direct naar inhoud van Artikel 7 Gemengd
Plan: Dijkverlegging Cortenoever
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPBG700004-va01

Artikel 7 Gemengd

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1

De voor “Gemengd” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een zorgboerderij;
  • b. maximaal 2 dienstwoningen uitsluitend in het hoofdgebouw;
  • c. verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie;

met tevens ondergeschikt:

  • d. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en/of bedrijf;
  • e. het op hobbymatige basis houden van dieren;
  • f. detailhandel in eigen voortgebrachte producten en streekgeproduceerde producten;
  • g. verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping met maximaal 25 mobiele kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', met dien verstande dat:
    • 1. buiten de periode van 1 april tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;
    • 2. voor de berekening van het aantal kampeermiddelen tevens de kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' binnen de bestemming “Agrarisch - Rivierverruiming” worden meegerekend;
  • h. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 5 kamers tot een totale oppervlakte van maximaal 100 m2 gebruikt mogen worden voor Bed & Breakfast;
    • 2. er voldaan moet worden aan de gemeentelijke parkeernota, wat inhoudt dat er per kamer minimaal 1 extra parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd moet worden;
  • i. een hoogstam fruitboomgaard uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', met dien verstande dat de afstand tussen stammen van hoogstam fruitbomen minimaal 10 m bedraagt;

met daarbij behorende:

  • j. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • k. erf, tuin en parkeervoorzieningen;
  • l. ontsluitingsvoorzieningen en paden.

7.1.2

Paardenbakken zijn niet toegestaan.

7.2 Bouwregels
7.2.1

Op gronden met deze bestemming zijn gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming toegestaan. Daarbij moeten de aanduidingen in acht worden genomen en

  • a. voor gebouwen geldt het volgende:
    • 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
      Max. oppervlakte hoofdgebouw   Max. gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen  
      733 m2   172 m2  
    • 2. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 m;
    • 4. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 4 m;
    • 5. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 10 m;
    • 6. bijgebouwen zoals bedoeld onder 1 mogen in de vorm van kassen worden gebouwd, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van kassen niet meer dan 150 m2 mag bedragen;
    • 7. voor zover de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bijgebouwen meer bedraagt dan 75 m2 geldt dat bij vervanging van de bijgebouwen, maximaal 70% van de gezamenlijke oppervlakte van de te vervangen bijgebouwen mag worden teruggebouwd met een maximum van 150 m2 per bijgebouw en naar keuze om te zetten in één of meerdere bijgebouwen;
    • 8. de herbouw van gebouwen is mogelijk waarbij de nieuwe bebouwingscontour op enig punt is geprojecteerd op maximaal 3 m van de bestaande bebouwingscontour;
    • 9. maximaal 50 m2 van de oppervlakte van bebouwing mag worden gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
    • 10. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de zorgboerderij en de groepsaccomodatie bedraagt maximaal 500 m2, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de groepsaccomodatie maximaal 100 m2 mag bedragen.

  • b. voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt het volgende:
    • 1. de maximale bouwhoogte hiervan is in onderstaande tabel vermeld:
      bouwwerken geen gebouwen zijnde   bouwhoogte (in meters)  
      zwembaden   0,1  
      overkappingen   3  
      verlichtings- en vlaggenmasten   8  
    • 2. de oppervlakte van het zwembad mag maximaal 75 m2 bedragen;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van de overkappingen mag maximaal 30 m2 bedragen;
    • 4. bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen het bestemmingsvlak mag maximaal 2 m bedragen met uitzondering van schuttingen en andere terreinafscheidingen, die gelegen zijn voor de voorgevel of in het verlengde daarvan, waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 1 meter.
7.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

7.3.1

het bepaalde in artikel 7.1.1 voor het toestaan van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, waarbij de niet-agrarische activiteit ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend niet-agrarische nevenactiviteiten zoals die voorkomen in bijlage 1Toegelaten functies” of functies die in milieuhygiënisch oogpunt daaraan gelijk te stellen zijn, worden toegelaten;
  • b. de verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  • c. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • d. de activiteit betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu in vergelijking met de agrarische activiteit en de activiteit leidt niet tot extra hinder voor omwonenden;
  • e. de oppervlakte van de bebouwing die hiervoor mag worden benut bedraagt maximaal 350 m2;
  • f. er wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing.
7.3.2

het bepaalde in artikel 7.1.2 voor het oprichten van een paardenbak, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de maximale afmetingen van de paardenbak bedragen 20 bij 60 m;
  • b. de afstand van de paardenbak tot woningen van derden of andere gebouwen van derden bedraagt ten minste 50 m;
  • c. de activiteit leidt niet tot extra (licht)hinder voor omwonenden en niet tot een onevenredige aantasting van de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Lichtmasten mogen uitsluitend binnen het bouwvlak of binnen de bestemming “Wonen” worden geplaatst en hebben een bouwhoogte van maximaal 8 m.;
  • d. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • e. de initiatiefnemer dient een door het college goed te keuren inrichtingsplan te overleggen.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:

7.4.1

de functie 'wonen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het wonen vindt uitsluitend plaats in een bestaande dienstwoning of in het gebouw waarin een dienstwoning is gelegen;
  • b. uitsluitend de al dan niet bebouwde gronden, of een gedeelte ervan, dat direct is gelegen bij de woning en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van deze woning, maken deel uit van het nieuwe bestemmingsvlak ten behoeve van de functie 'wonen';
  • c. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad.
7.4.2

een niet agrarisch bedrijf met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft een bedrijf zoals opgenomen in bijlage 1Toegelaten functies” en is aangemerkt als vervolgactiviteit, of een functie dat in milieuhygiënisch oogpunt daaraan gelijk te stellen is;
  • b. de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing hiervoor bedraagt maximaal 500 m2;
  • c. maximaal 50% van de onbebouwde gronden van het voormalige agrarische bouwvlak mag gebruikt worden als erf en als zodanig worden verhard;
  • d. het parkeren, laden en lossen behorende bij het niet-agrarische gebruik vindt plaats binnen het bouwperceel;
  • e. minimaal één dienstwoning blijft gehandhaafd;
  • f. de overige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
  • g. de wijziging betekent geen onevenredige aantasting voor natuur, landschap en milieu;
  • h. de verkeersaantrekkende werking neemt niet of slechts in beperkte mate toe (in relatie tot de wegcategorie en de bijbehorende capaciteit) en het verkeer kan in de toekomst zonder probleem via de bestaande wegen en paden worden afgewikkeld;
  • i. er wordt volledig rekening gehouden met de bestaande rechten van in de directe omgeving gelegen bedrijven en woningen en de bedrijven worden niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden geschaad;
  • j. nieuwbouw wordt toegestaan indien de bestaande bebouwing aantoonbaar niet geschikt is voor de nieuwe functie en met nieuwbouw de ruimtelijke kwaliteit aanmerkelijk wordt verbeterd;
  • k. de initiatiefnemer dient een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan te overleggen waaruit blijkt dat de functie goed in het landschap kan worden ingepast.