direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap 1
Plan: Schrijland - Lange Dreef
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0216.BPLangedreef-VG01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap 1

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden - Landschap 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik, waaronder het weiden van dieren en grondgebonden agrarische productie;
  • b. een kleinschalig kampeerterrein en paalkamperen, uitsluitend na het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.5.1 respectievelijk 3.5.2;
  • c. het behoud en de bescherming van landschappelijke waarden van het oeverwalgebied;
  • d. extensief recreatief medegebruik, waaronder de aanleg en het gebruik van voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de historische verkavelingsstructuur uit oogpunt van cultuurhistorische waarden;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie;
  • g. de bestaande nutsvoorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Teeltondersteunende voorzieningen

Voor teeltondersteunende voorzieningen geldt het volgende:

  • 1. permanente teeltondersteunende voorzieningen en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • 2. overige teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 3.3.3;
  • 3. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede werken en werkzaamheden) zijn toegestaan.
b Paardenbak

Voor paardenbakken geldt het volgende:

  • a. een paardenbak is uitsluitend toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.3.1.
c Landschappelijke waarden

De landschappelijke waarden worden gekenmerkt door herkenbaarheid van het rivierenlandschap en met name de oeverwal en kleinschaligheid en beslotenheid van het landschap.

d Extensief recreatief medegebruik

De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik zijn beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals banken, picknicktafels, bewegwijzering, voet-, fiets- en ruiterpaden, enkele parkeerplaatsen, visoevers e.d.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m;
  • c. sleufsilo's en mestsilo's zijn niet toegestaan;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. bouwwerken ten behoeve van paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.3.1;
  • f. uitsluitend de onderstaande teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan:
    • 1. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 1,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning paardenbak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.2 onder b en 3.2.3 teneinde een paardenbak met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. een paardenbak kan uitsluitend worden toegestaan voor hobbymatig gebruik;
  • b. de paardenbak kan uitsluitend worden toegestaan op gronden direct aansluitend en behorend bij een bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
  • c. de omvang van de paardenbak en de bijbehorende voorzieningen bedraagt maximaal 800 m2;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de paardenbak bedraagt maximaal 1,5 m;
  • e. ten behoeve van de paardenbak mogen geen lichtmasten en andere voorzieningen voor verlichting worden opgericht;
  • f. er is blijkens een landschapsplan sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en de waarden als beschreven in 3.1;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.2 Omgevingsvergunning hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b, alsmede van het bepaalde in 3.1.2 onder a teneinde bouwwerken in de vorm van hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te kunnen toestaan, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte van de hoge teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de teeltondersteunende voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de landschappelijke kwaliteit verslechtert niet;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en de waarden als beschreven in 3.1;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.3.3 Omgevingsvergunning constructiepalen tbv hagelnetten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b, alsmede van het bepaalde in 3.1.2 onder a teneinde bouwwerken in de vorm permanente constructiepalen ten behoeve van hagelnetten te kunnen toestaan, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte van de constructiepalen bedraagt maximaal 6 m,
  • b. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de landschappelijke kwaliteit verslechtert niet;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en de waarden als beschreven in 3.1;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het telen van genetisch gemanipuleerde gewassen.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalig kampeerterrein

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 3.1.1 onder b. teneinde een kleinschalig kampeerterrein toe te staan als nevenactiviteit bij de bestemming 'Wonen', mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het kleinschalige kampeerterrein mag een omvang hebben van maximaal 5000 m2;
  • b. het kleinschalige kampeerterrein moet op of direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak dan wel bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' worden gesitueerd, waarbij maximaal 50% van het oppervlak voor kamperen buiten het agrarisch bouwvlak dan wel bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' mag worden gesitueerd;
  • c. het kleinschalig kampeerterrein mag uitsluitend worden gebruikt in de periode van 1 maart tot 1 november;
  • d. er mogen geen stacaravans worden geplaatst;
  • e. sanitaire voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein moeten binnen de bestaande gebouwen worden gerealiseerd;
  • f. er dient ten behoeve van het kleinschalige kampeerterrein op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. het betreft een duurzame ontwikkeling die landschappelijke, hydrologische, cultuurhistorische en natuurwaarden, alsmede omliggende functies en milieuwaarden niet onevenredig beperkt of aantast;
  • h. er is blijkens een landschapsplan sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.5.2 Paalkamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in 3.1.1 onder b. teneinde buiten een bouwvlak gebruik van gronden en bouwwerken voor paalkamperen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. paalkamperen kan worden toegestaan op percelen aangrenzend aan wandel- en fietsroutes;
  • b. bij het paalkamperen zijn maximaal 3 tenten toegestaan binnen een straal van 10 m rond de paal;
  • c. ten behoeve van paalkamperen is maximaal één sanitairgebouw toegestaan met een oppervlakte van maximaal 10 m2;
  • d. het betreft een duurzame ontwikkeling die landschappelijke, hydrologische, cultuurhistorische en natuurwaarden, alsmede omliggende functies en milieuwaarden niet onevenredig beperkt of aantast;
  • e. er is blijkens een landschapsplan sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.6.4. opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.6.4 Schema omgevingsvergunningen

In onderstaand schema zijn de omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden opgenomen en is per werk/werkzaamheid aangegeven welke de criteria voor verlening van de omgevingsvergunning zijn. Voor alle onderstaande werken en werkzaamheden geldt dat het werk of de werkzaamheid noodzakelijk dient te zijn in het kader van het gebruik conform de bestemming.

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m2   - het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke waarden;  
afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem (> 50 cm)   - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur;  
diepploegen en diepwoelen van de bodem   - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur;  
dempen van poelen, sloten en greppels   - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur;  
het vellen of rooien van houtgewas   - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de landschappelijke waarden;
 
het wijzigen van de perceelsindeling, zoals door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;   - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke historische verkavelingsstructuur;
 
het aanleggen van nieuwe boom- en fruitteelt op een afstand van minder dan 50 m van de bestemming 'Wonen'
 
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefklimaat;