Plan: | Solarpark gemeentehuis Brummen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.OMGBPOVLBE100001-va01 |
Gemeente Brummen is volop bezig om zijn gebouwen te verduurzamen. Onlangs is het college van B&W akkoord gegaan met een extra investering. Deze extra investering wordt 16 februari 2023 voorgelegd aan de raad. Met deze extra investering worden de gebouwen, waaronder het gemeentehuis/werkplaats en wagenloods, versneld verduurzaamd. Het doel is om binnen twee jaar een energieneutraliteit te behalen van 94% op in totaal 9 gebouwen. Het solarpark heeft daar een belangrijk aandeel in, aangezien voor deze energieneutraliteit de opwek van zonne-energie cruciaal is. Om energieneutraliteit op korte termijn mogelijk te maken is het noodzakelijk om te elektrificeren. Zo kunnen warmtepompen ingezet worden om gasketels te vervangen. Dit levert echter wel een extra verhoging in elektrisch verbruik op. Hiermee zijn zonnepanelen voor eigen opwek onmisbaar.
Deze ontwikkeling past niet in het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief gewenst is en passend is op de locatie wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling. In dit document wordt dit toegelicht en gemotiveerd waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
Het projectgebied is gelegen aan de achterzijde van het gemeentehuis aan de Engelenburgerlaan 31 te Brummen. Bijgevoegde afbeelding toont globaal de ligging van het projectgebied in de omgeving.
Globale ligging projectgebied (bron: openstreetmap.org)
Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid. In hoofdstuk 4 is het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst op grond van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 5 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van overleg en zienswijzen zijn opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied en de relatie met de omgeving. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
Het plangebied betreft het terrein van het gemeentehuis aan de Engelenburgerlaan 31 te Brummen. Het oorspronkelijke gemeentehuis is een gemeentelijk monument en is rond 2014 onder architectuur uitgebouwd. De nieuwbouw omkraagt het oorspronkelijke gemeentehuis aan drie zijden. Achter de nieuwbouw ligt een onder architectuur aangelegde tuin. Aan de west- en zuidzijde van het gemeentehuis ligt het parkeerterrein met 111 openbare parkeerplaatsen. Aan de zuidzijde van het terrein ligt de brandweerkazerne en een werkloods van de gemeentewerf. Onderstaande luchtfoto geeft de huidige situatie in het projectgebied werd.
Luchtfoto van het plangebied
Op het parkeerterrein aan de zuid- en westkant van het gemeentehuis worden zonnepanelen gerealiseerd. Deze worden geplaatst op een houten constructie waardoor er een soort carport ontstaat waaronder geparkeerd kan worden. Deze carports zijn maximaal ca. 4.40 meter hoog. De houten constructie van de carports past bij de uitstraling van de nieuwbouw van het gemeentehuis.
Een groot deel van het terrein wordt op deze manier voorzien van zonnepanelen. In het midden van het terrein (zie onderstaande afbeelding waarin deze rood omlijnd zijn) wordt een deel niet overkapt, dit vanwege het behoud van een vrij zicht vanuit de woningen aan de zuidkant van het projectgebied.
Ook op enkele andere plekken worden parkeerplaatsen niet overkapt, zoals bij de invalidenparkeerplaatsen (behoud parkeermogelijkheid van rolstoelbussen). Verder is met de plaatsing rekening gehouden met de logistieke afwikkeling van (vracht)verkeer op het terrein en de gemeentewerf.
Het initiatief leidt niet tot een vermindering van het aantal parkeerplaatsen, alle 111 parkeerplaatsen blijven in stand. De zonnepanelen wordt geplaatst onder een flauwe hellingshoek. Hierdoor en omdat ze worden uitgevoerd in matzwarte panelen worden geen zonreflecties verwacht.
Op navolgende afbeelding is aangegeven waar de carports met zonnepanelen worden geplaatst. Op de rood omlijnde parkeerplaatsen worden geen carports gerealiseerd.
Toekomstige inrichting Solarpark (ontwerp: Bouwstudio Bart Oudendijk)
Referentiebeelden van houten carports met zonnepanelen (bron: Sun projects)
Maatvoering carports met zonnepanelen (Bron: Sun projects)
Naast de plaatsen op carports worden ook de daken van de brandweerkazerne, de werkloods en het dak van het oude gemeentehuis voorzien van zonnepanelen. Deze maken formeel geen deel uit van deze procedure, omdat voor plaatsing op het dak geen vergunning nodig is.
Commissie Ruimtelijke kwaliteit
Het initiatief is voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke kwaliteit inclusief Monumenten. Er is positief op gereageerd. De commissie kan zich goed vinden in de voorgestelde denkrichting. Vormgeving, locatie, materiaal en richting sluiten goed aan op het hoofdmonument: het monumentale gemeentehuis. Dit is op 5 oktober 2022 vastgelegd in een positief welstandsadvies.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
Ladder duurzame verstedelijking
Een meer algemeen onderwerp uit de SVIR is 'duurzame verstedelijking'. Via de 'ladder voor duurzame verstedelijking' wordt een zorgvuldige afweging en besluitvorming geborgd bij ruimtelijke vraagstukken in stedelijk gebied. Het gebruik van deze ladder is opgenomen in het Bro, artikel 3.1.6 onder 2.
De ladder richt zich op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. In de toelichting van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient de behoefte aan die ontwikkeling te worden beschreven. Als de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet bovendien gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Het Bro beschrijft wat een stedelijke ontwikkeling is. Daar wordt het volgende onder verstaan: "een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen." Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt het volgende verstaan: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur."
Planspecifiek
Gebiedsgericht
Het plangebied ligt niet in een van de aangewezen gebieden van de SVIR en het Barro. Het project heeft daarmee geen effect op één van de aspecten van nationaal ruimtelijk belang.
Ladder duurzame verstedelijking
Voorliggend plan voorziet in solarparking op het terrein van gemeente Brummen. Het project leidt niet tot een leegstand van bestaande gebouwen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat projecten die niet tot leegstand leiden niet worden gezien als een stedelijke ontwikkeling. Een verdere toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarmee niet aan de orde.
Het project is passend binnen het rijksbeleid.
Algemeen
In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (december 2018) staan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. De visie integreert een vijftal beleidsterreinen: ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer. Op 24 september 2014 is door Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Deze is op 01 februari 2022 geactualiseerd op basis van de nieuwe omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is een uitwerking van de Omgevingsvisie en stelt regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
De provincie wil de focus leggen op een duurzaam, verbonden en een economisch krachtig Gelderland. Door daarin te investeren wil de provincie werken aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Om dat te bereiken wordt de focus gelegd op zeven ambities op het gebied van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Deze ambities worden hieronder kort samengevat:
Naast deze zeven ambities blijft het beleid uit de Omgevingsvisie uit 2014 gelden. Het gaat om de aanwijzing van functies van regionale oppervlaktewateren, van gebieden waar milieukwaliteit bijzondere bescherming behoeft, van Natura 2000-gebieden en van bijzondere natuurgebieden.
Omgevingsverordening Gelderland
De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Planspecifiek
Het realiseren van zonnepanelen op het parkeerterrein van het gemeentehuis van Brummen is in lijn met de omgevingsvisie Gaaf Gelderland. De focus van gemeente Brummen ligt op het verduurzamen van haar vastgoed waarbij gericht wordt op het duurzaam opwekken van energie voor eigen verbruik. Dit wordt mogelijk gemaakt door het plaatsen van zonnepanelen op carports in het projectgebied en op de daken van de gebouwen op het terrein. Hiermee draagt de gemeente bij aan gewenste energietransitie door middel van een forse vergroting van het aandeel duurzame energie.
Het project past binnen de omgevingsvisie en omgevingsverordening Gelderland.
Toekomstvisie 2030
De Toekomstvisie 2030 geeft voor gemeente Brummen een duidelijke koers aan richting 2030. Eén van de aspecten waar het beleid zich op richt is 'duurzaamheid als ruggengraat'. Er wordt gestreefd naar een optimale balans tussen de mens (people), een gezonde economie (profit) en de leefomgeving (planet). In het kader van 'planet' wordt de omgeving als middel gezien, als duurzame energiebron. Er wordt hier gefocust op het inzetten van energiebronnen (zon, wind en water) om lokaal energie op te wekken dat zelf wordt verbruikt.
Met voorliggend plan wordt zonne-energie opgewekt met behulp van zonnepanelen op het parkeerterrein van het gemeentehuis. Gestreefd wordt naar zelfvoorziening in het eigen energieverbruik. Hiermee wordt een duidelijke koers gevaren richting 2030 op het gebied van duurzaamheid.
Koersdocument Duurzame Energie
Het 'Koersdocument Duurzame Energie 2016-2018' voorziet als plan van aanpak in de behoefte om als gemeente in 2030 energieneutraal te zijn. Verwacht wordt dat overheden hierin een voorbeeldrol vervullen en dat duurzaamheid een grondhouding is. Naar aanleiding van het 'SER Energieakkoord' is door de provincie Gelderland het 'Gelders Energieakkoord' vastgesteld. Het college van de gemeente Brummen heeft hiermee ingestemd in 2015. Het 'Gelders Energieakkoord' wil een belangrijke bijdrage leveren aan een breder klimaatbeleid door in te zetten op de transitie naar schone en duurzaam opgewekte energie.
Met voorliggend plan wordt door gemeente Brummen ingezet op het verduurzamen van haar vastgoed door middel van het realiseren van zonnepanelen op carports op het parkeerterrein van het gemeentehuis. Ook worden zonnepanelen gerealiseerd op de daken van gebouwen op het terrein. Gemeente Brummen streeft hiernaar door zelfvoorzienend te zijn in het energieverbruik van eigen gebouwen. Hiermee wordt door gemeente Brummen een voorbeeldrol vervuld met duurzaamheid als grondhouding.
Het project is passend binnen het gemeentelijk beleid.
Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het projectgebied geldt het bestemmingsplan 'Overige locaties Brummen en Eerbeek', vastgesteld op 27 juni 2013. Het plangebied heeft de enkelbestemming 'Maatschappelijk' en dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting hoog'. Onderstaand een uitsnede van het geldende bestemmingsplan.
Uitsnede geldende bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 40 m2. Ook mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 4 meter. De parkeerplaats telt 111 parkeerplaatsen. Hiervan wordt ongeveer 70% gebruikt om carports met zonnepanelen op te plaatsen. Dit komt ruim uit boven de maximale toegestane oppervlakte van 40 m2. Daarnaast is de hoogte van een carport maximaal ca. 4.40 m.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd binnen de regels van het geldende bestemmingsplan. Omdat het initiatief wel gewenst is en passend is op de locatie wordt medewerking verleend aan deze ontwikkeling door met een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan.
Voor een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de uitvoerbaarheid aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Bij een functiewijziging zal in veel gevallen een specifiek bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.
Planspecifiek
Voorliggend project maakt de ontwikkeling van een solarpark mogelijk. Een solarpark is geen bodemgevoelige functie, waarmee op voorhand kan worden gesteld dat de kwaliteit van de bodem in lijn is met het toekomstig functiegebruik.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect bodem.
De mate van blootstelling aan luchtverontreiniging speelt een rol in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Met betrekking tot 'luchtkwaliteit' zijn twee aspecten van belang. Ten eerste of de luchtkwaliteit ter plaatse de nieuwe functie toelaat (de gevoeligheid van de bestemming) en ten tweede wat de bijdrage is van het plan aan die luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteit ter plaatse
In de Wet milieubeheer zijn normen opgenomen voor de concentraties van een aantal stoffen in de buitenlucht ter bescherming van de mens. De belangrijkste stoffen zijn PM10 en PM2,5 (fijnstof) en NO2 (stikstofdioxide). De grenswaarde van PM10 en NOx bedraagt 40 µg/m3, van PM2,5 is dat 25 µg/m3.
Bijdrage aan luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. De Wet maakt een onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate bijdragen" (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een toevoeging van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit, omdat een dergelijk project per definitie niet boven de 3%-norm komt. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Planspecifiek
Het toekomstig gebruik van het projectgebied heeft geen effect op de luchtkwaliteit. Het initiatief leidt niet tot een verandering in het aantal verkeersbewegingen. Gesteld kan worden dat het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect luchtkwaliteit.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd:
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. Binnen deze zones bepaalt het bevoegd gezag de te hanteren grenswaarden. Er geldt een voorkeursgrenswaarde en een bovengrens (hoger mag niet). De Wgh gaat verder onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen. De belangrijkste bronnen van geluidhinder die bij een ruimtelijke ontwikkeling aan de orde kunnen zijn betreffen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Dit project maakt een solarpark mogelijk. Een solarpark is geen geluidgevoelige functie zoals bepaald in de Wgh. De enige bronnen van geluid bij een solarpark zijn de omvormers. Deze worden in het midden van het terrein geplaatst in een afgesloten trafohuisje. Achter het trafohuisje is de werkloods gesitueerd. De woningen aan de zuidzijde van het terrein liggen op minimaal 50 meter van de omvormers. De verwachting is dan ook dat de woningen geen geluidsoverlast ervaren door de omvormers in het trafohuisje. Op onderstaande afbeelding is de locatie van het trafohuisje rood omlijnd.
Locatie omvormers in trafohuisje (tekening: Bouwstudio Bart Oudendijk)
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geluid.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor milieuvergunningen als het gaat om geurhinder van veehouderijen met landbouwhuisdieren. De Wgv maakt onderscheid in dieren met en dieren zonder een vastgestelde geuremissiefactor. Voor de eerste soort wordt de geurbelasting bij geurgevoelige objecten berekend, voor de tweede gelden minimumafstanden tot dergelijke objecten (ook wel bekend onder de term 'vaste afstandsdieren'). De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) bepaald in bijlage 1 voor welke dieren geuremissies zijn vastgelegd. Als het (beoogde) veehouderijbedrijf niet in deze regeling wordt genoemd betreft het vaste afstandsdieren.
Planspecifiek
Een solarpark is geen geurgevoelig object volgens de Wgv. Het solarpark zorgt ook niet voor geurbelasting op geurgevoelige objecten in de omgeving.
Het initiatief is uitvoerbaar met betrekking tot het aspect geur.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Doel is om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een goed en veilig leefklimaat te waarborgen, maar tegelijkertijd ook aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun activiteiten.
De mate waarin bedrijven invloed hebben op hun omgeving is afhankelijk van de aard van de bedrijvigheid en de afstand tot een gevoelige bestemming. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Milieuzonering heeft betrekking op aspecten met een ruimtelijke dimensie, zoals geluid, geur, gevaar en stof. De mate van belasting, en daarmee de gewenste aan te houden afstand, kan per aspect en per bedrijfstype verschillen. In de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Van deze richtafstanden kan worden afgeweken, mits wordt onderbouwd waarom de feitelijke milieuhinder als minder belastend wordt gezien.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'.
Planspecifiek
Een solarpark is geen gevoelig object en de panelen zelf hebben geen milieueffect op de omgeving. Wel worden omvormers geplaatst ten behoeve van de zonnepanelen. Deze kunnen enig geluid veroorzaken. De omvormers worden in het midden van het terrein geplaatst in een afgesloten trafohuisje. Achter het trafohuisje is de werkloods gesitueerd. De woningen aan de zuidzijde van het terrein liggen op minimaal 50 meter van de omvormers. De verwachting is dan ook dat het woon- en leefklimaat niet wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de omvormers.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect milieuzonering.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving die ontstaan door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hierbij gaat het om risicovolle inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen.
De verplichting om in een ruimtelijk plan in te gaan op deze risico's komt voort uit het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes' (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Vuurwerkbesluit veiligheidsafstanden genoemd die moeten worden aangehouden rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting.
De wetgeving richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven, en grote kantoorgebouwen (>1500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn kleinere kantoren en winkels, horeca, kampeerterreinen en bedrijfsgebouwen waarin geen grote aantallen personen aanwezig zijn.
Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risicobeleid bestaat uit harde afstandscontouren tussen risicobron en (beperkt) kwetsbaar object. Het wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 per jaar (de kans dat per jaar 1 persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof mag niet groter zijn dan 1 op een miljoen). Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij de berekening van het groepsrisico spelen mee de aard en hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen en het aantal potentiële slachtoffers.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen de PR en/of de invloedsgebieden van het GR. Binnen de 10-6-contour is het realiseren van kwetsbare objecten niet toegestaan.
Planspecifiek
Het initiatief maakt een solarpark mogelijk binnen het projectgebied. Het parkeerterrein is geen verblijfslocatie voor personen en is daarmee geen kwetsbaar object. Het solarpark vormt tevens geen risicobron voor kwetsbare objecten in de omgeving.
Het project is uitvoerbaar vanuit het aspect externe veiligheid.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Nationaal Waterplan
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Dit Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Beleid waterschap Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 heeft waterschap Vallei en Veluwe tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan geeft het waterschap concreet invulling aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Daarnaast heeft het waterschap de Keur met de Algemene – en Beleidsregels van Waterschap Vallei en Veluwe vastgesteld. Alle handelingen in of nabij een waterstaatswerk worden hieraan getoetst. In de Het Algemene beleidsregels (3e wijziging, 2017) bij de Keur 2013 wordt ten doel gesteld dat een uitbreiding van het verhard oppervlak in principe, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans neutraal moet plaatsvinden.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen gelden op basis van beleid bovengenoemd beleid de volgende uitgangspunten:
Er is sprake van een vrijstelling van het compenseren van de toename van verhard oppervlak als de toename minder is dan 1.500 m² in stedelijk gebied. In landelijk gebied geldt deze vrijstelling ook, tenzij de afvoer niet plaatsvindt in een oppervlaktelichaam met de aanduiding 'water met natuurfunctie zijnde Hen-Sed water' op de natuurkaart behorende bij de Algemene Regels van de Keur. Dan is er sprake van een vrijstelling bij een toename van het verhard oppervlak van minder dan 4.000 m².
Watertoets
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
Planspecifiek
Voor dit plan is de digitale watertoets ingevuld. Deze is als bijlage 2 opgenomen. Hieruit blijkt dat de normale procedure gevolgd dient te worden. Dit vanwege de ligging van een leggerwatergang (C-watergang) langs de westzijde van het projectgebied.
Het project leidt niet tot een toename van verhard oppervlak. Het hemelwater zal, in plaats van direct op het maaiveld, nu van de panelen afstromen naar de bodem en daar infiltreren. Vanaf daar wordt het, net als in de huidige situatie, afgevoerd naar de aangrenzende C-watergang.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect water.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming beschermt natuurgebieden, inheemse soorten en bosopstanden in Nederland.
Gebiedsbescherming
In de Wet natuurbescherming worden de zogenoemde Natura 2000-gebieden beschermd. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Natura 2000-gebieden kennen een zogenaamde 'externe werking'. Dit betekent dat ontwikkelingen die buiten de begrenzing van de Natura 2000-gebieden gelegen zijn, ook getoetst moeten worden of er significant negatieve effecten optreden op het betreffende gebied.
Soortenbescherming
Een hoofdstuk in de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. De wet geeft de mogelijkheid aan provincies om voor een bepaald aantal soorten via een verordening een algemene vrijstelling op bepaalde verbodsbepalingen te geven.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menige soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Veluwe) in de omgeving van het plangebied ligt op circa 800 meter afstand. Doordat de bestaande parkeergelegenheid niet toeneemt, neemt het aantal gebruikers en daarmee het aantal verkeersbewegingen niet toe ten opzichte van de bestaande situatie. Significante effecten als gevolg van het gebruik kunnen daarmee uitgesloten worden. Ook voor andere aspecten (geluid, trillingen, optionele verstoring) is er op voorhand vanwege de grote afstand en de aard van het project geen sprake van negatieve effecten.
Om te onderzoeken of de aanleg van de solarcarports leidt tot een toename van stikstofdepositie op beschermd natuurgebied, is een Aeriusberekening uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de aanleg niet leidt tot een bijdrage hoger dan 0,00 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebied. Er is dus geen sprake van mogelijke negatieve effecten als gevolg van dit project. De Voortoets stikstofdepositie is opgenomen als bijlage 4.
Soortenbescherming
Ten behoeve van voorgenomen initiatief is een Quickscan uitgevoerd. Deze is als bijlage 3 bijgevoegd. De beoogde ruimtelijke ingreep leidt niet tot overtreding van verbodsbepalingen omtrent soortenbescherming, gebiedsbescherming en houtopstanden in het kader van de Wet natuurbescherming. Tevens leidt de beoogde ruimtelijke ingreep niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden (soortbescherming, gebiedsbescherming en houtopstanden). Derhalve is het uitvoeren van aanvullend onderzoek niet noodzakelijk. De conclusie luidt dan ook dat de realisatie van het initiatief uitvoerbaar is zoals bepaald in de Wro (art. 3.1.6 Bro).
De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Het initiatief betreft een solarpark van carports met zonnepanelen welke gerealiseerd worden op de bestaande parkeerplaatsen van het gemeentehuis. Het bestaande aantal parkeerplaatsen wijzigt niet. Het project leidt niet tot veranderingen in het aantal verkeersbewegingen ten opzichte van de bestaande situatie.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect verkeer.
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie.
Cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Het Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken.
Archeologie
De bescherming van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen is geregeld in de Erfgoedwet. De essentie van de wettelijke bescherming is dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard blijven. Bij ruimtelijke plannen geldt de verplichting om rekening te houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Indien ingrepen gepaard gaan met een verstoring van de bodem, kan het nodig zijn om nader onderzoek te doen, zodat - waar nodig - de archeologische waarden veiliggesteld kunnen worden en/of het plan aangepast kan worden. De verantwoordelijkheid voor archeologische waarden ligt bij de gemeente.
Op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken.
Planspecifiek
Cultuurhistorie
Het oorspronkelijke gemeentehuis aan de Engelenburgerweg is een gemeentelijk monument en is rond 2014 onder architectuur uitgebouwd. De nieuwbouw omkraagt het oorspronkelijke gemeentehuis. Het parkeerterrein ligt ten zuiden en westen van deze nieuwbouw. De constructie van de carport met zonnepanelen wordt op de vormgeving van de nieuwbouw afgestemd. Het solarpark heeft geen direct effect op de instandhouding en omgevingskwaliteit van het gemeentelijk monument.
Archeologie
In het vigerende paraplubestemmingsplan 'Archeologie' geldt ter plaatse van het projectgebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog'. De aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden. Bij bouwactiviteiten die dieper gaan dan 30 cm en een groter oppervlak beslaan dan 250 m2 dient eerst een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Op vroegere kaarten is te zien dat op een groot deel van het huidige parkeerterrein voorheen het voormalige gemeentekantoor stond. Dit betekent dat de bodem over een groot oppervlak reeds is verstoord.
Voormalig gemeentekantoor omstreeks 2006 (bron: OpenTopo)
In het (mogelijk nog) niet-geroerde deel van het projectgebied worden enkele carports geplaatst. Ten behoeve van de staanders wordt een fundering uitgegraven van ca. 2 m² per staander. De oppervlakte aan bodemingrepen blijft echter ruim onder de 250 m² waarboven archeologisch onderzoek nodig is.
Op grond van bovenstaande wordt een archeologisch onderzoek niet nodig geacht.
Tot slot kan nog worden vermeld dat ter plaatse van de nieuwbouw van het gemeentehuis en bouw van de werkloods in 2012 een verkennend archeologisch onderzoek en een proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd. Daarbij is ter plaatse van de parkeerplaatsen de grond ten behoeve van de aanleg 40-80 cm verstoord. Op basis van nader overleg met de regio-archeoloog is op basis van deze gegevens geen nader onderzoek vereist.
Het initiatief is uitvoerbaar vanuit het aspect cultuurhistorie en archeologie.
Lichtreflectie of schittering door zonnepanelen vindt plaats wanneer zonnestralen zó reflecteren op zonnepanelen, dat zij in het oog van een observeerder worden opgevangen. Drie factoren spelen hierbij een rol:
Enkel wanneer al deze drie factoren over een minimale bepaalde waarde beschikken, is lichtreflectie mogelijk. Vervolgens zijn er meerdere factoren die bepalen hoe de reflectie wordt ervaren:
Planspecifiek
Zoals in het marktoriëntatierapport (zie bijlage 1) staat beschreven, zijn zonnepanelen in zijn algemeenheid ontworpen om zonnestralen te absorberen en niet om te reflecteren. Om de kans op storende lichtweerkaatsing tegen te gaan, hebben de zonnepanelen een standaard hellingshoek van de modules van 8°. Deze hellingshoek is dermate flauw dat eventuele schittering grotendeels (terug) omhoog wordt gereflecteerd. Daarnaast zijn de zonnepanelen voorzien van een matte afwerking en een coating wat ervoor zorgt dat enige reflecties verder worden verminderd. Gezien de hellingshoek zal instraling van de zon eerder omhoog (verticaal) reflecteren dan horizontaal en is de verwachting dat dit niet belemmerend zal werken richting het nabijgelegen spoor en treinverkeer.
Op grond van de Spoorwegwet is een vergunning, ontheffing of melding nodig voor werkzaamheden in het beperkingengebied langs het spoor. Dit betreft het gebied:
Het beperkingengebied bestaat uit een kernzone en een beschermingszone. In het kernzone zijn werkzaamheden te allen tijde vergunningplichting.
Planspecifiek
Het projectgebied ligt langs de spoorlijn Arnhem - Zutphen. De zonnepanelen worden op het meest nabijgelegen punt ten opzichte van de spoorweg geplaatst op:
Hiermee blijven de werkzaamheden buiten het beperkingengebied. Het aanvragen van een vergunning of ontheffing dan wel het doen van een melding is niet nodig.
Afstanden tussen parkeerterrein en het spoor (bron: gemeente Brummen)
Prorail
Met Prorail heeft een vooroverleg plaatsgevonden waarbij Prorail heeft gevraagd om aan te tonen dat er geen elektromagnetische compatibiliteit optreedt conform RLN00398. Dat betekent in de regel dat er geen kabelverbindingen met hoge stroom in de directe omgeving van de spoorweginfrastructuur mogen liggen en dat er geen aardpunten en moffen binnen 31 meter van de spoorweginfrastructuur aanwezig mogen zijn.
De afstand van omvormerstation naar de spoorweg is 43 meter. Dit is ruim buiten de 31 meter zone van de spoorweginfrastructuur. De klantaansluiting zit in de kelder van het gemeentehuis. Dit betekent dat een AC kabel (middenspanning) van klantaansluiting naar het omvormerstation loopt. Er is geen sprake van hoogspanningskabel.
Hiermee wordt dan ook voldaan aan de voorwaarden van Prorail op het gebied van elektromagnetische compatibiliteit rondom de spoorwegzone.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Planspecifiek
De ontwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de gemeente. Middels een collegevoorstel is aan de gemeenteraad budget gevraagd voor het realiseren van het initiatief. Op 17 februari 2022 is deze akkoord bevonden door de gemeenteraad. Hiermee is ruimte gereserveerd binnen de gemeentelijke begroting voor de uitvoering van het initiatief. Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan economisch uitvoerbaar is.
Inspraak
Het initiatief is in de opstartfase gedeeld met de bewoners van de woningen aan de zuidzijde van het projectgebied. In het ontwerp is rekening gehouden met de wens van de bewoners om het middendeel van het terrein vrij van bouwwerken te houden, zodat hier sprake blijft van een vrij uitzicht. In een volgende fase zullen omwonenden in de directe omgeving van het gemeentehuis per brief worden geïnformeerd over het ontwerp.
Overleg
Onderhavig initiatief wordt in het kader van het wettelijk overleg besproken met het waterschap Vallei en Veluwe. De digitale watertoets is ingevuld. Deze is als bijlage 2 opgenomen. Hieruit blijkt dat de normale procedure gevolgd dient te worden. Het project leidt niet tot een toename van verhard oppervlak. De hemelwaterafvoer zal dan ook niet wijzigen. Het hemelwater zal van de panelen afstromen naar de bodem en daar infiltreren.
Vanwege de ligging langs de spoorlijn heeft vooroverleg plaatsgevonden met Prorail. Zij heeft een aantal voorwaarden gegeven waaraan dient te worden voldaan. Dit staat beschreven in paragraaf 4.6 en 4.7. Prorail heeft vervolgens schriftelijk bevestigd dat aan de voorwaarden is voldaan.
Gelet op het lokale karakter van het project is het niet nodig om de provincie te raadplegen.
Het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken heeft van 31 maart tot en met 11 mei 2023 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.