Plan: | Van Heemstraweg 20 te Ewijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0209.BPvHeemstr20Ewijk-vadf |
In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.
Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is het watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding.
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de Waal, op enige afstand van de Waaldijk.
De algemene randvoorwaarden van het waterschap zijn van toepassing. Er is beleid ontwikkeld om wateroverlast bij hevige regenval te voorkomen. Daarvoor is het van belang dat er voldoende waterberging wordt gecreëerd bij ruimtelijke plannen.
De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak en de maximaal toelaatbare peilstijging. Voor plannen met een toename van verhard oppervlak tot 5 ha kan de vuistregel van 436 m³ waterberging per hectare verharding worden gebruikt, mits er geen complicerende zaken zoals kwel aan de orde zijn.
In het onderhavige plan vind geen toename van het verhard oppervlak plaats.
Waterplan
In het Waterplan Beuningen wordt het gemeentelijk waterbeleid verwoord. In het waterplan worden de ambities op het gebied van water in Beuningen onderverdeeld in 5 categorieën.
Het beheer en onderhoud wordt hierop aangepast.
Gemeentelijk rioleringsplan 2013 - 2017
De gemeenteraad stelt het Gemeentelijk RioleringsPlan 2013 - 2017 (GRP) in november 2012 vast. Hierin is het beleid voor de zorgplicht voor het afvalwater, het afvloeiend hemelwater en het grondwater vastgelegd.
Samengevat hieruit het volgende:
Wateroverlast
De gemeente streeft ernaar wateroverlast te voorkomen, maar kan dit niet uitsluiten. Dit houdt in dat de gemeente er voor kiest op basis van theoretische benadering, middels rioolberekeningen, water op straat te accepteren voor een minimale periode (de norm is gesteld op 1 keer per 2 jaar). Indien in de praktijk schade ontstaat aan eigendommen, wordt door de gemeente onderzocht of adequate maatregelen te treffen zijn.
Klimaatverandering
De gemeente maakt per typegebied verschillende acceptatieniveaus. Het betekent een verbreding ten opzichte van de traditionele aanpak: niet alleen het ondergrondse afvoersysteem beschouwen, maar ook het bovengrondse. De gemeente laat dit een rol spelen bij inrichting van de openbare ruimte.
Van een perceelseigenaar wordt heden ten dage meer verwacht. Het nieuwe uitgangspunt is dat de perceelseigenaar zelf het regenwater moet verwerken. Hierdoor komt er minder regenwater in het riool terecht, hetgeen ten goede komt aan de werking van de zuiveringsinstallatie. Als verwerking op eigen terrein in redelijkheid niet mogelijk is, dan kan het overtollige regenwater afgevoerd worden naar het openbare terrein, al waar het afvoeren de verantwoordelijkheid van de gemeente is.
Oppervlaktewater
Ten zuiden van het bestaande woonperceel is een A-watergang gelegen. Hoewel deze zelf buiten de plangrens is gelegen, ligt de beheerszone wel binnen het plangebied. Aan de noordwestzijde is een C-watergang gelegen, dit betreft een droge greppel. Op de watergangen is de keur van het waterschap van toepassing.
Voor het overige komt geen oppervlaktewater in het plangebied voor.
Hemelwater
Het hemelwater dat op het verhard oppervlak valt (daken en verharding) wordt afgevoerd via het gemengde stelsel, tenzij de verharding is afgekoppeld. Het overige hemelwater infiltreert vrij in de bodem.
Bebouwing
Op het terrein is sprake van 1 woning met diverse bijgebouwen en (on)verhard erf.
Nieuwe ontwikkeling
De planvorming bestaat uit de sloop van bestaande bijgebouwen en de oprichting van 1 woongebouw met bijgebouwen. In totaal wordt een oppervlak van circa 854 m² aan bijgebouwen gesloopt. Het nieuwe woongebouw heeft een oppervlak van circa 180 m², voorts worden enkele bijgebouwen gerealiseerd. Het betreft een gezamenlijke garage van circa 90 m² en een kleine paardenstal van circa 72 m² gerealiseerd. In totaal circa 342 m2. De erfverharding neemt niet significant toe en wordt passend binnen de gebiedskarakteristiek ingericht. Dit betekent een doorlatende (half)verharding als grind of klinker, waardoor hemelwater direct in de bodem kan infiltreren.
Watertoets
Het bestemmingsplan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving. Het verhard oppervlak zal in het plangebied zelfs afnemen ten opzichte van de huidige situatie, waardoor het nemen van watercompenserende maatregelen niet noodzakelijk is.
Hemelwater van de nieuwe bebouwing zal niet worden aangesloten op het gemengde riool, maar wordt afgekoppeld op het omliggende oppervlaktewater.
Deze waterparagraaf is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap. Afgezien van enkele tekstuele aanpassingen ishet waterschap akkoord met het voorgenomen initiatief
Vorenstaande houdt in dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.