Plan: | Verenigingsgebouw Taqwa, Multatulilaan Culemborg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0216.WPMultatulilaan2-VG01 |
De vereniging Taqwa Culemborg (hierna: vereniging) is momenteel met haar verenigingsgebouw gevestigd aan de Ridderstraat 19 te Culemborg, in de nabijheid van het centrum van Culemborg. Dit verenigingsgebouw is te klein en voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Derhalve bestaat de wens bij de vereniging om een nieuw vereningingsgebouw te realiseren. In overleg met de gemeente Culemborg is de locatie van het voormalige zwembad op de hoek Rijksstraatweg/Multatulilaan als geschikte locatie aangemerkt en is een bouwplan voor het verenigingsgebouw Taqwa momenteel in voorbereiding.
Op basis van de vigerende bestemming 'Sport - Zwembad' met bijbehorend bouwvlak en maatvoering (goothoogte 6 meter, bouwhoogte 9 meter) is de realisatie van het vereningsgebouw als maatschappelijk voorziening qua bouw- en gebruiksmogelijkheden planologisch-juridisch niet mogelijk. Om het verenigingsgebouw Taqwa met bijbehorende voorziening planologisch-juridisch mogelijk te maken moet de sport- c.q. zwembadbestemming gewijzigd worden in een gemengde bestemming waarbinnen een maatschappelijke voorziening is toegestaan en moet het bouwvlak en de maatvoering afgestemd worden op et beoogde bouwplan voor het verenigingsgebouw Taqwa.
In het vigerende bestemmingsplan 'Lanxmeer' is hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen met bijbehorende voorwaarden.
Door middel van een wijzigingsplan kan op basis van de van toepassing zijnde wijzigingsbevoegdheid de gewenste bouw- en gebruiksmogelijkheden voor het verenigingsgebouw Taqwa planologisch-juridisch mogelijk worden gemaakt. Door het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid en te voldoen aan de gestelde voorwaarden wordt de realisatie van het verenigingsgebouw op de locatie van het voormalige zwembad planologisch-juridisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het bebouwd gebied van Culemborg binnen de nieuwbouwwijk Lanxmeer. Het plangebied is direct gelegen aan de entree vanaf de N320 via de Rijksstraatweg. Dit is een belangrijke toegangsweg richting het centrum van Culemborg. Het plangebied is gelegen op de hoek Rijksstraatweg/Multutalilaan en wordt begrenst door de bestaande bebouwing aan de noordzijde, de Rijksstraatweg aan de oostzijde, de Multatulilaan aan de zuidzijde en het Louis Paul Boonpad aan de westzijde. Het verenigingsgebouw Taqwa maakt hier onderdeel uit van een cluster met maatschappelijke voorzieningen aan de Multatulilaan, waaronder het 'nieuwe' zwembad en scholengemeenschap ORS Lek en Linge.
Ligging plangebied in het bebouwde gebied van Culemborg (rode markering)
Het plangebied beperkt zich tot het eigendom en is kadastraal bekend als gemeente Culemborg, sectie M, perceel 794 en heeft een oppervlakte van ongeveer 3.980 m2. Dit kadastrale perceel ligt grotendeels binnen de wijzigingsbevoegd 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' van het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.4). Het plangebied heeft dan ook uitsluitend betrekking op het gedeelte dat binnen de begrenzing van de wijzigingsbevoegdheid is gelegen.
Luchtfoto met ligging en begrenzing plangebied.
De geldende bestemmingsplannen zijn het bestemmingsplan 'Lanxmeer' (vastgesteld 23 september 2010) en de paraplubestemmingsplannen 'Parkeernormen' (vastgesteld 12 juli 2018) en 'Archeologie' (vastgesteld 19 december 2019).
Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Lanxmeer'
Op basis van het geldende bestemmingsplan 'Lanxmeer' zijn op de gronden binnen het plangebied de bestemmingen 'Sport - Zwembad' en 'Verkeer - Verblijfsgebied', alsmede de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' van kracht. Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' van toepassing. Deze gebiedsaanduiding geeft het college van burgemeester en wethouders in artikel 28.1 een wijzigingsbevoegdheid om de geldende bestemmingen te wijzigen naar de bestemming 'Gemengd-1'. Binnen de bestemming 'Gemengd – 1' zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan, waarbij maatschappelijke voorzieningen gedefinieerd zijn als: zorginstellingen, educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en kantoorfuncties in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
Om de betreffende wijzigingsbevoegdheid toe te kunnen passen dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
Voorliggend wijzigingsplan voorziet in een planologische regeling om de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa qua bouw- en gebruiksmogelijkheden planologisch-juridisch mogelijk te maken. Aangetoond wordt dat aan de gestelde voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.
Daarnaast is het paraplubestemmingplan 'Parkeernormen' van toepassing. Met deze parapluherziening zijn de huidige Nota parkeernormen en diens rechtsopvolger(s) in de geldende bestemmingsplannen ingepast. In dat kader is dit paraplubestemmingsplan van toepassing verklaard voor onderhavig wijzigingsplan. Voor het paraplubestemmingsplan 'Archeologie' is dit niet aan de orde aangezien ter plaatse van het plangebied geen sprake meer is van archeologische waarden (zie paragraaf 4.3.1).
In dit inleidende hoofdstuk (hoofdstuk 1) is een beschrijving gegeven van de aanleiding en doel van de bestemmingswijziging, de ligging en begrenzing van het plangebied, en het geldende bestemmingsplannen. In het tweede hoofdstuk wordt het planvoornemen beschreven en de wijzigingsbevoegdheid getoetst en uiteengezet. Vervolgens wordt kort stilgestaan bij het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid (hoofdstuk 3). In hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan de verschillende omgevingsaspecten. Vervolgens wordt de juridische opzet besproken (hoofdstuk 5). Tot slot wordt in hoofdstuk 6 en 7 aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van de bestemmingswijziging en de voor onderhavig wijzigingsplan te doorlopen procedure.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa. Dit verenigingsgebouw Taqwa wordt gesitueerd op de locatie van het voormalige zwembad. De situering en bebouwingscontour contour komt nagenoeg overeen met die van het voormalige zwembad. Ook de orientatie van het gebouw, met name gericht op de Multatulilaan en het Louis Paul Boonpad, is in lijn met het voormalige zwembad.
Inrichtingstekening met situering verenigingsgebouw Taqwa en inrichting buitenruimte (definitief ontwerp 15-11-2021)
Het verenigingsgebouw bestaat uit 2 bouwlagen (begane grond en 1e verdieping) en is plat afgedekt. De bouwhoogte varieert van 11,0 meter, 10.0 meter 8,6 meter, 6,5 meter tot 5,7 meter. Tevens wordt voorzien in een vrijstaande minaret met een hoogte van 15 meter ter plaatse van de buitenruimte. De begane grond bestaat uit: hoofdentree (vanaf de buitenruimte) met centrale hal/receptie, gebedsruimte, kantine met keuken, wassingsruimte, balsemruimte, toiletten, moskeewinkel, multifunctionele ruimte, bestuursruimte en ontvangstruimte. Tevens wordt voorzien in een aparte entree voor de 1e verdieping met hal/receptie en een entree voor de westvleugel. De 1e verdieping bestaat uit: hal, gebedsruimte, kantine, diverse lokalen, studieruimte, kantoor, wassingsruimte, toiletten en een ambtswoning. Ook zijn er intern twee opgangen voorzien vanuit de hal. Het totale bruto vloeroppervlak van het verenigingsgebouw Taqwa (definitief ontwerp 31-12-2020) bedraagt 3.167 m2 (begane grond 1.791 m2, 1e verdieping 1.376 m2).
Begane grond (definitief ontwerp 15-11-2021)
1e Verdieping (definitief ontwerp 15-11-2021)
Het verenigingsgebouw sluit qua bouwmassa en architectuur aan bij de omgeving. De bebouwing (overzijde Multatulilaan en Louis Paul Boonpad) bestaat uit 3 bouwlagen met een bouwhoogte varierend van 12 meter tot 15 meter. Ook het wooncomplex aan de achterzijde is van dezelfde maat en schaal. Door de gekozen architectuur krijgt het verenigingsgebouw Taqwa een eigen indentiteit in relatie tot de overige bebouwing in de omgeving. Tevens vormt het een belangrijk herkeningspunt op de hoek Rijksstraatweg Multatulilaan, als entree tot Culemborg en de wijk Lanxmeer.
Vogelvlucht perspectief en sfeerimpressies
De ontsluiting is voorzien via de bestaande infrastructuur (Rijksstraatweg, Multatulilaan, Louis Paul Boonpad). De buitenruimte en entree van het gebouw is gesitueerd aan het Louis Paul Boonpad. De bestaande parkeervoorzieningen aan het Louis Paul Boonpad blijven gehandhaafd Aan de achterzijde van het verenigingsgebouw Taqwa wordt voorzien in een inrit/insteek met daaraan 12 parkeerplaatsen. Daarnaast wordt aan de zijde van de Rijksstaatweg voorzien in een waterbuffer in het openbare groen.
In de volgende paragraaf worden de gestelde voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid nader onderbouwd. Hierin wordt ook nader ingegaan op de stedenbouwkundige c.q. ruimtelijke inpassing, de ontsluiting en het parkeren.
In het geldend bestemmingsplan 'Lanxmeer' is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' met bijbehorende wijzigingsbevoegdheid (artikel 28.1) opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om de bestemming 'Sport - Zwembad' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Gemengd 1' om het verenigingsgebouw Taqwa qua bouw- en gebruiksmogelijkheden planologisch juridisch mogelijk te maken. Hierna zijn de voorwaarden waardoor aan de wijziging kan worden meegewerkt weergegeven.
Conform artikel 28.1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ de bestemmingen ‘Sport – Zwembad’ en ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ te wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Gemengd – 1’, waarbij op de volgende wijze wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden:
Het bouwplan voor het verenigingsgebouw Taqwa voorziet in een maximale bouwhoogte van 10,5 meter. De vrijstaande minaret heeft een maximale bouwhoogte van 15 meter. In onderhavige wijzigingsplan is door middel van een maatvoeringsaanduiding binnen het bouwvlak een maximum goot- en bouwhoogte opgenomen van 12 meter voor het verenigingsgebouw en 15 meter voor de vrijstaande minaret. Hiermee is de maximum toegestane bouwhoogte vas gelegd op respectievelijk 12 en 15 meter en wordt voldaan aan de gestelde voorwaarde van een maximum bouwhoogte van 15 meter.
Het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak c.q. bouwperceel heeft een oppervlakte van 3.980 m2. Dit is gelijk aan het oppervlak van het kadastrale perceel. Het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, dat volledig bebouwd mag worden heeft een oppervlakte van 2.652 m2. Het bebouwingpercentage van het bestemmingsvlak c.q. bouwperceel en kadastrale perceel komt hiermee op 67% (afgerond). Er wordt hiermee onder het percentage van 75% gebleven en wordt voldaan aan de gestelde voorwaarde.
Voor de ontsluiting van het perceel wordt gebruik gemaakt van de bestaande inritten van het voormalige zwembad aan de Multatulilaan en het Louis Paul Boonpad, zoals blijkt uit onderstaande situatietekening van het bouwplan. Daarmee vindt de ontsluiting van het perceel plaats overeenkomst de gestelde voorwaarde.
Inrichtingstekening bouwplan (definitief ontwerp 15-11-2021)
Door de gemeente is in samenspraak met de architect en welstand gekomen tot stedenbouwkundige uitgangspunten op basis waarvan het verenigingsgebouw Taqwa inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijke oogpunt. Het betreffen de volgende uitgangspunten:
Bij de verder uitwerking van het bouwplan ten behoeve van de aanvraag omgevingsvergunning zal met deze uitgangspunten rekening gehouden worden zodat het plan stedenbouwkundig-ruimtelijk inpasbaar is.
Het voorlopige ontwerp van het verenigingsgebouw is op 23 november en 23 december 2020 in de welstandscommissie behandeld. Dit heeft geresulteerd in een positief advies over het voorlopige ontwerp waarbij de in het welstandadvies benoemde adviespunten nog vragen om een nadere uitwerking. Het plan kan in het vergunningentraject in mandaat verder afgehandeld worden. Het definitieve ontwerp d.d. 31 december 2021 vormt hiervoor de basis c.q. uitgangspunt. Dit ontwerp is vanuit stedenbouwkundig ruimtelijke oogpunt inpasbaar.
Het bouwplan voorziet niet in ondergronds bouwen. Er zijn geen kelders onder het gebouw voorzien. Door het van toepassing verklaren van de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Lanxmeer' is overeenkomstig artikel 24.2 (onderkeldering) onderkeldering uitsluitend toegestaan onder (bedrijfs)woningen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen. Dit betekent dat op basis hiervan ondergronds bouwen onder het vereningsgebouw Taqwa niet mogelijk is en daarmee wordt voldaan aan de gestelde voorwaarde.
Om te bepalen of er in het kader van deze bestemmingswijziging al dan niet sprake is van milieuhygiënische belemmeringen wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (omgevingsaspecten) van deze toelichting. Uit de onderbouwing c.q. verantwoording van de diverse omgevingsaspecten (bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, flora en fauna, archeologie en cultuurhistorie alsmede verkeer en parkeren) blijkt dat er als gevolg van de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa geen milieuhygiënische belemmingen te verwachten zijn en daarmee voldaan wordt aan de gestelde voorwaarde.
Met de realisatie van het vereningsgebouw Taqwa wordt tevens voorzien in de realisatie van een ambtswoning. Deze woning is specifiek bedoeld voor de iman (en zijn gezin) van het gebouw en vervult in dat kader uitsluitend de functies als ambtswoning. Het verblijf van de iman is gekoppeld aan zijn dienstverband als imam. Indien het dienstverband wordt beëindigd zal de imam de woning moeten verlaten en wordt de woning beschikbaar gesteld voor de nieuwe imam. Het gaat derhalve om een enkele woning, die ook nog eens geen onderdeel is van de woningbouwmarkt aangezien deze integraal onderdeel is van het verenigingsgebouw Taqwa. De woning doet daarmee geen afbreuk aan het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid en is passend zodat voldaan wordt aan de gestelde voorwaarde.
Deze woning is specifiek voor één huishouden, zijnde een gezin. Deze woning kan niet verkamerd worden of door meerdere afzonderlijke mensen worden bewoond.
Het verenigingsgebouw Taqwa is een gemengde maatschappelijke functie en heeft in totaal een parkeerbehoefte van 48 parkeerplaatsen. 13 parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd, voor de overige aantallen is samen met de gemeente een oplossing gezocht in de directe omgeving.
Volgens uitgevoerde parkeertellingen uit november/december 2019 (Bijlage 1) en berekeningen in de parkeerbalans (Bijlage 2) zijn er parkeerplaatsen beschikbaar in de omgeving. Voor de nadere onderbouwing hiervan dient in eerste instantie te worden teruggegaan naar de afspraken die gemaakt zijn in het verleden bij de verkoop van het voormalige zwembad. Bij de verkoop is door de gemeente aangegeven dat 28 parkeerplaatsen in de omgeving reeds toegekend waren aan het oude zwembad en daarmee 'gereserveerd' zijn voor de nieuwe toekomstige functie, zijnde het verenigingsgebouw Taqwa. Deze 28 toegezegde parkeerplaatsen zijn ook op basis van de huidige tellingen beschikbaar in de omgeving en kunnen dus door de bezoekers van het verenigingsgebouw Taqwa gebruikt worden. Dit betekent dat 20 parkeerplaatsen buiten de originele afspraken vallen. Hiervan worden 13 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd. Resteren er nog 7 parkeerplaatsen.
Door de gemeente is met het bestuur van het verenigingsgebouw Taqwa afgesproken en vastgelegd dat minimaal 13 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd worden en dat van 28 parkeerplaatsen in de omgeving, in het openbaar gebied toegerekend worden aan de parkeernorm voor de ontwikkeling op basis van de afspraken bij de verkoop. De resterende 7 benodigde parkeerplaatsen zijn op basis van de tellingen beschikbaar in het openbaar gebied, en worden toegerekend aan de parkeernorm voor het verenigingsgebouw Taqwa omdat:
Het plangebied was in de 'oude' situatie (voormalig zwembad) reeds grotendeels verhard (2.888 m2). In de nieuwe situatie (vereningingsgebouw Taqwa) wordt het plangebied opnieuw verhard (3.393 m2). In dat kader is er sprake van een toename van verhard oppervlak met 505 m2.
Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot een versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang. Zo wordt het verlies van berging in de bodem gecompenseerd. Het waterschap hecht daarbij groot belang aan het zoveel mogelijk instandhouden van en compenseren in open water als onderdeel van het watersysteem.
Voor plannen met een toename van meer dan 500 m2 verharding in stedelijk gebied is compenserende waterberging nodig. De eerste 500 m2 zijn vrijgesteld van compensatie. In onderhavige situatie was het plangebied dus al verhard en wordt het door de realisatie van het verenigingsgebouw opnieuw verhard. Het verhard oppervlak neemt echter ten opzichte van de situatie van het voormalige zwembad niet toe. Hiermee wordt de grens van 500 m2 overschreden met 5 m2. Dit is echter verwaarloosbaar en hoeft niet gecompenseerd te worden.
Het vereningingsgebouw wordt derhalve voorzien van een gescheiden rioolstelsel en aangesloten op het bestaande rioolstelsel zoals aanwezig ter plaatse van de bestaande infrastructuur. Tevens wordt aan de zijde van de Rijkstaatweg, in het openbaar groen, voorzien in een waterbuffer voor de opvang van het hemelwater.
Binnen het plangebied stond voorheen het zwembad. De bebouwing van het zwembad is inmiddels gesloopt waardoor het plangebied momenteel braak ligt. Het zwembad (25 meter bad en instructiebad) en de bijbehorende kelders c.q. installatieruimtes waren in de bodem gelegen tot een maximale diepte van 3 meter. Hierdoor zijn de gronden ter plaatse reeds volledig geroerd en is het zeer aannemelijk dat er geen archeologische resten meer in de bodem aanwezig zijn. Ook de fundering van het voormalige zwembad is verwijdert waardoor de bodem ter plaatse van de voormalige bebouwing is geroerd en verstoort.
De bebouwingscontour van het te realiseren verenigingsgebouw Taqwa is gelegen binnen de bebouwingscontour van het voormalige zwembad, behoudens aan de achterzijde. Het oppervlak van het deel van het verenigingsgebouw Taqwa buiten de bebouwingscontour van het voormalige zwembad is meer dan 200 m2 en de diepte bedraagt meer dan 0,3 meter. Derhalve is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Inventariserend veldonderzoek en bureauonderzoek
In zijn algemeenheid wordt in het voorstadium, als er geen deugdelijk onderzoek voorhanden is, een vooronderzoek geëist. Dat is in beginsel nooit alleen een bureauonderzoek, omdat in het rivierengebied onderzoek zelden of nooit afgedaan kan worden met alleen een bronnenstudie. Er is altijd een vorm van veldwerk nodig. Doorgaans is dat booronderzoek. Dat valt onder de noemer Inventariserend Veldonderzoek (IVO).
Omdat steeds beter grip te krijgen op het onderzoekstraject wordt sinds 2018 gevraagd aan de uitvoerder om een plan van aanpak voor veldwerk in te dienen. Dit geldt bij onderzoeken groter dan 2 ha. In de toekomst zal dat voor alle IVO's gaan gelden. Dat wordt gedaan, omdat boren toch geen zinvolle aanvulling is op de informatie uit het bureauonderzoek. Een bureauonderzoek is verder wel van toepassing op tracés (lijnelementen, als gas- en kabelleidingen), of in historische stadskernen zoals bijvoorbeeld Culemborg.
Plangebied De Meer Culemborg
Zoals aangegeven wordt voor De Meer uitgegaan van een IVO door middel van verkennende (eventueel aangevuld met karterende) grondboringen. Echter met betrekking tot De Meer kan het volgende gesteld worden op basis van de CHER van Lanxmeer uit 1998: Het zwembad met de vijver ervoor is duidelijk in beeld. Aan de zuidwest- en zuidoostkant is al geboord (april 1997). Hieruit komt naar voren dat het vooral een klei op zand samenstelling heeft met lichte tot matige puinfragmenten in de kleiige grond tot ca 80-110 diepte. Dat betekent doorgaans een omgewerkt, heterogeen pakket dat geroerd is door ingrepen, vast in relatie tot de bouw van zwembad De Meer.
Hieronder de luchtfoto's van 2009, 2017 en 2019.
Op basis van deze beelden gevoegd bij het eerdere onderzoek en de uitbreiding van de Rijksstraatweg met de aanpassing van de waterberging, kan geconcludeerd worden dat van enige archeologische waarden geen sprake meer is. De schatting is dat van het oppervlak van het plangebied (ca 6.500 m2), zeker 5000 m2 (als het niet meer is) verstoord of minstens ernstig aangetast door diverse bodemingrepen. De kans dat nog intacte archeologische resten aangetroffen zullen worden, is verwaarloosbaar. Mocht er toch wat aangetroffen worden bij grondwerkzaamheden dan dient dat volgens artikel 5.10 uit de Erfgoedwet gemeld te worden bij Ministerie OCW vertegenwoordigd door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. De gemeente dient dan tevens direct in kennis gesteld te worden.
Geconcluderd kan worden dat voor deze locatie geen archeologisch vooronderzoek (meer) van toepassing is. Hetplangebied kan dan ook archeologisch vrijgegeven worden. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kan hiermee komen te vervallen. Deze informatie is verkregen van de regioarcheoloog Rivierenland.
Op basis van voorgaande onderbouwing per voorwaarde kan geconcludeerd worden dat voldaan wordt aan de gestelde voorwaarde om de bestemmingen Sport - Zwembad en Verkeer - Verblijfsgebied te wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 1', zodat de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa qua bouw- en gebruiksmogelijkheden planologisch-juridisch mogelijk wordt gemaakt.
Dit wijzigingsplan ten behoeve van de realisatie van het vereningsgebouw Taqwa is van ondergeschikt van aard en betreft een ontwikkeling binnen bestaand bebouwd gebied, ter plaatse van de locatie van het voormalige zwembad. Ruimtelijk en functioneel gezien is het verenigingsgebouw Taqwa vergelijkbaar met het zwembad. Beiden voorzien in een maatschappelijke functie en dragen bij het voorzieningenniveau van de kern Culemborg. Er wordt hiermee invulling gegeven aan een 'open plek' binnen de bestaande ruimtelijke structuur waarbij voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in de wijzigingsbevoegdheid (zie paragraaf 2.2). In de afweging voor het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheid heeft de afweging ten aanzien van het beleid reeds plaatsgevonden. Door de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt hier geen afbreuk aan gedaan.
In verband met de bestemmingswijziging van de bestemming Sport - Zwembad naar gemengd - 1 is een verkennend bodemonderzoek (APS-Milieu, R20-B611 versie 2, november 2020, Bijlage 3) uitgevoerd binnen het plangebied. Doel van het verkennend bodemonderzoek is het vaststellen of het voormalige gebruik als zwembad heeft geleid tot een verontreiniging van de bodem. Het verkennend bodemonderzoek beoogt inzicht te verkrijgen in de aard, plaats van voorkomen en concentraties van eventueel aanwezige verontreinigende stoffen in de bodem.
Aan de hand van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat de hypothese verdacht wordt voor de locatie bevestigd. Geconcludeerd kan worden dat de locatie licht verontreinigd is.
Opgemerkt wordt dat in onderhavig bodemonderzoek geen verkennend bodemonderzoek asbest conform NEN5707 is uitgevoerd. Vanwege de aangebrachte schone grond, was het niet mogelijk om inspectiegaten te graven in de onderliggende kleilaag. Alleen de onderliggende kleilaag kan verontreinigd zijn met asbest. Echter de begane grond van het voorgenomen bouwplan komt op 0,3 meter boven maaiveld te liggen waarbij de gemiddelde maaiveldhoogte aan de Louis Paul Boonpad als referentiepunt wordt gehanteerd. Het perceel ligt zelf al een stuk lager dan het Louis Paul Boonpad. Op sommige plekken zal de begane grond vloer zelfs 0,6 meter boven het maaiveld liggen. Het perceel is daarom rondom het gebouw opgehoogd met schoon zand. De bovengrond van het perceel (eerste 0,5 meter) bestaat hoofdzakelijk uit zand. De enige grondwerkzaamheden die dadelijk uitgevoerd zullen worden, zijn het indrijven van heipalen. Tevens zal geen grond worden verplaatst. Ook is aangegeven dat de locatie in de toekomst meer opgehoogd gaat worden ten behoeve van het bouwplan. Vanwege de aangebrachte schone grond en de toekomstige ophoging van het plangebied is het niet zinvol een verkennend bodemonderzoek asbest uit te voeren.
De onderzoeksresultaten vormen milieuhygiënisch geen belemmeringen voor de geplande bouwwerkzaamheden.
Algemeen
Het doel van de Wet geluidhinder (Wgh) is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van geluidhinder in de toekomst. In de Wgh is ondermeer bepaald dat de geluidbelasting op gevels van woningen en andere geluidgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm. In de meeste gevallen is deze norm 48 dB. Op grond van de normstelling in de wet kan de geluidbelasting op geluidgevoelige objecten aan de hand van een akoestisch onderzoek worden getoetst.
Voor het verenigingsgebouw Taqwa (inclusief bedrijfswoning) is het geluid afkomstig van het wegverkeer relevant. Het plangebied ligt buiten de zone van de spoorlijn Utrecht - 's Hertogenbosch zodat railverkeerslawaai buiten beschouwing kan blijven. In de omgeving van het verenigingsgebouw Taqwa zijn geen bedrijven gevestid of voorzien zodat industrielawaai (geluid afkomstig van inrichtingen) buiten beschouwing kan blijven.
Wegverkeer
Door de Omgevingsdienst Rivierenland is, op verzoek van de gemeente Culemborg, geluidberekeningen wegverkeerslawaai (d.d. 29 mei 2020, Bijlage 4) gemaakt voor de dienstwoning. Hierbij is uitgegaan van de zuid/westgevel van het voormalige zwembad.
Rekenpunten ter plaatse van zuid/westgevel voormalig zwembad
De beoogde dienstwoning is in een vergelijkbare situatie gesitueerd. De geluidsberekening is daarmee representatie voor de beoogde dienstwoning. De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder van 48 dB wordt bij de te projecteren woning (zuid/westgevel voormalig zwembad) niet overschreden. Wegverkeerslawaai is daarom geen belemmering voor de toekomstige ambtswoning.
Railverkeer
De afstand tot het spoor Utrecht - 's Hertogenbosch is zodanig dat er geen sprake is van railverkeerslawaai.
Industrielawaai
Er zijn geen bedrijven op korte afstand van het plangebied die een invloed hebben op de woon- en leefomgeving. Daarnaast is het plangebied niet gelegen binnen de geluidszone van de gezoneerd bedrijventerrein.
Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwalitetiseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Artikel 3.16 1e lid geeft aan hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (opgesomd in het 2e lid) kunnen uitoefenen in relatie tot luchtkwaliteitseisen. Als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
De wettelijke regels zijn uitgewerkt in de volgende regelingen:
Het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen bepalen wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van een bepaalde stof. Dat is het geval als aannemelijk wordt gemaakt dat het project geen grotere toename voor stikstofdioxide en fijn stof veroordzaakt dan 1,2 uq/m3. Als de toename groter is dan valt een project niet binnen de regeling. In de Ministeriële Regeloing geldt voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling van het begrip niet in betekenende mate. Het gaat ondermeeer om woningbouw- en kantoorprojecten. Als een project binnen de getalsmatige begrenzing van de Regeling niet in betekenende mate valt dan is geen verdere toetsing nodig. Het project geld automatisch als een niet in betekenende mate project en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen wordn genomen. Het (financiële en administratieve) voordeel is ook dat er geen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is.
In het kader van de actualisering van het bestemmingsplan Lanxmeer is gebleken dat de grenswaarden van het 'Besluit Luchtkwaliteit 2005' niet worden overschreden, waardoor aan de normen van dit besluit wordt voldaan. Dit wordt bevestigd door de worst-case berekening van het verkeer als gevolg van het planvoornemen op de luchtkwaliteit. Deze worst-case berekening is er op gebaseerd dat de dagelijkse verkeersgeneratie 106 verkeersbewegingen bedraagt. Voor het bepalen van het aantal verkeersbewegingen is uitgegaan van een volledige bezetting van de parkeerbehoefte van 48 parkeerplaatsen (1x komen en 1 keer vertrekken van voertuigen: 48 x 2 = 96 verkeersbewegingen ) bij een gemiddelde opkomst van een dienst en een aandeel overig verkeersbewegingen van en naar het verenigingsgebouw Taqwa dat ingeschat wordt op 10 verkeersbewegeingen. Het aandeel vervrachtverkeer wordt hierbij ingeschat op 0%. De verkeersgeneratie van het verenigingsgebouw Taqwa draagt op basis hiervan niet in betekenende mate bij, uitgaande van realisatie in 2022.
Het omslagpunt dat het extra verkeer wel in betekenende mate bijdraagt ligt op 1885/1886 verkeersbewegingen. Gezien het grote verschil in het aantal verkeersbewegingen (worst-case 106 versus omslagpunt 1885 verkeersbewegingen) is het dan ook aannemelijk om te stellen dat de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa aan te merken is als niet in betekenende mate.
Dit betekent dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa. Daarnaast vindt er in dit wijzigingsplan geen ontwikkeling plaats dit de luchtkwaliteit negatief beïnvloedt.
Daarnaast is een verenigingsgebouw Taqwa geen zogenaamde 'gevoelige bestemming' in het kader van de AMvB gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) van 15 januari 2009. Wel zal het verenigingsgebouw Taqwa worden voorzien van een goede luchtbehandeling die binnen een goede luchtkwaliteit handhaafd.
Algemeen
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Uitsnede risicokaart
Risicovolle bedrijven
Binnen de beoogde gemengde bestemming, waarbinnen een maatschappelijke voorziening is toegestaan, passen geen risicovolle activiteiten, zoals Bevi-activiteiten. De vestiging van een Bevi-inrichting binnen het plangebied is daarmee uitgesloten.
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting of de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen.Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege risicovolle inrichtingen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid wel relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Utrecht-Meteren. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroute, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plasbrandaandachtsgebied en buiten de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).
Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
en
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft op 30 juni 2021 aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "zeer kwetsbaar gebouw", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
Bestrijdbaarheid van de omvangvan een rampt of zwaar ongeval
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NLalert. Bij het genoemde incidentscenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.
Buisleidingen
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van relevante buisleidingen voor aardgas en vloeibare brandstoffen. Hierdoor is geen verantwoording van het groepsrisico nodig vanwege buisleidingen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Utrecht-Meteren. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er in het plangebied voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid bij een zwaar ongeval op deze transportroute. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan gesteld hoeven te worden in het kader van het aspect externe veiligheid.”
Het verenigingsgebouw Taqwa is geen milieugevoelige functie in het kader van de Wet milieubeheer. In de directe omgeving zijn geen bedrijven gelegen maar wel enkel functies in de vorm van een scholengemeenschap, het zwembad en kantoor. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering is een scholengemeenschap voor voortgezet onderwjs aan te merken als milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter, een zwembad is aan te merken als milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter en een kantoor is aan te merken als milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter. Het plangebied met het verenigingsgebouw Taqwa is op groter afstand gelegen en is daarmee niet gelegen binnen de richtafstanden van betreffende functies.
Een verenigingsgebouw wordt op basis van VNG brochure bedrijven en milieuzonering aangemerkt als milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter (buurt- en clubhuisen/kerkgebouwen e.d.). Dit is dezelfde milieucategorie als het voormalige zwembad. Hierdoor is er milieutechnisch gezien sprake van een vergelijkbare situatie toen er een zwembad gesitueerd was op deze locatie.
Algemeen
Beoordeeld moet worden of het planvoornemen kan leiden tot het opstellen van een milieueffectrapport (MER). Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit mer lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben (C-lijst) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (D-lijst). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.
Een belangrijke wijziging die in het Besluit m.e.r. is aangebracht, is dat voor de vraag of een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen, toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst niet toereikend is. Dit is het indicatief maken van de gevaldefinities in kolom 2 in de D-lijst. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de drempelwaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de Europese richtlijn milieubeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. De criteria als bedoeld betreffen:
Kenmerken van de activiteit
Het planvoornemen voorziet ter plaatse van een inbreidingslocatie in het bestaand bebouwd gebied van de kern Culemborg in de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa. Het verenigingsgebouw Taqwa wordt gerealiseerd op een open plek binnen de bestaande ruimtelijke structuur waar voorheen het zwembad was gevestigd. Dit is inmiddels verplaatst waardoor het plangebied als locatie is vrijgekomen. Momenteel ligt het plangebied braak, is er geen bebouwing aanwezig (bebouwing voormalige zwembad is gesloopt) en vinden er geen activeiten plaats.
De ligging nabij andere maatschappelijke voorzieningen (scholengemeenschap, nieuw zwembad) en de stedenbouwkundige positie van het plangebied binnen de bestaande ruimtelijke structuur van de kern Culemborg maken het voornemen uitermate geschikt als inbreidingsplan voor de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa. Gezien het feit dat het verenigingsgebouw Taqwa wordt gerealiseerd op een open plek binnen de bestaande ruimtelijke structuur (op de locatie van het voormalige zwembad), leidt het planvoornemen niet tot nieuw ruimtebeslag voor het stedelijk gebied en wordt een nieuwe maatschappelijke functie aan het plangebied toegekend. Dergelijke ontwikkelingen komen niet voor de C-lijst en/of D-lijst. Er is daardoor geen sprake van m.e.r-beoordelingsplicht.
Plaats waar de activiteit wordt verricht
Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het bebouwd gebied van Culemborg binnen de nieuwbouwwijk Lanxmeer. Het plangebied is direct gelegen aan de entree vanaf de N320 via de Rijksstraatweg. Dit is een belangrijke toegangsweg richting het centrum van Culemborg. Het plangebied is gelegen op de hoek Rijksstraatweg/Multutalilaan en wordt begrenst door de bestaande bebouwing aan de noordzijde, de Rijksstraatweg aan de oostzijde, de Multatulilaan aan de zuidzijde en het Louis Paul Boonpad aan de westzijde. Het verenigingsgebouw Taqwa maakt hier onderdeel uit van een cluster met maatschappelijke voorzieningen aan de Multatulilaan, waaronder het 'nieuwe' zwembad en scholengemeenschap ORS Lek en Linge.
In de Natuurbeschermingswet 1998 is de bescherming van de Natura 2000-gebieden vastgelegd. Natura 2000 betreft de natuurparels die vanwege hun natuurwaarden Europese bescherming genieten, hetgeen in Nederland inhoudt, dat werkzaamheden of ontwikkelingen in (de nabijheid van) deze gebieden getoetst dienen te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied ligt niet in, noch in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied. De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden betreffen:
Gezien deze afstand zijn er geen siginificante effecten op dit gebied te verwachten ten aanzien van geluid, licht en trillingen. Ook leidt het planvoornemen niet tot een toename van stikstofdepositie op dit gebied (zie ook paragraaf 4.2: onder stikstof). De instandhoudings- en ontwikkelingsdoelstellingen voor de aangewezen habitattypen en doelsoorten blijven gewaarborgd. Verder maakt het plangebied geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland en is het ook niet in de directe omgeving van het Natuurnetwerk Nederland gelegen. Door de voorgenomen plannen binnen het plangebied in combinatie met de afstand tot het Natuurnetwerk Nederland, zullen de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland niet worden aangetast.
Kenmerken en gevolgen van de activiteit
Alle relevante milieuaspecten zijn in het kader van dit wijzigingsplan uitvoerig onderzocht en hieruit zijn geen belangrijke nadelige milieueffecten naar voren gekomen die een belemmering kunnen opleveren voor het planvoornemen. In hoofdstuk 4 zijn de betreffende milieuaspecten, alsmede de uitgevoerde onderzoeken nader beschreven.
Conclusie
Door de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa op een open plek binnen de bestaande ruimtelijke structuur van de kern Culemborg, waar voorheen het zwembad was gevestigd , wordt niet verwacht dat er negatieve effecten zullen optreden op de in de directe omgeving aanwezige waarden en belangen of op aanwezige beschermde gebieden en (te verwachten) beschermde soorten. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de in dit plan besloten ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten. Het plan is niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied gelegen en heeft ook geen belangrijke nadelige milieugevolgen voor de (woon)omgeving.
De Wet natuurbescherming vormt in Nederland het wettelijke kader voor de bescherming van Natura 2000-gebieden. De wet bepaalt dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of die een significant verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.
Het plangebied bevindt zich niet in of direct nabij het Natura 2000-gebieden. Er is een inventarisatie gemaakt van de Natura 2000-gebieden welke zich binnen een afstand van 15 km van het plangebied bevinden. Het gaat dan om de volgende Natura 2000-gebieden:
In onderstaande afbeelding is de ligging van de verschillendegebieden ten opzichte van het plangebied weergegeven.
Situering natura 2000-gebieden ten opzichte van het plangebied (zwarte stip)
Het plangebied is niet gelegen in Natura 2000-gebied, zodat er uitsluitend sprake is van externe werking. Gezien de kleinschalige aard van het planvoornemen en de grote afstand tot de dichstbijzijnde Natura 2000-gebieden is geen sprake van verstoring door licht, trillinge, optische verstoring of verstoring door mechanische effecten.
Ook is het plangebied niet gelegen binnen of nabij het Natuurnetwerk Nederland. Gezien de kleinschalige aard van het planvoornemen en de afstand tot het Natuurnetwerk Nederland, zijn negatieve effecten op het Natuurnetwerk Nederland veroorzaakt door de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa ter plaatse van het plangebied uit te sluiten.
Verder zijn er ook geen houtopstanden aanwezig de nadere bescherming behoeven.
In het kader van de gebiedsbescherming van Natura 2000 gebieden is, na de uitspraak van de Raad van State ten aanzien van het PAS, voor ieder plan een beoordeling van de stikstofeffecten voor Natura 2000-gebieden noodzakelijk. De drempelwaarde die onder het PAS werd gehanteerd is namelijk vervallen, waardoor zal moeten worden aangetoond dat een plan geen stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000 gebieden heeft. Deze effecten worden gemeten op twee cijfers achter de komma waardoor een activiteit doorgang kan vinden als de depositie op de rekenpunten binnen nabijgelegen Natura 2000 gebieden niet hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar.
Echter is er sinds 1 juli 2021 een nieuw wettelijk kader. Deze Stikstofwet wijzigt de Wet natuurbescherming (“Wnb”) en de Omgevingswet op een aantal punten. De desbetreffende wijzigingen voorzien – samengevat – in het volgende:
Met name het laatste punt is belangrijk voor woningbouwprojecten zoals het onderhavige project. Deze partiële vrijstelling is opgenomen in artikel 2.9a Wnb.
De vrijstelling voor bouwactiviteiten is om twee redenen partieel. Allereerst omdat de vrijstelling alleen geldt voor tijdelijke stikstofemissies tijdens de bouw, sloop en aanleg (“Realisatiefase”) en niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase van het bouwwerk of werk, als gevolg van bijvoorbeeld bewoning, gebruik van utiliteitsbouw of verkeer dat over een weg rijdt (“Gebruiksfase”). Voor de structurele uitstoot die een project in de Gebruiksfase uitstoot, blijft de natuurvergunningplicht dus onverkort van toepassing. De vrijstelling is voorts partieel, omdat deze alleen geldt voor de gevolgen van stikstofdepositie en niet voor ándere significante gevolgen, bijvoorbeeld de verstoring van diersoorten.
Voor de onderhavige casus geldt daarmee dus dat indien er geen significante effecten ten aanzien van de emissie van stikstof zijn te verwachten in de gebruiksfase, de bouwfase buiten beschouwing kan worden gelaten (vrijgesteld) en dat een ontheffing van de Wnb voor het project niet aan de orde is.
In het licht van het voorgaande is daarom een stikstofdepositieberekening voor de gebruiksfase met arieus (Kubiek, projectnummer K20351, 16 februari 2022, Bijlage 5) uitgevoerd. Uit de berekeningen blijk dat er door de gewenste ontwikkeling geen strijdigheden ontstaan met instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebied. Er vindt geen stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Op basis van de Wet Stikstofreductie en Natuurherstel kan gebruik worden gemaakt van de partiële vrijstelling voor bouwactiviteiten zoals opgenomen in artikel 2.9a Wnb. Voor het planvoornemen is derhalve geen vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming vereist.
Het plangebied is gelegen binnen bestaand bebouwd gebied van de kern Culemborg. Het plangebied ligt braak en er is geen bebouwing aanwezig. De voormalige bebouwing van het zwembad is inmiddels gesloopt. Verder is er geen beplanting aanwezig behoudens enkele bomen aan de randen die behouden blijven. De aanwezige natuurwaarden binnen het plangebied zijn daarmee nihil. Gezien het ontbreken van bebouwing en beplanting zijn er geen beschermende dier- en plantensoorten binnen het plangebied te verwachten.
Voor de zorgvuldigheid is in dit kader een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Archimil, rapport 3276R010, d.d. 2 november 2020, Bijlage 6). Uit deze quickscan is gebleken dat voorgaande wordt bevestigd. Bij de quickscan die is uitgevoerd ter plaatse van het in 2017 gesloopte zwembad de Meer aan de Multatulilaan 2 te Culemborg, kadastraal bekend onder de gemeente Culemborg, sectie M, nummer 794, is op de locatie geen beschermde flora en fauna waargenomen die een belemmering kan vormen voor de voorgenomen activiteit. Ook worden, op basis van het gebruik van de locatie en de directe omgeving, geen beschermde flora en fauna verwacht.
Op basis van de quickscan wordt een aanvullend of nader onderzoek naar de aanwezige flora en fauna, voor de geplande activiteiten, niet noodzakelijk geacht. Voor de geplande activiteiten is op basis van de bekende gegevens geen ontheffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.
Het gemeentelijk beleid op het gebied van archeologie is vastgelegd op de geacutaliseerde archeologische waarden- en verwachtingenkaart 2017, de archeologische beleidskaart 2017 met de bijbehorende ondergrenzenmatrix. De archeologische waarden- en verwachtingskaart is vertaald naar een archeologische beleidskaart. In deze kaart is aan gebieden met een bepaalde waarde of verwachting een bepaald archeologisch beleid gekoppeld met bijbehorend vrijstellingsregime.
Op de beleidskaart wordt onderscheid gemaakt in archeologisch waardevolle gebied met de classificatie waardevol en archeologische onderzoeksgebieden (A, B en C). Daarnaast zijn gebieden met een lage archeologische verwachting aangegeven. Per gebied zijn oppervlakte- en dieptenormen aangegeven die gelden voor bodemverstoringen in het bestreffende gebied. Deze normen zijn vertaald in bestemmingsplanregels, zodat (mogelijk) aanwezige archeologische waarden van een passende bestemming worden voorzien.
Uitsnede Archeologische beleidskaart 2017
Overzicht archeologische beleidscategorieën 2017
Op basis van de archeologische beleidskaart is het plangebied van het verenigingsgebouw aan te merken als 'Archeologisch waardevol gebied A' en in het vigerende paraplubestemmingsplan 'Archeologie' bestemd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Op basis van deze dubbelbestemming is het voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m² en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,3 m onder maaiveld noodzakelijk om een archeologische onderzoek uit te voeren. Echter door de regioarcheoloog Rivierland is geconcludeerd dat voor deze locatie geen archeologisch vooronderzoek (meer) van toepassing is. Het plangebied kan dan ook archeologisch vrijgegeven worden. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kan hiermee komen te vervallen (zie paragraaf .2.2 onder punt j)
Het plangebied is braakliggend en er is geen bebouwing aanwezig. Er is binnen het plangebied daarmee geen sprake van eventuele cultuurhistorische waarden.
Bij ruimtelijke plannen geldt sinds 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets is één van de pijlers van het waterbeleid. Het doel van de waterparagraaf is een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met duurzaam waterbeheer en de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
Belangen waterschap Rivierenland
Op basis van de uitgevoerde digitale watertoets (Bijlage 7) kan geconcludeerd worden dat er binnen het plangebied geen kern en beschermingszone van een waterkering is gelegen. Binnen het plangebied ligt geen A of B-watergang en geen beschermingszone van een A of B-watergang. Ook ligt er geen rioolwaterpersleiding van het waterschap in het plangebied. Er zijn derhalve geen belangen van het waterschap van toepassing op het plangebied.
Uitsnede legger waterschap met plangebied (grijs vlak).
Beleid Waterschap Rivierenland
Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 Koers houden, kansen benutten bepalend voor het waterbeleid. Het programma gaat over het waterbeheer in het gehele rivierengebied en het omvat alle taken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen. Daarnaast beschik het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het eventueel uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. Deze werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Grondwater (algemeen)
Het plangebied wordt gekenmerkt door een bepaalde grondwaterstand. De drooglegging van het gebied hiervoor medebepalend. Drooglegging is de maat woorp het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden wordt geadviseerd om hier nader onderzoek naar te doen. Bij hoge rivierwaterstanden kunnen gebieden gelegen nabij de rivieren overlast ondervinden van kwel. Eventuele maatregelsn zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen.
Waterkwaliteit (algemeen)
Voor verschillende ruimelijke ontwikkelingen gelden de volgende algemene aandachtspunten:
Waterberging
Voor dit planvoornemen is de toename van het verhard oppervlak kleiner dan 500 m2 in het stedelijk gebied. Het plangebied was in de 'oude' situatie (voormalig zwembad) reeds grotendeels verhard (2.888 m2). In de nieuwe situatie (vereningingsgebouw Taqwa) wordt het plangebied opnieuw verhard (3.393 m2). In dat kader is er sprake van een toename van verhard oppervlak met 505 m2.
Voor plannen met een toename van meer dan 500 m2 verharding in stedelijk gebied is compenserende waterberging nodig. De eerste 500 m2 zijn vrijgesteld van compensatie. In onderhavige situatie was het plangebied dus al verhard en wordt het door de realisatie van het verenigingsgebouw opnieuw verhard. Het verhard oppervlak neemt ten opzichte van de situatie van het voormalige zwembad toe. Echter hiermee wordt de grens van 500 m2 overschreden met 5 m2.
Bij de berekening is uitgegaan dat:
Uit een oriënterend overleg met het Waterschap is overeengekomen dat:
Tevens is bij het Waterschap staat de vraag uit of het dakoppervlak van de moskee van totaal 1.791 m2 afgekoppeld kan worden en aangeboden kan worden op de bestaande waterberging langs de Rijksstraatweg. In het kader van Duurzaam Waterbeheer is dit een kans om regenwater af te koppelen van het vuilwaterstelsel. Dit is nog in onderzoek.
Omgevingsverordening Gelderland
Het plangebied is buiten het waterwingebied gelegen zodat dit verder geen gevolgen heeft. Vanuit de omgevingsverordening Gelderland is er voor het plangebied echter wel sprake van een intrekgebied, boringvrije zone en koude-warmteopslagvrije zone. Dit heeft consequenties voor de verwarming van het gebouw, de fundering en de verharding parkeerplaatsen.
Dit houdt concreet in dat het gebouw naar verwachting wordt verwarmd en gekoeld met luchtwarmtepompen die op het dak geplaatst zullen worden. Van warmte-koude opslag in de bodem is daarmee geen sprake. Het gebouw zal verder voorzien worden van een paalfundering. Het uitgangspunt hierbij is dat gebruik wordt gemaakt van geprefacriceerde heipalen met een gladde afwerking die dieper zullen gaan dan drie meter onder het maaiveld. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in bijlage 4: grondwaterbescherming, onderdeel F.
Voor het lozen van afvalwater zal geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen. De parkeerplaatsen worden worden niet voorzien van verharding, maar bestaan uit een half open verharding. Verwacht wordt dat deze parkeerplaatsen enkel op piekmomenten gebruikt zullen worden. Het gaat hierbij om ongeveer 84 dagen. Op de overige dagen wordt verwacht dat het parkeerterrein alleen gebruik wordt voor laden en lossen dan wel kortdurend parkeren. De provincie Gelderland kan hiermee instemmen.
De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de bestaande infrastructuur. Via de Rijksstraatweg is het plangebied goed ontsluiting in zuidelijke richting naar de provinciale weg N320 en in noordelijke richting naar het centrum. Vanaf de Rijksstraatweg wordt het plangebied door de direct aangrenzende wegen Multatulilaan en Louis Paul Boonpad ontsloten. Hiervoor worden de bestaande inritten van het voormalige zwembad gebruikt. Hiermee blijft de ontsluiting van het plangebied ongewijzigd ten opzichte van de situatie toen het zwembad nog in gebruik was als zwembad.
Wat betreft de verkeersgeneratie kan gesteld worden dat een verenigingsgebouw een lagere verkeersintensiteit heeft als een zwembad. Dit blijkt uit de vergelijking van de verkeersgenratie in Bijlage 8. Een zwembad heeft tenslotte een omlooptijd van gemiddeld een uur voor de activiteiten en genereert dus relatief veel verkeersbewegingen. Een verenigingsgebouw daar en tegen heeft een wekelijkse dienst maar de rest van de week is de verkeersgeneratie nihil. Afhankelijk van het type religie zijn er gedurende bepaalde perioden piekmomenten. Op deze momenten is de verkeersgeneratie hoger dan gemiddeld. Over het gehele jaar genomen is de verkeersgeneratie echter beduidend lager dan bij de voorgaande functie van zwembad.
Gezien de inrichting van de aansluitingen op de Rijksstraatweg is het te verwachten dat de vertrekkende voertuigen de Multatulilaan zullen kiezen. Het verkeer komend uit de richting van het centrum zullen bij het aankomen mogelijk de Ina B. Bakkerstraat kiezen. Dit aandeel verkeer zal echter lager zijn. Gebaseerd op de berekening van de totale verkeersgeneratie zal de verkeersdruk op de Ins B. Bakkerstraat lager zijn dan bij de voormalige functie.
Door de gemeente is met het bestuur van het verenigingsgebouw Taqwa afgesproken en vastgelegd dat minimaal 12 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd worden en dat van 28 parkeerplaatsen in de omgeving, in het openbaar gebied toegerekend worden aan de parkeernorm voor de ontwikkeling op basis van de afspraken bij de verkoop. De resterende 7 benodigde parkeerplaatsen zijn op basis van de tellingen beschikbaar in het openbaar gebied, en worden toegerekend aan de parkeernorm voor het verenigingsgebouw Taqwa omdat:
In het plangebied zelf, dan wel in de directe omgeving van het plangebied, zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische bescherming behoeven. Wel zijn in het bestaande straatprofiel van de aangrenzende wegen de gebruikelijke leidingen voor gas, water, electra en telefonie/internet gelegen. De vormen verder geen belemmering voor de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa. Het verenigingsgebouw Taqwa wordt zelfs aangesloten op deze leidingen.
Bij de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa zal in grote mate aandacht worden gegeven aan duurzaamheid. Dit omhelst aspecten zoals het beperken van onderhoud door het gebruik van duurzame materialen, het beperken van het gebruik van water en energiezuinigheid in het algemeen. Uitgangspunt zal zijn dat het nieuw te realiseren verenigingsgebouw Taqwa duurzaam wordt gerealiseerd. Dit wordt nader uitgewerkt in het kader van de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het volgende bepaald over de opzet en de inrichting van een bestemmingsplan c.q. wijzigingsplan:
De structuur van het plan is zodanig dat de verbeelding de primaire informatie geeft over waar en hoe gebouwd mag worden. Bij het raadplegen van het wijzigingsplan dient dan ook eerst naar de verbeelding gekeken te worden. Vervolgens kan in de regels teruggelezen worden welk gebruik en welke bouwmogelijkheden zijn toegestaan.
Het moederplan 'Lanxmeer' geldt als uitgangspunt. Specifiek die artikelen die als voorwaarden bij de betreffende wijzigingsbevoegdheid zijn gesteld. Deze zijn dan ook integraal van toepassing verklaard in dit wijzigingsplan.
Op de verbeelding zijn aangegeven:
De regels zijn conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd:
De in het wijzigingsplan opgenomen regels zijn geheel overeenkomstig de regels van het vigerende bestemmingsplan 'Lanxmeer' van de gemeente Culemborg zoals vastgesteld door de raad op 23 september 2010. De van toepassing zijnde regels uit dit bestemmingsplan zijn van toepassing verklaard voor dit wijzigingsplan. Voor parkeren zijn eveneens de regels uit het betreffende paraplubestemmingsplan van toepassing verklaard.
Na het toetsen van de ontwikkeling aan diverse voorwaarden, beleid en omgevingsaspecten, dient de uitvoerbaarheid ook beoordeeld te worden. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarnaast is volgens artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) de gemeente verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (hierna: artikel 6.2.1 Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Een exploitatieplan is echter niet nodig indien:
In onderhavige situatie is spake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Immers dit wijzigingsplan voorziet in het planologisch-juridisch regelen van de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa. Het betreft de invulling van een 'open plek' binnen de bestaande ruimtelijke structuur.
Het betreft een particulier initiatief en er zijn voor de gemeente geen verdere kosten dan de planprocedure aan verbonden. Tussen de gemeente en de Taqwa is een anterieure overeenkomst gesloten waarmee de kosten anderzins verzekerd zijn.
De nieuwe invulling van het plangebied door middel van de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa ter 'vervanging' van het voormalige zwembad draagt bij aan de versterking van de ruimtelijke structuur ter plaatse. Het verenigingsgebouw vormt hier een markant punt aan de entree van de kern Culemborg vanaf de provinciale weg N320 richting het centrum. Daarnaast is het een aanvulling op het cluster van de maatschappelijke voorzieningen (scholengemeenschap, zwembad) aan de Multatulilaan. Hiermee ontstaat er zowel ruimtelijk als functioneel een goede invulling van deze vrijgekomen open plek als gevolg van de verplaatsing van het zwembad.
Doordat de bebouwingscontouren van het voormalige zwembad en het nieuwe verenigingsgebouw Taqwa nagenoeg overeenkomen blijft de afstand tot de aangrenzende bebouwing vergelijkbaar. Ook de maximaal toegestane bouwhoogte van 12 meter, met uitzondering van de minaret (bouwhoogte 15 meter), is vergelijkbaar met de bebouwing van het voormalige zwembad. De 'impact' van het verenigingsgebouw Taqwa op de omgeving is daarmee niet anders dan de bebouwing van het voormalige zwembad.
In het kader van de planvoorbereiding, zowel voor de wijziging van het bestemmingsplan en bouwen, is een communicatieplan door de vereniging opgesteld. Op basis van dit communicatieplan is en wordt het gesprek aangegaan met de diverse partijen c.q. stakeholders met als doel om het draagvlak voor de realisatie van het verenigingsgebouw Taqwa te creëren. In dat kader zijn er conform het communicatieplan in de afgelopen periode meerdere communicatiemomenten geweest. Er is daarbij ervoor gekozen om in steeds grotere kringen belanghebbenden te communiceren beginnend naar de eigen leden en achterban en vervolgens met de directe buren. En zo is de cirkel steeds verder uitgebreid naar de directe omgeving en de hele stad, waarna ook de media ingeschakeld. Deze cirkels worden bij iedere fase. In de memo communicatie (Bijlage 9) is een overzicht gegeven van een aantal belangrijke communicatiemomenten met leden en omwonenden om de betrokkenheid te vergroten. Uit deze communicatiemomenten blijkt dat er voldoende draagvlak is voor het planvoornemen.
Naast het volgen van het communicatieplan wordt het wijzigingsplan conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kunnen alleen belanghebbenden reageren op het wijzigingsplan en hun zienswijzen indienen.
Het wijzigingsplan zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologische bezwaren. De bestemmingswijziging betekent na een afweging van de verschillende belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
Het wijzigingsplan doorloopt als ontwerp respectievelijk vastgesteld en onherroepelijk wijzigingsplan de volgende procedure, te weten:
In het kader van deze procedure kunnen gedurende de ter inzage legging van het ontwerp wijzigingsplan (fase a) zienswijzen worden ingesteld. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen wordt daarvan steeds melding gemaakt. Uiteindelijk besluit de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien nodig, over het plan in zijn onherroepelijke vorm.
In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is onderhavig wijzigingsplan afgestemd met de provincie en het waterschap. Door de provinicie is aangegeven dat zij kunnen instemmen met het plan. Met het waterschap is heeft nadere afstemming plaatsgevonden. Zij kunnen eveneens instemmen met het plan.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 24 juni 2021 tot en met 5 augustus 2021 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode waren belanghebbenden in de gelegenheid om hun inspraakreactie kenbaar te maken. Hiervan is gebruik gemaakt door de omgevingsdienst Rivierenland (aanvullend advies), de natuur- en milieufederatie Gelderland en 1 omwonenden. Het aanvullend advies van de omgevingsdienst heeft geleid tot aanpassing van de toelichting bij het wijzigingsplan. De overige reacties hebben geen consequenties voor het wijzigingsplan en hebben niet tot aanpassing geleid. Zie tevens Bijlage 10 nota van beantwoording vooroverleg en Bijlage 11 nota van beantwoording inspraakreactie.
Het ontwerpwijzigingsplan en ontwerpbesluit verlening omgevingsvergunning heeft vanaf 15 december 2021 tot en met 25 januari 2022 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode waren belanghebbenden in de gelegenheid om hun zienswijzen in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt en er zijn dan ook geen zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan ingediend.
Het wijzigingsplan is door het college in haar vergadering van 15 maart 2022 vastgesteld.