direct naar inhoud van Artikel 4 Groen - Landelijk groen
Plan: Schrijland - Lange Dreef
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0216.BPLangedreef-VG01

Artikel 4 Groen - Landelijk groen

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor Groen - Landelijk groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. landschappelijke inpassing overeenkomstig het beplantingsplan als opgenomen in Bijlage 2 en het erfadvies als opgenomen in Bijlage 3, ten behoeve van de woning en bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, die zijn toegestaan binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen', nader aangeduid met 'specifieke vorm van wonen - 1';
  • d. extensief agrarisch gebruik;
  • e. een kleinschalig kampeerterrein, uitsluitend na het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.5.1;
  • f. bestaande nutsvoorzieningen;
  • g. water en voorzieningen voor de waterhuishouding ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie;

met bijbehorende voorzieningen.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
a Paardenbak

Voor paardenbakken geldt het volgende:

  • a. een paardenbak is uitsluitend toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3.1.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

4.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  • c. sleufsilo's en mestsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. bouwwerken ten behoeve van paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3.1;
  • f. uitsluitend de onderstaande teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan:
    • 1. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning paardenbak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1.2 onder a en 4.2.3 teneinde een paardenbak met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. een paardenbak kan uitsluitend worden toegestaan voor hobbymatig gebruik;
  • b. de paardenbak kan uitsluitend worden toegestaan op gronden direct aansluitend en behorend bij een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
  • c. de omvang van de paardenbak en de bijbehorende voorzieningen bedraagt maximaal 800 m2;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de paardenbak bedraagt maximaal 1,5 m;
  • e. ten behoeve van de paardenbak mogen geen lichtmasten en andere voorzieningen voor verlichting worden opgericht;
  • f. er is blijkens een landschapsplan sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en de waarden als beschreven in 4.1;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • b. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
4.4.2 Uitzonderingen

Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • d. ter uitvoering van het beplantingsplan als opgenomen in Bijlage 2 en het erfadvies als opgenomen in Bijlage 3.
4.4.3 Toelaatbaarheid

De in 4.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de instandhouding en bescherming van de groenvoorzieningen en landschappelijke inpassing als bedoeld in 4.1.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Kleinschalig kampeerterrein

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 4.1.1 onder e. teneinde een kleinschalig kampeerterrein toe te staan als nevenactiviteit bij de bestemming 'Wonen', mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het kleinschalige kampeerterrein mag een omvang hebben van maximaal 5000 m2;
  • b. het kleinschalige kampeerterrein moet op of direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak dan wel bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' worden gesitueerd, waarbij maximaal 50% van het oppervlak voor kamperen buiten het agrarisch bouwvlak dan wel bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' mag worden gesitueerd;
  • c. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend worden gebruikt in de periode van 1 maart tot 1 november;
  • d. er mogen geen stacaravans worden geplaatst;
  • e. sanitaire voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein moeten binnen de bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
  • f. er dient ten behoeve van het kleinschalige kampeerterrein op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. het betreft een duurzame ontwikkeling die landschappelijke, hydrologische, cultuurhistorische en natuurwaarden, alsmede omliggende functies en milieuwaarden niet onevenredig beperkt of aantast;
  • h. er is blijkens een landschapsplan sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.