direct naar inhoud van Regels
Plan: Parapluplan Parkeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.ParapluplaParkeren-vadf

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Parapluplan Parkeren met identificatienummer NL.IMRO.0209.ParapluplaParkeren-vadf van de gemeente Beuningen;

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlage;

1.3 bestaand
  • t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
1.4 voldoende parkeergelegenheid

Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de gemiddelde parkeernormering zoals opgenomen in de rij 'weinig stedelijk', aanwezigheidspercentages en berekeningsaantallen zoals opgenomen in CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Op het moment dat de CROW een opvolger van de hiervoor genoemde publicatie publiceert, wordt deze 'opvolger' gehanteerd voor het bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 2 Wijze van meten

Niet van toepassing.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Van toepassing verklaring

De regels in dit bestemmingsplan gelden in aanvulling op de regels van alle bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen en beheersverordeningen op het grondgebied van de gemeente Beuningen en laten de regels uit de voornoemde plannen verder ongewijzigd. In bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen en beheersverordeningen waarin al specifieke parkeernormen zijn opgenomen, blijven deze oude normen van kracht.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Parkeerregeling bouwen
  • a. Een bouwwerk, uit het gebruik waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid voortvloeit, mag niet worden gebouwd of verbouwd, indien op het bijbehorende bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormering en aan de hand van de van toepassing zijnde gebiedstypering volgens de volgende aanduiding:
    • 1. 'overig - centrum';
    • 2. 'overig - schil centrum';
    • 3. 'rest bebouwde kom';
    • 4. 'buitengebied';

op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het voorgenomen gebruik van het betreffende bouwwerk.

  • c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning dient:
    • 1. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld sub b wordt gerealiseerd;
    • 2. in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel sub b in stand wordt gehouden.

5.2 Afwijken van de bouwregels
5.2.1 Minder dan voldoende parkeergelegenheid
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 sub a en sub b en toestaan, dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
    • 1. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
    • 2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm.
  • b. afwijken van de regels, als bedoeld onder a. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.

5.2.2 Meer dan voldoende parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 5.1 sub a en sub b, in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Parkeerregeling gebruik
  • a. Het planologische gebruik van gronden en bouwwerken mag niet zodanig worden gewijzigd, dat daardoor op het bijbehorende bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien. Deze regeling geldt niet voor het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken passend binnen de regels van het geldende bestemmingsplan.
  • b. Of er in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormering en aan de hand van de van toepassing zijnde gebiedstypering volgens de volgende aanduiding:
    • 1. 'overig - centrum';
    • 2. 'overig - schil centrum';
    • 3. 'rest bebouwde kom';
    • 4. 'buitengebied'.
  • c. de parkeergelegenheid dient in stand gehouden te worden.

6.2 Afwijken van de gebruiksregels
6.2.1 Minder dan voldoende parkeergelegenheid
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 en toestaan, dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
    • 1. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
    • 2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm.
  • b. afwijken van de regels, als bedoeld onder a. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.

6.2.2 Meer dan voldoende parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan afwijken van de parkeernormering, in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

7.1 Wijziging gebiedsindeling

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de begrenzing tussen de gebieden met verschillende gebiedstyperingen wordt aangepast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren'.