direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Eerbeekse Enk
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPEEKOM300002-on01

4.1 Milieu

4.1.1 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is het van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie, in dit geval wonen.

Door BOOT organiserend ingenieursburo is een verkennend bodemonderzoek verricht (opgenomen in Bijlage 2). Dit onderzoek is uitgevoerd in twee fasen, namelijk een vooronderzoek en een verkennend bodemonderzoek. Het verkennend bodemonderzoek bestaat uit veldwerk en een laboratoriumanalyse. In het vooronderzoek is het huidige gebruik, het historische gebruik, de bodemopbouw en geohydrologische situatie onderzocht. Op basis hiervan zijn onderzoekshypotheses opgesteld voor het verkennend onderzoek.

Vooronderzoek

Uit het vooronderzoek kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van de onderzoekslocatie geen activiteiten of calamiteiten hebben plaatsgevonden welke een negatieve invloed op de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse hebben uit geoefend.

Verkennend onderzoek

De bodem bestaat ter plaatse van de onderzoekslocatie overwegend uit matig fijn zwak humeus zwak grindig zand op fijn tot matig grof zwak tot matig grindig zand. In de ondergrond wordt op een globale diepte van circa 4,10 tot 4,70 meter beneden maaiveld matig tot sterk zandig leem aangetroffen.

Tijdens uitvoering van de veldwerkzaamheden is ter plaatse van enkele boringen zintuiglijk bodemvreemd materiaal in de vorm van zwakke hoeveelheden puin aangetroffen. In de bovengrond, ter plaatse van het gehele terreindeel, overschrijden diverse zware metalen de achtergrondwaarden. Verder overschrijden plaatselijk de concentraties PCB en/of PAK de achtergrondwaarden in de bovengrond. In het zintuiglijk zwak verontreinigde mengmonster van de bovengrond overschrijden de concentraties koper, kwik, lood, zink en PAK de achtergrondwaarden. De bodemkwaliteit van dit monster wijkt niet af van de zintuiglijk niet verontreinigde monsters.

In de humeuze ondergrond (0,50 – 1,15 m-mv) ter plaatse van het noordelijk deel overschrijdt de concentratie kwik de achtergrondwaarde. In de humeuze ondergrond ter plaatse van het zuidelijk deel van de locatie overschrijdt geen van de onderzochte parameters de achtergrondwaarden. In de humusarme ondergrond ter plaatse van het noordwestelijk deel overschrijdt de concentratie kwik de achtergrondwaarde. Verder overschrijdt in de humusarme ondergrond geen van de onderzochte parameters de achtergrondwaarden. De oorzaak van de verhoogde concentraties zware metalen, PAK en/of PCB in zowel de boven- als ondergrond zijn niet bekend.

De licht verhoogde concentraties geven geen aanleiding tot nader onderzoek, de toetsingswaarden worden niet overschreden. De kwaliteit van de onderzochte bodem vormt geen belemmering voor het beoogde gebruik van wonen met tuin.

4.1.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot wegverkeerslawaai en industrielawaai. Spoorweglawaai is niet aan de orde.

Wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt niet binnen een wettelijke geluidszone van een weg, aangezien alle omliggende wegen een maximum snelheid hebben van 30 km/uur. Dit betekent dat een akoestisch onderzoek vanuit de Wet geluidhinder (Wgh) niet noodzakelijk is. Een onderzoek in het kader van een goede ruimtelijke ordening is echter wel gewenst om te kunnen beoordelen of het plan voldoet aan de kwalificatie ‘acceptabel woon- en leefklimaat’.

BVA Verkeersadviezen heeft om deze reden een akoestisch onderzoek uitgevoerd, door middel van berekeningen aan de hand van een model. Uit de berekening blijkt dat de maximale geluidsbelasting op alle bouwblokken 47 dB is. Het betreft hier de geluidsbelasting die optreedt als gevolg van het verkeer op de Enkweg. De geluidsbelastingen ten gevolge van de andere wegen liggen iets lager. De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt hiermee niet overschreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEEKOM300002-on01_0003.png"

Binnenwaarde

Ten behoeve van de toetsing van de geluidsbelasting binnen de woning dient de toegepaste correctie achterwege te worden gelaten. De maximale waarde op de gevel bedraagt dan 52 dB. Dit betekent dat de minimale isolatiewaarde voor gevels zoals die in het Bouwbesluit is opgenomen (20 dB) voldoende is om aan de wettelijke binnenwaarde van 33 dB te voldoen.

Geconcludeerd kan worden dat de realisatie van de geplande woningen naar verwachting niet zal leiden tot akoestische bezwaren uit het oogpunt van wegverkeerslawaai.

Het onderzoek is als Bijlage 6 bij de toelichting gevoegd.

Industrielawaai

Het industrieterrein Eerbeek-Zuid direct aan de oostzijde grenzend aan het plangebied is een gezoneerd industrieterrein. Het bestemmingsplangebied ligt geheel binnen de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Eerbeek-Zuid. De geluidszone is in rood weergegeven in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEEKOM300002-on01_0004.jpg"

Op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder (Wgh) mag de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein niet hoger zijn dan 50 dB(A).

Voor nieuw te realiseren woningen in de geluidszone van een industrieterrein geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Op grond van artikel 45 Wgh kunnen voor nieuw te realiseren woningen hogere waarden van ten hoogste 55 dB(A) worden vastgesteld. Deze hogere waarden kunnen slechts worden toegekend indien toepassing van maatregelen, gericht op terugbrenging van de geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Voor woningen met een geluidsbelasting van meer dan 55 dB(A) kunnen alleen hogere waarden worden vastgesteld alleen hogere waarden worden vastgesteld als hierop artikel 61 Wgh kan worden toegepast. Artikel 61 van de Wet geluidhinder (Wgh) luidt als volgt:

Bij toepassing van artikel 59 met betrekking tot nieuw te bouwen woningen, die dienen ter vervanging van bestaande woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor een hogere waarde dan de ten hoogste toelaatbare waarde is vastgesteld, kan een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 65 dB(A), met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a. een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;
  • b. een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

Voor het onderhavige bouwplan is van belang dat er sprake is van een herontwikkeling waarbij 86 bestaande woningen aan de Poelkampstraat, Kloosterstraat, Volmolenweg en Enkweg worden gesloopt en vervangen door 93 nieuwe woningen. Voor 78 bestaande woningen is in het verleden na uitvoering van een saneringsprogramma een Maximaal Toelaatbare Geluidsbelasting (MTG) vastgesteld (plaatselijk 55 dB(A) en 57 dB(A)).

Indien er plaatselijk sprake is van herbouw in plaats van vervangende nieuwbouw is het niet nodig nieuwe hogere waarden vast te stellen.

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarin de cumulatieve geluidsbelasting vanwege de bedrijven op het industrieterrein is bepaald op de gevels van de (nieuwe) geprojecteerde woningen. Deze geluidsbelasting is getoetst aan de grenswaarden gesteld in de wet- en regelgeving. Dit heeft tot doel om te bepalen of het bestemmingsplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening voor het aspect industrielawaai. De totale rapportage is opgenomen in Bijlage 7.

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting maximaal 58 dB(A) bedraagt op de gevel van de geprojecteerde woningen. Bij zeven geprojecteerde woningen overschrijdt de berekende geluidsbelasting de huidige vastgestelde MTG-waarde van de huidige woningen op dezelfde plek.

In het onderzoek zijn mogelijke maatregelen beschouwd om de geluidsbelasting bij de woningen terug te brengen. Hieruit blijkt dat maatregelen om de geluidsbelasting bij alle woningen tot de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) terug te brengen niet haalbaar zullen zijn. Hiervoor is de benodigde geluidsreductie te groot. Wél kan door maatregelen mogelijk worden voorkomen dat de geluidsbelasting tot boven de vastgestelde MTG-waarden toeneemt.

Zo komt bij zes van de zeven woningen waar een overschrijding is van de huidige vastgesteld MTG-waarde de geluidsbelasting onder de MTG-waarde door het niet toestaan van geluidsgevoelige ruimten op de bovenste verdieping van de woningen (2e verdieping).

Wordt er voor deze maatregel gekozen dan is er nog één woning waar de huidig vastgestelde MTG-waarde zou worden overschreden (woning K12). Hiervoor zou een MTG-waarde moeten worden vastgesteld van 56 dB(A), waar voor de huidige woning een MTG-waarde van 55 dB(A) is vastgesteld. Dit past niet in het beleid van de gemeente Brummen. Immers op basis van het door de raad vastgestelde Zonebeheerplan kan geen hogere waarde worden toegelaten dan 55 dB(A) op gevels van woningen welke niet op het industrieterrein zijn gelegen.

Er is daarom er voor gekozen van deze woning een zogenaamde seniorenwoning te maken waarbij wordt uitgegaan van een lagere bouwhoogte en de daarmee de geluidsgevoelige ruimten te beperken tot de begane grond.

Met deze aanpassingen wordt voor alle woningen voldaan aan de voorkeursgrenswaarde danwel MTG-waarden.

4.1.3 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, of;
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of;
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen of;
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.

Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Omdat het in het voorliggende bestemmingsplan voornamelijk gaat om sloop en nieuwbouw van woningen binnen het stedelijk gebied en er slecht in beperkte mate sprake is van een toevoeging (7 woningen) lijkt de invloed op de luchtkwaliteit zo minimaal, dat het in principe valt onder de term "niet in betekenende mate" en dus zou er in dit kader niet nader op het aspect luchtkwaliteit hoeven te worden ingegaan.

Desalniettemin is alsnog een berekening gemaakt om de invloed op de luchtkwaliteit na te gaan.

Luchtkwaliteitsberekening

De concentraties van NO2 en PM10 voor het huidige jaar 2010 en de toekomstige situatie (2015 en 2020) zijn berekend voor het onderhavige project. Om voor dit bestemmingsplan na te gaan of er overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer plaatsvindt, kon gebruik worden gemaakt van de gegevens, die staan vermeld in het akoestisch onderzoek van BVA.

De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het CAR II-model versie 10.0.

Voor de overige invoer voor de CAR II-berekeningen wordt verwezen naar Bijlage 8 Luchtkwaliteitsberekeningen.

In onderstaande tabellen zijn de resultaten van de luchtkwaliteitsberekeningen weergegeven. De waarden voor PM10 zijn zonder aftrek voor zeezout.

  Verkeers-
intensiteit  
Jaargemiddelde concentratie NO2 in µg/m3   Jaargemid-
delde concentratie PM10 in µg/m3  
Aantal over-
schrijdingen van 24-uursgemiddelde norm PM10 van 50 µg/m3  
Grenswaarde     40,0   40,0   35  
Straat   1)   2)   1)   2)   1)   2)   1)   2)  
2010   493   394   21,0   20,9   24,6   24,5   9   9  
2015 (inclusief uitvoering plan)   518   414   17,9   17,9   23,1   23,1   6   6  
2020 (inclusief uitvoering plan)   545   436   17,7   14,7   21,8   21,8   4   4  

1) = Kloosterstraat en 2) = Poelkampstraat

  Verkeers-
intensiteit  
Jaargemiddelde concentratie NO2 in µg/m3   Jaargemid-
delde concentratie PM10 in µg/m3  
Aantal over-
schrijdingen van 24-uursgemiddelde norm PM10 van 50 µg/m3  
Grenswaarde     40,0   40,0   35  
Straat   1)   2)   1)   2)   1)   2)   1)   2)  
2010   446   270   21,3   20,9   24,7   24,5   9   9  
2015 (inclusief uitvoering plan)   470   283   18,0   17,8   23,3   23,1   6   6  
2020 (inclusief uitvoering plan)   495   297   14,5   14,7   22,0   21,8   4   4  

1) = Enkweg en 2) = Volmolenweg

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat zowel in de huidige als de toekomstige situatie er geen sprake is van een overschrijding van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.

4.1.4 Bedrijvigheid

Bedrijvigheid en VNG-brochure

In bestemmingsplannen wordt gewerkt met afstandsnormen en ruimtelijke zoneringen. Het hanteren van afstandsnormen speelt vooral bij het beoordelen van de toelaatbaarheid van milieugevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de bestaande (vergunde) rechten van bedrijven. Vergunningsplichtige bedrijven hebben op grond van de in de vergunning vastgelegde voorschriften recht op een bepaalde milieuruimte die per milieucompartiment kan variëren. Door deze milieuruimte in beeld te brengen, is het mogelijk de speelruimte voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen te verkennen. Voor meldingsplichtige (AMvB) bedrijven gelden richtafstanden (contouren) voor geluid, geur, stof en gevaar die zijn vastgelegd in de VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering". Deze contouren hebben juridische status, er kan niet zonder meer aan getornd worden tenzij -op grond van de activiteiten die worden uitgevoerd bij de betreffende AMvB inrichting- blijkt dat het bedrijf minder milieuruimte nodig heeft. In de meeste gevallen zijn de richtafstanden voor geluid, geur, stof en gevaar groter dan de werkelijke situatie. Op basis van een inventarisatie bij de individuele bedrijven is het mogelijk de werkelijke contouren te bepalen, rekening houdend met toekomstige uitbreidingsmogelijkheden.

De VNG-Brochure bedrijven en milieuzonering beschrijft dat indien de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten kleinere richtafstanden opleveren de gemeente dient te beoordelen of het benedenwaarts aanpassen van richtafstanden wenselijk is. Dit wordt het gemotiveerd toepassen of afwijken van de contouren zoals beschreven in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering genoemd.

Principes van milieuzonering

Voor zuinig en efficiënt ruimtegebruik bevat de Nota Ruimte generieke regels. Een van de generieke regelingen gaat over het milieu in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen. Voor ruimtelijke ontwikkeling dient een basismilieukwaliteit gegarandeerd te worden door eerst maatregelen te treffen aan de bron, dan inpassingsmaatregelen en als laatste vergroting van de afstand tussen milieubelastende en kwetsbare functies.

De basiskwaliteit voor milieu en veiligheid worden geborgd door het bestaande stelsel van wettelijke grenswaarden (milieukwaliteitseisen). Hierin is een ondergrens aangebracht in relatie tot ruimtelijke plannen. Met het oog op het bieden van flexibiliteit bij de afweging over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en de kwaliteit van het milieu zijn regels, criteria en randvoorwaarden geformuleerd voor het afwijken van richt- en grenswaarden.

Een hulpmiddel daarbij is de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering. Daarnaast geldt dat de feitelijke milieusituatie bij vergunningsplichtige bedrijven wordt beoordeeld omdat de handelingen van deze bedrijven thans grotere milieugevolgen kunnen hebben. De achterliggende gedachte daarbij is dat de vergunningsplicht maatwerk is. Bij deze bedrijven dient een feitelijke afweging te worden gemaakt die geënt is op de bestaande vergunning. In Nederland geldt voor de grootste milieubelastende bedrijven de IPPC-richtlijn. Deze Europese richtlijn beschrijft de best beschikbare technieken die door de bedrijven die onder deze richtlijn vallen moeten worden toegepast om emissies zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Het zou in het kader de beoordeling van een ruimtelijke ontwikkeling niet werken om deze zwaardere categorie van bedrijven onder de algemene contouren van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering te laten vallen. De feitelijke contouren konden nog weleens groter zijn dan beschreven in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering". Mayr-Melnhof valt onder de IPPC richtlijn en daarom wordt niet uitgegaan van een categorie 4.2 met richtafstand 300 meter maar specifiek uitgegaan van de voor het bedrijf geldende regels op basis van de geldende omgevingsvergunning (voorheen milieuvergunning).

Binnen en rondom het plangebied zijn geen andere bedrijven gelegen die op basis van de VNG handreiking een contour hebben die zich strekt over het plangebied.

Voor de mogelijke bestemmingen binnen het plangebied wordt wel de VNG handreiking gehanteerd.

4.1.5 Trillingen

Het plangebied ligt nabij het industrieterrein Eerbeek-Zuid. In de directe omgeving van het industrieterrein is eventuele trillingshinder vanwege het bedrijf Mayr-Melnhof Eerbeek B.V. een aandachtspunt.

In het kader van de aanvraag van een revisievergunning Wet milieubeheer van Mayr-Melnhof zijn op mei 2005 in vier woningen nabij de inrichting trillingsmetingen verricht. Dit is gerapporteerd in het rapport met nummer 05-052r7 d.d. 3 februari 2006 van bureau Van der Boom.

Voor het aspect trillingen is een kwalitatieve beschouwing gedaan of de verwachte trillingsniveaus in de geprojecteerde woningen ten gevolge van activiteiten van omliggende bedrijven naar verwachting voldoen aan de geldende streefwaarden. De totale rapportage is opgenomen in Bijlage 7. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat op basis van de beschikbare gegevens niet wordt verwacht dat ter plaatse van de nieuw geplande woningen hogere trillingssterktes optreden dan in de thans aanwezige woningen. Dit kan echter op voorhand ook niet worden uitgesloten, omdat de trillingssterktes in de woningen namelijk sterk afhankelijk zijn van de overdracht van de trillingen van de bodem naar de fundering van de woningen en van de opslingering van de trillingen door de vloeren. Gezien dit feit wordt geadviseerd om bij het ontwerp van de woningen en de fundering het aspect trillingen te betrekken om op deze wijze de sterkte van de optredende trillingen tot een minimum te beperken. Door middel van een goed ontwerp moet trillingshinder in de nieuwbouwwoningen kunnen worden voorkomen.

4.1.6 Geur

Geur is een relevant milieuaspect voor het plangebied. De activiteiten bij met name de papierfabrieken in Eerbeek zorgen ervoor dat het aspect Geur voldoende omschreven moet worden in een bestemmingsplan.

Bij de productie van papier of karton kunnen geuremissies optreden die te karakteriseren zijn als:

  • hout- of papiergeur;
  • papiergeur afkomstig bij het aanmaken van pulp tijdens de stofbereiding;
  • organische geur afkomstig van de coatingkeuken bij de coating van karton;
  • chemische (zeep) geur bij het ontinkten tijdens de stofbereiding;
  • restgeur, voornamelijk hout-/papiergeur ten gevolge van lokale diffuse emissies.

In het kader van vergunningaanvragen van de papierfabrieken in Eerbeek zijn geuronderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken moeten een analyse van de geuremissie- en immissiesituatie bevatten ten gevolge van de activiteiten van de inrichtingen. Mayr- Melnhof Eerbeek B.V. ligt aan de rand van Eerbeek centrum en heeft gezien de situering de grootste invloed op het plangebied. Mayr- Melnhof Eerbeek b.v. heeft een vergunning voor de productie van 200.000 ton per jaar.

Toetsingkader geurbeleid op Mayr-Melnhof Eerbeek b.v.

In het toetsingskader van de provincie Gelderland worden industriële geuren ingedeeld in een viertal categorieën van de aangenaamheid van de geur; zeer hinderlijk, hinderlijk, minder hinderlijk en niet hinderlijk.

Er zijn boven-, richt- en streefwaarden voor de geurconcentratie in de woonomgeving vastgesteld.

  • bovenwaarde: 10 ge.m-3 als 98 percentiel;
  • richtwaarde: 3 ge.m-3 als 98 percentiel;
  • streefwaarde: 1 ge.m-3 als 98 percentiel;

Deze waarden zijn gebaseerd op een algemene relatie tussen de geurconcentratie en de aangenaamheid (hedonische waarde) van geur. Uitgangspunt hierbij is dat voor onaangename geuren strengere geurconcentratie-eisen bij de woonbebouwing gesteld kunnen worden.

Op basis van de productie uit 1998 is een geuremissieschatting opgenomen in het geuronderzoek. Er is uitgegaan van eerdere emissieschattingen en bij de berekeningen zijn “worst case” aannames gemaakt.

Aan de richtwaarde wordt niet voldaan. De dichtstbijzijnde woningen liggen direct buiten de perceelsgrens van het bedrijf. Indien aan de richtwaarde dient te worden voldaan is een geuremissiereductie van 70% vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEEKOM300002-on01_0005.png"

Uit de contourberekeningen volgt dat het bedrijf kan voldoen aan de bovenwaarde (zie bovenstaande figuur met de geurcontour van Mayr-Melnhof ). De provincie heeft het acceptabele geurhinderniveau op 10 ge.m-3 als 98 percentiel ter plaatse van woningen vastgesteld. Dit zijn de direct naastgelegen woningen. Op basis van de huidige situatie en de geplande situatie neemt het woningaantal niet toe.