direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Paraplubestemmingsplan Parkeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBREEPPARK10000-VA01

Toelichting

COLOFON    
Gegevens over het plan:    
Plannaam:   Paraplubestemmingsplan Parkeren  
Identificatienummer:   NL.IMRO.0213.BPBREEPPARK10000-VA01  
Status:   Vastgesteld  
Datum:   18 oktober 2018  
   
Gegevens projectbetrokkenen:  
Opdrachtgever:   Gemeente Brummen  
Contactpersoon opdrachtgever:   dhr. R. Nooteboom  
   
Gegevens Buro SRO:    
Projectleider Buro SRO:   dhr. M. Geerts  
Bezoekadres vestiging Arnhem:   Sweerts de Landasstraat 50, 6814 DG te Arnhem  
Telefoon:   026 – 35 23 125  
E-mail:   arnhem@buro-sro.nl  
Internet:   www.buro-sro.nl  
  afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBREEPPARK10000-VA01_0001.png"  

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Vanaf 1 juli 2018 komen de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening te vervallen. Op dat moment kan er bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de bouwverordening getoetst worden aan de gemeentelijke parkeernorm. De juridische borging van het gemeentelijke parkeerbeleid dient te gebeuren via het bestemmingsplan. Hiervoor is het voorliggende bestemmingsplan Paraplubestemmingsplan Parkeren opgesteld. Dit is een partiële herziening en geldt aanvullend op de vigerende bestemmingsplannen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat het gehele grondgebied van de gemeente Brummen. Het plan heeft betrekking op zowel de bebouwde kom als het buitengebied van de gemeente.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

De geldende bestemmingsplannen blijven van kracht, met dien verstande dat aan de regels van die bestemmingsplannen regels met betrekking tot het parkeren worden toegevoegd via voorliggend plan. In die plannen waar al een regeling is opgenomen inzake het parkeren komt die regeling te vervallen en daarvoor treedt de regeling uit dit plan in de plaats.

Hoofdstuk 2 Parkeerregeling

2.1 Doel

Parkeernormen worden gehanteerd om bij bouwplannen of wijzigingen in het gebruik de behoefte van het benodigde aantal parkeerplaatsen te bepalen. Het uitgangspunt is dat bij de ontwikkeling van een plan het aantal benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein wordt gerealiseerd. Hiermee wordt er voor gezorgd dat de parkeerdruk niet op het openbaar gebied wordt afgewenteld en daar vervolgens tot problemen leidt.

2.2 Werkwijze

Voor de te hanteren parkeernormen wordt aangesloten bij de parkeerkencijfers van Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317, oktober 2012). Deze publicatie biedt een handreiking voor bijvoorbeeld het bepalen van het aantal verkeersbewegingen die een bepaalde functie genereert maar ook voor de parkeernorm (parkeerkencijfer) die bij de functie hoort. De parkeernorm neemt daarbij af naarmate het project dichter bij het centrum ligt van zeer stedelijk gebied en is het hoogst als het project in het buitengebied ligt van een niet stedelijk gebied. Voor elk soort gebied wordt door voornoemde CROW-publicatie per functie een bandbreedte gegeven voor de hanteren parkeernorm(minimaal - maximaal).

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBREEPPARK10000-VA01_0002.png"

Voorbeeld van een tabel met parkeerkencijfers uit de uitgave 317 van het CROW

Afwijken

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het belangrijk dat het aantal parkeerplaatsen dat volgt uit toepassing van de desbetreffende parkeernorm gerealiseerd wordt en dat dat gebeurd op het eigen terrein. Maar het komt regelmatig voor dat een kleiner aantal parkeerplaatsen volstaat en / of dat (een deel) van de al aanwezige parkeerplaatsen in het openbaar gebied gebruikt kan worden. Ook kan het zijn dat het initiatief een herontwikkeling betreft van een bestaande functie waarbij de parkeerbehoefte van de huidige en de nieuwe functie verdisconteerd kunnen worden. Soms kunnen parkeerplaatsen ook door meerdere functies gebruikt worden waarbij aspecten zoals de afstand tot de functie en aanwezigheidspercentages dan een rol spelen. In een parkeerbalans worden dergelijke vraagstukken uitgewerkt.

In die situaties waarin een kleiner aantal parkeerplaatsen kan volstaan en / of dat (een deel) niet op het eigen terrein gerealiseerd wordt kan afgeweken worden van deze normstelling en / of de locatie-eis. Voorwaarde is wel dat er sprake is van een goede parkeerbalans in het gebied waarin het project gelegen is. In dit plan is daarom een regeling opgenomen die de mogelijkheid biedt om gemotiveerd af te kunnen wijken van de gestelde parkeernorm.

Bij de motivering waarom wordt afgeweken wordt het gemeentelijke parkeerbeleid en de voornoemde uitgave van het CROW als leidraad gebruikt.

In bijlage 1 bij dit bestemmingsplan is een stappenplan opgenomen dat op hoofdlijnen weergeeft wat de stappen en overwegingen zijn bij het afwijken.

Extra eisen

Het kán in incidentele gevallen ook voorkomen dat de gestelde norm te laag is. Het bestuur is dan bevoegd om extra eisen op te leggen: de 'nadere eis'. De nadere eis is vergelijkbaar met de afwijking, maar heeft een 'omgekeerde' werking: de norm wordt strenger in plaats van minder streng. Deze mogelijkheid bestaat ook voor plannen waarbij de te realiseren functies niet aansluiten op de functies zoals beschreven in de uitgave van het CROW. Het opleggen van een nadere eis zal niet vaak voorkomen, maar is gezien de grote gevolgen die een verkeerde parkeerbalans heeft voor de omgeving van een plan, gerechtvaardigd. Zeker daar dit besluit voorzien moet worden van een gedegen motivering waarbij het besluit vatbaar is voor bezwaar en beroep.

Bij deze motivering zal het gemeentelijke parkeerbeleid en voornoemde uitgave van het CROW als leidraad worden gebruikt.

Berekeningsaantallen

Parkeerplaatsen dienen zo te worden aangelegd dat deze ook optimaal gebruikt kunnen worden. In situaties waarin dit niet het geval is, wordt in de berekening van het benodigd aantal parkeerplaatsen een factor gehanteerd, waardoor niet optimaal te gebruiken parkeerplaatsen niet als volwaardige plek worden meegerekend. De meest voorkomende situatie waarbij sprake is van parkeerplekken die niet optimaal gebruikt worden, is het voorbeeld van een woonkavel met een (dichte) garage of een inrit waar de auto's achter elkaar staan.

Afronding

Bij het bepalen van het benodigd aantal parkeerplaatsen wordt gerekend met één decimaal. Ook de uitkomst is op één decimaal nauwkeurig; bijvoorbeeld 13,5 parkeerplaatsen. Het heeft echter weinig toegevoegde waarde om ook een halve parkeerplaats aan te leggen. Daarom geldt bij het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen dat de uitkomst van de berekening afgerond wordt op een geheel aantal parkeerplaatsen waarbij vanaf '0,5' en hoger naar boven wordt afgerond.

Brummense keuzen

Voor Brummen geldt dat het een gemeente is die weinig stedelijk is. In de gegeven bandbreedte wordt de norm gehanteerd die het gemiddelde is van de minimale en maximale normen. Dit is gedaan om enige ruimte te geven aan initiatieven. Daar komt bij dat de parkeernorm inclusief een bezoekersaandeel is en het is bij diverse functies gebruikelijk dat bezoekers in het openbare gebied parkeren. Ook daarom is niet gekozen voor de maximale norm uit de bandbreedte.

Bij de normstelling is aansluiting gezocht bij de functielijsten en de waarden uit de publicatie 317 van het CROW uit 2012. Verder worden een drietal gebieden onderscheiden: centrum, rest bebouwde kom en buitengebied. Op navolgende kaart is weergegeven hoe de gemeente Brummen op deze manier is ingedeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPBREEPPARK10000-VA01_0003.png"

Indeling in deelgebieden t.b.v. parkeerregeling

Hoofdstuk 3 Juridische vormgeving

3.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.

3.2 Verbeelding

Op de verbeelding is de omvang van het plangebied aangeduid. In dit geval gaat het om het gehele grondgebied van de gemeente. Verder zijn er drie typen gebieden waarvoor eigen parkeernormen gelden:

  • centrum
  • rest bebouwde kom
  • buitengebied

3.3 Wijze van regelen

De achtergrond van de regeling is aan bod gekomen in paragraaf 2.2. Daar wordt naar verwezen. Het voorzien in de juiste en voldoende parkeervoorzieningen is een voorwaardelijke verplichting. Er wordt getoetst op het moment dat een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor een gebruiksactiviteit wordt aangevraagd waarna ook daadwerkelijk de voorzieningen aangelegd moeten worden en vervolgens in stand worden gehouden. Voor de duidelijkheid is dat als zodanig ook in de regels opgenomen.

Om maatwerk te kunnen leveren is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Daarmee kan afgeweken worden van de eis om (al dan niet alle) parkeerplaatsen op het eigen terrein te realiseren en / of om de norm te verlagen. In specifieke situaties kan het maatwerk dat nodig is er ook toe leiden dat eisen worden opgelegd via de nadere eis.

In de regels is ook aangegeven hoe groot een parkeerplaats ten minste moet zijn. En ook hier kan van worden afgeweken en, in specifieke situaties, kunnen extra eisen worden opgelegd.

Tot slot wordt gemeld dat in de uitgave van het CROW op sommige plaatsen in de tabellen bij de parkeernorm 'nvt' staat. Dat wordt daar gedaan waar de functie in dat gebied niet zo vaak voor komt. Denk bijvoorbeeld aan een buurtcentrum midden in het centrum of een café in het buitengebied. Maar omdat zulke functies wel voor kunnen komen is wel een norm opgenomen. Die norm sluit aan bij een van de naastgelegen gebieden.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in de plantoelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit bestemmingsplan voorziet in het planologisch juridisch regelen van de parkeernormen op basis van de Wro waar dat voorheen via de bouwverordening verliep. Voorliggend plan bevat derhalve geen nieuwe ontwikkelingen waardoor er geen effect is op aspecten als bodem, geur, ecologie, archeologie of milieutechnische effecten in het kader van de Bro. Ook vanuit financieel oogpunt zijn er geen consequenties: de uitvoerbaarheid van dit plan is niet in het geding.

Hoofdstuk 5 Procedure

Vooroverleg

Het plan is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening niet verzonden aan de gemeentelijke overlegpartners. De reden hiervoor is dat het toetsen van aanvragen om omgevingsvergunningen een bevoegdheid is van het college van burgemeester en wethouders.

Dit bestemmingsplan regelt enkel juridisch de parkeernormen van de gemeente en heeft geen betrekking op belangen van andere overheidsinstanties.

Terinzagelegging en zienswijzen

Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 30 juni tot en met 10 augustus 2018 voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Het bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.

Vaststelling

Na vaststelling door de raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.