direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Arnhemsestraat 50, Brummen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aan de Arnhemsestraat 50 is momenteel een supermarkt gevestigd. Deze winkel gaat verplaatsen naar de locatie Vulcanusweg 1 in Brummen. Voor deze ontwikkeling is inmiddels een bestemmingsplan vastgesteld.

Met de verplaatsing van de supermarkt komt de locatie Arnhemsestraat 50 en het tegenovergelegen parkeerterrein aan de Cromhoutstraat vrij voor herontwikkeling. Passend bij de omgeving als woongebied wordt voor de Arnhemsestraat een woningbouwontwikkeling voorzien. De ontwikkeling gaat uit van twee appartementengebouwen met in totaal 12 appartementen.

De beoogde woningbouwontwikkeling aan de Arnhemsestraat past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling toch mogelijk te maken zal een nieuw bestemmingsplan moeten worden vastgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Cromhoutstraat, bij de kruising met de Arnhemsestraat. Het plangebied bestaat uit twee deelgebieden. Het eerste deel betreft het perceel Arnhemsestraat 50. Dit ligt op de hoek van de Arnhemsestraat en de Cromhoutstraat en is nu in gebruik als supermarkt. Het andere deelgebied bevindt zich ten zuiden van de Cromhoutstraat. Het is nu in gebruik als overloopparkeerterrein. Het plangebied bevindt zich in de woonwijk Koppelenburg in het zuiden van Brummen, nabij het centrum. De locatie is bereikbaar vanaf de N348 en de Arnhemsestraat. De woningen rondom het plangebied zijn voornamelijk vrijstaande woningen en tweekappers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0001.jpg"

Figuur 1.2 Ligging plangebied (Bron: luchtfoto Kadaster, 2018)

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het geldende bestemmingsplan 'Kom Brummen', vastgesteld op 26 november 2009. Dit bestemmingsplan wijst de gronden aan de Arnhemsestraat 50 aan als 'Detailhandel'. Op de locatie is een bouwvlak aangegeven, dat volledig bebouwd mag worden. Hierbinnen mag een gebouw met een maximale bouw- en goothoogte van 4 meter opgericht worden. Het deelgebied aan de zuidzijde van de Cromhoutstraat heeft ook de bestemming 'Detailhandel'. Hierop is geen bouwvlak opgenomen.

De directe omgeving van het betreffende perceel is voornamelijk bestemd als wonen. Het aan de noordkant grenzende perceel heeft de bestemming dienstverlening.

Op de locatie geldt tevens het paraplubestemmingsplan Archeologie. Op basis van dit plan ligt op de locatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0002.png"

Figuur 1.4 Uitsnede bestemmingsplan 'kom Brummen' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en de toekomstige situatie van het plangebied. Vervolgens is in hoofdstuk 3 een samenvatting opgenomen van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de sectorale aspecten beschreven, welke inzicht geven in de relevante milieuaspecten en de verrichtte onderzoeken. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke analyse

2.1 Beschrijving huidige situatie

Brummen is ontstaan op één van de oeverwallen langs de IJssel naar het dekzandgebied ten oosten van de Veluwe. Het is een esdorp, gevormd door boerderijen rondom gemeenschappelijk bouwland, de es. De historische dorpskern bestaat uit een gebogen wegenpatroon, met het Marktplein als centrum en gevarieerde dorpse bebouwing van grote en kleine woningen, boerderijen, horecagelegenheden, winkels en andere voorzieningen. De es is heringericht als marktplein met een muziekkapel. Brummen is één van de dorpen langs de oostelijke Veluwezoom die in het verleden in trek waren als woonplaats en vakantieoord van welgestelden. De historische toegangswegen beschikken over imposante laanbomen en markante landhuizen van deze tijd. Ook langs de Arnhemsestraat zijn deze karakteristieke statige panden te vinden.

In het zuidelijk deel van Brummen ligt de woonwijk Koppelenburg. Dit is een rustige woonwijk die voornamelijk bestaat uit vrijstaande woningen en tweekappers.

De wijk kent een rijke historie. Toen in de 18de eeuw de wegen aanzienlijk verbeterd werden ging men zich ook per koets verplaatsen. Men wilde op het mooie overgangsgebied tussen Veluwe en IJsseloever gaan wonen. Brummen was een van de plaatsen waar men zich ging vestigen en zo werd Brummen een plaats van vele landhuizen en villa's. Aan de overzijde van het plangebied aan de Arnhemsestraat bevinden zich enkele van deze villa's uit 1800. Sommige van deze villa's beschikken over grote tuinen, zoals de Brummense Overtuin aan de Arnhemsestraat 39. Daarnaast beschikken sommige van deze villa's over een monumentale status. In totaal bevinden zich 10 monumentale panden aan de Arnhemsestraat. Dit zijn voornamelijk woonhuizen en villa's uit circa 1850-1890.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Karakteristieke bebouwing aan de Arnhemsestraat (Bron: Google maps)

De omgeving van het plangebied bestaat zoals benoemd voornamelijk uit woningen. Ook bevindt er zich een aantal andere functies in het gebied. Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich een notarispraktijk en verderop in de straat is een kleine kledingwinkel gelegen. Daarnaast bevindt zich aan de Arnhemsestraat een exclusieve auto- dealer/collectie en een vogelwinkel.

Het plangebied ligt op de hoek van de Arnhemsestraat en de Cromhoutstraat. Hier staat de bebouwing van een supermarkt. Deze is opgericht in 1 bouwlaag. De supermarkt zal gaan verhuizen naar een nieuwe locatie in het noorden van de kern Brummen. Om het gebouw heen is een parkeerterrein aangelegd. Het zuidelijk deel van het plangebied is ingericht als overloopparkeerterrein. Dit gebied is in de bestaande situatie geheel verhard.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

Na verplaatsing van de supermarkt zal de detailhandelsfunctie ter plaatse vervallen en komt de locatie vrij voor herbestemming. Het supermarktpand gaat gesloopt worden en hier komen twee appartementengebouwen voor terug (figuur 2.2). De gebouwen krijgt een maximale bouwhoogte van 10 meter (afwijkingsmogelijkheid tot 11 meter) en zal beschikken over in totaal maximaal 12 koopappartementen. Het zuidelijk deel van het plangebied aan de Cromhoutstraat zal worden gebruikt als parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0005.png"

Figuur 2.2 Impressie nieuwe situatie (bron: Beeldkwaliteitsplan Arnhemsestraat 50 Brummen, Damast Architects 29-10-2021)

Met een maximale bouwhoogte van 10 meter passen de appartementengebouwen bij het hoogtebeeld van de straat. De nabijgelegen woningen zijn tussen de 9 à 10 meter hoog. De beoogde appartementen kunnen zorgen voor een betere mix qua woningtypen en demografie in de buurt. Het overgrote deel van de huidige woningen bestaat uit grondgebonden vrijstaande woningen en tweekappers. De appartementengebouwen zijn een aanvulling op deze bestaande woonvormen. De locatie ligt nabij het centrum van Brummen, waardoor de voorzieningen in het centrum goed bereikbaar zijn voor de inwoners van de woonwijk.

De herontwikkeling van de locatie naar woningen zal leiden tot een verlaging van de verkeersdrukte in de buurt, ook zal er geen last meer van het laden en lossen ondervonden worden. Het verdwijnen van vrachtwagens uit de buurt past tevens beter bij het rustige dorpse en groene karakter van de buurt.

2.2.1 Beoordeling

De locatie Arnhemsestraat is zeer geschikt voor woningbouw. De wijk waarin dit perceel ligt bestaat voornamelijk uit ruime vrijstaande woningen en tweekappers. De wegen in de wijk zijn smal en sluiten daarom goed aan bij woonfuncties. Ook wordt met de ontwikkeling een bijdrage geleverd aan de behoefte aan levensloopbestendige woningen. Daarnaast zal met deze nieuwe woonfunctie sprake zijn van een verlaging van de verkeersaantrekkende werking.

Duurzaamheid

Bij de ontwikkeling van de woningen zal rekening worden gehouden met duurzaamheidsaspecten. Zo zal het appartementengebouw gasloos worden. In de huidige situatie is het plangebied volledig verhard. Door het verminderen van de verharding en de toevoeging van groen zal sprake zijn van een betere waterhuishoudkundige situatie. Bij het gebruik van groen zoals hagen en bomen wordt gebruik gemaakt van gebiedseigen beplanting.

De ontwikkeling leidt dus op verschillende manieren tot een verbetering van de ruimtelijke situatie.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het relevante beleidskader ten aanzien van het plangebied. In dit hoofdstuk worden de verschillende beleidskaders, nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau, beschreven en toegelicht op welke wijze het beleid heeft doorgewerkt in dit plan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.1.6.van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro, 2012)

De ladder voor duurzame verstedelijking (ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening). Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Of er sprake is van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet de behoefte aan die ontwikkeling aangetoond worden. De voorkeursvolgorde van de ladder is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen 'bestaand stedelijk gebied' worden gerealiseerd.

De beoogde ontwikkeling betreft de ontwikkeling van woningen. Uit jurisprudentie (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) kan worden afgeleid dat ontwikkelingen bestaande uit meer dan 11 woningen worden aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Ter plaatse van de Arnhemsestraat 50 is het bestemmingsplan 'Kom Brummen' vigerend. Binnen de detailhandelsbestemming zijn geen woningen toegestaan. Omdat de ontwikkeling maximaal 12 appartementen betreft en de functie 'wonen' wezenlijk anders is dan 'detailhandel' maakt het bestemmingsplan een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk en zal getoetst moeten worden aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Beschrijving behoefte

Het initiatief betreft de woningbouwontwikkeling aan de Arnhemsestraat 50 in Brummen. Er worden twee appartementengebouwen met in totaal maximaal 12 appartementen gerealiseerd.

Relevante woonregio en onderzoeksgebied

De relevante woonregio is de gemeente Brummen binnen de Cleantech Regio. De regio is een samenwerking tussen de gemeenten Apeldoorn, Epe, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen.

Kwalitatieve behoefte

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van levensloopbestendige woningen in het hogere segment. De woningen zijn daarmee onder andere geschikt voor senioren en vallen in een hoger segment. Met de ontwikkeling wordt daarmee een bijdrage geleverd aan de doorstroming in de woningmarkt. Door appartementen in het hogere segment toe te voegen aan het woningaanbod komen woningen vrij die in gebruik genomen kunnen worden door anderen die wooncarrièrewillen maken. Hiermee ontstaat een langere verhuisketen. Bijvoorbeeld gezinswoningen die vrijkomen voor gezinnen die groter moeten en willen wonen. Aan het eind van de keten komen ook betaalbare woningen vrij voor bijvoorbeeld starters. De verkopende partij van de appartementen kan er daarnaast voor kiezen om voorrang te geven aan inwoners uit de kern Brummen en de gemeente Brummen. Op die manier zijn de woningen beschikbaar voor de eigen inwoners en kan ook duidelijk een bijdrage worden geleverd aan de doorstroming in Brummen zelf.

Met de verplaatsing van de supermarkt en herinvulling met appartementen wordt een ruimtelijk passender functie gegeven aan het plangebied aan de Arnhemsestraat binnen de dorpskern Brummen. Ten opzichte van de huidige invulling met een supermarkt, en bijbehorende verkeersbewegingen en bevoorrading, zal een verbetering van de leefbaarheid in de woonwijk plaatsvinden. Met de realisatie van levensloopbestendige woningen in de vorm van appartementen kan een complementair aanbod geboden worden ten opzichte van het huidige aanbod in de woonwijk, dat vooral uit grondgebonden woningen bestaat.

Kwantitatieve behoefte

Naast de kwalitatieve beleidsmatige behoefte is ook in kwantitatieve zin toevoeging van woningaanbod in Brummen gewenst.

In de vorige woonvisie van de gemeente Brummen (2016) is het woningbouwprogramma tot 2025 geïnventariseerd (tabel 3.1). In 2015 waren er plannen voor toevoeging van 550 woningen in de gemeente.

Tabel 3.1: Gemeente Brummen: voorlopig nieuwbouw programma (exclusief onttrekkingen) tot 2025, op 1 januari 2015

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0006.png"

In de Woonvisie wordt aangegeven dat de nieuwbouwplannen afgestemd zijn op de verwachte woningbehoefte. Toch leek er toen al er een tekort te ontstaan van 100 woningen. Dit tekort ontstaat omdat er naast nieuwbouw van woningen ook woningen onttrokken worden in de gemeente. Aandachtspunt is dat ondanks een bevolkingskrimp het aantal huishoudens toe zal nemen. Dit komt door de verwachte sterke stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens en een daling van meerpersoonshuishoudens.

Inmiddels heeft de gemeente haar woonbeleid geactualiseerd. Uit de Woonagenda 2019-2023 van de gemeente Brummen blijkt dat het tekort is opgelopen. Daarin wordt verwezen naar onderzoek van de Woonagenda Cleantech Regio (2018) op basis van de prognose van Primos. Er zouden 650 tot 700 woningen moeten worden gebouwd om te voorzien in de vraag. Inmiddels heeft er ook een herijking plaatsgevonden van de Woonagenda Cleantech Regio. De Woonagenda 2018 is geëvalueerd en herijkt in 2020.

Op basis van deze herijking (tabel 3.2) is voor de gemeente Brummen bepaald dat er op basis van de huishoudensgroei een behoefte is aan toevoeging van 600 woningen tot 2030. Rekening houdend met het inlopen van het woningtekort is er een woningbehoefte van 900 woningen.

Tabel 3.2 Woningbehoefte 2020 tot 2030 (bron: Woonagenda Cleantech Regio, 2018: evaluatie en herijking, 6 november 2020)

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0007.png"

De huidige harde plancapaciteit in de gemeente Brummen bedraagt 99 woningen. Dit is niet voldoende om te voldoen aan de vraag op basis van de verwachte huishoudensgroei, en ook niet om het tekort aan woningen op te vangen. In de jaren tussen de herijking van de woningbehoefte en de huidige harde plancapaciteit zijn ook geen grote woningbouwprojecten opgeleverd. Met de beoogde ontwikkeling van 12 appartementen kan een bijdrage geleverd worden aan de woningbehoefte.

Conclusie

Binnen de gemeente Brummen bestaat er op basis van de verwachte huishoudensgroei tot 2030 een woningbehoefte van 600 woningen. Als ook rekening gehouden wordt met het aantal woningen dat gebouwd moet worden om het tekort van de afgelopen jaren in te halen is de woningbehoefte 900 woningen. De huidige harde plancapaciteit blijft hierbij achter. Dit betekent dat de komende planperiode niet voorzien kan worden in de woningbehoefte en er behoefte is aan nieuwe harde plancapaciteit.

Met het planinitiatief van maximaal 12 appartementen kan invulling worden gegeven aan een deel van de woningbouwbehoefte op een locatie binnen de dorpskern.

Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking. Met de ontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2.3 Conclusie rijksbeleid

Gezien de beperkte schaal van de ontwikkeling zijn de doelen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte niet relevant. Op basis van het ruimtelijk-economisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Provinciaal- en regionaal beleid

3.3.1 Algemeen

Vanaf de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Uitgangspunt van het provinciaal beleid is decentraal regelen wat kan en centraal regelen wat moet.

3.3.2 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (vastgesteld op 19-12-2018)

Maart 2019 is de nieuwe Omgevingsvisie Gaaf Gelderland in werking getreden. De provincie zet een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. De provincie legt bij de taakinvulling ten aanzien van een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland de focus op duurzaamheid, verbondenheid en een krachtige economie. Dit wordt gedaan door zeven met elkaar samenhangede ambities na te streven op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving.

Voor de beoogde ontwikkeling is er een raakvlak met de ambitie ten aanzien van de woon- en leefomgeving. De provincie streeft naar een aanbod van woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag. Dit betekent voor ieder een passende, duurzame woning. De provincie benut de bestaande bebouwing optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve regelingen. Alle nieuwbouw wordt gasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd.

Toetsing

De provincie streeft naar een goed kwalitatief aanbod aan woningen, met aandacht voor klimaatvraagstukken. Met de ontwikkeling van 12 appartementen kan bijgedragen worden aan een passend aanbod. Met het toevoegen van levensloopbestendige woningen in het hogere segment komen woningen beschikbaar voor onder andere senioren, passend bij de bevolkingsopbouw van Brummen. Door het toevoegen van deze woningen wordt de doorstroming bevorderd en ontstaat er een langere verhuisketen. In paragraaf 3.2.2 is de behoefte aan deze woningen aangetoond bij de toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Daarnaast draagt het plan bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid in het woongebied. Zo zal ten opzichte van de huidige situatie het verhard oppervlak afnemen, en wordt groen toegevoegd. Daarnaast wordt met een Beeldkwaliteitsplan geborgd dat de bebouwing goed stedenbouwkundig ingepast wordt.

3.3.3 Omgevingsverordening provincie Gelderland (geconsolideerd op 31-03-2021)

In de omgevingsverordening is de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland vertaald naar een bindend juridisch document. Ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de regelgeving die is opgesteld in de omgevingsverordening. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking.

In de omgevingsverordening is ten aanzien van woonlocaties opgenomen dat regio's een regionale woonagenda op moeten stellen. Een bestemmingsplan maakt nieuwe woningen alleen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. Als deze niet past binnen de woonagenda kan onder voorwaarden toch woningen mogelijk gemaakt worden

Toetsing

De Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking sluit grotendeels aan bij de ladder die het Rijk heeft vastgesteld. In 3.2.2 is de beoogde realisatie van 12 appartementen getoetst aan de Rijksladder.

Voor het plangebied zijn de regels ten aanzien van het onderwerp ‘Wonen’ relevant. In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties- en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan, wanneer dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda en de daarin opgenomen kwantitatieve opgave voor de regio. De regionale woonagenda, inclusief de daarin opgenomen kwantitatieve opgave voor de regio Stedendriehoek wordt in de hierop volgende paragraaf beschreven. Daarnaast zal in de navolgende paragraaf de woningbouwontwikkeling getoetst worden aan de regionale woonagenda.

3.3.4 Addendum Woonagenda Cleantech Regio 2018: Evaluatie en herijking (6 november 2020)

In de Gelderse Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening is opgenomen dat de regiogemeenten in Gelderland (als onderdeel van de regionale woonagenda) afspraken moeten maken over de kwantitatieve opgave voor woningbouwprogrammering. In november 2020 is een Addendum op de Woonagenda Cleantech Regio gepubliceerd. Daarin is de Woonagenda uit 2018 geëvalueerd. Op basis van de evaluatie wordt vastgesteld dat een herijking zoals bedoeld in 2018 (een bijstelling op basis van nieuwe woningmarktcijfers) niet voldoende is om recht te doen aan alle veranderingen op het speelveld wonen. Op de korte termijn geeft een pragmatische herijking goede handvatten voor het woonbeleid, maar om voor de langere termijn goed in te kunnen spelen op de veranderende beleidswensen moet een nieuwe Woonagenda ontwikkeld worden. Dat is vooral nodig om invulling te geven aan de hogere groei-ambitie en de wens om een andere positie in te nemen in de landelijke verstedelijkingsopgave.

Op de korte termijn wordt ingezet op versnelling van de woningbouw tussen 2020 en 2022. De woningvraag is toegenomen en ligt nu ongeveer 40% hoger dan in 2018 verondersteld was. De inzet is gericht op het op stoom houden (versnellen) van de woningbouw en nieuwe bouwplannen voorbereiden als antwoord op de krapte op de woningmarkt. Op de lange termijn moet de woningbouwopgaven van de Cleantech Regio bezien worden in het licht van de landelijke verstedelijkingsopgave en woningbehoefte.

Voor Brummen wordt opgemerkt dat een grotere inhaalslag nodig is dan de huidige woningbouwplanning. Voor de periode van de actualisatie van de Woonagenda passen de plannen nog binnen de afspraken voor plancapaciteit, maar daarna is extra capaciteit gewenst.

De kern Brummen kent op dit moment een grote krapte op de woningmarkt.

Er is specifiek aandacht voor de jongeren en starters. De inzet is om jongeren vast te houden door bijvoorbeeld andere woningtypen te bouwen dan de standaard eengezinswoningen.

Voorstel is om de inzet voor de komende twee jaar te richten op het op stoom houden (versnellen) van de woningbouw en het in voorbereiding nemen van nieuwe bouwplannen. Als indicatie van de omvang wordt de volgende bandbreedte gebruikt (tabel 3.4).

Tabel 3.4 Bandbreedtewoningbehoefte 2020 tot 2030

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0008.png"

Toetsing

Op basis van de bovenstaande tabel uit de geactualiseerde woningbehoefte kan er geconcludeerd worden dat er in Brummen een woningbehoefte is van 600 woningen (900 inclusief inlopen) (tabel 3.4). De ontwikkeling van 12 appartementen past daarmee kwantitatief binnen de behoefte van Brummen. De beoogde ontwikkeling aan de Arnhemsestraat sluit aan bij de beleidsuitgangspunten en richtinggevende principes van de regionale woonagenda. Met de ontwikkeling wordt bijgedragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. Ten opzichte van de supermarkt in de huidige situatie wordt met de ontwikkeling van woningen een meer passende functie gerealiseerd in de omgeving (woongebied). Op dit moment vormt het plangebied een knelpunt in de woonwijk. Met de ontwikkeling van appartementen kan de leefbaarheid in de wijk verbeterd worden. Bij de uitvoering zal rekening worden gehouden met een goede stedenbouwkundige inpassing. Deze komt terug in het beeldkwaliteitsplan wat opgesteld wordt. Daarnaast kan met de realisatie van appartementen een complementair aanbod geboden worden ten opzichte van het huidige aanbod in de woonwijk, dat vooral uit grondgebonden woningen bestaat.

3.3.5 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030

De gemeente Brummen valt onder het regionale netwerk Stedendriehoek Apeldoorn Zutphen Deventer. Samen met de zeven hiertoe behorende gemeenten zijn er enkele speerpunten opgesteld:

  • vergroten van de variatie in (nieuwe) woon-, werk- en recreatiegebieden en gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw;
  • scheppen hoogwaardig vestigingsklimaat, werkgelegenheid, voldoende ruimte om te ontwikkelen, goede programmering en promotie;
  • leefbare wijken, dorpen en steden en een adequaat voorzieningenniveau op het gebied van werk, inkomen, onderwijs, zorg, welzijn, kunst, cultuur en sport en de spreiding en bereikbaarheid hiervan.

Binnen de stedendriehoek zijn afspraken gemaakt om de ontwikkeling van de verschillende gemeenten op elkaar af te stemmen. Deze regionale structuurvisie stedendriehoek 2030 heeft de onderstaande strategische speerpunten:

  • Duurzaam waterbeheer als basis voor ruimtelijke ontwikkeling;
  • Natuur, landschap en landbouw ontwikkelen in functiecombinaties;
  • Regionale bereikbaarheid verbeteren door hoogwaardig openbaar vervoer;
  • Stedelijke herstructurering gaat boven nieuwe stadsuitbreidingen;
  • Toevoegen van centrumstedelijke en landelijke woonmilieus.

Toetsing

Voor de uitbreiding van de wooncapaciteit binnen de regio wordt nadrukkelijk gekozen voor een bundeling van verstedelijking met daarbij de nadruk op binnenstedelijke (her)ontwikkeling. Woningbouw wordt hierbij aangezien als een ondersteunde (financiële) kracht. De ontwikkeling past hierdoor binnen de regionale visie. De ontwikkeling aan de Arnhemsestraat draagt namelijk bij aan het leefbaar maken van de wijk en daarnaast kunnen beide ontwikkelingen gezien worden als stedelijke herstructurering.

3.3.6 Conclusie provinciaal beleid

De provincie Gelderland streeft naar een gezond, veilig, schoon en welvarende leefomgeving. Daarbij is een aantrekkelijk vestigingsklimaat van belang, waarbij een gevarieerd aanbod aan werklocaties beschikbaar is en concentratie van functies de voorkeur heeft. Als afwegingskader geldt de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt vinden plaats binnen het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast passen de beoogde appartementen binnen het kwalitatieve en kwantitatieve woonbeleid van de regio. Derhalve vormt het provinciaal- en regionaal beleid geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie 2030 (2013)

In de Toekomstvisie maakt de gemeente Brummen keuzes voor de toekomst en geeft hiermee de koers aan naar 2030. Aan de hand van vijf themabijeenkomsten heeft de gemeente samen met de gemeenschap de visie vormgegeven. Deze vijf thema's zijn: wonen, zorg en welzijn, lokale economie, recreatie en toerisme, (duurzame) energie en milieu en de rol van de gemeente. De keuzes en speerpunten die op basis van de thema's zijn vastgesteld zijn:

• Ruimte voor papier en landgoederen;

• Samen gezond wonen, werken en leven;

• Op groene voet met groene vingers.

Binnen de speerpunt 'Samen gezond wonen, werken en leven' wil de gemeente qua voorzieningenaanbod inzetten op een goed voorzieningenniveau in de kernen Eerbeek en Brummen. De gemeente concentreert de energie en middelen op deze twee kernen, om zodoende de kernen vitaal te houden. De gemeente gaat actief aan de slag om beide kernen levendig te houden door plannen op te stellen. Het hoog houden van de levendigheid is essentieel voor de levensvatbaarheid van winkels en andere voorzieningen binnen de kernen.

Toetsing

In het plangebied worden woningen ontwikkeld in de vorm van appartementen. Een woonfunctie is passend bij de directe omgeving en zorgt daarmee voor een kwaliteitsverbetering van het gebied. De toekomstvisie vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

3.4.2 Woonagenda 'gewoon goed wonen' 2019-2023

De Woonvisie uit 2016 is aan een aanpassing toe. De belangrijkste reden daarvoor is om in te kunnen spelen op de dynamische woningmarkt.

De gemeente heeft geen nieuwe woonvisie gemaakt, maar heeft de bestaande visie op onderdelen omgevormd naar een woonagenda. Waar het bestaande beleid nog aansluit bij de huidige tijd, maken we er gebruik van. Waar dat niet zo is, hebben we geactualiseerd naar huidige inzichten. De woonagenda is niet alles omvattend maar focust zich op hoofdzaken van het woonbeleid. Het is een beknopt document met duidelijke speerpunten. Na instemming door de gemeenteraad wordt het afwegingskader herzien op basis van nieuwe inzichten.

Het doel van de woonagenda is om iedereen prettig te laten wonen in Brummen en om woonwensen -behoeften van inwoners zoveel mogelijk te realiseren binnen de gemeente. Het woningaanbod moet bijdragen aan vitale kernen en een vitale bevolkingsgroep. Iedere inwoner dient binnen een acceptabele tijd een passende/betaalbare woning te vinden.

De vier pijlers van de woonagenda zijn:

  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid
  • Wonen, zorg en welzijn, in combinatie met de vergrijzing
  • Duurzaamheid, met focus op de bestaande woningvoorraad
  • Leefbaarheid

Brummen wil dat iedereen binnen 2 jaar een passende huur- of koopwoning vindt. De productie van nieuwbouw loopt dan ook in de pas met de verwachte huishoudengroei en versterkt de huidige woonmilieus. De gemeente richt zich op nieuwbouw voor de lokale behoefte en verbouw van de bestaande woningen. Alleen woningen waar daadwerkelijk behoefte aan is worden toegevoegd. Zodat inwoners in iedere inkomenscategorie en levensfase een passende woning kunnen vinden.

Door doorstroming te faciliteren wil de gemeente bevorderen dat goedkope (huur)- woningen vrijkomen. Tevens zorgt dit voor huisvestingsmogelijkheden van de lage middeninkomens en de middeninkomens.

Hoewel veel ouderen langer zelfstandig thuis blijven wonen, zal er altijd een groep ouderen zijn die liever kiest voor een woonvorm die meer geborgenheid geeft. Indien hiervoor initiatieven komen, onderzoeken we de mogelijkheden. Hieronder vallen ook woningen die eenvoudig levensloopgeschikt te maken zijn.

De gemeente zet daarnaast in op leven op een groene voet en een klimaatneutraal Brummen. De komende jaren wordt gezocht naar de optimale balans tussen het gebruik van duurzame energie, energiebesparing en een efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen. De gemeente stimuleert energieneutraal bouwen en zet zich in voor energiebesparing, ook in de openbare ruimte.

Toetsing

Met de beoogde woningbouwontwikkeling van 12 appartementen wordt bijgedragen aan de opvulling van het te verwachten tekort aan woningen in de gemeente. De woningen vallen in het hogere segment en zullen een bijdrage leveren aan de doorstroming in Brummen. Door het toevoegen van deze appartementen zullen andere (goedkopere) woningen in Brummen weer vrijkomen. De appartementen zijn daarnaast ook levensloopbestendig en daarmee geschikt voor de doelgroep senioren. De appartementen hebben 1 woonlaag en zijn bereikbaar per lift, waardoor senioren zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen.

3.4.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen (2013)

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen, voorheen de welstandsnota, bevat handvatten voor verbouwingen en beschrijft hoe omgegaan dient te worden met verbouwingen aan huizen, bedrijven, landgoederen en monumenten. Ook worden suggesties gegeven over duurzaamheid en worden oplossingsrichtingen gegeven voor de herindeling van boerenerven. Op basis van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen valt het plangebied onder de categorie 'Historische dorpsgebieden en linten'.

Voor deze categorie heeft de gemeente de volgende ambities:

De historische dorpskernen, linten en essen stralen een hoge ruimtelijke kwaliteit uit. Het zijn gebieden waar relatief veel monumenten voorkomen. Ze bevatten bijzondere cultuurhistorische, architectonische en landschappelijke karakteristieken. Het streven van de gemeente is gericht op het behoud en waar nodig versterking van het karakter van historisch dorpsgebied en linten. Voor de linten en essen komt die karakteristiek vooral tot uitdrukking in de groene ruimtes, de zelfstandige plaatsing van de bebouwing en in het individuele, karakter van de panden. Verdichting en schaalvergroting zijn slechts beperkt mogelijk en zullen met aandacht voor de specifieke ruimtelijke kenmerken van de omgeving benaderd worden. Voor dorpskernen geldt dat de individuele panden en de samenhang in het straatbeeld met de daarin aanwezige monumenten en bijzondere objecten zeer waardevol zijn. Ingrepen die tot een verstoring van dit beeld leiden, dienen te worden vermeden. Nieuwe bebouwing zal wat betreft maat en schaal en ook wat betreft kleur- en materiaalgebruik in harmonie met de bestaande bebouwing ontworpen moeten worden. Scherpe contrasten dienen te worden vermeden. Bij ontwikkelingen moet het welstandsbeleid in eerste instantie waarborgen dat de bestaande kwaliteit behouden blijft, zonder dat eigentijdse ontwikkelingen daarbij worden uitgesloten.

Toetsing

Met de stedenbouwkundige van de gemeente Brummen is gesproken over de stedenbouwkundige opzet en de ruimtelijke kwaliteit van het plan. In het kader daarvan is een Beeldkwaliteitsplan opgesteld voor de Arnhemsestraat (bijlage 1) die gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage gaat. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

3.4.4 Ruimtelijke ontwikkelingsvisie 'Ligt op Groen' (2006)

De gemeenteraad van Brummen heeft op 28 september 2006 de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie 'Ligt op groen' vastgesteld. De ruimtelijke ontwikkelingsvisie behelst een lange termijnvisie (Strategische visie tot 2030) en de kortetermijnvisie (Ruimtelijke visie 2005 tot 2015).

In de 'strategische visie 2030' beschrijft de gemeente het voornemen woningbouw te laten plaatsvinden binnen en rondom de kernen. Hierdoor wordt een bijdrage geleverd aan het draagvlak voor verschillende functies binnen de kern. Woningbouw wordt ook als een mogelijke financiële drager gezien voor het verder versterken van het groene karakter van Brummen. Opbrengsten vanuit de woningbouw kunnen lokale kleinschalige groenprojecten financieren.

De kortetermijnvisie wordt beschreven in de 'strategische visie tot 2015'. Deze visie beschrijft de gemeente aan de hand van een regionale indeling. De kern Brummen valt binnen de regio 'oeverwallen'.

Hoofduitgangspunten voor de toekomstige ontwikkeling van de kern Brummen zijn:

  • inzetten op het versterken van de ruimtelijke structuur en identiteit van de kern;
  • ruimte voor opwaardering en herstructurering, met aandacht voor (passende) menging van functies;
  • benutten van de potentie op inbreidings- en herstructureringslocaties:
    • 1. zoeken naar meerwaarde;
    • 2. rekening houden met maat en schaal bebouwing;
    • 3. het groene karakter van het woonmilieu versterken.
  • zorgvuldig vormgeven van en passende functies plaatsen in de overgangen tussen de kernen en het buitengebied met bijzondere aandacht voor de 'entrees';
  • binnen de kern Brummen liggen diverse inbreidingslocaties. Belangrijkste uitgangspunt voor deze inbreidingslocaties is dat steeds gebouwd wordt met oog voor de kwaliteit van de plek. De kwaliteit van de plek verbeteren we met name door de juiste woningen op de juiste plek te realiseren en te ontwikkelen met aandacht voor een goede groenstructuur;
  • de gemeente staat bijzonder positief tegenover het benutten van inbreidingslocaties.

Toetsing

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van woningbouw op de Arnhemsestraat mogelijk. Het betreft een locatie binnen de kern van Brummen met een al bestaande stedelijke functie. Het plan sluit aan bij de gemeentelijke ambitie ten aanzien van het gebruik van inbreidingslocaties. Daarnaast geldt voor de locatie dat deze in de huidige situatie bijna volledig verhard is. Met de ontwikkeling is er ruimte voor een groenere invulling van de locatie. Zo ontstaat op de locatie een ruimtelijke opwaardering, rekening houdend met de groene kwaliteit van Brummen. De ontwikkeling past binnen de doelstellingen van de ruimtelijke ontwikkelingsvisie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije-merbeoordeling

4.1.1 Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In het Besluit milieueffectrapportage is in onderdeel D van de bijlage opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van in totaal maximaal 12 nieuwe appartementen en blijft daarmee (ruim) onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Deze is opgenomen in Bijlage 2.

Op 8 februari 2022 is bij besluit van het college Burgemeester en Wethouders vastgesteld dat geen MER nodig is (Bijlage 3). De aanmeldnotitie op basis waarvan het besluit is genomen ging naast de woningbouwontwikkeling ook nog in op de verplaatsing van de huidige supermarkt. Daarnaast werd daar nog uitgegaan van 20 appartementen. Het huidige plan betreft enkel de woningbouwontwikkeling, waarbij het aantal appartementen ook minder is. Voor de nieuwe supermarktlocatie is inmiddels een bestemmingsplan vastgesteld.

4.2 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. In deze paragraaf worden de verkeerskundige gevolgen beschreven van de komst van appartementen aan de Arnhemsestraat in Brummen.

De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van het ter plaatse geldende 'Paraplubestemmingsplan Parkeren' (vastgesteld 18 oktober 2018). Voor de beoogde ontwikkeling wordt ook de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW-publicatie 381. Voor het juiste kencijfer/parkeernorm wordt voor de locatie een ligging in de rest bebouwde kom gehanteerd, de gemeente Brummen wordt op basis van adressendichtheid getypeerd als weinig stedelijk gebied. Verder wordt er conform het gemeentelijk beleid uitgegaan van het gemiddelde binnen de bandbreedte van het kencijfer.

Verkeersstructuur

Het plangebied wordt ontsloten op de Arnhemsestraat en Cromhoutstraat te Brummen. Het perceel is gelegen in een overwegend woongebied, beide straten zijn ingericht als erftoegangswegen en maken onderdeel uit van een 30 km/u zone. Fietsers delen de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer.

De Arnhemsestraat is een belangrijke ontsluitingsweg, in zuidelijke richting leidt de Arnhemsestraat naar de N348. De Arnhemsestraat gaat hier over in een 50 km/u weg met fietsvoorzieningen. De N348 vormt een noord-zuidroute vanaf Arnhem tot aan Ommen. In noordelijke richting maakt de Arnhemsestraat het centrum van Brummen en de Zutphensestraat (een belangrijke noord-zuid verbinding binnen Brummen) bereikbaar.

Parkeren

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte van de woningbouw aan de Arnhemsestraat is berekend aan de hand van de parkeernormen zoals opgenomen in het Paraplubestemmingsplan Parkeren van de gemeente Brummen. Uitgaande van het duurste segment (koop, etage, duur) is de gemiddelde parkeernorm per woning 2,1 parkeerplaatsen. Met de ontwikkeling worden maximaal 12 woningen gerealiseerd. Dit betekent dat de parkeerbehoefte 25 parkeerplaatsen bedraagt.

Parkeeraanbod

Bij de appartementen aan de Arnhemsestraat dienen op eigen terrein 25 parkeerplaatsen per appartement te worden gerealiseerd om te voldoen aan de gemeentelijke norm. Met het plan worden 25 parkeerplaatsen mogelijk gemaakt. Deze parkeerplaatsen kunnen zowel op het deel van het plangebied aan de Arnhemsestraat als de Cromhoutstraat gerealiseerd. Dit betekent dat met de ontwikkeling voldaan wordt aan de parkeerbehoefte.

Verkeersgeneratie en –afwikkeling

Met de beoogde ontwikkeling verandert de verkeersgeneratie van het plangebied. De huidige en toekomstige verkeersgeneratie van de locaties Arnhemsestraat kan worden berekend aan de hand van CROW kencijfers (publicatie 381).

Tabel 4.1 toont de verkeersgeneratie van het huidige supermarktpand (676 m² bvo) en de beoogde appartementen. Bij de berekening van de verkeersgeneratie van de woningen is gerekend met de realisatie van 12 koopappartementen in het dure segment.

Tabel 4.1 Verkeersgeneratie locatie Arnhemsestraat 50

  Functie   Aantal   Kencijfer   Verkeersgeneratie  
Huidig   Full-servicesupermarkt   676 m² bvo   129,15 per 100 m² bvo   873,1 mvt/etmaal  
Toekomstig   Koop, appartement, duur   12 woningen   7,4 per woning   88,8 mvt/etmaal  
Verschil (afname)         - 784 mvt/etmaal  

Met de ontwikkeling neemt de verkeersgeneratie van het plangebied af met 784 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. De ontwikkeling leidt door deze afname van het aantal verkeersbewegingen tot een verbeterde verkeerssituatie in het gebied. De verkeerssituatie leverde bij het in bedrijf zijn van de supermarkt geen knelpunten op. Gelet op de aanmerkelijke daling van het aantal verkeersbewegingen, zullen ook in de plansituatie geen knelpunten ontstaan. Een nader verkeersonderzoek is daarom niet nodig.

Conclusie

De locatie is goed bereikbaar voor zowel gemotoriseerd verkeer als langzaam verkeer. De ontwikkeling leidt tot een verandering van de verkeersgeneratie. Door de ontwikkeling aan de Arnhemsestraat neemt de verkeersgeneratie aldaar af.

In de planregels is een parkeerregeling opgenomen. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, zal moeten worden aangetoond dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Hiermee is geborgd dat er een toereikend aantal parkeerplaatsen wordt gerealiseerd.

De parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en -afwikkeling staan de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Toetsingskader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2019 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.
4.3.2 Onderzoek

Cultuurhistorie

Conform het huidige bestemmingsplan 'Bestemmingsplan 'kom Brummen'', vastgesteld op 26 november 2009, zijn binnen het plangebied geen monumenten aanwezig. Verder maakt het plangebied geen deel uit van cultuurhistorisch waardevol gebied.

Archeologie

Conform het huidige paraplubestemmingsplan Archeologie, vastgesteld op 9 december 2018, kent het plangebied een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie hoog'. Voor deze dubbelbestemming geldt een onderzoeksplicht wanneer de beoogde ontwikkeling een oppervlakte groter dan 250 m2 bedraagt en wanneer graafwerkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 centimeter onder maaiveld. Omdat de beoogde ontwikkeling een terrein groter dan 250 m2 beslaat, is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Daarom is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (bijlage 4). Uit dit onderzoek is gebleken dat er nader veldonderzoek noodzakelijk is. Dit onderzoek zal plaatsvinden voorafgaand aan de sloop van de bestaande bebouwing. In bijlage 5 is het selectiebesluit van de gemeente Brummen opgenomen.

4.4 Bodem

4.4.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

4.4.2 Onderzoek

De beoogde ontwikkeling voorziet ten opzichte van de vigerende planologische situatie in een functiewijziging: van 'detailhandel' naar 'wonen'. Vanwege deze functiewijziging is in het kader van het bestemmingsplan verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 6). In het kader van de ontwikkeling van de locatie, waaruit de aanvraag van de omgevingsvergunning (activiteit bouwen) voortvloeit, dient een bodemonderzoek conform NEN 5740 te worden uitgevoerd. Op basis van historische informatie wordt verwacht dat volstaan kan worden met de strategie ‘onverdacht’. Er heeft namelijk sanering plaatsgevonden op de plaats van het voormalige garagebedrijf.

4.5 Ecologie

4.5.1 Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn.

Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Gelderland

In de provincie Gelderland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstelling verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 28 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

4.5.2 Soortenbescherming

In Bijlage 7 is een quickscan flora en fauna opgenomen voor de te slopen winkel aan de Arnhemsestraat 50. In het plangebied zijn geen jaarrond-beschermde vogels aangetroffen. Het te slopen pand is hier niet geschikt voor. Wel dienen werkzaamheden plaats te vinden buiten het broedseizoen. Op voorhand zijn echter verblijfsplaatsen van vleermuizen niet uit te sluiten, gezien onder meer de open stootvoegen waardoor spouwmuren toegankelijk zijn. In het kader van de sloop van het pand is een nader vleermuisonderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek (Bijlage 8) blijkt dat er geen verblijfsplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn in de bebouwing. Er is ook geen (territoriaal) gedrag waargenomen dat zou kunnen duiden op aanwezigheid van een verblijfplaats van vleermuizen. De bebouwing in het onderzoeksgebied wordt niet door vleermuizen gebruikt als zomer-, kraam-, paar- of winterverblijfplaats. Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen sloop van bebouwing op het adres Arnhemsestraat 50 niet leidt tot een aantasting van een vaste rust- of voortplantingsplaats van een vleermuis, van essentieel foerageergebied of een essentiële vliegroute. Het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren.

4.5.3 Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen binnen het Gelders Natuurnetwerk (figuur 4.1). Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN ligt op circa 180 meter afstand ten oosten van het plangebied. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0009.jpg"

Figuur 4.1 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van het Gelders Natuurnetwerk (bron: Provincie Gelderland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0010.jpg"

Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron: AERIUS Calculator)

Het plangebied ligt op circa 200 meter van het Natura2000-gebied Rijntakken. Vanwege de nabije ligging is een stikstofberekening uitgevoerd (Bijlage 9). Uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/j als gevolg van de planontwikkeling.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Toetsingskader

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt.

Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.

Circulaire effectafstanden LPG-tankstations

In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.

Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)

Voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.

Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Brummen

Gemeente Brummen heeft op 11 april 2006 de beleidsvisie externe veiligheid ‘Externe veiligheid in de gemeente Brummen het ambitieniveau’ vastgesteld. Het ambitieniveau is voor bedrijventerreinen “ruimte voor bedrijven”, voor woonwijken geldt het ambitieniveau “Veilig wonen” en voor het buitengebied geldt het ambitieniveau “niets doen”. Bij deze ambitieniveaus zijn voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico de in de onderstaande tabel uitgangspunten geformuleerd:

Ambitieniveau   Plaatsgebonden risico met kwetsbaar object binnen richtwaarde 10-5   Plaatsgebonden risico beperkt kwetsbaar object binnen richtwaarde   Groepsrisico oriënterende waarde  
Niets doen   Niet toegestaan   Toegestaan onder voorwaarden   Keuze verwantwoorden  
Ruimte voor Bedrijven   Niet toegestaan   Toegestaan onder voorwaarden   Richtinggevend  
Veilig wonen   Niet toegestaan   Niet toegestaan   Geen toename groepsrisico en overschrijding oriënterende toegestaan  

Ten aanzien van de ambitieniveaus verandert er op de Vulcanusweg niets, een detailhandelsbedrijf maakt plaats voor een ander detailhandelsbedrijf. Op de Arnhemsestraat wordt met de realisatie van woningen een functie passend bij het ambitieniveau veilig woningen toegepast.

4.6.2 Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond, zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen (figuur 4.1). Wel worden in de nabije omgeving van het plangebied gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg en het spoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBRKOM100025-va01_0011.png"

Figuur 4.1 Ligging plangebied (rode contour) ten opzichte van risicovolle bronnen. (Bron: Professionele risicokaart)

Het vervoer over de weg vindt plaats ten oosten van het plangebied, over de N348 (IJsselgouw). De N348 is aangewezen als gemeentelijke route voor het transport van gevaarlijke stoffen. De weg kent gezien het beperkt aantal transporten geen PR 10-6 contour en geen plasbrandaandachtsgebied. Het invloedsgebied van de weg reikt tot een afstand van 355 meter. Het plangebied is gelegen op circa 170 meter afstand en valt daarmee binnen het invloedsgebied. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze weg is zeer beperkt. Uit toetsing aan de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) blijkt dat berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is. De N348 valt onder het routetype 'weg buiten bebouwde kom (80 km/uur)' met eenzijdige bebouwing. Het plangebied omvat in totaal maximaal 12 appartementen. Op basis van de Handleiding Populatieservice geldt voor een woonfunctie met een oppervlakte groter dan 60 m2 een kental van 2,4 personen per woning. Het aantal personen binnen het plangebied komt daarmee op 29 (12 * 2,4 = 29). Conform de toetsingstabel uit het HART wordt de drempelwaarde bij eenzijdige bebouwing, een afstand van 170 meter en 36 personen niet overschreden en is berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Volstaan kan worden met een beknopte verantwoording van het groepsrisico.

Het vervoer over het spoor vindt plaats ten westen van het plangebied, over het spoortraject Dieren – Zutphen (nummer 62s.2). Het plangebied is niet gelegen binnen de PR 10-6 contour van het spoortraject. Het invloedsgebied van het spoortraject reikt tot meer dan 4.000 meter. Het plangebied is gelegen op circa 571 meter afstand en valt daarmee binnen het invloedsgebied. Het plangebied ligt buiten 200 meter van de transportroute, waardoor berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is. Wel is een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Beknopte verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Cromhoutstraat. De Cromhoutstraat sluit in zuidoostelijke richting aan op de Arnhemsestraat en in noordwestelijke richting op de Brummelstraat. Deze straten aan op het verdere wegennetwerk van de woonwijk Koppelenburg en de kern Brummen. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan een mogelijke brand via meerdere aanvalswegen worden geblust. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal het plangebied bestaan uit woningen. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen en ouderen worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

4.6.3 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Velperpoort aansl. – Zutphen (nummer 62S.2). Vanwege de geringe omvang van de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico echter niet aanzienlijk toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijnstof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijnstof) in de buitenlucht;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.
4.7.2 Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 12 nieuwe appartementen. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht en is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Arnhemsestraat/IJsselgouw (N348) ten zuiden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen voor deze weg bedroegen in 2020; 15.5 µg/m3 voor NO2, 16.7 µg/m3 voor PM10 en 10.3 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Aangezien direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Bedrijven en milieuhinder

4.8.1 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de naastgelegen woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

4.8.2 Onderzoek en conclusie

Het plangebied wordt aan de zuid-, west- en oostzijde begrensd door woningen en aan de noordzijde door Notarispraktijk Brummen. De notarispraktijk kent de bestemming 'dienstverlening'. Gezien het feit dat het plangebied voornamelijk omringd wordt door woningen, kan het plangebied getypeerd worden als 'rustige woonwijk'.

Conform de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) behoort de notarispraktijk tot milieucategorie 1 (overige zakelijke dienstverlening: kantoren). Voor deze milieucategorie geldt op basis van geluid voor een rustige woonwijk een richtafstand van 10 meter. De toekomstige woningen liggen op circa 17 meter afstand van de notarispraktijk. Hiermee wordt aan de richtafstand voldaan. Verder is gezien de aard en omvang van de notarispraktijk geen geluidshinder te verwachten ter plaatse van de beoogde woningen. Er worden geen knelpunten verwacht.

De tijdelijke parkeerplaats ten behoeve van de huidige supermarkt ten zuiden van het plangebied wordt in de nieuwe situatie voorzien van de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming blijft de huidige functie van parkeervoorziening toegestaan. In de huidige situatie is ter plaatse reeds sprake van een parkeerplaats ten behoeve van de huidige supermarkt. Daarnaast zal met de verplaatsing van de supermarkt de parkeerdruk naar verwachting afnemen. Er worden geen knelpunten verwacht.

Met het bovenstaande is ter plaatse van het plangebied sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat en worden omliggende bedrijven niet belemmerd als gevolg van de beoogde ontwikkeling.

Het aspect bedrijven- en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Water

4.9.1 Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Vallei & Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

Sinds 1 januari 2013 zijn waterschap Vallei & Eem en Veluwe gefuseerd tot het waterschap Vallei en Veluwe. Voor de periode 2016-2021 heeft het waterschap een waterbeheerprogramma opgesteld. Op basis van de strategische doelstellingen uit de Langetermijnvisie, de Deltabeslissingen, de aanbevelingen uit het in 2014 gepresenteerde OESO-rapport en de Kaderrichtlijn Water zijn in dit programma tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan wordt samen met de partners concreet invulling gegeven aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Per 1 januari 2014 is ook een nieuwe Keur ingetreden voor het gehele waterschapsgebied. In de Keur staat wat er wel en niet mag in watergangen, waterkeringen, bergingsgebieden en ondersteunende kunstwerken en met grondwater. Met die regels beschermt het waterschap de dijken, sloten, waterstanden en grondwaterstanden.

4.9.2 Onderzoek

Huidige situatie

Het plangebied is gesitueerd aan de Arnhemsestraat 50 te Brummen en bestaat in de huidige situatie uit een supermarktpand met bijbehorend verhard parkeerterrein. Het plangebied is in de huidige situatie nagenoeg geheel verhard.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging van het plangebied in de bebouwde kom van Brummen is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. In de nabije omgeving van het plangebied bestaat de bodem uit zavel/klei (poldervaaggronden) en uit lemig fijn zand (hoge bruine enkeerdgronden). Met betrekking tot grondwater is in de nabije omgeving van het plangebied sprake van grondwatertrap VII. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) schommelt tussen de 80 en 140 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt dieper dan 120 centimeter onder maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa 9,8 meter +NAP.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied en in de nabije omgeving zijn geen watergangen aanwezig.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Verder bevinden zich tevens geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling betreft de sloop van het bestaande supermarktpand, waarna ter plaatse maximaal 12 nieuwe appartementen worden gerealiseerd.

Bodem en grondwater

De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit

Conform het beleid van Waterschap Vallei & Vallei dient een toename van het verhard oppervlak gecompenseerd te worden. Echter, het plangebied is in de huidige situatie nagenoeg geheel verhard. Door de beoogde ontwikkeling zal het verhard oppervlak zodoende niet of nauwelijks toenemen. Watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

4.9.3 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Doordat de verharding afneemt ten opzichte van de huidige situatie, en groen wordt toegevoegd, zal er sprake zijn van een betere waterhuishouding. Bij hevige regenval zal het water beter afgevoerd kunnen worden.

4.10 Wegverkeerslawaai

4.10.1 Toetsingskader

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.

Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.

De Wgh stelt dat op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals de geprojecteerde appartementen, voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde is 63 dB. De resultaten uit het separaat toegevoegde onderzoek “Onderzoek wegverkeerslawaai" (Bijlage 10) zijn hier hieronder samengevat.

4.10.2 Onderzoek

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van gezoneerde wegen, namelijk de N348, De Pothof en de Arnhemsestraat. Daarom is akoestisch onderzoek noodzakelijk. Het akoestisch onderzoek is ook uitgevoerd in het kader van een goede ruimtelijke ordening voor de niet gezoneerde 30 km/uur wegen: Cromhoutstraat en Arnhemsestraat.

Resultaten

De resultaten zijn:

  • ten gevolge van de gezoneerde N348 wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. De geluidbelasting bedraagt 50 dB;
  • ten gevolge van de gezoneerde Arnhemsestraat en De Pothof wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde;
  • ten gevolge van het verkeer op de 30 km/uur weg Arnhemsestraat en Cromhoutstraat wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 53 dB respectievelijk 52;
  • het reduceren van de geluidbelasting ten gevolge van de N348, Arnhemsestraat en de Cromhoutstraat is om verkeerskundige-, stedenbouwkundige- en financiële redenen niet gewenst. Het laten vaststellen van een hogere grenswaarde van 49 dB is nodig door het college van Burgemeester en Wethouders.
  • de geluidskwaliteit wordt als matig tot (zeer) goed beoordeeld. Dit is passend gezien de ligging van de ontwikkeling. Er is derhalve sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat

De geluidwering van de gevel dient te voldoen aan het Bouwbesluit.

Hogere waarden

Voor 3 appartementen is het nodig hogere waarden te laten vaststellen door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Brummen. Het gaat om een hogere waarde ten gevolge van de N348 van 49 dB voor twee appartementen en van 50 dB voor één appartement. Het besluit hogere waarden wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

4.11 Kabels en leidingen

4.11.1 Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • 1. gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • 2. aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • 3. defensiebrandstoffen;
  • 4. warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
4.11.2 Onderzoek en conclusie

In en nabij de planlocatie is geen planologisch relevante leidingen en/of telecommunicatieverbindingen aanwezig die een belemmering vormen voor de ontwikkeling of waarvoor de ontwikkeling een belemmering is. Dit aspect staat de uitvoering van de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier is doorlopen.

Participatie

Naast de wettelijke vormen van inspraak zijn door de initiatiefnemers de belanghebbenden geïnformeerd over de beoogde plannen. Hiervoor hebben 1-op-1-gesprekken plaatsgevonden van de direct omwonenden van de Arnhemsestraat. De plannen zijn aan de direct omwonenden van de Arnhemsestraat toegelicht. Hiervoor heeft de initiatiefnemer met omwonenden gesproken. Zij waren wel kritisch op de plannen. Met name op het gebied van stedenbouwkundige inpassing (hoogte van het gebouw en type woningen). Naar aanleiding van deze gesprekken bleek dat het perceel aan de Cromhoutstraat vanwege beperkingen niet kan worden aangewend voor woningbouw.

Mede naar aanleiding van de contacten met de omwonenden is besloten om een nieuw beeldkwaliteitsplan op te stellen en een stedenbouwkundig ontwerp te maken. Daarbij is uitgegaan van een lagere bouwhoogte door een verdieping minder en daarmee ook minder appartementen te realiseren. Het perceel aan de Cromhoutstraat is in het huidige plan opgenomen als parkeerterrein.

Op 22 december 2021 is een informatiebijeenkomst georganiseerd voor een grotere groep omwonenden. Daarin zijn de plannen via een digitale bijeenkomt toegelicht. Deze toelichting ging over de stedenbouwkundige opzet van het plan (aantal woningen, bouwhoogtes, type woningen), de erfscheidingen, parkeren, de planning van het bestemmingsplan en start van de bouw. Deelnemers hebben hier op kunnen reageren. Naderhand is een verslag gemaakt van de bijeenkomst met een samenvatting van de besproken punten en een beantwoording van openstaande vragen. Dit verslag is toegestuurd aan de deelnemers.

Vooroverleg

In het kader van het wettelijk vooroverleg is het ontwerpbestemmingsplan in het kader van het artikel 3.3.1. overleg toegezonden aan de overlegpartners van de gemeente Brummen: de provincie Gelderland, het waterschap Vallei en Veluwe en de Omgevingsdienst Veluwe IJssel. Eventuele opmerkingen van deze partners zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

Zienswijze

Tegelijk met het art 3.3.1. overleg is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is een zienswijze ontvangen. In de zienswijzennota in bijlage 11 is de zienswijze samengevat en van een reactie voorzien. Naar aanleiding van de zienswijze is een voorwaardelijke verplichting aan de regels toegevoegd. Door middel van de voorwaardelijke verplichting in Artikel 3 Wonen wordt de aanleg en instandhouding van groen in het plangebied geborgd.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De beoogde ontwikkeling betreft de herontwikkeling van Arnhemsestraat 50. Hier worden twee appartementengebouwen met in totaal maximaal 12 appartementen voorzien. Het zuidelijke deel van het plangebied betreft een perceel aan de Cromhoutstraat waar, net als in de huidige situatie, een parkeerterrein gerealiseerd.

De initiatiefnemer heeft de investeringskosten voor het project geraamd, is in staat om deze investering zelf te financieren of gefinancierd te krijgen en heeft met een berekening aangetoond dat het project rendabel is.

Bovendien hebben de initiatiefnemer en de gemeente afspraken gemaakt in de anterieure overeenkomst / een planschadeverhaalovereenkomst gesloten voor de vergoeding van eventuele succesvolle aanvragen voor tegemoetkoming in planschade door de initiatiefnemer aan de gemeente. Dit betekent dat planschade die ontstaat ten gevolge van het afwijken van het geldende bestemmingsplan voor rekening en risico van de initiatiefnemer is.

Uit bovenstaande volgt dat de initiatiefnemer in staat is om alle kosten voor de beoogde ontwikkeling te dragen en dat de beoogde ontwikkeling dus financieel haalbaar én uitvoerbaar is.

Grondexploitatie

De beoogde ontwikkeling is bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplannen, zoals bedoeld in artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit betekent dat de gemeente de kosten, zoals benoemd in de kostensoortenlijst in de Bro, dient te verhalen op de initiatiefnemer middels een exploitatieplan of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft via een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer het kostenverhaal anderszins verzekerd. Bovendien is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen en/of om eisen, regels of een uitwerking van regels te stellen in aanvulling op de gemaakte afspraken in de anterieure overeenkomst. Hieruit volgt dat de gemeente het kostenverhaal voldoende anderszins verzekerd heeft en dat het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde is. Hieruit volgt dat het onderdeel grondexploitatie conform de Wro is geregeld en dat daarmee de economische uitvoerbaarheid van het project is verzekerd.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Welke bestemmingen komen voor in dit plan?

Een bestemmingsplan geeft aan voor welke functies percelen en bouwwerken mogen worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld zijn voor wonen, groen, verkeer enzovoort. Daarnaast bevat het plan per functie regels waaraan het gebruik en/of het bouwen moet voldoen. Zo is vastgelegd waar gebouwd mag worden en waar niet, en zijn regels gesteld hoe mag worden gebouwd. Het plan geeft bijvoorbeeld de maximale bouw- en goothoogte van huizen, en de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals erfafscheidingen aan.

6.2 Hoe ziet een bestemmingsplan er uit?

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (voorheen de 'plankaart' genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels zijn het juridische deel van het bestemmingsplan. In dit deel van het bestemmingsplan staan de rechten en plichten die voortvloeien uit het plan. In de plantoelichting zijn de achtergronden en uitgangspunten voor het beleid opgenomen. Met de toelichting worden de aanwezige belangen in het gebied afgewogen en wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde standaarden Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar. Alle bestemmingsplannen in Nederland zijn te vinden op de website: www.ruimtelijkeplannen.nl. Via het tabblad 'bestemmingsplannen' kan worden doorgeklikt naar de provincie, de woonplaats of nog specifieker de straatnaam. De gebieden die zwart omlijnd op de kaart staan aangeduid, zijn de gebieden waarvoor een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar is.

Zodra het gewenste bestemmingsplan is gevonden en deze voldoende is ingezoomd, wordt de betreffende bestemmingslegging zichtbaar. Om een beter beeld van de omgeving te krijgen, kan voor verschillende ondergronden worden gekozen (luchtfoto, topografie). Zodra linksboven 'legenda' wordt aangeklikt, wordt inzichtelijk wat de verschillende kleuren betekenen. Door vervolgens op een locatie binnen het plangebied te klikken wordt aan de rechterzijde van de kaart de bijbehorende informatie getoond.

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • Met een dubbelbestemming. Dit betreft een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Bijvoorbeeld voor archeologie of ondergrondse leidingen. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden.
  • Met een aanduiding. Een aanduiding is een vlak op de verbeelding. Via een aanduiding wordt in de regels iets aanvullend geregeld. Dat kan betrekking hebben op maatvoering (bijvoorbeeld een specifieke goot- of bouwhoogte), bouwen (bijvoorbeeld voor specifieke bouwwerken als overkappingen) of functies (bijvoorbeeld zorgwoningen).

6.3 Wat regelt een bestemmingsplan?

Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende bestemmingen:

  • 1. Wonen: ter plaatse van de beoogde gestapelde aan de Arnhemsestraat 50. Deze bestemming is ook opgenomen ter plaatse van het zuidelijk plandeel aan de Cromhoutstraat;
  • 2. Tuin: deze bestemming is opgenomen ter plaatse van de Arnhemsestraat, middels een groenstrook aan de straatkant aan de Arnhemsestraat en Cromhoutstraat.

In verband met archeologische verwachtingen is tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' van toepassing binnen het plangebied.

6.4 Opzet van de planregels

De hoofdstukken waarin de regels zijn opgenomen, hebben de volgende vaste volgorde:

  • In de Inleidende regels worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd en wordt de wijze van meten bepaald;
  • In de Bestemmingsregels worden in alfabetische volgorde van de naam van de bestemmingen de regels gegeven waarmee die bestemmingen zoals die op de verbeelding voorkomen, nader worden omschreven;
  • De Algemene regels bevatten een aantal regels (voorheen bepalingen genoemd) die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling of de bepaling welke wettelijke regeling van toepassing);
  • De Overgangs- en slotregels ten slotte geven overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.

Ook bij de opstelling van een bestemmingsbepaling (Hoofdstuk 2 van de regels) moet een vaste volgorde gebruikt worden: Een bestemmingsregel behoeft niet alle voorgeschreven elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.

Daarnaast is een aantal bepalingen opgenomen waaraan landelijk gezien de regels van het bestemmingsplan moeten voldoen. Het gaat hierbij om een aantal begrippen, regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.

6.5 Toelichting op de inleidende regels

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de inleidende regels.

Artikel 1 Begrippen

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

6.6 Toelichting op de bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.

Artikel 3 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen zijn bestemd voor wonen en de daarbij behorende bouwwerken, werken, werkzaamheden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen. Op de verbeelding zijn bouwvlakken opgenomen, waarmee de uiterste bouwgrenzen zijn vastgelegd. Verder zijn de maximum goot- en bouwhoogte opgenomen. In dit artikel is ook een voorwaardelijke verplichting opgenomen die de aanleg en instandhouden van groen in het plangebied borgt.

Artikel 4 Tuin

De gronden met de bestemming Tuin zijn bedoeld voor tuinen behorende bij het wonen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie hoog

Binnen het plangebied is de bestemming 'Waarde - Archeologie hoog' opgenomen ter behoud en bescherming van de archeologische waarden in de gronden. Deze regels die binnen bestemming gelden, hebben voorrang op de regels van de andere op de gronden voorkomende bestemmingen. Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en van werkzaamheden is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen.

6.7 Toelichting op de algemene regels

De algemene regels bevatten een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden. Met name de volgende artikelen zijn relevant voor de ontwikkeling:

Artikel 7 bevat de algemene bouwregels. Daarin geeft 7.1 de mogelijkheid om bij recht bouwgrenzen te overschrijden voor ondergeschikte onderdelen van gebouwen, binnen de beperkingen die in dit lid genoemd zijn. Dit artikel is niet van toepassing indien de bestemmingsgrens worden overschreden.

Artikel 8 zijn de algemene afwijkingsregels. Dit geeft de mogelijkheid aan het bevoegd gezag om op onderdelen van de regels voor onder andere het afwijken van maten en het overschrijden van bouwgrenzen, geen bestemmingsgrenzen, voor een technisch betere realisering van bouwwerken. De afwijkingsmogelijkheden zijn beperkt.

Artikel 10 bevat de overige regels. Hierin is de parkeerregeling opgenomen. Hierin is voorgeschreven dat bij een omgevingsvergunning voor bouwen of voor het wijzigen van gebruik in voldoende parkeren op eigen terrein wordt voorzien. In dit geval behoort ook de kavel aan de zuidzijde van het plangebied, aan de Cromhoutstraat, tot het eigen terrein.