direct naar inhoud van 5.2 Archeologie
vastgesteld
NL.IMRO.0203.4016-0002

5.2 Archeologie

Er moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Voor het maken van een weloverwogen belangenafweging is minimaal een archeologisch bureauonderzoek nodig. Er is een archeologische beleidsadvieskaart voor de gehele gemeente Barneveld dat kan worden gezien als een beknopt bureauonderzoek. Uit de 'archeologische waarden- en verwachtingskaart' van de gemeente blijkt dat voor de planlocatie een middelmatige en hoge archeologische verwachting geldt. Daarnaast is de planlocatie ook gelegen binnen een zone waarvoor geen archeologische verwachting geldt en een gebied waarvoor reeds onderzoek is gedaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.4016-0002_0008.jpg" Afbeelding: uitsnede archeologische waarden- en verwachtingskaart omgeving planlocatie.

Het te realiseren ontvangstgebouw met een totaal bebouwd oppervlak van circa 250 m2 (exclusief overkapping) is gedeeltelijk geprojecteerd op gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor eenzelfde deel (circa 125 m2) valt het gebouw binnen een gebied met geen archeologische verwachting, wat inhoudt dat dit gebied reeds is verstoord. De startsteiger (met het plateau van circa 75 m2 boven het water) is geprojecteerd op palen in het water.

De vijftal te plaatsen palen/masten, waaraan de kabel van de teleskibaan wordt bevestigd, bestaan verder uit een constructie met een tweetal betonnen ankers met een grondoppervlak van ieder circa 7 m2. In totaal zijn vijf van de in totaal tien ankers én 1 van de 5 palen geprojecteerd op gronden met hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze bouwwerken zullen een totale oppervlakte van circa 40 m2omvatten. De overige ankers en palen zijn geprojecteerd op een gebied waarvoor geen archeologische verwachtingswaarde geldt dan wel geprojecteerd zijn op het uitbreidingsgedeelte van de recreatieplas (met een middelmatige als hoge verwachtingswaarde). Echter is in het kader van de reeds doorlopen vrijstellingsprocedure voor de uitbreiding van de recreatieplas reeds archeologisch onderzoek voor dit gebied uitgevoerd. Zo is in 2005 een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen gedaan en in 2007 een waarderend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Daarbij was de gemeente niet het bevoegd gezag. De provincie heeft dit aspect betrokken bij de beoordeling van de aanvraag om ontgrondingsvergunning. Bij het bepalen van de nieuwe waterlijn is rekening gehouden met de uitkomst van deze archeologisch onderzoeken. De uitkomsten van deze onderzoeken vormden uiteindelijk geen belemmering voor de uitbreiding van de recreatieplas en dit gebied is hiermee voldoende onderzocht.

De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor de zone met hoge archeologische verwachting nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm. De totale oppervlakte van de bovengenoemde bouwwerken, geprojecteerd op gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, overschrijdt de voornoemde oppervlakte niet. Daarmee valt het project onder deze vrijstelling zodat er geen nader onderzoek noodzakelijk is.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988 melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.