direct naar inhoud van Regels
Plan: Den Elt 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.BPDenElt2019-vadf

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaand onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Den Elt 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0209.BPDenElt2019-vadf van de gemeente Beuningen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk in de bodem bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 begane grondbouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.8 bestaand
  • t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijbehorend bouwwerk

een gebouw dat ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, al dan niet aan het hoofdgebouw gebonden, zoals een berging, hobbyruimte, dierenverblijf of garagebox, en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een begane grond of hoger gelegen verdieping, waarbij ruimten in de kap zonder zelfstandige functie niet worden meegerekend;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

  • a. onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;
  • b. onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;
  • c. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;
  • d. onder 'gestapeld' wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 geliberaliseerde woning voor middenhuur

geliberaliseerde woning voor middenhuur als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 sub j van het Besluit ruimtelijke ordening;

1.23 hoofdgebouw

een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.24 kamerverhuur

het verhuren of het aanbieden van kamers voor bewoning. Hieronder wordt niet verstaan de verhuur door particulieren van maximaal twee kamers in de door hen zelf bewoonde woning;

1.25 mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.26 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.27 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.28 seksinrichting

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van pornografische en/of erotische aard plaats heeft, en/of tegen vergoeding seksuele diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen;

1.29 sociale woningbouw

woningen bedoelt voor de doelgroep van volkshuisvestingsbeleid. Waarbij de maximale vrij op naam prijs is vastgelegd in de verstedelijkingsafspraken van de Regionale Woonagenda (of de opvolger daarvan) voor betaalbare woningen en in geval van huurwoningen de huurprijs is gelimiteerd tot de huurtoeslaggrens binnen de huursector. Bij het indienen van een verzoek of aanvraag wordt de regeling gehanteerd die op dat moment van kracht is.

1.30 voldoende parkeergelegenheid

van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de gemiddelde parkeernormering zoals opgenomen in de rij 'weinig stedelijk', aanwezigheidspercentages en berekeningsaantallen zoals opgenomen in CROW publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Op het moment dat het CROW een opvolger van de hiervoor genoemde publicatie publiceert, wordt deze 'opvolger' gehanteerd voor het bepalen of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

1.31 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw; indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;

1.32 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.33 vrije sector woningbouw

woningen die niet vallen onder het begrip sociale woningbouw, dus waarvoor geen verkoopregulerende bepalingen gelden;

1.34 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;

1.35 wonen

het gebruik van een ruimte of een complex van ruimten ten behoeve van de woonfunctie, waaronder niet begrepen het gebruik van een woning ten behoeve van kamerverhuur;

1.36 woning

een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.37 woningbouwprogrammering

de programmering met betrekking tot de nieuwbouw van woningen binnen de gemeente Beuningen die is vastgelegd in een woningbouwprogramma. Hierin is vastgelegd hoeveel woningen en op welke locaties deze gerealiseerd kunnen worden. Bij het indienen van een wijzigingsverzoek wordt de woningbouwprogrammering gehanteerd die op dat moment van kracht is.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 het bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 peil
  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. kademuren;
  • c. keerwanden;
  • d. kunstwerken;
  • e. langzaamverkeersroutes;
  • f. in- en uitritten;
  • g. nutsvoorzieningen en telecommunicatie;
  • h. parken;
  • i. plantsoenen;
  • j. speelplekken;
  • k. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;
  • l. water, waterafvoer en waterbeheer;
  • m. hondenuitlaatplaatsen;
  • n. geluidwerende voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Situering van bouwwerken

Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt 1,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt 9,0 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken bedraagt 5,0 m;
  • d. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3,5 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in teneinde een jongerenontmoetingsplek toe te staan daar waar deze niet is aangeduid, met inachtneming van het volgende:

  • a. een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag worden opgericht met een maximum bouwhoogte van 3,0 m, en een maximum oppervlakte van 15,0 m².

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fiets- en voetpaden;
  • b. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • c. kademuren;
  • d. keerwanden;
  • e. kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen
  • g. oeververbindingen (bruggen);
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. verblijfsgebied;
  • k. verkeersvoorzieningen;
  • l. voorzieningen voor telecommunicatie;
  • m. waterlopen;
  • n. wegen, straten en paden;
  • o. wegverkeer;
  • p. hondenuitlaatplaatsen;
  • q. geluidwerende voorzieningen;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Situering van bouwwerken

Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.

4.2.2 Maatvoering van gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3,5 m.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt 9,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstwerken bedraagt 5,0 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3,5 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. buitenopslag.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. (verkeer te water);
  • c. taluds en natuurvriendelijke oevers;
  • d. voorzieningen, zoals kunstwerken en andere waterstaatswerken, en ten behoeve van de waterafvoer en waterberging.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Situering van bouwwerken

Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van stuwen, sluizen en bruggen bedraagt 4,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2,0 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. buitenopslag.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in sublid 6.4.2;
  • c. water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Situering van bouwwerken

Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is uitsluitend één vrijstaande woning toegestaan;
  • b. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat:
    • 1. erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in sublid 6.2.3;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.

6.2.2 Maatvoering van hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.

6.2.3 Maatvoering van bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het maximum bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bedraagt 50 %, tot een maximum van 50 m²;
  • b. de maximum bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bedraagt 3,2 m;
  • c. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4,0 m;
  • d. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende:
    • 1. de maximum oppervlakte bedraagt 4,0 m²;
    • 2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,2 m;
    • 3. de maximum bouwdiepte bedraagt 1,0 m, gerekend vanuit de gevel waaraan gebouwd wordt;
    • 4. voor zover de afmetingen van bestaande, legaal gebouwde, bouwwerken al meer bedragen, geldt de bestaande maatvoering als maximum.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen buiten het bouwvlak bedraagt 1,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen binnen het bouwvlak bedraagt 2,0 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b geldt dat de maximum bouwhoogte van pergola's 2,75 m bedraagt.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Omgevingsvergunning bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.3 onder b, om een vrijstaand bijbehorend bouwwerk met een maximum bouwhoogte van 5,0 m toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. voor een aangebouwd bijbehorend bouwwerk geldt dat de dakhelling gelijk moet zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.

6.3.2 Omgevingsvergunning oppervlakte vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.3 onder a, om de toegestane bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken te vergroten, indien bestaande, legaal gebouwde, vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gesloopt. Hierbij geldt het volgende:

  • a. 30 % van de oppervlakte van de gesloopte bijbehorende bouwwerken mag worden opgeteld bij de toegestane maximum oppervlakte van 50 m², met dien verstande dat:
    • 1. het maximum bebouwingspercentage, zoals bedoeld in sublid 6.2.3 onder a, 50 % bedraagt;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in sublid 6.2.3 onder c, de maximum bouwhoogte 5,0 m bedraagt;
  • b. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet toegestaan;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

6.3.3 Omgevingsvergunning oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.3 onder a, om een maximum oppervlakte van 80 m² aan bijbehorende bouwwerken toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. het betreft een bouwperceel met daarop een woning in de bouwwijze 'vrijstaand' of 'twee-aaneen' en een minimum perceelsoppervlakte van 500 m²;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

6.3.4 Omgevingsvergunning erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.2.4, om buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' erfafscheidingen met een maximum bouwhoogte van 2,0 m toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. buitenopslag;
  • b. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. detailhandel;
  • d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • e. aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken voor een dakterras;
  • f. meer dan 15 m² aan bijbehorende bouwwerken voor het houden van dieren.

6.4.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 45 % van het oppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, moet tevens de bewoner van de woning zijn;
  • c. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. indien sprake is van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer, is uitsluitend een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) toegestaan.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder b ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of bijbehorende bouwwerken voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 45 % van het oppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, moet tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen moeten op eigen terrein worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  • e. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

6.5.2 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 6.4.1 onder d en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de geldende regeling inzake bijbehorende bouwwerken;
  • d. er moet gebruik worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorende bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  • e. de afhankelijke woonruimte moet worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben;
  • f. de voorziening moet voldoen aan de eisen van het bouwbesluit;
  • g. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben;
  • h. parkeren moet op eigen erf plaatsvinden.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in sublid 7.3.2;

één en ander met bijbehorende bouwwerken, groen- en verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Gebouwen moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. hoofdgebouwen ten behoeve van de in lid 7.1 bedoelde woondoeleinden moeten worden gebouwd binnen een bouwvlak, met inachtneming van het volgende:
    • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn halfvrijstaande woningen toegestaan;
    • 3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn rijwoningen toegestaan, met dien verstande dat rijwoningen de eerste 15 jaar na afronding van de bouw van deze woningen uitsluitend zijn toegestaan in de vorm van geliberaliseerde woningen in de middenhuur;
    • 4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patio' zijn patiowoningen toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven.

7.2.2 Situering en maatvoering van hoofdgebouwen

Een hoofdgebouw moet voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximum goot- en bouwhoogte bedraagt zoveel als ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • b. de minimum afstand van een hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens bedraagt:
    • 1. voor twee-aaneen gebouwde woningen en vrijstaande woningen: 2,0 m;
  • c. de minimum afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt 3,0 m, behalve voor:
    • 1. aaneengebouwde woningen en patiowoningen waarbij de minimum afstand aan beide zijden 0 m mag bedragen;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen waarbij de minimum afstand aan één zijde 0 m mag bedragen.
  • d. de maximum oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt 50 % van het kaveloppervlak;
  • e. de minimum en maximum dakhelling bedragen 35° respectievelijk 65°;
  • f. dakkapellen mogen worden gerealiseerd mits deze tenminste 0,5 m boven de voet van het dak en ten minste 0,5 m onder de nok van het dak worden geplaatst, mits de hoogte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot aan de goot van de dakkapel en over de gehele breedte van het dakvlak behalve op naar de openbare weg gekeerde dakvlakken, waar dakkapellen een maximale breedte van 1/3 van de breedte van het dakvlak, waarin de dakkapel wordt geplaatst, mogen hebben.

7.2.3 Situering en maatvoering van bijbehorende bouwwerken

Bijbehorende bouwwerken bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bijbehorende bouwwerken bij een woning moeten worden gebouwd op tenminste 1,0 m achter de voorgevel en het denkbeeldig verlengde daarvan;
  • b. de maximum goothoogte bedraagt 3,75 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken met een kap bedraagt 7,0 m;
  • d. de maximum bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw, tot een absoluut maximum van 4,25 m;
  • e. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende;
    • 1. de maximum oppervlakte bedraagt 4,0 m²;
    • 2. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,75 m;
    • 3. de maximum bouwdiepte bedraagt 1,0 m, gerekend vanuit de gevel waaraan gebouwd wordt;
    • 4. voor zover de afmetingen van een bestaande, legaal gebouwde, bouwwerken al meer bedragen, geldt de bestaande maatvoering als maximum;
  • f. de gezamenlijke maximum oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 50 % van het oppervlak van het hoofdgebouw.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1,0 m achter de voorgevel en op ten minste 1,0 m van de weg of het openbaar groen bedraagt 2,0 m;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen bedraagt 1,0 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van pergola's en carports bedraagt 3,0 m;

7.2.5 Bouwwerken, niet behorende bij een woning

Bouwwerken, niet behorende bij een woning moeten voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,0 m, behalve van palen, masten en verkeerstekens, waarvan de maximum bouwhoogte 9,0 m bedraagt;
  • b. de maximum oppervlakte van nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, geldautomaten en abri's bedraagt 30 m².

7.2.6 Beeldkwaliteit

Bouwwerken moeten in overeenstemming zijn met het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

  • a. buitenopslag;
  • b. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. detailhandel;
  • d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • e. meer dan 15 m² aan bijbehorende bouwwerken voor het houden van dieren.

7.3.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 45 % van het oppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, moet tevens de bewoner van de woning zijn;
  • c. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. indien sprake is van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer (Wm), is uitsluitend een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) toegestaan.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 7.3.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of bijbehorende bouwwerken voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 45 % van het oppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, moet tevens de bewoner van de woning zijn;
  • c. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie;
  • d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen moeten op eigen terrein worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  • e. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • f. indien sprake is van een inrichting als bedoeld in de wet Milieubeheer, is uitsluitend een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) toegestaan.

7.4.2 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 7.3.1 onder d en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een onafhankelijk terzake deskundige instantie;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken;
  • d. er moet gebruik worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorend bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  • e. de afhankelijke woonruimte moet worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben;
  • f. zakenrechtelijke splitsing is niet toegestaan;
  • g. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben;
  • h. parkeren moet op eigen erf plaatsvinden.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het maximum aantal wooneenheden in het plan geheel of gedeeltelijk te wijzigen mits:

  • a. het totaal aantal toegestane woningen met niet meer dan 10 % toeneemt;
  • b. het totaal aantal woningen moet passend zijn binnen de geldende woningbouwprogrammering van de gemeente Beuningen, ook in relatie tot de daarin opgenomen overige woningbouwlocaties;
  • c. de structuur zoals deze ten grondslag ligt aan het plan, bestaande uit het principeverloop van de verkeersafwikkeling, het principe van het beeldkwaliteitsplan, het principe van de groenstructuur en het solitaire karakter van de woninggroeperingen ongewijzigd blijft;
  • d. sprake blijft van een samenhangende stedenbouwkundige- /ruimtelijke structuur;
  • e. de wijziging voorziet uitsluitend in grondgebonden woningen;
  • f. in het wijzigingsplan voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid conform lid 9.1 Parkeren en lid 10.1 Parkeren;
  • g. in het wijzigingsplan inzicht wordt gegeven in de uitkomsten van onderzoek naar geluidhinder wegverkeer, luchtkwaliteit, externe veiligheid, regenwaterretentie en de financieel-economische uitvoerbaarheid, waarbij moet zijn gebleken dat de betreffende belangen in voldoende mate zijn verzekerd;
  • h. de bestaande regels van de bestemming Woongebied van toepassing worden verklaard.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Parkeren
9.1.1 Parkeerregeling bouwen
  • a. Een bouwwerk, uit het gebruik waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid voortvloeit, mag niet worden gebouwd of verbouwd, indien op het bijbehorende bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormering en aan de hand van de van toepassing zijnde gebiedstypering volgens de volgende aanduiding:
    • 1. 'overige zone - centrum';
    • 2. 'overige zone - schil centrum';
    • 3. 'overige zone - rest bebouwde kom';
    • 4. 'overige zone - buitengebied';

op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het voorgenomen gebruik van het betreffende bouwwerk.

  • c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning moet:
    • 1. in voldoende mate verzekerd zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld sub b wordt gerealiseerd;
    • 2. in voldoende mate verzekerd zijn dat voldoende parkeergelegenheid zoals bedoel sub b in stand wordt gehouden.

9.1.2 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 9.1.1 onder a en b en toestaan, dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
    • 1. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
    • 2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm.
  • b. Afwijken van de regels, als bedoeld onder a. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in sublid 9.1.1 onder a en b, in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft.

9.2 Ondergeschikte bouwdelen
9.2.1 Overschrijding bouw- en bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, installaties, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,0 m bedraagt.

9.2.2 Overschrijding bouwhoogte

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen is overschrijding van de bouwhoogte toegestaan door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, ventilatiekanalen, installaties, regenpijpen, liftkokers e.d., mits de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte niet meer dan 1,0 m bedraagt.

9.3 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd krachtens een bouw- of omgevingsvergunning voor het bouwen, het volgende:

  • a. indien en voor zover de bestaande maatvoering en/of oppervlaktes en/of situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.

9.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de gebouwen;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds tot maximaal 4,0 m onder peil.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Parkeren
10.1.1 Parkeerregeling gebruik
  • a. Het planologische gebruik van gronden en bouwwerken mag niet zodanig worden gewijzigd, dat daardoor op het bijbehorende bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien. Deze regeling geldt niet voor het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken passend binnen de regels van het geldende bestemmingsplan.
  • b. Of er in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, wordt bepaald aan de hand van de parkeernormering en aan de hand van de van toepassing zijnde gebiedstypering volgens de volgende aanduiding:
    • 1. 'overig zone - centrum';
    • 2. 'overige zone - schil centrum';
    • 3. 'overige zone - rest bebouwde kom';
    • 4. 'overige zone - buitengebied'.
  • c. de parkeergelegenheid moet in stand gehouden worden.

10.1.2 Afwijken gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 en toestaan, dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien en in stand wordt gehouden op eigen terrein, indien:
    • 1. er voldoende parkeergelegenheid in het openbaar gebied is, of;
    • 2. er door andere omstandigheden mede verband houdende met de aard en omvang van de nieuwe functie of het bouwwerk zoals dubbelgebruik, aanwezigheidspercentages en fietsgebruik volstaan kan worden met een lagere norm.
  • b. afwijken van de regels, als bedoeld onder a. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.
  • c. Het bevoegd gezag kan afwijken van de parkeernormering, in die zin dat meer parkeerplaatsen worden geëist dan het aantal dat als voldoende parkeergelegenheid wordt beschouwd, indien het voorgenomen gebruik van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Den Elt 2019'.