direct naar inhoud van Hoofdstuk 3 De regeling
Plan: Bestemmingsplan Archeologie
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0221.BPL09003HBY-OH01

Hoofdstuk 3 De regeling

Gehele grondgebied Doesburg dubbelbestemd tot Waarde - Archeologie

Vanuit de nota "De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart voor de gemeente Doesburg" volgt dat vrijwel de gehele gemeente archeologisch waardevol is. Slechts een heel beperkt deel van de gemeente kent een dermate grote verstoring dat er geen waarde meer is en een beperkt deel kent een lage verwachtingswaarde. Omdat die gebieden zo beperkt zijn is er voor gekozen om de gehele gemeente onder de dubbelbestemming te laten vallen.


Wel of geen aanlegvergunning nodig

De archeologische waarde wordt beschermd via een aanlegvergunning. Zonder een dergelijke vergunning mag niet zomaar de grond worden geroerd, en daardoor blijven de (mogelijke) archeologische waarden in de grond onaangeroerd. Voor de verschillende te onderscheiden gebieden (Binnenstad, Buitengebied, lage / middel / hoge (verwachting)-waarde) geldt een aanlegvergunningstelsel waarbij de oppervlakte van de bodemingreep en de diepte ervan bepalen of een aanlegvergunning nodig is of dat het niet nodig is. Er moet dus aan beide criteria worden voldaan voordat een aanlegvergunning nodig is. De diepte is daarbij maatgevend op het diepste punt (dus een ingreep boven de maatgevende oppervlakte en op één punt dieper dan de maatgevende diepte is aanlegvergunningplichtig).

De volgende gebieden worden onderscheiden waarbij per gebied het maatgevend minimale oppervlakte (in m2) wordt aangegeven als ook de maatgevende diepte (in m1):

Gebied   Oppervlak   Diepte  
bekende archeologische waarden binnenstad middelhoog   100   0,5  
bekende archeologische waarden Binnenstad hoog   25   0,3  
bekende archeologische waarden Binnenstad zeer hoog   10   0,3  
bekende archeologische waarden Buitengebied middelhoog   500   0,5  
bekende archeologische waarden Buitengebied hoog   50   0,5  
lage verwachtingswaarde en / of verstoord gebied   10.000   0,5  
archeologische verwachtingswaarde middelhoog   500   0,5  
archeologische verwachtingswaarde hoog   50   0,5  
archeologische verwachtingswaarde – historische ijssellopen   1.000   7,5 + NAP en dieper  

Er is niet voor gekozen reeds geroerde gronden vrij te stellen van de mogelijke verplichting voor een aanlegvergunning. De reden daarvoor is dat niet altijd goed inzichtelijk is welke grond al geroerd is (zeker bij grote werken is de kans aanwezig dat ook net even een klein stukje ongeroerde grond geroerd wordt). Daar komt bij dat óók in geroerde grond soms ook archeologisch waardevolle elementen aanwezig kunnen zijn. De laatste reden is er een van uniformiteit: voor alle ingrepen groter dan 10.000m2 en dieper dan 0,5m moet in Doesburg een aanlegvergunning gevraagd worden.

Bodemingreep

Wat een bodemingreep is, wordt bepaald in artikel 1 van de planregels. Het is een brede bepaling die voorts niet limitatief is. Als een bepaalde ingreep in de bodem niet is benoemd in dit begrip, valt die ingreep nog wel onder de aanlegvergunning.

Aanleggen bij bouwen en slopen

Bij het slopen van gebouwen (waaronder funderingen) als ook bij het bouwen kunnen werkzaamheden nodig zijn die vallen onder de verplichting tot het hebben van een aanlegvergunning. Het kan zelfs zo zijn dat een bepaalde sloop- en bouwklus vergunningsvrij is vanuit de Woningwet maar dat er op basis van dit voorliggende bestemmingsplan toch een (aanleg)vergunning nodig is!

Meldingsplicht en staken van werkzaamheden

De Monumentenwet 1988 verplicht degene die de ingreep in de bodem verricht om bij elke mogelijke archeologische waarde die gevonden wordt terwijl dat niet verwacht werd, al dan niet door vooraf uitgevoerd onderzoek en al dan niet buiten de voorwaarden van een mogelijk verkregen aanlegvergunning om, dit te melden. Dit melden dient te geschieden bij de minister (op dit moment de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Als bij de vondst de vinder redelijkerwijs vermoedt / moet vermoeden dat het om een monument gaat dan dient op basis van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 het monument gedurende 6 maanden beschikbaar te zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Praktisch gezien houdt dat in dat direct met het werk gestaakt moet worden. De minister zal, waar nodig in overleg met andere partijen, bekijken hoe verder gereageerd wordt op de vondst.

Indien een roerder een vergunning heeft om gevraagde werken uit te voeren waar het college geen voorschriften aan heeft verbonden, en als de roerder alsnog vondsten verricht dient dit gemeld te worden. De vergunning kan dan in principe niet ingetrokken worden en het werk hoeft niet gestaakt te worden. Op basis van artikel 56 van de Monumentenwet 1988 kan de minister in uitzonderlijke situaties het werk dan toch voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk stilleggen.

Het niet nodig hebben van een aanlegvergunning of het hebben van een aanlegvergunning is dus géén vrijbrief! Ter informatie is dit ook in de planregels opgenomen.

Oppervlakte en diepte

De aanlegvergunning wordt gekoppeld aan een oppervlakte van de ingreep en / of aan de diepte. De diepte van de ingreep wordt bepaald vanaf peil. Bij grotere oppervlaktes die niet grenzen aan de weg of zijn gelegen in het water (zie het begrip peil in de planregels) is het afgewerkte terrein ter plaatse opgedeeld in vlakken van 10m2. Dit is gedaan omdat het totale terrein waar een ingreep plaats vindt kan golven. De diepte van de ingreep ten opzichte van het totale gemiddelde terrein ligt dan bijvoorbeeld op 0,4m terwijl de diepste plek waar roering van de bodem plaats vindt wel onder de 0,5m is gelegen waardoor een aanlegvergunning nodig is.

Een ingreep die net onder een kelder wordt uitgevoerd ligt wel royaal onder het maaiveld. In onderstaande figuur dus op 3,15 en niet op 0,15m. Het oppervlakte van de ingreep bij bijvoorbeeld een fundering moet gerekend worden over de werkelijke ingreep: niet het oppervlakte van het gebouw. In onderstaande figuur dus het lichtgrijze gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0221.BPL09003HBY-OH01_0003.jpg"  
 

Deskundigheid en onderzoek

Het college is het bevoegde bestuursorgaan om te beoordelen hoe omgegaan moet worden met de archeologische waarden. Voor de ene werkzaamheid kan het college mogelijk op basis van eigen bureaukennis en de kennis van eigen ambtenaren al gemotiveerd aangeven waarom wel / geen aanlegvergunning nodig is en waarom bepaalde eisen wel / niet opgelegd worden aan de aanvrager. Voor weer andere werkzaamheden kan het noodzakelijk zijn dat door de aanvrager separate onderzoeken opgesteld worden. Bij het beoordelen van werkzaamheden en onderzoeken, het begeleiden van werken en het opstellen van onderzoeken staat deskundigheid voorop. Het is ruimtelijk niet relevant wie die deskundige is en ook niet of die deskundige een bepaalde certificering heeft vanuit de branche. Daarom is dat niet als eis opgenomen in de regeling.

Er is archeologische kennis op het stadshuis van Doesburg aanwezig. Als eerste vraagbaak en als eerste beoordeling van inkomende projectaanvragen en rapportages voldoet deze goed. Voor de benodigde specialistische kennis als het net even wat lastiger wordt is een samenwerkingsverband aanwezig met de gemeente Zutphen. Vanwege de omvang van die stad werken daar echte specialisten die Doesburg bij staan waar nodig.

Als archeologisch onderzoek wordt verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en - indien van toepassing - beschikkend over een opgravingsvergunning van de Monumentenwet is de kwaliteit van dat werk (zeer vermoedelijk) wel gewaarborgd. Dat werk wordt beoordeeld door het college voordat tot besluitvorming wordt overgaan. Het college kan daarbij, al dan niet op basis van eigen (in te huren) expertise gemotiveerd afwijken van de conclusies en adviezen van deskundigen derden.

Twee belangrijke opmerkingen:

  • 1. Archeologische waarden mogen verstoord worden indien het belang van de functie die de verstoring veroorzaakt boven het archeologische belang wordt gesteld. Dit blijkt uit de motivering van het college bij het te nemen besluit. Daarbij wordt bepaald hoe dan met de archeologische waarden omgegaan moet worden;
  • 2. De kosten voor deze onderzoeken kunnen soms flink oplopen. De kosten zijn voor de verstoorder. Pas bij excessen kan de overheid bijspringen.