direct naar inhoud van 6.6 Agrarische gebieden en bedrijven
Plan: Buitengebied 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1056-0004

6.6 Agrarische gebieden en bedrijven

Samenvattend:

  • Bestemming 'Agrarisch', met een aanduiding 'bouwvlak' voor de agrarische bouwpercelen.
  • Hoofdfunctie is agrarisch gebruik.
  • Extensief recreatief medegebruik van de gronden toegestaan.
  • Karakteristieke landschappelijke of cultuurhistorische waarden krijgen bescherming via een dubbelbestemming.
  • Beperkt stelsel voor 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen: aanlegvergunning).
  • Regeling intensieve veehouderij conform reconstructieplan.
  • Mogelijkheden bouwen buiten bouwvlak.
  • Uitbreiding agrarisch bouwvlak mogelijk.
  • Regeling voor mestvergisters en andere nevenactiviteiten.
  • Regeling voor functieverandering stoppend agrarisch bedrijf.
  • Omschakeling naar paardenhouderij via wijziging.

Algemeen

De bestemming 'Agrarisch' is toegekend aan het grootste deel van het buitengebied van de gemeente Barneveld. Dit zijn gebieden waar weinig (bijzondere) landschappelijke en natuurlijke waarden voorkomen en die goed zijn verkaveld en ingericht voor de landbouw. Binnen deze gebiedsbestemming zijn de agrarische belangen in principe leidend. In deze gebieden is het mogelijk om de bouwvlakken voor agrarische bedrijven te verruimen of voorzieningen buiten het bouwvlak (wel in directe aansluiting op het bouwvlak) te realiseren.

Karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische waarden 

In een aantal van de agrarische gebieden komen karakteristieke landschappelijke en cultuurhistorische waarden voor. Het gaat dan bijvoorbeeld om een open of juist besloten gebieden, gebieden met opgaande beplanting en kenmerkende kavelstructuren en gebieden met reliëf. Deze waarden zijn door middel van dubbelbestemmingen op de verbeelding aangegeven. Aan de dubbelbestemmingen is een vergunningenstelsel voor de 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen: aanlegvergunning) gekoppeld. In het vergunningenstelsel is opgenomen welke werken of werkzaamheden zijn toegestaan, vergunningplichtig zijn of niet zijn toegestaan. Paragraaf 6.15 gaat verder in op deze dubbelbestemmingen.

6.6.1 Agrarische gebieden zonder bouwvlak

Algemeen

Het grootste deel van de bestemming 'Agrarisch' bestaat uit onbebouwde gebieden: weilanden, akkers en tuinbouwpercelen.

In de bestemmingsomschrijving van de bestemming is het toegestane gebruik benoemd. Het gaat hier dan om het agrarisch grondgebruik (houden van vee, verbouwen van gewassen) en het plaatsen van voorzieningen ('andere-bouwwerken') ten behoeve van het agrarisch gebruik (weidepalen, hekken en dergelijke) en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (slootjes, stuwtjes, bruggetjes en dergelijke), het recreatief medegebruik (wandel- en fietspaden, wegwijzers, bankjes en dergelijke), landschapselementen zoals houtwallen, paden en erfontsluitingswegen.

Binnen de bestemming is agrarisch grondgebruik voor kwekerijen (vollegrondsteelt) toegestaan. Overigens, bij waardevolle landschappen dient hiervoor eerst een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen: aanlegvergunning) te worden verleend.

Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' is hobbymatig agrarisch gebruik ook toegestaan.

Recreatief medegebruik

Extensief recreatief medegebruik is bij recht toegestaan. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan wandelen, fietsen, paardrijden. Activiteiten dus die zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving. Hieronder worden niet verstaan activiteiten als boerengolf, paintball en gemotoriseerde sporten. Op een aantal percelen vinden wel dergelijke activiteiten plaats. Hiervoor is een aanduiding opgenomen.

Omschakelen naar natuur

Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk de agrarische bestemming om te zetten naar een natuurbestemming. Voorwaarde bij de bevoegdheid is dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad. Ondanks het feit dat de doelstellingen voor de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur teruggeschroefd zijn, is deze mogelijkheid wel opgenomen. De verwachting is dat in de toekomst nog wel natuurontwikkeling plaats zal vinden, maar dan op een kleinere schaal. Bijvoorbeeld als kleine(re) particuliere initiatieven. Ook kan het natuurontwikkelingsbeleid binnen de looptijd van dit bestemmingsplan weer veranderen.

6.6.2 Agrarische gebieden met bouwvlak

Binnen de bestemming 'Agrarisch' is een 'bouwvlak' opgenomen voor de agrarische bedrijven.

De gemeente voert een tweesporenbeleid voor de agrarische sector:

  • Het bieden van voldoende ruimte voor passende schaalvergroting en innovatie.
  • Het bieden van voldoende ruimte voor mogelijkheden tot verbreding.

Deze twee sporen zijn vertaald in flexibiliteitsbepalingen voor de groei van agrarische bedrijven en de mogelijkheden voor nieuwe (niet-agrarische) nevenfuncties.

Bouwvlak en toegestane bedrijvigheid

Met de aanduiding 'bouwvlak' is binnen de gebiedsbestemming 'Agrarisch' aangegeven waar agrarische bedrijven zijn toegestaan. In paragraaf 6.4 is aangegeven wanneer een agrarisch bouwvlak is toegekend. Onder agrarische bedrijven worden veehouderijen, akkerbouwbedrijven en tuinbouwbedrijven (kwekerijen) verstaan. Glastuinbouwbedrijven zijn uitsluitend toegestaan daar waar dit is aangeduid. Gebruiksgerichte paardenhouderijen vallen niet onder de definitie van een agrarisch bedrijf. Het overgrote merendeel van de agrarische bedrijven in de gemeente Barneveld betreft veehouderijbedrijven.

Binnen de agrarische bouwvlakken mag worden gebouwd ten dienste van het agrarisch bedrijf. Een bouwvlak is toegekend aan de percelen waar nu nog een agrarisch bedrijf is gevestigd. Voor ieder bouwvlak is het geldende bouwvlak het uitgangspunt geweest. Hierbij is rekening gehouden met in het verleden verleende vrijstellingen voor het vergroten van het bouwvlak en verleende bouwvergunningen voor gebouwen buiten het bouwvlak. Per bouwvlak is 1 bedrijf toegestaan, om splitsing te voorkomen. In een aantal gevallen is een agrarisch bedrijf ruimtelijk verdeeld over twee bouwvlakken, bijvoorbeeld omdat de vlakken zijn gescheiden door een openbare weg. Deze bij elkaar horende vlakken zijn op de verbeelding aan elkaar gekoppeld door middel van een 'relatie'.

Intensieve veehouderijen zijn alleen toegestaan op bouwvlakken waar deze aanwezig was op de dag dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gegaan. Mede op basis van het reconstructiebeleid is in dit bestemmingsplan onderscheid gemaakt tussen intensieve veehouderijen en grondgebonden veehouderijen. Een bedrijf met 5 NGE of meer aan intensieve veehouderij heeft op de verbeelding de aanduiding 'intensieve veehouderij' (iv) gekregen. De opgenomen regelingen voor de intensieve veehouderij zijn in overeenstemming met de Reconstructieplannen Veluwe en Gelderse Vallei/Utrecht-Oost. De zones voor de landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden zijn met een aanduiding opgenomen op de verbeelding.

Glastuinbouwbedrijven zijn alleen toegestaan wanneer de aanduiding 'glastuinbouw' op de verbeelding is opgenomen. Het gebruik van gronden voor de boom- en sierteelt is overal toegestaan met uitzondering van gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Openheid en Reliëf'.

Productiegerichte paardenhouderijen zijn ook als agrarisch bedrijf bestemd. Voor gebruiksgerichte paardenhouderijen is een eigen bestemming opgenomen, namelijk 'Agrarisch - Paardenhouderij' (zie ook paragraaf 6.6.3).

Niet-agrarische nevenactiviteiten zijn alleen toegestaan op de percelen waar deze zijn aangeduid. Een lijst met adressen en toegestane activiteiten is opgenomen in de bestemmingsomschrijving.

Bedrijfsgebouwen

Binnen het bouwvlak mogen gebouwen, bouwwerken en werken ten dienste van het agrarisch bedrijf worden opgericht zoals veestallen, werktuigenbergingen, mestopslag, kuilvoerplaten en een bedrijfswoning. De maximale goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt 6 meter, tenzij op de verbeelding een andere hoogte is aangegeven. Voor teeltondersteunende kassen geldt een goothoogte van 3,5 meter. De maximale bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt 10 meter, tenzij op de verbeelding een andere hoogte is aangegeven. Via afwijking kan de bouwhoogte worden verhoogd tot 12 meter.

Een deel van de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt voor andere ondersteunende functies. Zo is er maximaal 1.000 m2 aan teeltondersteunende kassen toegestaan en via afwijking maximaal 1.500 m2. De oppervlakte voor niet-agrarische nevenactiviteiten mag niet meer bedragen dan in de regels is aangegeven.

In het bestemmingsplan zijn verschillende mogelijkheden opgenomen om af te wijken van de bouwbepalingen. Zo zijn er dan bijvoorbeeld voedersilo's van 20 meter hoogte toegestaan.

Bedrijfswoning

Per bouwvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan. Als het bestaande aantal bedrijfswoningen groter is dan dat aantal, dan is het bestaande aantal toegestaan. Met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is aangegeven dat er op een aantal percelen geen bedrijfswoning is toegestaan. Bij een eventuele vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning moet de woning op dezelfde plek terug worden gebouwd. Dit heeft te maken met de afstandsbepalingen uit de Wet geurhinder en veehouderij. Aangezien de gemeente een tweede bedrijfswoning als uitzondering ziet, is hiervoor geen flexibiliteitsbepaling opgenomen.

De maximale goot- en nokhoogte van de bedrijfswoning bedraagt 3,5 respectievelijk 10 meter, tenzij op de verbeelding een andere goot- en/of nokhoogte is aangeduid. De maximale inhoud van de bedrijfswoning bedraagt 750 m3, inclusief de onderbouw voor zover deze boven het maaiveld uitkomt. Onder een bedrijfswoning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat bij vergunningsvrije aanbouwen en bijbehorende bouwwerken van woningen niet vergunningsvrij mogen worden voorzien van een onderbouw. Bij de bedrijfswoning is maximaal 80 m2 aan bijgebouwen toegestaan. De maximale goot- en nokhoogte van de bijgebouwen bedraagt 3 respectievelijk 6 meter.

Bouwen buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak zijn toegestaan:

  • Voeropslagvoorzieningen van maximaal 2 meter hoog, mits de afstand tot een woning van een derde minimaal 50 meter is en de voeropslagvoorzieningen in zijn geheel ligt binnen een afstand van 50 meter van een agrarisch bouwvlak of een bouwvlak voor 'Agrarisch - Paardenhouderij'.
  • Teeltondersteunende voorzieningen van maximaal 1,5 meter hoog.
  • Erf- en terreinafscheidingen van maximaal 2 meter hoog.
  • Overige bouwwerken van maximaal 2 meter hoog.

Soms is er onvoldoende ruimte in het bouwvlak om een bouwplan te kunnen realiseren of is het voor een goede inrichting van het erf nodig om buiten het bouwvlak te bouwen. Daarom is in het bestemmingsplan een aantal mogelijkheden opgenomen om buiten het bouwvlak gebouwen of bouwwerken op te richten. Het gaat onder meer om de volgende mogelijkheden:

  • Via een afwijking van de bouwregels maximaal 250 m2 bebouwing buiten het bouwvlak plaatsen (om bijvoorbeeld een stal te kunnen verlengen).
  • Via een afwijking van de bouwregels mag een mestopslagvoorziening buiten het bouwvlak worden geplaatst.
  • Via een afwijking van de bouwregels mogen teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van meer dan 1,5 meter en maximaal 3 meter worden opgericht.

De hierboven genoemde afwijkingsmogelijkheden gelden alleen als gebouwd gaat worden in directe aansluiting op het bouwvlak. Zo blijft de bebouwing geconcentreerd op en direct rond de bouwvlakken. Andere voorwaarden zijn onder meer dat de bedrijfseconomische noodzaak moet zijn aangetoond en de milieusituatie en de landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast. Een goede inrichtingsschets met onderbouwing kan deze aanvraag om afwijking onderbouwen en geeft de gemeente de mogelijkheid om het plan te toetsen.

Uitbreiden van het agrarisch bedrijf

De verwachting is dat de schaalvergroting in de landbouw verder doorzet. In de toekomst zullen boeren daarom grotere bouwvlakken nodig hebben.

Voor kleine uitbreidingen van het bestaande bouwvlak (maximaal 250 m2) is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen in het bestemmingsplan.

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak uit te breiden tot maximaal 1,5 hectare. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt voor grondgebonden bedrijven en in alle gebiedstypen van de Reconstructieplannen voor de Veluwe en voor de Gelderse Vallei/Utrecht-Oost. Bij ontwikkelingen die schadelijk kunnen zijn voor beschermde natuur van een Natura 2000-gebied (ammoniakuitstoot/stikstofdepositie), kan de uitbreiding pas worden toegestaan wanneer aannemelijk is gemaakt dat de benodigde vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet kan worden verleend. Het uitbreidingsplan wordt door de gemeente getoetst op noodzaak, landschappelijke inpassing, milieusituatie, ammoniakuitstoot in relatie tot Natura 2000 en een compacte bouwvorm. De initiatiefnemer levert hiervoor de benodigde stukken aan.

Voor uitbreiding van intensieve veehouderijen is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn afgestemd op de regeling uit het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost en het advies over de actualisatie van het Reconstructieplan.

Uitbreidingsmogelijkheden intensieve veehouderij in het voorliggende bestemmingsplan:

Reconstructiezone   Landbouwontwikkelingsgebied   Verwevingsgebied   Extensiveringsgebied  
Uitbreiding   Maximaal 1,5 hectare via wijzigingsbevoegdheid.   In 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied GV' tot maximaal 1,5 hectare, waarbij uitbreiding maximaal 30% is t.o.v. de omvang ten tijde van de inwerkingtreding van het reconstructieplan, plus 200% van de oppervlakte van de legaal aanwezige agrarische bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak.

In 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied V' maximaal 1 hectare.  
Alleen indien uitbreiding nodig is om te kunnen voldoen aan wettelijke eisen (bijvoorbeeld in het kader van dierenwelzijn) en indien het aantal dierplaatsen niet toeneemt.

 

Voor nog grotere uitbreidingen moet een afzonderlijke planologische procedure worden doorlopen, met afweging van de omgevingsfactoren. De mogelijkheden zijn:

  • Voor grondgebonden en biologische agrarische bedrijven een bouwvlakvergroting onder voorwaarden tot 2,5 hectare.
  • Voor intensieve veehouderijen:
    • 1. In het landbouwontwikkelingsgebied een bouwvlakvergroting onder voorwaarden tot maximaal 2,5 hectare.
    • 2. In het verwevingsgebied, met uitzondering van de kernrandzones en zoekzones voor stedelijke functies, een bouwvlakvergroting met een tweede 30%.

De hierboven genoemde mogelijkheden zijn onder voorbehoud van de mogelijkheden van de omgevingsvergunning, mede in relatie tot Natura 2000.

Nieuwvestiging is niet mogelijk

Nieuwvestiging is het vestigen van een agrarisch bedrijf op een locatie waar nu nog geen bebouwing is toegestaan op basis van het geldende bestemmingsplan. Nieuwvestiging van agrarische bedrijven wordt met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Het gebied is dicht bebouwd. Daarom is het vinden van een geschikte locatie, die aan milieueisen en andere ruimtelijke eisen voldoet, nauwelijks mogelijk. Daarnaast is de gemeente van mening dat eerst moet worden gezocht naar mogelijkheden om bestaande bouwvlakken van stoppende agrariërs te hergebruiken om zo een verdere verstening van het buitengebied te voorkomen.

Mogelijkheden voor omschakeling

Onder omschakeling verstaat de gemeente:

  • Het geheel of gedeeltelijk omschakelen naar een andere agrarische bedrijfsvorm. Een voorbeeld hiervan is de omschakeling van een grondgebonden melkrundveehouderij naar een intensieve veehouderij met vleesvarkens.
  • Het omschakelen van wonen naar een agrarisch bedrijf met een bijpassende bestemming en bouwvlak.

Omschakeling van grondgebonden naar intensief: In het voorliggende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om op bestaande bouwvlakken waar nu nog geen intensieve veehouderij is gevestigd, een intensieve veehouderij te vestigen (omschakeling).
De omschakeling naar intensieve veehouderij moet passen in de omgevingskwaliteit. De ondernemer moet aannemelijk maken dat na omschakeling een volwaardig en toekomstbestendig bedrijf ontstaat met een bedrijfsomvang van minimaal 70 NGE. Ook moet de landschappelijke inpassing plaatsvinden op basis van een overlegd landschapsplan. Ook mag er geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan water en mag er geen significante aantasting plaatsvinden van de natuurwaarden.
De omschakeling naar intensieve veehouderij is niet toegestaan in de extensiveringsgebieden en gebieden met de aanduiding 'overig - kernrandzone'. In de extensiveringsgebieden is het beleid er op gericht om de intensieve veehouderij op termijn te stoppen. In de gebieden met de aanduiding 'overig - kernrandzone' zijn mogelijkheden zijn voor stedelijke functies. Deze zone is bedoeld om de kwaliteit van het leefmilieu in de kernen te beschermen en de mogelijkheden voor verstedelijking in de zoekzones niet te belemmeren. Agrarische bedrijven die voor 50% of minder binnen deze zone liggen, worden beschouwd als bedrijven die geheel buiten deze zone liggen.

Omschakeling van wonen naar volwaardig agrarisch bedrijf: In het voorliggende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de omschakeling van een burgerwoning naar een volwaardig agrarisch bedrijf in het LOG. Dit is slechts bij hoge uitzondering mogelijk. Hierbij dient sprake te zijn van een volwaardig en toekomstbestendig agrarisch bedrijf met een bedrijfsomvang van minimaal 70 NGE.
In het voorliggende bestemmingsplan is de omschakeling van wonen naar een volwaardig agrarisch bedrijf niet toegestaan in de extensiveringsgebieden en verwevingsgebieden.

Mogelijkheden voor mestvergisters

Mestvergisting is een relatief nieuwe vorm van energieopwekking. De gemeente Barneveld wil meewerken aan deze vorm van duurzame energieopwekking. Dit wordt gedaan door agrariërs de mogelijkheid te bieden om een mestvergister op te richten.

Het bestemmingsplan biedt twee mogelijkheden:

  • 1. Bij recht is het toegestaan om een vergister te hebben voor het vergisten en bewerken en verhandelen van de daarbij voorkomende energie, wanneer in de vergister alleen eigen mest wordt verwerkt. Co-substraten mogen eventueel van derden komen.
  • 2. Via een wijziging van het bestemmingsplan is het mogelijk om een zogenaamde 'buurtvergister' op te richten. In een buurtvergister wordt mest die lokaal is aangevoerd verwerkt. Het brongebied beslaat in principe 1.300 hectare. De capaciteit bedraagt maximaal 36.000 ton per jaar. Andere voorwaarden zijn onder meer dat is aangetoond dat de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt en er geen onevenredige aantasting van de milieusituatie of landschappelijke waarden plaatsvindt. Het bouwvlak kan met deze wijzigingsbevoegdheid ook worden uitgebreid om zo de ruimte te bieden voor de vergister. In het verwevingsgebied mag het bouwvlak daarom met maximaal 1 hectare vergroot worden. In het landbouwontwikkelingsgebied mag de uitbreiding maximaal 1,5 hectare bedragen.

Vergisters met een grotere capaciteit dan 36.000 ton per jaar kunnen pas na een herziening van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Vergisters met een dergelijke omvang vragen mogelijk ook om een andere locatiekeuze, want het ruimtebeslag is namelijk 2 tot 3 hectare.

Omschakeling naar paardenhouderij

De afgelopen jaren is de paardensector flink gegroeid. Er worden steeds meer paarden gehouden, zowel hobbymatig als bedrijfsmatig. De gemeente wil meewerken aan de vestiging van de bedrijfsmatige paardenhouderijen. Daarvoor is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om het agrarische bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij'. De bevoegdheid is bedoeld voor bedrijven die kunnen aantonen dat een volwaardig en toekomstbestendig bedrijf ontstaat. Een goed bedrijfsplan kan dit onderbouwen. Ook mogen de belangen van gebruikers en/of eigenaren van nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad. Daarnaast mag geen onevenredige aantasting van de milieusituatie ontstaan. De gemeente biedt deze mogelijkheid alleen op locaties waar nu een agrarisch bouwvlak is opgenomen. Hiermee wordt een verdere verstening van het buitengebied voorkomen. Het nieuwe bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' krijgt daarom ook maximaal de omvang van het geldende agrarische bouwvlak. Bovendien wordt de maximale oppervlakte vastgelegd voor de bebouwing die wordt toegestaan voor de paardenhouderij.

Niet-agrarische nevenactiviteiten

De gemeente wil niet-agrarische nevenactiviteiten als ondergeschikte neventak ondersteunen. Zo kunnen agrariërs hun activiteiten verbreden en hun inkomsten aanvullen. Daarom zijn in het bestemmingsplan afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor niet-agrarische nevenactiviteiten.

Belangrijke voorwaarde is dat de neventak ondergeschikt is en blijft, daarom zijn maximale toegestane oppervlaktes bebouwing voor deze nevenactiviteiten opgenomen. Ook geldt dat de nevenfunctie en agrarische functie door dezelfde ondernemer moeten worden uitgeoefend. Voor de niet-agrarische nevenactiviteiten mag maximaal 25% van het bebouwd oppervlak worden gebruikt, met een maximale oppervlakte van 500 m2 voor recreatie en zorg en 350 m2 voor overige nevenfuncties.

Een niet-agrarische nevenfunctie moet altijd deel uit maken van het agrarische bedrijf. Dat wil zeggen dat de gemeente niet toestaat dat op het agrarische bedrijf een zelfstandige niet-agrarische bedrijfsfunctie ontstaat. Na afwijking van de gebruiksregels zijn een kleinschalig kampeerterrein en trekkershutten mogelijk.

Mogelijkheden voor functieverandering

Bij beëindiging van agrarische bedrijven wil de gemeente mogelijkheden bieden voor leegstaande stallen en andere bedrijfsgebouwen. De gemeente wil aan deze gebouwen een nieuwe passende functie kunnen geven. In het bestemmingsplan zijn daarom wijzigingsbevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken om het bouwvlak te wijzigen in een woonbestemming (één of meerdere woningen), verbrede woonmogelijkheden, een bestemming voor een niet-agrarisch bedrijf, een maatschappelijke bestemming of een recreatieve bestemming. Belangrijke voorwaarde bij deze wijzigingsbevoegdheden is de sloopregeling. Zie hiervoor ook paragraaf 6.5 onder het kopje 'Functieverandering'.

Plattelandswoning

Voor plattelandswoningen, zijnde (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die (tevens) door derden worden bewoond, is wetgeving opgesteld. De Eerste Kamer heeft op 12 juli 2012 ingestemd met het wetsvoorstel. Met de wet is het planologisch toegestaan om de agrarische bedrijfswoning te laten bewonen door niet met het bedrijf verbonden derden. De reikwijdte van de wet is beperkt tot het agrarische bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde. Met de wet wordt het bijbehorende agrarisch bedrijf niet beperkt in de uitbreidingsmogelijkheden. De plattelandswoningen worden namelijk niet beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf.

In het voorliggende bestemmingsplan zijn plattelandswoningen ook geregeld. In het plan is namelijk opgenomen dat, wanneer een bedrijfswoning niet meer als zodanig in gebruik is, het toegestaan is deze te gebruiken voor bewoning door derden die geen functionele binding hebben met bijbehorende bedrijf.

6.6.3 Paardenhouderijen

Samenvattend:

  • Bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij'.
  • Bestemd voor gebruiksgerichte paardenhouderijen.
  • Bouwvlak.

Algemeen

Gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn paardenhouderijen waar het gebruik van het paard centraal staat. Hier worden paarden gefokt, maar vooral ook getraind en verhandeld. De verkeersbewegingen zijn vaak intensiever dan bij een ander agrarisch bedrijf en de ruimtelijke uitstraling is anders doordat bij het bedrijf meer bouwwerken en hekken staan dan bij andere veehouderijen. Omdat dit geen pure agrarische activiteit is, zoals het alleen maar fokken van paarden, krijgen deze bedrijven een eigen bestemming.

Binnen deze bestemming zijn bedrijfsmatige paardenhouderijen toegestaan die gericht zijn op (combinaties van) de volgende functies:

  • het africhten en trainen van paarden;
  • het bieden van stalruimte voor paarden;
  • het geven van instructie aan derden;
  • het trainen van paarden;
  • het uitbrengen in de sport;
  • de verhuur van en het verlenen van diensten met behulp van paarden;
  • de in- en verkoop van paarden.

Deze bestemming is toegekend aan locaties die in het voorgaande bestemmingsplan waren bestemd als agrarisch bedrijf, al dan niet met de aanduiding 'paardenhouderij'. Bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de paardenhouderij (zoals stapmolens) zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Paardrijbakken zijn onder voorwaarden ook aansluitend aan het bouwvlak toegestaan.

Bouwvlak

Binnen het bestemmingsvlak is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de bedrijfsbebouwing is toegestaan. In de regel heeft dit bouwvlak dezelfde vorm en grootte als het bestemmingsvlak. Onder bedrijfsbebouwing wordt verstaan de bedrijfsgebouwen (stal, rijhal, opslag, kantoor) en de bijbehorende bouwwerken. De oppervlakte van de bedrijfsgebouwen tot de bestaande oppervlakte plus 25% van die bestaande oppervlakte.

Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing. Deze eisen kunnen worden gesteld om te komen tot een goede landschappelijke inpassing van het bedrijf, de verkeersveiligheid of om hinder bij buren te voorkomen of te beperken. Hiermee kan bijvoorbeeld worden geëist dat de mestplaat of paardrijbak op een plek wordt gerealiseerd die minder of geen overlast geeft naar buren of die landschappelijk gezien beter past.