direct naar inhoud van Artikel 9 Groen
Plan: Overige locaties Brummen en Eerbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBREEOL900000-va02

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. evenementen tot een maximum van 3 per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. het behoud van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • f. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende

  • g. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • h. paden;
  • i. speelvoorzieningen, met uitzondering van jongerenontmoetingsplaatsen;
  • j. hondenuitlaatplaatsen;
  • k. kunstwerken;
  • l. waterlopen en waterpartijen;
  • m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut.

9.2.2 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • b. de totale maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 15 m2 per bestemmingsvlak.
9.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;
  • b. de totale oppervlakte aan bouwwerken per bestemmingsvlak mag maximaal 20 m2 bedragen;
  • c. overkappingen mogen niet worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van lichtmasten maximaal 12 meter bedragen.
9.3 Nadere eisen
9.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
9.3.2

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de procedure zoals bepaald in artikel 28.2 van toepassing.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 sub i teneinde een jongerenontmoetingsplaats te realiseren, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van een bouwwerk geen gebouw zijnde maximaal 5 meter mag bedragen, de oppervlakte maximaal 30 m2 mag bedragen en de locatie waar de betreffende voorziening wordt gerealiseerd op een goede wijze bereikbaar is vanaf de openbare weg;
  • b. in de directe omgeving van de voorziening voldoende openbare verlichting aanwezig is;
  • c. de plaatsing van het bouwwerk geen gebouw zijnde, geen onevenredige hinder of gevaar voor het verkeer mag opleveren;
  • d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouw zijnde.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ophoging, egalisering van gronden en afgraven van de bodem;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • d. werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, het slaan van putten;
  • e. aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • f. vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en handelingen die de dood of beschadiging van de beplanting tengevolge kunnen hebben;
  • g. diepploegen.
9.5.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het in artikel 9.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer, gebruik en onderhoud;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in het kader van natuur- en bosbeheer;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan legaal in uitvoering zijn danwel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning zijn of mogen worden uitgevoerd.
9.5.3 Afwegingscriteria

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.5.1 wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de aanvrager de noodzaak van het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden aantoont op basis van een onderzoek door een terzake deskundige partij waarbij tevens de mogelijke significante (nadelige) gevolgen voor de cultuurhistorische waarden in beeld zijn gebracht;
  • b. geen significante aantasting plaatsvindt van de cultuurhistorische -waarden van de gronden.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming "Groen" te wijzigen in de bestemming "Verkeer" of de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouw- en gebruiksregels in artikel 14 ("Verkeer") danwel artikel 16 (Verkeer -Verblijfsgebied) zijn van overeenkomstige toepassing;
  • b. geen onevenredige hinder ontstaat voor de omgeving;
  • c. er geen onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt.
9.6.2

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de procedure zoals bepaald in artikel 28.1 van toepassing.