Plan: | Scholencluster Meengatstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.BPBRELZ120001-va01 |
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van in het wild levende planten en dieren. Op basis van deze wet is het onder meer verplicht om bij het opstellen van een bestemmingsplan na te gaan of er mogelijk nadelige consequenties zijn voor beschermde inheemse soorten.
Door middel van onderzoek dient nagegaan te worden of de voorgenomen ontwikkeling leidt tot negatieve aspecten voor de aangewezen gebieden of soorten.
In het kader van het bestemmingsplan 'Elzenbos' is al een quickscan flora en fauna (Royal Haskoning, nr. 9R9200, d.d. 11 augustus 2006). uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er zeer waarschijnlijk algemene kleine zoogdieren als muizen (algemene soorten tabel 1 van de Flora- en faunawet, ontheffingsaanvraag is niet noodzakelijk) aanwezig zijn. Omdat het algemene soorten (tabel 1) van de Flora- en faunawet betreft en de ingreep geen negatieve effecten heeft op de regionale populatie is extra onderzoek naar deze soorten niet noodzakelijk.
De habitats die van belang zijn voor soorten zijn de houtwallen en de waterloop door het gebied. De houtwallen zijn van belang voor broedvogels en vleermuizen, de waterloop voor amfibieën en libellen. De waterloop wordt echter in het ontwerp geïntegreerd waardoor libellen en amfibieën weinig effecten zullen ondervinden. Wanneer de houtwallen eveneens in het ontwerp worden geïntegreerd of nieuwe boom- of haagstructuren worden aangeplant, zullen de effecten voor broedvogels en vleermuizen ook lager zijn. De voedselrijkdom van de houtwallen in het gebied zullen echter door de geplande nieuwbouw afnemen. Ter compensatie van effecten die niet gemitigeerd kunnen worden kunnen houtwallen in de omgeving geplant worden.
In het hele toekomstige woongebied Elzenbos zijn de houtwallen en bomen door een ecoloog geïnspecteerd (Royal Haskoning, nr. 9S8116/N00001/902429/AH/DenB, d.d. 25 juni 2007) op vaste nesten en nestgedrag van verschillende vogelsoorten, zoals: roofvogelsoorten, ransuil en ‘holenbroeders’ (Bosuil, Steenuil, Kerkuil, Groene Specht, Zwarte Specht en de Grote bonte specht). Ook zijn bomen vlak langs het woongebied geïnventariseerd en is gesproken met verschillende bewoners. Op basis van de inspectie kan geconcludeerd worden dat bovengenoemde vogelsoorten niet in het plangebied zijn aangetroffen. Er zijn in de bomen vlak langs het gebied wel diverse nesten aangetroffen. Geen van allen was in gebruik of had recente gebruiksporen.
Tevens was van geen van allen de opening van voldoende omvang om in aanmerking te komen voor bovengenoemde vogelsoorten, behalve één nestkast op een boerenerf (Elzenbosweg 19 te Brummen). Het onderhavige plangebied is echter te ver van deze locatie verwijderd om hier invloed op te hebben.
Tevens is er aanvullend vleermuizenonderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan 'Elzenbos' (Zoogdiervereniging VZZ, nr. 2006.46, d.d. 1 november 2006). Uit dit veldonderzoek blijkt dat er geen vleermuizen in de directe nabijheid van de nieuwe schoollocatie voorkomen. De voor vleermuizen relevante landschapselementen bevinden zich ook allemaal op ruime afstand van het plangebied (rode ster). Ook uit het aanvullende onderzoek naar watervleermuizen (Zoogdiervereniging VZZ, nr. 2007.27, d.d. september 2007) komt dit naar voren.
Het aspect flora en fauna vormt derhalve geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.