direct naar inhoud van 4.2 Externe veiligheid
Plan: Eerbeekse Enk
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPEEKOM300002-on01

4.2 Externe veiligheid

De introductie van het “risico denken in Nederland” vond plaats in de Nota LPG-Integraal (1988). Deze nota was bedoeld voor het beoordelen van de toelaatbaarheid van activiteiten met LPG. In deze nota was voor het eerst sprake van een normstelling voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar. Gelijk met het eerste nationaal milieubeleidsplan werd de ervoor gekozen de normstelling voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar, breder toe te passen.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft inzicht in de theoretische kans op overlijden van een individu op een horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Hierbij wordt verondersteld dat een (fictieve) persoon zich gedurende 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een plaats bevindt. De grenswaarde van het plaatsgebonden risico mag niet worden overschreden. Deze is voor nieuwe situaties 1 op de 1.000.000 (10-6), en voor bestaande situaties 1 op de 100.000 (10-5).

De laatste jaren heeft de overheid beleid en regelgeving ontwikkeld waarbij externe veiligheid en ruimtelijke ordening zodanig op elkaar zijn afgestemd, dat daarmee rampen zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of het effect hiervan zo veel mogelijk wordt beperkt. Duidelijk is dus dat het inrichten van de ruimte vanaf een bepaalde risicoafstand ook geregeld moet worden om de omvang van een mogelijke ramp te kunnen beheersen. De wijze waarop dit plaatsvindt, is via het proces van het bestemmingplan. Het resultaat van dat proces wordt niet getoetst aan een wettelijk norm (grenswaarde of richtwaarde) –behoudens de minimaal aan te houden risicoafstand– maar wel moet een onderbouwd oordeel worden gegeven waarom het resultaat opgevat kan worden als een risico dat verantwoord is. Dat is vastgelegd in artikel 12 en artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Deze artikelen gaan over de verantwoording van het groepsrisico.

Het groepsrisico (GR) wordt naast de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongevalsfrequentie bepaald door de aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe hoog het aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Het gaat hier om een oriënterende waarde.

De verbindende schakel tussen het instrumentarium van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en externe veiligheid is, als het gaat om vervoer gevaarlijke stoffen, de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en als het gaat om inrichtingen, het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het Bevi heeft tot doel risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Voor transportassen heeft het rijk specifiek op externe veiligheid gerichte beleidskaders opgesteld. Onder transportassen wordt verstaan het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, water en spoor.

Bevi

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen.

Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS, 2004) richt zich op transport van gevaarlijke stoffen via weg, spoor en water. De Circulaire kent een regime dat analoog is aan dat van het Bevi. Er is een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) ingesteld en een verantwoordingsplicht voor groepsrisico (GR). De norm voor het PR heeft voor het transport van gevaarlijke stoffen (nog) geen wettelijke status, maar wordt wel uit oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' als beleidsuitgangspunt landelijk gehanteerd bij de beoordeling van nieuwe planologische ontwikkelingen.

Buisleidingen

Aan de oostzijde van de woningen gelegen aan de Poelkampstraat op het terrein van Mayr-Melnhof loopt een hogedruk aardgasleiding, de N-559-05. Deze heeft een diameter van 4,5 inche en een werkdruk van 40 bar.

In de nieuwe regelgeving (AMvB Buisleidingen, 1-1-2011) dienen risico's te worden berekend (plaatsgebonden risico en groepsrisico). De aanleg van nieuwe leidingen wordt zodanig dan PR 10-6 zoveel mogelijk 'op de leiding' ligt (binnen belemmerde strook). De verwachting is dat in veel gevallen de contour PR 10-6 kleiner zal zijn dan de circulaire afstand. Het plaatsgebonden risico PR 10-6 wordt als grenswaarde voor kwetsbare bestemmingen aangehouden.

Op de onderstaande plattegrond is in blauw de hogedruk aardgasleiding weergegeven. Direct daaromheen is in geel de bebouwingsvrije zone weergegeven. Volgens de Risicokaart ligt de PR 10-6-contour op nul meter en strekt zich dus niet uit over het plangebied. Wel een deel van de belemmeringenstrook van 5 meter, die hoort bij een aardgasleiding van 40 bar of hoger.

Op basis van het stedenbouwkundig ontwerp kan worden geconcludeerd dat het aantal woningen in het invloedsgebied van de hogedrukaardgastransportleiding niet zal toenemen. Hierdoor zal ook het groepsrisco niet veranderen ten opzichte van de huidige situatie. Daarom wordt een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk geacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEEKOM300002-on01_0006.jpg"