarheid kan gecombineerd
worden met een lagere parkeernorm. Het station en de duurzame bereikbaarheid daarvan
komen in dit plan echter niet aan bod. Het verzoek is om daar alsnog invulling aan
te geven.
Contact met ProRail over deze opmerking heeft geleid tot een aanvullende toelichting
vanuit ProRail:
Het station ligt op ongeveer 20 minuten lopen en 10 minuten fietsen van het station
Doetinchem. Het station is zodoende duurzaam bereikbaar. Om die reden zou uw gemeente
dat in de toelichting van het plan kunnen noemen, ook al wordt er ruimschoots voorzien
in parkeergelegenheid bij de woningen. Het uiteindelijke belang dat uw gemeente aan
duurzame bereikbaarheid hecht, is uiteraard aan uw gemeente zelf.
De reactie van ProRail heeft geleid tot een aanvulling op paragraaf 4.1.
ProRail heeft tevens laten weten dat zij akkoord zijn met de verwerking van de aspecten geluid en trillingen in relatie tot het spoor/railverkeer. Daarnaast heeft ProRail laten weten dat het beperkingengebied van 11 meter (gemeten vanuit het hart van het spoor) in acht moet worden genomen en dat ook in voorliggend plan is verwerkt.
In het proces rond het opstellen van het plan zijn de directe omgeving van het plangebied en andere betrokken organisaties nadrukkelijk geïnformeerd tijdens een digitale bijeenkomst op 3 juni 2021. Hiervan is op 8 juni 2021 middels een brief een terugblik gegeven op deze bijeenkomst. Vervolgens zijn de gestelde vragen beantwoordt door een Vraag en antwoord - lijst d.d. 22 juni 2021. Tevens is de buurt geïnformeerd middels een aantal nieuwsbrieven:
Op basis van betrokkenheid en inbreng uit de omgeving is extra onderzoek uitgevoerd naar de parkeerdruk in het gebied. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek is er voor gekozen om 10 extra parkeerplaatsen aan te leggen aan de zijde van de Asterstraat. De realisatie van deze parkeerplaatsen is mogelijk binnen de bestemming Verkeer.