Plan: | Scholencluster Meengatstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.BPBRELZ120001-va01 |
Algemeen
Het Europese Verdrag van Malta (1992) beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt te behouden. Het verdrag dwingt alle ondertekenaars (waaronder Nederland) om archeologische belangen in een vroegtijdig stadium mee te wegen in de besluitvorming rond ruimtelijke planvorming. Het Verdrag van Malta is inmiddels geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving in de Wet archeologische monumentenzorg (herziening Monumentenwet).
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht. Initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Conform de "Loketkaart Archeologie gemeente Brummen (2011)" is het plangebied reeds vrijgegeven voor de voorgenomen activiteiten, zie onderstaande afbeelding. Onderzoeksplicht is ter plaatse afhankelijk van een nader te nemen gemeentelijk selectiebesluit.
Uitsnede "Loketkaart Archeologie gemeente Brummen (2011)"
Bureau- en inventariserend veldonderzoek
In het kader van het bestemmingsplan 'Elzenbos' heeft namelijk al een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) (RAAP bv, nr. 2438, d.d. oktober 2007) plaatsgevonden in het plangebied. Tijdens het onderzoek is komen vast te staan dat het plangebied bestaat uit 2 dekzandruggen- of koppen doorsneden door een systeem van crevassegeulen. In de diepere ondergrond is een Midden en Laat Pleniglaciaal terras aanwezig.
Naast de geologische resultaten van het verkennend veldonderzoek zijn 2 clusters met archeologische resten aangetroffen. Een noordelijk cluster dat gedateerd kan worden in de periode IJzertijd t/m Vroege Middeleeuwen en een zuidelijk cluster van Laat Middeleeuws materiaal. De 2 clusters konden door middel van het huidige onderzoek niet scherp begrensd worden. Rondom het noordelijke cluster is op basis van de AHN-analyse een aardwerk herkend dat mogelijk ooit als begrenzing heeft gefungeerd. De AHN-analyse heeft nog andere structuren (aardwerken) aan het licht gebracht. De aard en datering van de aardwerken is op basis van het huidige onderzoek niet vast komen te staan, maar zal in een eventuele latere fase van het onderzoek aan de orde moeten komen. De aangetroffen archeologische indicatoren wijzen op de aanwezigheid van nederzettingsterreinen. Aangezien binnen de clusters geen bodemverstoringen dieper dan de bouwvoor zijn waargenomen lijkt de conservering van de vindplaats goed te zijn.
Uit een onderzoek naar de waterhuishoudkundige situatie van het gebied is gebleken dat het toekomstig maaiveld ongeveer 50 cm opgehoogd zal moeten worden (tot 8,5 m +NAP). De gevolgen van ophoging voor de archeologische resten in de ondergrond is niet op voorhand duidelijk. Om uitspraken te kunnen doen over de gevolgen van de ophoging van het terrein voor de archeologische resten in de ondergrond is aanvullend onderzoek nodig.
Ten aanzien van de noordelijke en zuidelijke clusters (zie rood gemarkeerde zone op onderstaande afbeelding) wordt op grond van de resultaten van het verkennend booronderzoek aanbevolen de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging nader vast te stellen door middel van een waarderend onderzoek in de vorm van proefsleuven. Voor de overige delen van het plangebied (zie oranje gemarkeerde zone op onderstaande afbeelding) geldt dat op basis van de resultaten van het onderzoek wordt aanbevolen de met behulp van het AHN ontdekte structuren en de mogelijke relatie van de structuren met de noordelijke en zuidelijke clusters nader te onderzoeken door middel van zoeksleuven.
Het vervolgonderzoek is nodig om over voldoende gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan de gemeente Brummen een besluit kan nemen met betrekking tot het al dan niet (geheel) opgraven van de vindplaats. Voorafgaand aan het onderzoek zal een Programma van Eisen moeten worden opgesteld waarin de randvoorwaarden voor behoud in situ en de randvoorwaarden voor het proef- en zoeksleuvenonderzoek moeten worden geformuleerd.
Proefsleuvenonderzoek
Naar aanleiding van de resultaten uit het bureau- en inventariserend veldonderzoek (RAAP bv, nr. 2438, d.d. oktober 2007) is er een veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-p) uitgevoerd (BAAC bv, nr. 09.0361, d.d. maart 2011) in het plangebied.
Uit het proefsleuvenonderzoek blijkt dat binnen de grenzen van RAAP-vindplaats 2 (= zuidelijke rood gearceerd gebied op bovenstaande kaart, waarbinnen het plangebied deels gelegen is) de archeologische sporen enkel bestaan uit (paal)kuilen en restanten van moesbedden die in de recente nieuwe tijd gedateerd moeten worden. De aangetroffen sporen bevinden zich voornamelijk op de achterterreinen van (voormalige) bebouwing. Voor het te karteren gebied geldt dat vrijwel geen vondsten en sporen zijn aangetroffen, op enkele recente (paalkuilen) na.
Binnen de grenzen van RAAP-vindplaats 2 en in het gekarteerde gebied zijn geen vindplaatsen aangetroffen. In het onderzoeksrapport wordt dan ook geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren voor het deel van het onderzoeksgebied waarbinnen het plangebied van dit bestemmingsplan gelegen is.
Het aspect archeologie vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen ontwikkeling.
Door een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening moeten per 1 januari 2012 cultuurhistorische waarden vooraf in het proces van ruimtelijke ordening worden meegenomen, met name bij de voorbereiding en vaststelling van bestemmingsplannen.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten.
Het plangebied zelf kent geen bijzondere cultuurhistorische waarden. In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich tevens geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Dit betekent dat cultuurhistorie geen belemmering vormt voor de realisatie van onderliggend plan.