Plan: | Tracébesluit A50 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0209.bptracebesluitA50-va01 |
De voor Natuur - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in artikel 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 6.1.1:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - nevengeul', geen bouwwerken zijn toegestaan.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' afwijken van het bepaalde in artikel 6.2 voor het bouwen in overeenstemming met de bestemming Verkeer.
Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 voor een gebruik in overeenstemming met de bestemming Verkeer.
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema in artikel 6.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
Het in artikel 6.6.1 genoemde verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in artikel 6.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in artikel 6.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema in artikel 6.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
Omgevingsvergunningplichtige werken / werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning |
verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld, een en ander voorzover geen vergunning in het kader van de Ontgrondingenwet vereist is; | de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden; de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden; |
de aanleg van drainage tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage | de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden; |
het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan | de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden; |
het verwijderen van houtopstanden | deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer danwel natuurontwikkeling; de werkzaamheden vinden plaats ten behoeve van het vergroten van de waterbergende capaciteit; |
het diepploegen en diepwoelen van de bodem | de werkzaamheden vinden plaats ten behoeve van het vergroten van de waterbergende capaciteit; |
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem; | de werkzaamheden vinden plaats ten behoeve van het vergroten van de waterbergende capaciteit; de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van het reliëf en de meanderruggen; de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden; |
het aanbrengen van niet omkeerbare oppervlakteverhardingen en half verhardingen. | de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden; de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden; |
het aanbrengen van ondergrondse leidingen | er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden; de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden. |