Plan: | Harselaar-Driehoek |
---|---|
Status: | geconsolideerde versie |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1016-0004 |
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek en conclusie
In het kader van een toekomstige bestemmingsplanprocedure is onderzocht of de milieuhygiënische bodemkwaliteit binnen Harselaar-Driehoek voldoende is voor de beoogde functiewijziging. Daarbij is een deel van de onderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd geactualiseerd, zodat er voor het gehele plangebied inzicht is in de huidige bodemkwaliteit 8.
Op basis van de resultaten van de onderzoeken kan worden geconcludeerd dat plaatselijk in de bovenlaag (0-0,5 m-mv) van de vaste bodem een geringe overschrijding van de streefwaarde is geconstateerd van koper, zink en PAK's. Deze verontreinigingen zijn waarschijnlijk van antropogene oorsprong. In het grondwater is plaatselijk een geringe overschrijding van de streefwaarde geconstateerd van cadmium, chroom en koper en van de tussenwaarde van nikkel en zink. Deze verontreinigingen zijn waarschijnlijk van natuurlijke oorsprong. Deze overschrijdingen geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek.
Op een van de onderzochte percelen staat een ingestorte varkensschuur. De waarschijnlijk asbesthoudende dakbedekking ligt op het maaiveld direct rondom de schuur. Dit gedeelte van het perceel is nog niet onderzocht. Na sloop zal de bodem van dit gedeelte van het perceel worden onderzocht op de aanwezigheid van asbest.
Met uitzondering van de verdachte asbestlocatie bestaat er, ondanks de geringe overschrijdingen in de vaste bodem en in het grondwater, geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de bodem van de onderzoekslocaties van een zodanige kwaliteit is dat er sprake is van reële risico's voor de volksgezondheid en het milieu.
De bodemkwaliteit in het gebied vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan