Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22v Astaweg 5-9 Wenum Wiesel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.tam0023-ont1 |
behorende bij TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22v Astaweg 5-9 Wenum Wiesel
Het gemeentebestuur van Apeldoorn is verzocht om medewerking te verlenen aan het wijzigen van het omgevingsplan voor de locatie Astaweg 5-9 te Wenum Wiesel. Op deze locatie was voorheen een kuikenbroederij gevestigd. De initiatiefnemer is van plan om op deze locatie de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te slopen. Daarvoor in de plaats zullen 24 woningen worden gerealiseerd. Een deel van de voormalige agrarische bebouwing zal worden behouden. In de te behouden bebouwing is een opslag ten behoeve van een cateringsbedrijf gevestigd. Dit gebruik zal positief worden bestemd. Het geldende omgevingsplan van rechtswege biedt geen mogelijkheid om dit initiatief te realiseren. Om het initiatief juridisch-planologisch mogelijk te maken, dient het omgevingsplan voor het perceel Astaweg 5-9 gewijzigd te worden. Voorliggende motivering bevat de toelichting voor de benodigde wijziging van het omgevingsplan en vormt de onderbouwing van het besluit. Gemotiveerd wordt dat met deze wijziging tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties word gekomen.
De locatie Astaweg 5-9 te Wenum Wiesel is gelegen ten noorden van de stad Apeldoorn, aan de rand van Wenum Wiesel. De locatie wordt in het noorden begrensd door een beekdal, in het oosten wordt de locatie begrensd door agrarisch gebied en bestaande bebouwing. In het zuiden wordt de planlocatie begrensd door de Astaweg, terwijl de voormalige spoorlijn Apeldoorn-Zwolle de westelijke grens van het besluitgebied vormt. In de onderstaande afbeelding is een luchtfoto van de locatie opgenomen.
Afbeelding 1, locatie overzicht Astaweg 5-7 te Wenum Wiesel (3 september 2024)
De percelen waar de ontwikkeling plaats gaat vinden zijn kadastraal bekend als gemeente Apeldoorn, sectie D, nummers 7403 (geheel) 7404 (geheel) en 7825 (geheel). In onderstaande afbeelding zijn de percelen rood omlijnd.
Afbeelding 2, het besluitgebied (indicatief rood omlijnd) kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie D, nummers 7403, 7404 en 7825
De motivering van de wijziging van het omgevingsplan Apeldoorn voor de locatie Astaweg 5-9 Wenum Wiesel is opgebouwd uit 8 hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie op de planlocatie. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de planopzet in de toekomstige situatie. Hoofdstuk 4 gaat in op het relevante beleid. Zo worden de rijksinstructieregels, provinciaal, regionaal en gemeentebeleid behandeld. Tevens wordt ingegaan op het relevante waterschapsbeleid. Hoofdstuk 5 behandeld de aspecten die relevant zijn voor de fysieke leefomgeving en het milieu. In hoofdstuk 6 staat het juridisch kader van deze wijziging van het omgevingsplan beschreven. In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijk uitvoerbaarheid van het voorliggende plan. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 ingegaan op de Evenwichtige toedeling van functies.
Op de percelen behorende bij de Astaweg 5-7 te Wenum Wiesel was voorheen een kuikenbroederij gevestigd. Deze activiteiten zijn al enige jaren geleden gestaakt. Na staking van de activiteiten heeft met de eigenaar van het terrein overleg plaatsgevonden over de herinvulling van het terrein. In de tussenliggende periode is het terrein niet voor andere activiteiten gebruikt. Wel is de voormalige bedrijfswoning enige tijd bewoond in het kader van anti-kraak. Doordat er geen activiteiten meer plaatsvinden begint het terrein langzaamaan te verrommelen. In 2020 is een deel van de (voormalig) agrarische bebouwing verkocht aan derden. Het betreft het perceel thans bekend als Astaweg 9. De bebouwing op dit perceel is in gebruik genomen ten behoeve van opslag van een cateringsbedrijf.
Astaweg 5-7
In het kader van de herontwikkeling van het terrein is gekozen voor woningbouw op de locatie. In de onderstaande afbeelding is gewenste het plan weergegeven.
Afbeelding 3: ontwerp woningbouw Astaweg 5-7 te Wenum Wiesel
Het plan voorziet in het realiseren van in totaal 24 woningen in een gevarieerd woonprogramma. De woningen worden ingepast in de groene omgeving en de natuur ter plaatse wordt versterkt. Het woonprogramma is afgestemd op de vraag vanuit de regio. Het programma ziet er als het volgt uit:
Bij de planvorming is uitdrukkelijk rekening is gehouden met de landschappelijke kwaliteiten van de locatie en de omgeving. Het landschap wordt in deze versterkt met beplanting en bebouwing op de rand van het beekdal. Bestaande landschappelijke lijnen worden in het plan opgenomen en nieuwe landschappelijke lijnen worden uitgezet. In paragraaf 4.3.2 wordt nader ingegaan op de landschappelijke inpassing.
Astaweg 9
Het plan voor Astaweg 9 voorziet in de planologische inpassing van de bestaande, feitelijk aanwezige activiteiten. Het voormalig agrarische bedrijfsgebouw is thans in gebruik als opslag ten behoeve van een cateringsbedrijf. Ter plekke wordt materieel en materiaal ten behoeve van een cateringsbedrijf opgeslagen. Voorliggend plan zorgt ervoor dat het feitelijk gebruik in overeenstemming wordt gebracht met de planologische situatie. Door aanplant van groene elementen rondom (een deel van) de het gebouw wordt het geheel landschappelijk adequat ingepast. Zoals hierboven reeds benoemd wordt in paragraaf 4.3.2 ingegaan op de landschappelijke inpassing van de gehele ontwikkeling.
Het wijzigingsbesluit, zoals dit voorligt, is vormgegeven aan de hand van de gestelde beleidsdoelen in en vanuit de Omgevingswet. Dit hoofdstuk beschrijft het relevante omgevingsbeleid van Rijk, provincie en gemeente en een toetsing van het wijzigingsbesluit aan die kaders. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit ruimtelijke plan geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in deze ruimtelijke motivering afgewogen.
Nationale Omgevingsvisie
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. De NOVI is een nieuw instrument uit de Omgevingswet en loopt vooruit op de verwachte inwerkingtreding 1 juni 2022. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
Uitgangspunt van de NOVI is dat Nederland staat voor grote en complexe opgaven die zowel lokaal als regionaal, nationaal als internationaal spelen. Deze opgaven als klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken. Daarbij is Omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
De NOVI stelt daartoe als aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Op die manier zullen de volgende vier prioriteiten worden aangepakt:
1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
3. Sterke en gezonde steden en regio's
4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Voor de vier prioriteiten geldt dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn, die in de praktijk voortdurend op elkaar inspelen:
Al deze ambities vragen veel van de leefomgeving. Daarbij moeten onvermijdelijk keuzes worden gemaakt. In de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor deze keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond: een 'omgevingsinclusieve benadering'. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en
3. Afwentelen wordt voorkomen.
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgevingsinclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.
Nationaal Waterplan 2016-2021
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning.
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. De deltabeslissingen zoals verankerd in het vorige nationale waterplan (2009-2015) zijn opgenomen in dit NWP2 voor de komende periode.
Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2016-2021 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie.
Conclusie
Het slopen van de bestaande bebouwing van de kuikenbroederij en het hiervoor in de plaats realiseren van een woningbouwproject op Astaweg 5-7, tezamen met het planologisch inpassen van de activiteiten op Astaweg 9, is niet strijdig met het rijksbeleid.
Hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) bevat instructieregels voor het omgevingsplan. Deze komen voort uit de beleidsdoelen van de Omgevingswet. Met zo'n instructieregel geeft het rijk aan welke onderwerpen bij een wijziging van het Omgevingsplan in ieder geval aan bod moeten komen. Er zijn drie typen instructieregels:
1. Regels die in acht moeten worden genomen;
2. Regels waar rekening mee moet worden gehouden;
3. Regels die moeten worden betrokken bij de wijziging.
Ladder duurzame verstedelijking
Artikel 5.129g van het Bkl schrijft voor dat, voor zover een Omgevingsplan voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling, met het oog op het belang van zorgvuldig ruimtegebruik en het tegengaan van leegstand in het omgevingsplan rekening gehouden dient te worden met:
In artikel 5.129g van het Bkl wordt onder lid 1 het relevante begrip 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' gedefinieerd:
Doorwerking in het plan
Alvorens de twee treden van de Ladder voor duurzame verstedelijking uit te werken, dient allereerst de vraag beantwoord te worden of het voorgenomen bouwplan te beschouwen is als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Gelet op de omvang van dit proejct, het betreft hier de realisatie van 24 woningen, kan er gesproken worden van een zogenaamde stedelijke ontwikkeling. Gelet hierop dient de ladder dan ook doorlopen te worden.
Behoefte aan de stedelijke ontwikkeling:
De gemeente Apeldoorn staat voor een forse woningbouwopgave. In het afwegingskader Woningbouw 2018-2027 streeft de gemeente naar voldoende woningen voor iedereen en wil men ruimte scheppen voor 5.500 extra huishoudens, waarvan 4.000 al zijn ingevuld. Dat betekent dat er in de periode tot 2027 nog behoefte is aan 1.500 woningen. Het basisprincipe is 'adaptief en flexibel programmeren'. De regionale behoefte aan woningen is dus evident. Van belang is dat deze de juiste woningen op de juiste plek worden gebouwd. De gemeente stuurt hierop. Voor kleinschalige innovatieve initiatieven, zoals transformaties, is een programma van 250 woningen beschikbaar. Hierin zijn ook mogelijkheden in de dorpen meegenomen. Er wordt ingezet op initiatieven tot 30 woningen, met name voor jongeren en ouderen.
Ook in Wenum-Wiesel is er sprake van een grote vraag naar woningen. Wenum is als forensenplaats bij Apeldoorn een zeer gewilde plek. Op moment van het opstellen van deze motivering (juli 2025) worden er op Funda enkele woningen aangeboden. Het gaat om vrijstaande woningen in het (zeer) hoge segment. In Wenum-Wiesel staan nu vooral dure woningen. Dat betekent dat voor jongeren vrijwel geen kansen zijn om hier te (blijven) wonen en voor ouderen geen reële doorstromingsmogelijkheden zijn, waarmee bestaande woningen vrij kunnen komen. Het voorliggende plan creëert juist voor deze doelgroepen aan aanbod op een unieke plek. De toevoeging van enkele moderne, duurzame vrijstaande woningen vormt een antwoord op de vraag van de 'gebruikelijke' doelgroep voor Wenum-Wiesel en helpt het plan exploitabel te maken. Daarmee wordt nadrukkelijk voorzien in een behoefte.
Gelet op de druk op de woningmarkt en de (beleidsmatig bepaalde) afwezigheid van uitbreidingsplannen, zal de bouw van 24 woningen in de voorgestelde verschillende segmenten niet leiden tot onevenredige concurrentie met andere locaties of structurele leegstand. Dit wordt bevestigd door een toets aan het woningbouwprogramma, waarbinnen beperkte ruimte is voor woningen in de dorpen, doch 40 stuks voor Wenum-Wiesel. Hiermee is de behoefte aan 24 woningen voor de verschillende doelgroepen positief beantwoord, ook gelet op de mogelijkheden voor starters en doorstroming.
Realisatie stedelijke ontwikkeling buiten stedelijk gebied / stedelijk groen:
Op de vraag of de behoefte in het bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen is de koppeling met de voorgestelde ruimtelijke kwaliteitsverbetering van belang. Wenum-Wiesel kent veel ruimte aan open ruimten binnen het dorp, maar die worden juist als belangrijke kwaliteit gezien. Op basis van de kaderstellende notitie Nieuwbouw van woningen in Wenum-Wiesel wordt daarom geen medewerking meer verleend aan de bouw van woningen in open ruimten maar uitsluitend voor functieverandering en landgoederen. Zie hiervoor ook paragraaf 4.5.3. Daarvan is in dit geval sprake. Voorliggend plan betreft immers een functieveranderingsplan. Er is dan ook geen beschikbare ruimte binnen 'stedelijk gebied' om de ontwikkeling van 24 woningen in Wenum-Wiesel op te vangen.
Conclusie
Het plan voorziet in de aantoonbare behoefte om een aanvulling te doen op het woningaanbod van Wenum-Wiesel. Er wordt voorzien in een gemengd programma dat naadloos aansluit bij de gemeentelijke ambities voor innovatieve initiatieven in de dorpen. Met dit woningbouwprogramma wordt een gewenste bijdrage geleverd aan de leefbaarheid in het dorp door het bieden van een vestigingsplaats voor jongeren en ouderen. Gelet op het gemengde karakter van het aanbod, is er ruimte om hier woningen aan toe te voegen. Kwalitatief is het programma afgestemd op de demografische ontwikkeling van de gemeente en wordt een onderscheidende invulling gegeven aan het plan. Binnen het bestaand stedelijk gebied is geen ruimte om te voorzien in dit programma.
Op 19 december 2018 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over 'Gaaf Gelderland'. 'Gaaf' is een woord met twee betekenissen. 'Gaaf' betekent 'mooi' en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar 'Gaaf' verwijst ook naar dat wat 'cool' en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie. Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.
Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes' – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.
Afbeelding 4: Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
ambitie klimaatadaptie
Gestreefd wordt naar een op de toekomst toegerust klimaatbeleid waarbij de provincie samen met partners zich goed voorbereidt en toerust op de gevolgen van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hittestress en overstromingsgevaar.
ambitie biodiversiteit
Gestreefd wordt naar een stimulerend en beschermend beleid voor biodiversiteit met als ambitie dat het in 2050 goed gaat met de biodiversiteit in Gelderland. In Gelderland wordt natuurinclusief gewerkt. Biodiversiteit wordt overal waar mogelijk versterkt en ingepast, óók buiten de specifiek als natuur aangewezen gebieden. In 2030 is 75% van de Europese doelen van de vogel- en habitatrichtlijn behaald.
woon- en leefklimaat
Gestreefd wordt naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio's en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.
Conclusie
Het voorliggende plan levert geen strijdigheid op met de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland.
Provinciale staten van Gelderland hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Sindsdien is de Omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. Voor zover het de provinciale verordening betreft bevat de Omgevingsverordening alleen regels die tot de gemeentebesturen zijn gericht en geen rechtstreeks werkende, burgers bindende regels.
De Omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit Omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de Omgevingsvisie richt de Omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.
De provincie zet de verordening als juridisch instrument voor het afdwingen van de doorwerking van het provinciaal beleid alleen in voor die onderdelen van het beleid waarvoor algemene regels noodzakelijk zijn om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De instructieregels uit de Omgevingsverordening Gelderland die voor dit besluitgebied van toepassing zijn, betreffen de onderstaande.
Instructieregel Gelders Natuurnetwerk
In paragraaf 5.2.1. zijn regels gesteld omtrent het Gelders Natuurnetwerk. De regels zijn gesteld met het oog op de bescherming, instandhouding, verbetering en ontwikkeling van de oppervlakte, samenhang en kwaliteit van het Gelders natuurnetwerk. Ten noorden van het besluitgebied ligt een strook GNN. Deze strook omvat de Wenumse Beek. Voorliggend plan voorziet niet in wijzigingen in of aan de beek. Om die reden kan worden gesteld dat er geen strijd is met de omgevingsverordening op dit punt. Door aanleg van nieuwe natuur die grenst aan de beek, en dús aan GNN, wordt het GNN ter plaatse zelfs versterkt. De voorgenomen ontwikkeling heeft daarmee een positief effect op het GNN.
Instructieregel beschermen landschap Gelderse streken: IJsselvallei
De locatie aan de Astaweg is gelegen binnen de Gelderse Streek IJsselvallei. Bij een nieuwe activiteit of ontwikkeling dient op grond van artikel 5.38 van de Omgevingsverordening rekening gehouden te worden met de voor de streek vastgestelde kernkwaliteiten. De locatie is gelegen in de noordelijke IJsselvallei. Wanneer gekeken wordt naar de locatie is er sprake van een kleinschalig landschap. Door de aanzienlijke toevoeging van de natuur aan de noordzijde van het besluitgebied en de daarmee gepaard gaande versterking van de zone bij de beek worden de kernkwaliteiten versterkt en past dit plan binnen de ontwikkeldoelen, zoals volgend uit de bijlage behorend bij de Omgevingsverordening. De inpassing van de ontwikkeling is vastgelegd in een inrichtingsplan. De inrichting conform het inrichtingsplan is, voor zover deze van toepassing op gronden met de functie 'Groen - Landschapselement', opgenomen als gebodsbepaling. De gronden met de functie 'Natuur' zullen worden overgedragen aan de gemeente. Hierdoor is de natuurlijke, groene inrichting duurzaam verzekerd.
Instructieregel Groene Ontwikkelingszone
Een gedeelte van het besluitgebied is gelegen binnen de Groene Ontwikkelingszone (GO). Paragraaf 5.2.2 van de Omgevingsverordening bevat de instructieregels die gelden voor ontwikkelingen binnen GO. Op de plankaart bij deze wijziging van het omgevingsplan wordt ter plaatse van GO de aanwezige waarden beschermt door verschillende aanduidingen. Deze aanduiding worden opgenomen overeenkomstig de huidige situatie. Concreet betreft dit de aanduiding 'cultuurhistorisch gebied' met onderliggende functie Natuur. Binnen GO vinden geen ontwikkelingen plaats, anders de realisatie en aanleg van natuur. Om de mogelijkheid tot de realisatie van bebouwing volledig uit te sluiten wordt een aanvullende aanduiding opgenomen die voorziet in het uitsluiting van bijbehorende bouwwerken. De realisatie en aanleg van natuur wordt geborgd aan de hand van een inrichtingsplan én een gebodsbepaling. Gelet op hetgeen in het voorgaande is opgenomen wordt er geen strijd gezien met de Omgevingsverordening. Aan de hand van de rekentool voor GO is aangetoond dat de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een sterke verbetering van de natuurlijke waarden en in overeenstemming zijn met de doelstellingen voor de GO. In bijlage 1 bij deze motivering is het resultaat van de rekentool te vinden. Op basis van de sanering van de voormalige agrarische bebouwing, het verkleinen van de bebouwingsmogelijkheden en de aanleg van nieuwe natuur, passend in het landschap, kan worden geconcludeerd dat sprake is van versterking van de Groene Ontwikkelingszone, zoals bedoeld in de Omgevingsverordening.
Instructieregel kwetsbaar drinkwaterreserveringsgebied
Het initiatief aan de Astaweg betreft het realiseren van een woningbouwproject en het planologisch inpassen van bedrijfsactiviteiten in het kader van functieverandering. Het betreft een functieveranderingsplan naar zowel wonen, als werken. Op de locatie vinden en gaan geen grondwaterbedreigende activiteiten plaatsvinden, zoals bedoeld in artikel 4.36 en 4.37 van de verordening. Ook zijn de overige regels gesteld in de paragraaf niet van toepassing op het initiatief. Gelet hierop wordt dan ook niet verder ingegaan op hetgeen gesteld wordt in paragraaf 4.3.7 van de Omgevingsverordening.
Instructieregel molenbiotoop
Door voorliggende wijziging van omgevingsplan wordt er geen bebouwing toegevoegd binnen gronden die in de verordening zijn aangewezen als 'Molenbiotoop' die de windvang van de molen aan de Marleweg 64 in Wenum Wiesel beperkt. De wijziging maakt in feite juist minder bebouwing mogelijk op de locatie. Immers, het bestaande agrarische bouwvlak wordt sterkt verkleind en de toegestane bouwhoogte wordt verlaagd van 12 meter (agrarische bedrijfsgebouwen) naar maximaal 9 meter (nieuwe woningen). Daarnaast wordt te bebouwen oppervlakte met nieuwe woningen verkleind. De aanplant van nieuwe groen elementen vindt daarnaast ook hoofdzakelijk buiten de provinciaal aangewezen molenbiotoop plaats. De nieuw te planten bomen binnen de gronden aangeduid als molenbiotoop betreffen 1e orde grootte bomen, zoals de eik, beuk en paardenkastanje. De invloed van deze nieuwe bomen zal zeer beperkt zijn op de windvang van de molen, aangezien er reeds 1e orde grootte bomen aanwezig zijn aan de randen van het perceel en er daarnaast een behoorlijk aantal grote bomen aanwezig zijn tussen het besluitgebied en de molen. Van strijdigheid met artikel 5.54 van de Omgevingsverordening is dan ook geen sprake.
Instructieregel Nationaal Landschap
Binnen het Nationaal Landschap vinden geen ruimtelijke ontwikkelingen plaats, anders dan landschappelijke inpassing door realisatie, aanleg en versterking van de natuurlijke waarden. De landschappelijke inpassing en versterking leidt niet tot een aantasting van de kernkwaliteiten, maar juist tot een versterking. Voor een verdere onderbouwing met betrekking tot de wijze waarop versterking plaatsvindt wordt verwezen naar de toelichting op de intsturctieregel ten aanzien van GO. Het voorgenomen plan is in overeenstemming met de bepalingen ten aanzien van de instructieregel Nationaal Landschap.
Instructieregel regionale woonagenda
Verder bepaalt de verordening dat nieuwe woonlocaties alleen zijn toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten (GS) vastgestelde regionale woonagenda (artikel 5.64 Omgevingsverordening). De toevoeging van het aantal woningen in het planinitiatief vindt plaats op basis van functieverandering. De bepalingen volgend uit de regionale woonagenda zijn niet van toepassing op functieverandering.
Instructieregel solitaire bedrijvigheid
In artikel 5.72 lid 2 sub a is bepaald dat een omgevingsplan nieuwe bedrijfslocaties in het buitengebied kan toelaten indien er sprake is van functieverandering. Voorliggend plan betreft een functieveranderingsplan naar, onder andere, werken. Een voormalige agrarisch bedrijfsgebouw krijgt een vervolgfunctie in de vorm van opslag van materieel en materiaal van een cateringsbedrijf. In paragraaf 4.5.4 wordt de ruimtelijke aanvaardbaarheid van deze functie uiteengezet.
Instructieregel klimaatadaptatie
Tot slot geldt op grond van artikel 5.85 van de provinciale Omgevingsverordening dat in de motivering bij de wijziging van het omgevingsplan een beschrijving dient te worden gegeven van de maatregelen die worden genomen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken. In voorliggende situatie wordt de nieuwbouw aardgasloos ontwikkeld en wordt zoveel mogelijk duurzaam materiaal gebruikt. Per saldo wordt bij deze ontwikkeling het aandeel groen c.q. natuur op de locatie verhoogd en wordt voorzien in voldoende waterbergingsmogelijkheden op eigen terrein, zo worden er drie poelen aangelegd. Deze poelen houden in perioden van droogte water langer vast en dragen daardoor bij aan het voorkomen van verdroging. Aan de hand van het inrichtingsplan worden bovendien een groot aantal nieuwe bomen aangeplant. Deze nieuwe bomen gaan voorzien in schaduw en beperken hittestress op warme, zomerse dagen. Door het nemen van voorgenoemde maatregelen wordt aangenomen dat voldoende rekening wordt gehouden met de aspecten duurzaamheid en klimaatadaptie.
Conclusie
Het planinitiatief is in overeenstemming met het provinciale beleid.
De 'Woonagenda Cleantech Regio 2018' van de Regio Stedendriehoek (vastgesteld door GS op 11 december 2018) is een uitwerking van de provinciale koers "Ruimte voor goed wonen", waarbij voor de komende 10 jaar afspraken worden vastgelegd hoe om te gaan met sturing op de woningbouwprogrammering en welke thema's regionaal verdere aandacht vragen. Dit betreffen de thema's "sterke steden, dynamische kernen en vitaal platteland". Ook wordt ingegaan op het verduurzamen en klimaatbestendig maken van de woningvoorraad alsmede op wonen en zorg.
De Regio zet in op het behouden en versterken van de woonkwaliteit door toevoeging van de juiste woning, voor de juiste doelgroep, op de juiste plek in de regio, waarbij de volgende speerpunten van toepassing zijn:
Voor Apeldoorn wordt aangegeven dat, mede door de hoge instroom, de druk op de markt is toegenomen. De woningbouw in Apeldoorn heeft een hoge vlucht genomen. In dit tempo zijn in 2021/2022 alle huidige bouwplannen gerealiseerd en is er risico op een tekort en verder oplopende prijzen. Ook in de sociale huur is sprake van stijgende wachtlijsten. De groei in Apeldoorn bestaat voor een relatief groot deel uit gezinnen en sluit aan bij de inzet van Apeldoorn als gezinsstad. Apeldoorn zoekt naar nieuwe plekken voor woningbouw binnen de bestaande contouren van de stad. Het programma ligt de komende jaren (mede door de druk van buiten) tegen de bovenkant van de bandbreedte van de prognoses. In de sociale woningbouw is op korte termijn een toevoeging van 500 woningen aan de orde om de wachtlijsten te verkorten.
Naast inzet op het kwalitatief programmeren wordt er gekoerst op een kwantitatief realistisch woningbouwprogramma op basis van actuele Primos woningbehoefteprognoses Het is daarbij de bedoeling om deze regionale woonagenda om de twee jaar te herijken, waarbij wordt bekeken of het op basis van analyse van de woningmarkt en de genoemde woningbehoefteprognoses het wenselijk is om de woonvisie aan te passen.
De Woonagenda Cleantech Regio vervangt de "Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2024" en het "Afsprakenkader kwantitatieve woningbouwprogrammering 2015-2024" van de Regio Stedendriehoek. Na de vaststelling wordt een uitvoeringsagenda opgesteld, waarbij gemeenten jaarlijks presenteren wat de lokale voortgang in de bestaande voorraad is aan de hand van de jaarlijkse monitoringsgegevens.
Betekenis voor dit plan
Apeldoorn heeft na vaststelling van de Woonagenda Cleantech Regio 2018 de Woonagenda Apeldoorn 2018-2021 opgesteld. In 2022 is hieraan een addendum toegevoegd voor de periode 2022-2023.
Op 21 september 2023 is het Volkshuisvestingskader 2023-2030 vastgesteld door de gemeenteraad. Dit beleidsstuk vervangt de Woonagenda en biedt een actueel kader voor het toetsen van woningbouwplannen in de gemeente Apeldoorn. Hiermee heeft Apeldoorn invulling gegeven aan de afspraken die zijn gemaakt bij de vaststelling van de regionale woonagenda.
Conclusie
Dit plan is in lijn met de uitgangspunten van de Woonagende Cleantech Regio 2018.
Water is een belangrijk thema in de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets, maar een proces waarbij de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek gaan. De watertoets bestaat uit twee onderdelen:
In november 2021 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) 2022-2030 vastgesteld. In het BOP beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, wonen en zuiveren, circulair econome en energietransitie. Het waterschap wil een waardevolle leefomgeving waarborgen. Daarom wordt er ingezet op vijf maatschappelijke thema's:
Het beheergebied van het waterschap is opgedeeld in vier deelgebieden. De gemeente Apeldoorn valt onder het deelgebied IJsselvallei. De vijf thema's zijn specifiek gemaakt voor de vier deelgebieden in gebiedsdoelen. De gebiedsdoelen zijn onderverdeeld in drie categorieën: Watersysteem, Waterveiligheid en Wonen en zuiveren.
Uitgangspunt wijziging omgevingsplan
Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.
Op 24 februari 2022 heeft de gemeenteraad van Apeldoorn de Omgevingsvisie 'Woest aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De Structuurvisie "Apeldoorn biedt ruimte" (vastgesteld op 30 mei 2013) is daarbij ingetrokken.
Een nieuwe Omgevingsvisie is belangrijk, omdat Apeldoorn voor een grote opgave en uitdaging staat: groeien naar een gemeente met meer dan 180.000 inwoners, het versterken van de veelzijdige economie, het ruimte bieden aan de energietransitie en het nog beter en mooier maken van het groen, het sociale leven en het gastheerschap. Met een vastgestelde Omgevingsvisie kan verder gewerkt worden aan de uitwerking van de visie. Dit gebeurt door middel van gebiedsgerichte plannen en het Omgevingsplan (de opvolger van de bestemmingsplannen). De Omgevingsvisie geeft duidelijkheid over de ruimtelijke koers van de gemeente.
De Omgevingsvisie rust op vier centrale ambities (hoofdopgaven), waarmee Apeldoorn de toekomst tegemoet wil gaan en nóg aantrekkelijker wil worden:
Onderstaand een nadere toelichting op de beoogde invulling van de vier centrale hoofdopgaven.
Ambities 1 en 2: Stadmaken en Vitale dorpen en buitengebied
Met de invulling van de hoofdopgave Stadmaken gaat Apeldoorn flink ontwikkelen op het gebied van wonen, werken, mobiliteit en omgevingskwaliteit. Zo bouwt Apeldoorn voort op de traditie van groene woonstad en economisch centrum van deze regio en draagt ze stevig bij aan de nationale doelen op het gebied van wonen, werken en duurzame energie. Daarnaast gaat Apeldoorn middels de hoofdopgave Vitaal platteland investeren in het vitaal platteland, in de 12 dorpen en buurtschappen. Dit is als volgt opgebouwd:
Wonen
Voor wonen zijn zowel binnenstedelijke als buitenstedelijke locaties aangewezen. Dit om te voorzien in een groei naar ruim 180.000 inwoners. De gemeente volgt de Ladder voor Duurzame verstedelijking en vult zoveel mogelijk opgaven binnenstedelijk in. Daarbij ligt de focus op sterk verdichten in de bestaande stad, met name in de Binnenstad, de Spoorzone en Kanaalzone Centrum. Buitenstedelijk wordt voorzien in één grote uitbreidingslocatie aan zuidzijde (ten zuiden van de A1).
Uitgegaan wordt van de realisatie van 12.500 woningen, waarvan 8.500 nieuw toe te voegen programma in verschillende financieringscategorieën en woonmilieus (stedelijk, gemengd met werken, rand van de stad, dorpen). Voor de binnenstad wordt voorzien in een transformatie naar Stadspark waarbij veel winkelvastgoed wordt aangewend voor nieuwe woonfuncties. Verdere transformaties naar wonen zijn voorzien in de Kanaalzone Vlijtseweg (Zwitsal en omgeving), Kayersdijk-noord, Sleutelbloemstraat-oost (onderzoek), Jean Monnetpark en Christiaan Geurtsweg (onderzoek) en Brouwersmolen (onderzoek).
Omgevingskwaliteit
Ingezet wordt op het verbeteren van de omgevingskwaliteit, met name in de zogenaamde dynamische gebieden, maar ook langs zichtlocaties en infrastructuur.
Mobiliteit
De extra vraag naar mobiliteit in combinatie met de ruimtelijke ambities maakt een goede sturing noodzakelijk. Hiertoe wordt onder meer ingezet op de realisatie van nieuwe transferia aan de toegangswegen van de stad in parkeerhubs aan de centrumrand. De binnenstad wordt autoluw, en veiliger voor langzaam verkeer. Verplaatsing van het busstation naar de zuidzijde van het spoor wordt onderzocht, in combinatie met een stedelijke hub. Dit biedt mogelijk ruimte voor andere ambities van de binnenstad (vergroening, woningbouw). Er wordt voorzien in maatregelen ter verbetering van de doorstroming van verkeer, zowel wat betreft de snelwegen als ook de stadsring en aantakkingen. Er wordt ingezet op een sterk fietsnetwerk en goede wandelroutes.
Economie en recreatie
Er is voorzien in een uitbreiding van 77 hectare aan bedrijventerrein, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de aangetoonde behoefte hieraan. De nieuwe bedrijfslocaties bevinden zich ten noorden en oosten van de stad. Aanvullend wordt onderzocht om enkele bedrijfslocaties in de binnenstad de komende 20 jaar te transformeren naar woon-werklocaties ten behoeve van goede binnenstedelijke woningbouwlocaties, eventueel met een gemengd karakter. De bedrijven die daar vertrekken hebben ergens anders ruimte nodig. De uitplaatsingsruimte bedraagt circa 30 hectare en komt boven op de 77 ha uitbreiding waar de behoefte van aangetoond is en wat de gemeente als doel heeft gesteld. De te onderzoeken transformatie betreft de locaties Sleutelbloemstraat en Vlijtseweg, beide gelegen aan het kanaal in noord. In zuid gaat het om de locaties Jean Monnetpark, de Christiaan Geurtsweg en de Brouwersmolen, eerste fase. Een stip op de horizon is de mogelijkheid van een nieuwe voorhalte van het spoor bij Brouwersmolen, onderdeel van een sprinterlijn vanuit Amersfoort, om vooral de Veluwe met openbaar vervoer te ontsluiten. Op wijkniveau wordt ingezet op de transformatie van gedeeltes van het winkelvastgoed naar wijkservicecentra, woon- en werkmilieus gericht op maatschappelijke functies. Verder wordt in Uddel ingezet op het toevoegen van nieuwe bedrijfslocaties voor nieuwe economische functies
De agrarische sector staat voor grote opgaves. Voorzien wordt in de transformatie van de intensieve veehouderijsector met name in Uddel naar duurzame vormen van bedrijvigheid en de geleidelijke transformatie van de overige agrarische sector naar natuur inclusieve landbouw.
Voor het versterken van recreatie wordt het programma Vitale vakantieparken ingezet. Ook wordt bijgedragen aan de Veluweagenda, waaronder de Recreatiezonering Veluwe en wordt ingezet op het versterken van het fiets- en wandelknooppuntennetwerk.
Energie en circulariteit
Voor energie geldt een uiteindelijke doelstelling van energieneutraliteit in 2050. Voor 2030 geldt een tussentijdse doelstelling van 39% energieneutraal. Dit moet mede bereikt worden door de inzet van zonne-energie en windenergie. Uitgegaan wordt van clustering. De concentratie voor zon en wind is voorzien op een drietal zoeklocaties. Allereerst een concentratie van windturbines bij het knooppunt A1 en A50 (ten oosten van de A50), in combinatie met een nieuw aan te leggen park voor zonne-energie. Gedeeltelijk wordt hiermee aangesloten op bestaande initiatieven. Hierdoor ontstaat een concentratie en koppeling tussen zon en wind. De tweede cluster van windturbines is gesitueerd op de Veluwe, eveneens aan de A1, maar meer westelijk gelegen. Voor de zonnevelden is sprake van drie zoeklocaties, waarvan twee alleen voor zon en een gecombineerd met wind. Aan de noordzijde van de stad, bij Beemte Broekland ten oosten van de A50, en ten zuiden van Vaassen zijn zoeklocaties voor zonnevelden voorzien.
Verder wordt bij nieuwe ontwikkelingen energieopwekking gestimuleerd. Vanaf 2025 geldt daarbij voor woningen en bedrijfspanden 'nul op de meter'.
Hiernaast geldt nog dat hergebruik wordt gestimuleerd om de omvang van restafval per persoon/per jaar te verminderen.
Ambities 3 en 4: Uitbouwen fysiek fundament en versterken sociaal fundament
De veelzijdige groei van stad en dorpen vindt plaats via de bodem en het landschap op de overgang van Veluwe en IJsselvallei. De Veluwe biedt - met al z'n groen en water - enorme kansen, die flink worden gemarkeerd. Zo is het uitbouwen van het fysiek fundament de derde hoofdopgave geworden. De fysieke stad is weer de voorwaarde voor een sociaal sterke stad. Daarom is de vierde hoofdopgave: het sociaal fundament versterken. Zo bouwt Apeldoorn aan een inclusieve gemeente.
Dit is als volgt opgebouwd:
Natuur en landschap
De groene mal/ het groen-blauwe casco (groen en water) worden verder versterkt. Groen en uitloopgebieden worden vergroot. Er is voorzien in de aanleg van nieuwe (natte) natuur in combinatie met waterberging rond de beekdalen. Er wordt minimaal 175 hectare aan bos toegevoegd. Rond de beekdalen wordt nieuwe (natte) natuur aangelegd in combinatie met waterberging rond de beekdalen.
Natuurinclusief bouwen wordt bevorderd en bij bestaande bouw wordt ingezet op vergroening. Het centrum van Apeldoorn wordt verder vergroend en omgevormd naar stadspark. Ingezet wordt op de bevordering van de biodiversiteit.
Klimaatadaptatie
Voorziene maatregelen gericht op klimaatadaptatie zijn het vasthouden van oppervlaktewater in retentieplassen, als waterreservoir in tijden van droogte en als eerste stap naar een circulair watersysteem, vernatting op de Veluwe ten behoeve van infiltratie van drinkwater en het zo veel mogelijk afkoppelen verhard oppervlak in stedelijk gebied.
In bestaande situaties wordt vergroenen bevorderd en in nieuwe situaties is er de doelstelling van natuurinclusief bouwen. Verdere vergroening van de binnenstad zal bijdragen aan het voorkomen van hittestress.
Milieu en gezondheid
Bij het maken van plannen zal rekening moeten worden gehouden met de aspecten milieu en veiligheid. Geluidbeleid op maat zal hieraan gaan bijdragen.
Daarnaast wordt ingezet op het faciliteren van verblijven in de buitenlucht door voldoende aanbod van groen in nabije leefomgeving en het uitdagen tot meer bewegen, onder meer in een aantrekkelijke buitenruimte.
Afbeelding 5: Uitsnede Omgevingsvisie 'Woest aantrekkelijk Apeldoorn'.
Inclusiviteit
Op diverse vlakken wordt ingezet op het bevorderen van een inclusieve samenleving. Er zal sprake zijn van variatie in woonmilieus zowel in de verdichtingsopgaven als in de nieuwe uitleg, in verschillende prijsklassen. Ook wordt sporten voor iedereen gestimuleerd, mede door een uitnodigende buitenruimte, en ingezet wordt op het herstructureren/verduurzamen van schoolgebouwen. Op wijkniveau wordt gedacht aan de ontwikkeling van woonzorgzones (gecombineerd met de transformatie van winkelvastgoed).
Conclusie
Het planinitiatief is in overeenstemming met de Omgevingsvisie. Er wordt een voormalig agrarisch bedrijf gesaneerd, waarbij veel ruimte wordt gegeven voor de aanleg van nieuwe (natte) natuur rond de Wenumse beek. Door sanering van de voormalige agrarische bebouwing wordt bovendien de realisatie van nieuwe woningen mogelijk. Het woonprogramma waarin voorliggend plan voorziet draagt bij aan een gedifferentieerd woningaanbod. De differentiatie maakt doorstroming van woningzoekenden mogelijk en draagt hiermee bij aan de ambitie om te komen tot een vitaal buitengebied alsmede tot het versterken van het sociaal fundament.
Het planologisch inpassen van de aanwezige bedrijfsactiviteiten binnen het besluitgebied levert voor bijdrage aan de vitaliteit van het buitengebied en zorgt voor (juridisch) bestaansrecht van de activiteiten op deze locatie. Ze worden op een adequate wijze geborgd, waardoor deze bijdrage voor de toekomst verzekerd is. Dit sluit aan bij de ambities uit de Omgevingsvisie.
In de Omgevingsvisie Woest aantrekkelijk Apeldoorn en in de Kadernota Maatschappelijke ontwikkeling staat wat de gemeente belangrijk vindt ten aanzien van wonen en de combinatie wonen en zorg. Dit is verder uitgewerkt in een volkshuisvestingskader.
Op 21 september 2023 is het Volkshuisvestingskader 2023-2030, 'Ruim en ontspannen wonen in de hoofdstad van de Veluwe', door de gemeenteraad van Apeldoorn vastgesteld. Dit Volkshuisvestingskader omschrijft, op basis van trends en ontwikkelingen, de gemeentelijke ambities op bovenstaande onderwerpen voor de langere termijn. Het is een kader voor woonprojecten en projecten voor wonen met zorg.
Belangrijke trends en ontwikkelingen zijn:
Het Volkshuisvestingskader gaat in op vier onderwerpen:
1. Doorbouwen aan een diverse woningvoorraad
2. Veerkrachtige wijken en dorpen
3. Woningvoorraad verduurzamen
4. Wonen met zorg of ondersteuning
Doorwerking in het plan
Het voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van 24 woningen. Deze nieuwbouw wordt zorgvuldig ingepast in de omgeving. Van de 24 woningen worden 18 woningen in het betaalbare segment gerealiseerd. Er is grote vraag naar betaalbare woningen en met dit initiatief wordt invulling gegeven aan de ambitie om betaalbaar woningbouw te realiseren met aandacht voor alle doelgroepen. Verder zullen de woningen duurzaam worden gebouwd en voldoen aan de geldende normen ten aanzien van duurzaamheid.
Conclusie
Het initiatief is in lijn met de uitgangspunten van het Volkshuisvestingskader 2023-2030.
De gemeenteraad heeft op 31 mei 2018 de 'Kaderstellende notitie Nieuwbouw van woningen in Wenum Wiesel' vastgesteld voor het gebied waarvoor bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied geldt.
In dit gebied is het behouden van de waardevolle ruimtelijke en landschappelijke karakteristiek van groot belang: afwisseling van onder meer openheid en bebouwing. Ondanks dat op sommige plekken in het gebied sprake is van verdichting met bebouwing, heeft het landschap nog vooral een agrarisch karakter met daarmee samenhangende kwaliteiten en wordt dit gebied met name beschouwd als buitengebied. Dit is de reden om voor het hele gebied aan te sluiten bij de beleidsprincipes voor woningbouwontwikkelingen die gelden voor het buitengebied.
Uitgangspunt van de notitie is dat nieuwbouw van woningen op gronden zonder planologische bouwrechten in beginsel ruimtelijk niet aanvaardbaar is. Wanneer sprake is van een kwaliteitsverbetering in het gebied, bijvoorbeeld door sloop en/of hergebruik van vrijkomende bebouwing (functieverandering) of de ontwikkeling van nieuwe natuur (nieuwe landgoederen), is het onder voorwaarden mogelijk hierop een uitzondering te maken. De voorwaarden voor functieverandering staan in de beleidsnota voor functieverandering 'Waar de stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies' (2008, deels gewijzigd in 2014). Voor landgoederen heeft de gemeente zelf geen beleid vastgesteld; bij concrete verzoeken is in het verleden aangehaakt bij het provinciale beleid. Uiteraard moeten dergelijke verzoeken ook overigens in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening.
Doorwerking in het plan
Voorliggend plan aan de Astaweg 5-9 in Wenum Wiesel betreft een functieveranderingsplan naar zowel wonen als werken.
Conclusie
De kaderstellende notitie vormt geen belemmering voor woningbouw aan de Astaweg in Wenum Wiesel.
De spelregels voor de functieverandering van (voormalige) agrarische bedrijfslocaties zijn vastgelegd in de nota 'Waar stallen verdwijnen: Oude erven, nieuwe functies', de uitwerking door de regio Stedendriehoek van het toenmalige provinciale Streekplan Gelderland 2005. Hoewel dat streekplan inmiddels is vervallen is de nota nog steeds het geldende beleidskader voor functieverandering.
Voor functieverandering naar wonen onderscheidt de nota een aantal zones. In de zones rond de steden en dorpen gelden ruimere mogelijkheden dan in de zones midden in het buitengebied. In zijn algemeenheid gelden onder andere de volgende voorwaarden bij functieverandering:
Naast de algemene voorwaarden, gelden de volgende regels:
Het beleid is in 2014 door de gemeente Apeldoorn aangepast. Voorheen was het maximum aantal woningen niet expliciet gemaximeerd en werd een minimum sloopoppervlak gehanteerd van 350 m². Vanaf 2014 geldt er een maximale inhoudsmaat voor de te bouwen woningen van 700 m³ per woning. Het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal twee en het te slopen of her te gebruiken oppervlak bedraagt ten minste 500 m², exclusief de voormalige bedrijfswoning. Daarnaast kan voor bijgebouwen extra ruimte worden toegestaan tot 150 m², mits deze extra oppervlakte ten goede komt aan de ruimtelijke kwaliteit van het nieuwe erf. Daar waar aantoonbaar sprake is van een versterking van de (ruimtelijke) kwaliteiten kan meer ruimte worden geboden, tot een maximum van 50% van het voormalig agrarisch bebouwd oppervlak. Het te slopen of her te gebruiken oppervlak bedraagt minimaal 500 m².
Op 17 oktober 2024 is nieuw functieveranderingsbeleid in werking getreden. Het nieuwe functieveranderingsbeleid beoogt een verduidelijking, versimpeling en bijstelling van het beleid uit 2014. Daarbij zijn ook aandachtspunten meegegeven voor een gebiedsgerichte benadering met ruimte voor maatwerk. Het nieuwe functieveranderingsbeleid geeft bovendien een betere invulling aan de ambities uit de omgevingsvisie 'Woest aantrekkelijk Apeldoorn'. In het nieuwe functieveranderingsbeleid is een overgangsrechtbepaling opgenomen. De bepaling stelt dat het nieuwe beleid niet van toepassing is op initiatieven waarvoor een anterieure overeenkomst is gesloten en/of een ontwerpbestemmings- of omgevingsplan ter inzage heeft gelegen, dan wel initiatieven die vóór inwerkingtreding van het beleid zijn voorgelegd aan de Projectgroep Planinitiatieven (PPI), tegenwoordig Gebiedsteam Apeldoorn, mits vóór 1 januari 2025 een anterieure overeenkomst is gesloten. Op voorliggend verzoek is overgangsrecht van toepassing en geldt het nieuwe beleid nog niet. Immers, er is voor voorliggend plan op 29 juni 2023 een anterieure overeenkomst getekend.
Toetsing plan
Astaweg 5-7
Het besluitgebied ligt in de zone De Oostelijke Veluweflank en de stadsranden van Apeldoorn. In die zone is hergebruik voor wonen toegestaan tot 50%.
Het voorliggende plan voldoet aan de gestelde criteria en aan de ruimtelijke kwaliteit wordt uitvoering gegeven door middel van de voorwaardelijke verplichting tot sloop van de oude opstallen en een voorgeschreven landschappelijke inpassing, erfinrichting en natuurverevening.
In totaal wordt circa 6.200 m² aan agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt, inclusief de bestaande bedrijfswoning. Van deze totale oppervlakte ligt circa 1.600 m², waarvan in 2015 reeds circa 700 m² is gesloopt, in de provinciaal aanwezen Groene Ontwikkelingszone (GO). De sloop van deze bebouwing heeft reeds plaatsgevonden in verband met asbestsanering. Met name het saneren van voormalig agrarische bebouwing binnen GO levert sterke ruimtelijke winst op. Deze zone ligt namelijk langs de Wenumse beek. Door sanering van bebouwing en versterking van de (ruimtelijke en natuurlijke) kwaliteiten, en de borging van deze kwaliteiten in een inrichtingsplan, kan aan de hand van maatwerk medewerking worden verleend aan de realisatie van meer dan twee woningen. De sloop van de voormalige agrarische bebouwing biedt op basis van het beleid ruimte voor circa 3.100 m² aan nieuwe woonbebouwing. Binnen dit terug te bouwen oppervlakte is de realisatie van 24 woningen mogelijk. Normaliter geldt een op basis van het functieveranderingsbeleid een maximale inhoudsmaat van 700 m³ per woningen. Echter, gezien de oppervlakte aan voormalige agrarische bebouwing die wordt gesloopt, het aantal woningen dat wordt gerealiseerd en de ambities vanuit het woonbeleid wordt voor voorliggend plan maatwerk toegepast. Er wordt geen maximale inhoudsmaat per woning opgenomen. De grootte van rijwoningen zal worden beperkt door de omvang van het bouwvlak. Voor de vrijstaande woningen wordt de grootte beperkt door een maatvoering die is opgenomen op de plankaart die voorziet in limitering van het bebouwd oppervlak aan hoofdgebouwen. Verder wordt de grootte van een woning beperkt door de ter plaatse geldende een specifieke bouwaanduiding en een goot- en bouwhoogte. Voor de vrijstaande woningen wordt overigens aangesloten wel aangesloten bij de maximum inhoud voor woningen die geldt op basis van het functieveranderingsbeleid. Immers, het maximum bebouwd oppervlak aan hoofdgebouwen voor de vrijstaande woningen bedraagt 108 m², tezamen met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 en 9 meter volgt een maximale inhoud van 702 m³.
Het woonprogramma wordt in de volgende woningbouwcategorieën gerealiseerd:
10x sociale huurwoning
De oppervlakte van de sociale huurwoningen bedraagt gezamenlijk circa 450 m². Door de oppervlakte van het achtererfgebied te beperken worden ook de vergunningsvrij bouwmogelijkheden, zoals opgenomen in dit omgevingsplan beperkt. Gezien de oppervlakte van het achtererfgebied kan vergunningvrij 50% achtertuin worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 25 m². Dit betekent dat de totale oppervlakte aan bebouwing voor deze woningbouwcategorie circa 700 m² bedraagt.
8x middeldure (koop)woning
De oppervlakte van de middeldure (koop)woningen bedraagt gezamenlijk circa 390 m². Door de oppervlakte van het achtererfgebied te beperken worden ook de vergunningsvrij bouwmogelijkheden, zoals opgenomen in dit omgevingsplan beperkt. Gezien de oppervlakte van het achtererfgebied kan vergunningvrij 50% achtertuin worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 25 m². Dit betekent dat de totale oppervlakte aan bebouwing voor deze woningbouwcategorie circa 600 m² bedraagt.
6x dure (koop)woning
De oppervlakte van de dure (koop)woningen, tezamen met de oppervlakte aan (vergunningsvrije) bijbehorende bouwwerken, die mogelijk wordt gemaakt op basis van voorliggende wijziging bedraagt circa 900 m².
De totale oppervlakte aan nieuwe woonbebouwing komt hiermee op ca 2.200 m². Hiermee wordt ruimschoots onder de maximale totale terug te bouwen oppervlakte van 3.100 m² gebleven. In praktijk zal de oppervlakte van 2.200 m² die hierboven wordt genoemd lager liggen, omdat wordt uitgegaan van een maximale bebouwing met vergunningsvrije (bijbehorende) bouwwerken. Naar verwachting zal deze ruimte niet (direct) volledig worden benut. Dit betekent dat maximaal 70% van de oppervlakte van de te slopen bebouwing in de nieuwe situatie kan worden teruggebouwd.
Astaweg 9
Voor voorliggend plan is in 2023 een anterieure overeenkomst getekend. Dit betekent dat het overgangsrecht uit nieuwe functieveranderingsbeleid (vastgesteld in 2024) van toepassing is op het plan. Het nieuwe beleid maakt het mogelijk om naast sloop, ook delen van de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing te behouden en te hergebruiken. Bij plannen waarbij sprake is van nieuwe werkfuncties in het buitengebied wordt gekeken naar de context en de passendheid van de functie.
Het perceel Astaweg 9 bevindt zich in een omgeving met enige functiemenging. Ten westen van het besluitgebied is een schietvereniging en aan de zuidwest zijde van het besluitgebied vinden ook bedrijfsactiviteiten in de vorm van een houthandel plaats. Rondom het besluitgebied bevinden zich ook een aantal reguliere burgerwoningen. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de omgeving van het besluitgebied zich kenmerkt als een gebied enige mate van functiemenging. Aangezien er reeds sprake is van functiemenging met bedrijven, een sportvereniging en reguliere woningen is het passend om hier de bedrijfsactiviteiten ten aanzien van de opslag van een cateringsbedrijf te situeren. De bedrijfsactiviteiten op Astaweg 9 hebben een beperkte (ruimtelijke en milieukundige) invloed. De meeste activiteiten vinden namelijk binnen het voormalig agrarisch gebouw plaats. Er vinden buiten slechts laad- en losactiviteiten plaats, alsmede de schoonmaak van materiaal en materieel. Buitenopslag is bovendien niet worden toegestaan, waardoor de visuele impact van de activiteiten op de omgeving beperkt blijft. Er kan worden gesteld dat wordt aangesloten op het bestaande straat- en bebouwingsbeeld.
Conclusie
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat aan de hand van de mogelijkheden die het functieveranderingsbeleid biedt ten aanzien van het leveren van maatwerk, rekening houdend met het feit dat wordt voldaan aan de sloop- en terugbouwregeling, alsmede de hergebruikregeling, medewerking kan worden verleend aan de realisatie van 24 woningen en de planologische inpassing van de bedrijfsactiviteiten aan van Astaweg 5-9 in Wenum Wiesel.
Het groenbeleid is vastgelegd in de Groene Mal, de Groenstructuurkaart, de Verordening Groene Balans en het Groenplan. Die worden in de navolgende paragrafen besproken.
Groene Mal
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Afbeelding 6: de Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Groenstructuurkaart
In april 2017 heeft de gemeenteraad de Groenstructuurkaart vastgesteld. De kaart geeft de belangrijkste groenstructuren van Apeldoorn weer. Apeldoorn koestert haar groene kwaliteit en wil deze beschermen en versterken. De kaart geeft een gebiedsdekkend toetsingskader en uitgangspunt voor onder andere een consequente beoordeling van ruimtelijke plannen op landschappelijke en groene kwaliteit.
De Groenstructuurkaart bestaat uit verschillende elementen:
Op de kaart zijn die gebieden vastgelegd waar behoud van bestaand groen en ontwikkeling van nieuw groen prioriteit heeft. Het groenstructuurplan werkt door in het kapvergunningenbeleid en het uitgiftebeleid voor snippergroen.
Groenplan
In september 2018 heeft de gemeenteraad het Groenplan vastgesteld. Het Groenplan geeft aan welke groene doelen en opgaven belangrijk zijn voor het behoud en versterking van het groene karakter van de hele gemeente. De groene opgaven bestaan uit versterken van het groen-water netwerk in en om de stad, meer groen in de binnenstad, meer en beter groen in wijken en dorpen en versterken van karakteristieke landschappen. Binnen deze opgaven ligt de focus op het inzetten van groen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken, biodiversiteit te versterken en bewoners uit te nodigen tot bewegen en ontmoeten. Dit met een veerkrachtig natuurlijk systeem als basis. Duurzaam groenbeheer, samenwerking en participatie vormen belangrijke pijlers die vorm krijgen in het Uitvoeringsprogramma Groen en biodiversiteit.
Verordening Groene Balans
In maart 2018 (gewijzigd juli 2024) heeft de gemeenteraad de verordening 'Groene Balans: compensatie en verevening van groene waarden' vastgesteld. De verordening is van toepassing bij functieverandering en bij een ruimtelijke ontwikkeling in de Groene Ontwikkelingszone als vastgesteld in de Omgevingsverordening Gelderland, waarbij geldt dat deze alleen is toegestaan mits tevens een bijdrage aan het landschap wordt geleverd waarbij de kernkwaliteit van het betreffende gebied (substantieel) wordt versterkt. De gemeente verleent alleen medewerking aan zo'n ruimtelijke ontwikkeling, die leidt tot ruimtebeslag dat weliswaar vanuit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening inpasbaar is maar ten koste gaat van de groene buitenruimte, indien:
Doorwerking in het plan
Het besluitgebied is gelegen buiten gebieden die zijn aangewezen in de Groene Mal en het Groenplan. De randen van het besluitgebied zijn wel gelegen binnen gronden die zijn aangewezen op basis van de Groenstructuurkaart.
Groenstructuurkaart
De noord- en westzijde van het besluitgebied aan de Astaweg 5-9 in Wenum Wiesel zijn gelegen binnen gronden die zijn aangewezen op de Groenstructuurkaart. Hieronder is weergegeven welke onderdelen van de kaart van toepassing zijn op het besluitgebied.
Afbeelding 7: Groenstructuurkaart ter hoogte van besluitgebied (Bron: eigen bewerking)
Aan de noordzijde van het perceel gelden de bepalingen ten aanzien van beken, sprengen, weteringen en het kanaal. Aan de westzijde gelden de bepalingen ten aanzien van snelwegcorridors en spoorwegen. Hieronder volgt wat dit betekent voor voorliggend plan.
Voorliggend plan voorziet ter plaatse van de gronden gelegen binnen de beken en sprengen, weteringen en het kanaal geen bebouwing. Er vindt wel versterking van de natuur en de beleefbaarheid van de natuur plaats.
De snelwegcorridor die langs het besluitgebied loopt betreft de voormalige spoorlijn, de zogenaamde Baronnenlijn. Het spoor is allang verdwenen, maar het traject wordt nu gebruikt als spoorfietsroute tussen Apeldoorn en Zwolle. Voorliggend plan is niet van invloed op deze ontwikkeling. Andersom heeft de aanleg van de snelfietsroute ook niet relevant voor voorliggend plan.
Verordening Groene Balans
Het deel van het besluitgebied waarbinnen de woningbouw is voorzien is gelegen buiten de Groene Ontwikkelingszone. Op grond van de Verordening Groene Balans geldt voor gronden buiten de Groene Ontwikkelingszone dat verevening moet plaatsvinden bij een ruimtelijke ontwikkeling in de vorm van functieverandering, welke gekoppeld is aan het vrijkomen van (agrarische) bedrijfsbebouwing. Hiervan is sprake bij voorliggend initiatief aan de Astaweg 5-7 in Wenum Wiesel. Bij het toevoegen van woningen en andere ruimtevragen ten behoeve van wonen, werken en gebruik vindt verevening plaats waarvoor geldt dat voor elke 100 m³ aan ruimtevraag minimaal 80 punten dienen te worden verzilverd in één of meer kernkwaliteiten.
Voorliggend initiatief betreft een functieverandering waarbij 24 woningen worden gerealiseerd en een bestaand voormalig agrarisch gebouw een vervolgfunctie krijgt. In paragraaf 4.5.4 is uiteengezet dat de totale terug te bouwen oppervlakte aan woningen en (vergunningsvrije) bijbehorende bouwwerken ca. 2.800 m² bedraagt. De oppervlakte aan woningen bedraagt ca. 1.440 m² en door behoud van de voormalige agrarische bebouwing met een oppervlakte van ca. 730 m² levert dit een totaal oppervlak van ca. 2.170 m² op. Op grond van de standaardplanregeling voor woningen in het buitengebied geldt een goothoogte van 4 meter. De bouwhoogte is niet beperkt door een absolute maat, maar wordt beperkt door de 'afdekbepaling' die bepaald dat gebouwen van kap te worden voorzien. Hoewel de oppervlakte van de woningen al bekend is, is er nog geen definitief ontwerp (met goot- en bouwhoogte) bekend. Het bepalen van de totale, gezamenlijke inhoud van de woningen is op dit moment dan ook niet mogelijk. Echter, gezien de omvang de ontwikkeling, tezamen met de oppervlakte van het besluitgebied en landschapstype waarin de ontwikkeling is gelegen, zou toepassing geven aan verevening op basis van de Verordening Groene Balans leiden tot onbillijkheid van overwegende aard. In het besluitgebied vindt (ca. 20%) verevening plaats naar aanleiding van de realisatie van de woningen. Er wordt niet verevend voor het behoud van het voormalig agrarisch gebouw, immers dit gebouw is al aanwezig. Het besluitgebied is echter niet groot genoeg om de vereiste 100% verevening te realiseren, in ieder geval niet in combinatie met het voorgestelde programma. Bij voorliggend plan prevaleert het belang van de realisatie van de woningen, boven de volledige verevening die noodzakelijk is op basis de Verordening Groene Balans. Om die reden wordt toepassing gegeven aan de hardheidsclausule, zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Verordening.
Het Gemeentelijk Water- en Rioleringsplan 2022-2026 (WRP) is in 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. In het WRP is de gemeentelijke invulling van de zorgplichten voor afvalwater, regenwater en grondwater beschreven. De zorgplichten vormen het kader voor de ruimtelijke invulling van water en riolering en het omgevingsplan. Het WRP is uitgewerkt in concrete opgaven, onderzoeken en maatregelen met een financiële dekking voor de planperiode.
Speerpunt in het WRP is het herstel van het natuurlijk bodem- en watersysteem, inspelen op de gevolgen van klimaatverandering, zoals wateroverlast door extreme buien en verdroging door langere droge perioden. Effecten van verdroging zijn periodiek lagere grondwaterstanden en lagere beekafvoeren. Deze effecten kunnen worden tegengegaan door de inrichting van de openbare ruimte aan te passen en regenwater van verhardingen niet versneld af te voeren via de riolering, maar af te koppelen en lokaal te infiltreren in de bodem. Bewoners wordt gevraagd zelf actief bij te dragen aan de klimaatopgave door de regenwaterafvoer van hun woningen af te koppelen van het vuilwaterriool en hun tuinen te vergroenen. Door deze afkoppelstrategie langjarig door te zetten ontstaat een klimaatrobuuste omgeving. Door het regenwater meer onderdeel te laten zijn van de openbare ruimte neemt tevens de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit verder toe.
Uitgangspunten plan
Grondwaterneutraal bouwen.
Verkeersvisie 2016 - 2030
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn voor het onderdeel Mobiliteit.
De ambities zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.
Doorwerking in het plan
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 24 woningen in verschillende prijssegmenten. Het besluitgebied is gelegen in het overgangsgebied van het dorp naar het buitengebied en de wegen rondom het besluitgebied zijn rustige (buiten)wegen. De capaciteit van dit wegen bedraagt tenmiste 3.000 mvt/etm. De intensiteit op de Astaweg in de huidige situatie bedraagt ca. 670 mvt/etm. De realisatie van de 24 woningen, tezamen met de bedrijfsmatige activiteiten zorgt voor een verkeersgeneratie van ca. 170 mvt/etm (CROW-publicatie 381). Het totaal aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal bedraagt hierdoor ca. 840 mvt/etm. Er kan worden geconcludeerd dat de extra bewegingen niet zorgen voor problemen op de wegen rondom het besluitgebied.
Conclusie
Er zijn geen verkeerskundige belemmeringen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.
Parkeerbeleid
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Beleidsregels Parkeren 2024 (vastgesteld door de gemeenteraad op 13 juni 2024). Met dit beleid wordt beoogd te sturen op leefbaarheid en bereikbaarheid. Het beleid is een sturingselement bij de ontwikkelingen die Apeldoorn de komende jaren te wachten staat. De insteek bij het parkeren is dat parkeeroverlast - zo veel mogelijk - te voorkomen. Uitgangspunt is dat de parkeervraag bij ontwikkelingen niet mag worden afgewenteld naar de openbare weg. Het onderwerp parkeren wordt daarnaast benut in de strategie om Apeldoorn duurzaam en autoluw te ontwikkelen.
De nieuw vastgestelde beleidsregels voor parkeren richten zich enerzijds op het geven van een uitleg over hoe de parkeerregeling in het omgevingsplan zal worden toegepast. In de parkeerregeling die is opgenomen in het omgevingsplan (van rechtswege) wordt naar de ‘Beleidsregel Parkeren’ verwezen. Anderzijds dient deze beleidsregel als een toetsingskader voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een wijziging van het omgevingsplan wordt opgesteld.
De parkeernormen voor zowel fietsen als auto's zijn vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren 2024. De beleidsregel legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van 'voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen'. Daarnaast wordt in de beleidsregel ingegaan op deelmobiliteit en hoe deelmobiliteit een rol kan spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van 'voldoende parkeerruimte' gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor fietsen en auto's.
Doorwerking in het plan
Tabel 1 Parkeernormen Auto (Bron: Beleidsregels Parkeren 2024)
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 24 woningen, onderverdeeld in zes vrijstaande woningen, acht rijwoningen in het middeldure segment en tot slot tien rijwoningen in het sociale huur segment. Het besluitgebied is gelegen op de overgang van het dorp naar het buitengebied met een lage stedelijkheidsgraad. Dit betekent dat op basis van bovenstaande tabel 36 parkeerplaatsen binnen het besluitgebied gerealiseerd moeten worden, immers voor alle woningtypen geldt een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning. Voor de koopwoningen wordt voorzien in parkeergelegenheid op eigen terrein. Voor de woningen in het sociale huursegment wordt een parkeerhof gerealiseerd om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte. Mede gezien de omvang van het besluitgebied kan worden geconcludeerd dat het plan voorzien in de totale parkeerbehoefte als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Beleidsregel Parkeren 2024.
De Cultuur- en Erfnota 2025-2030 'Fundament Voor Buitengewoon Talent' is door de gemeenteraad vastgesteld en ingegaan op per 1 januari 2025. In de nota wordt gesteld: “We gaan vormgeven aan nieuwe gebiedsontwikkelingen. Die moeten niet kleurloos zijn, maar een karaktervolle Apeldoornse invulling krijgen. We bouwen voort op de al bestaande kwaliteiten. De geschiedenis van Apeldoorn is uitgangspunt en inspiratiebron bij deze ruimtelijke ontwikkelingen.
Doorwerking in het plan
Het voormalige agrarische erf wordt doorontwikkeld naar een woonerf. De opzet van de bebouwing doet denken aan een voormalige agrarische erf. Met de ontwikkeling wordt tevens de cultuurhistorische waardevolle structuur van de (Wenumse) beek versterkt en hersteld.
Conclusie
Hiermee is het plan in overeenstemming met de Cultuur- en Erfgroednota 2025-2030.
In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling die met onderhavige wijziging van het omgevingsplan mogelijk wordt gemaakt getoetst aan de verschillende aspecten uit de fysieke leefomgeving. Hierbij is het criterium dat de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt moet bijdragen aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (hierna: ETFAL), conform Artikel 4.1, lid 1, uit Afdeling 4.1 van de Omgevingswet.
Per aspect dient de voorgenomen ontwikkeling te worden getoetst aan de wet- en regelgeving, waarbij wordt ingegaan op de specifieke doorwerking van het planinitiatief. Uiteindelijk dient ook in een conclusie te worden onderbouwd of al het initiatief uiteindelijk bijdraagt aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Een groot deel van de aspecten maken onderdeel uit van het Bkl, en een aantal volgen uit gemeentelijk toetsingsbeleid van de gemeente.
Op basis van paragraaf 5.1.4.5 uit het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 22.2 uit het Besluit activiteiten leefomgeving dient in planvorming rekening gehouden te worden met de bodemkwaliteit in relatie tot de gewenste functies. Onder bepaalde omstandigheden kan het oprichten van gebouwen pas plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om die reden dient bij veel nieuwbouwactiviteiten de bodemkwaliteit door middel van onderzoek te worden vastgesteld.
Verkennend en nader bodemonderzoek
In de rapportage d.d. 3 februari 2025 met kenmerk 19040302A_V2, opgesteld door PJ Milieu B.V., en opgenomen in bijlage 2 bij deze motivering, zijn de resultaten ten aanzien van het verkennend en nader bodemonderzoek opgenomen. Het onderzoek heeft tot de volgende conclusies en aanbevelingen geleid. Kortheidshalve zijn enkel de conclusie en de aanbeveling naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt naar de bijlage verwezen.
In diverse mengmonsters zijn verhoogde gehalten aangetoond. In boringen 1, 6 en 38 zijn sterk verhoogde gehalten PAK aangetoond en in boringen 2, 3 en 4 zijn matig verhoogde gehalten PAK aangetoond. Daarmee is de locatie te beschouwen als belast.
In verband met het aantonen van matig en sterkverhoogde gehalten PAK is een nader onderzoek uitgevoerd. Er zijn opnieuw licht, matig en sterk verhoogde gehalten aangetoond. Het hoogst aangetoond gehalte bedraagt 270 mg/kg d.s. in boring 38. Aangezien diverse bodemvreemde materialen zijn waargenomen en door het jarenlang gebruik van de locatie is de verontreiniging ontstaan voor 1987.
De omvang binnen de perceelsgrens/projectgrens is ingeschat aan de hand van de analyseresultaten. Buiten de fundering en verharding van de toegangsweg is nabij boringen 1, 2, 3, 4 en 6 de omvang van sterk verhoogde gehalten (>interventiewaarde) ingeschat op circa 450 m³. Nabij boring 38 is de omvang van sterk verhoogde gehalten (>interventiewaarde) ingeschat op circa 35 m³. Aangezien elders op de locatie reeds licht verhoogde gehalten zijn aangetoond, is de contour Landbouw/natuur niet vastgesteld.
Op basis van de Sanscrit 3.0 zijn geen risico’s aanwezig voor het toekomstig gebruik als groen(strook). Hierbij is er vanuit gegaan dat ter plaatse van bodemgevoellig gebruik (zoals wonen met tuin) de sterke verontreinigingen met PAK gesaneerd/verwijderd worden en ter plaatse van de toekomstige groenstroken geen sanerende maatregelen worden uitgevoerd.
De locatie is na de uitvoering van een bodemsanering geschikt voor herontwikkeling. In hoeverre de locatie geschikt is voor een onroerend zaak transactie dient door de partijen overeengekomen te worden.
Indien een sanering of grondroerende activiteiten in grond met sterk verhoogd gehalten is gepland, dient een melding bij het bevoegd gezag (gemeente Apeldoorn) te worden gedaan. Dergelijke werkzaamheden mogen enkel door erkende bedrijven (BRL SIKB 6000 en 7000) worden verricht conform het gestelde in de CROW 400.
Voor wat betreft de verontreinigingen met asbest in grond en puin dient een plan van aanpak te worden opgesteld. Dit plan van aanpak dient ter goedkeuring in gediend te worden bij de bevoegde gezagen (gemeente en ILenT).
In het omgevingsplan passen we de milieuzonering nieuwe stijl toe. Dit betekent dat we niet langer met standaard richtafstanden werken maar uitgaan van de werkelijke milieubelasting van een bedrijfsactiviteit.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer:
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen (hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
De omgeving kan grotendeels gekarakteriseerd worden als een rustig buitengebied, hoewel er enigszins sprake is van functiemenging. Er wordt binnen het plangebied aangesloten op de bepalingen ten aanzien van een rustige woongebied. Er komen enkele milieubelastende functies voor in en rondom het besluitgebied. Deze liggen in de gemengde strook tussen de Oude Zwolseweg en het fietspad langs het plangebied. Er zijn hier twee activiteiten relevant, namelijk:
Schietvereniging
Direct ten westen van het plangebied bevindt zich het terrein van de schietvereniging. Deze locatie is bestemd als sport, met de nadere aanduiding voor een schietinrichting. Een dergelijke inrichting kan oplopen tot milieucategorie 6, wanneer het gaat om vrije buitenbanen. In dit geval gaat het om een binnenbaan, vallend in categorie 4.1 met een richtafstand van 200 meter vanwege geluid. Op buitenbanen speelt daarnaast ook gevaar. Het bestemmingsplan sluit buitenbanen niet uit, maar gelet op omliggende woningen en ook de omvang van het terrein is dit praktisch niet haalbaar en niet realistisch dat dit wordt gerealiseerd.
Voor de schietvereniging zijn geen akoestische gegevens beschikbaar. Er zijn ook geen maatwerkvoorschriften vastgesteld. Dat betekent dat de schietbaan ter plaatse van de bestaande woningen aan de geluidsnormen uit het Bruidsschat moet voldoen. Het gaat dan om 50 dB(A) voor het langtijd gemiddeld beoordelingsniveau en 70 dB(A) voor piekgeluiden.
In de huidige situatie staat er op een afstand van circa 31 meter van het terrein van de schietbaan, met de functie Sport, een bedrijfswoning binnen het besluitgebied. Het betreft de voormalige bedrijfswoning op Astaweg 5. Deze woning is aan de zijde gekeerd naar de schietbaan maatgevend voor de schietbaan. Op basis van het geldende planologische kader, omgevingsplan Apeldoorn (bestemmingsplan Wenum Wiesel en buitengebied) zou deze woning nog verder richting de schietbaan uitgebreid of verplaatst kunnen worden, tot 2,5 meter vanaf de erfgrens. Zie onderstaande afbeelding, waarop ook de maximaal planologische mogelijkheden in de huidige situatie zijn weergegeven. De maatvoering in het rood geeft de huidige afstand van de voormalige bedrijfswoning tot de functie Sport weer. De blauwe maatvoering geeft de uiterste situering op grond van de maximale planologische mogelijkheden weer. De gele lijn geeft (indicatief) de grens van het bouwvlak weer.
Afbeelding 8: Werkelijke (rode lijn) en planologische toegestane (blauwe lijn) afstand van de bedrijfswoning tot de schietvereniging
Afbeelding 9: Nieuwe planologische situatie en afstand tot de schietvereniging (rode lijn).
De nieuwe woningen komen op minimaal 20 (afbeelding 9) meter vanaf de inrichting van de schietbaan, terwijl nu dus reeds een woning is toegestaan op ca. 19 meter, zoals te zien op afbeelding 8. De schietbaan wordt zodoende niet extra of aanvullend in de bedrijfsvoering belemmerd door de voorgenomen woningbouw. Aangezien de schietbaan slechts twee avonden en één middag per week is geopend, is binnen het plangebied ook een aanvaardbaar woonklimaat te realiseren. Bij een doorontwikkeling van de schietbaan zal rekening gehouden moeten worden met de aanwezigheid van het nieuwe woongebied. Geluidhinder is te voorkomen door het goed isoleren van de gebouwen van de schietbaan.
Bedrijfslocatie Oude Zwolseweg 152-154/Papegaaiweg
Dit bedrijfsperceel ligt op 30 meter ten zuidwesten van de beoogde woningen. Het terrein is bestemd voor bedrijven uit categorie 1 en 2, waarbij een richtafstand van 30 meter hoort. Aan deze afstand wordt voldaan. Echter, het perceel is aanvullend aangeduid voor een groothandel in chemische producten en een houthandel. De groothandel in chemische producten valt onder milieucategorie 3.2, waarbij een richtafstand van 100 meter geldt. Het gaat dan vooral om gevaar. Voor geur geldt een richtafstand van 50 meter. Voor de houthandel geldt milieucategorie 3.1, waarbij vanwege geluidhinder een richtafstand van 50 meter geldt.
Aan de richtafstand van 100 meter wordt niet voldaan. Echter, de groothandel in chemische producten is niet meer aanwezig op de bedrijfslocatie. Hier is nu een landmeetkundig bedrijf gevestigd. Dit bedrijf is vergelijkbaar met een categorie 2 bedrijf. Planologisch bestaat nog wel de mogelijk dat een dergelijke groothandel zich hier weer gaat vestigen, al is de kans hierop zeer gering, gelet op de locatie en de omliggende woningen, buiten het besluitgebied van voorliggende ontwikkeling. In het geval een groothandel in chemische producten zich wil vestigen geldt een vergunningplicht voor een milieubelastende activiteit. Daarnaast geldt op grond van de Omgevingswet het voorzorgsprincipe met een zorgplicht, waarbij elke vorm van nadelige gevolgen van een activiteit voorkomen dienen te worden. Dit volgt uit artikel 1.7 Omgevingswet. De bestaande woningen, buiten het besluitgebied zijn maatgevend nu deze dichterbij deze locatie zijn gelegen dan de voorgenomen woningbouw in het besluitgebied.
Voor de houthandel geldt dat ook niet wordt voldaan aan de richtafstand van 50 meter voor geluid. Binnen deze afstand vanaf de woningen ligt een klein deel van het opslagterrein van het bedrijf. Dit zal niet leiden tot een hoge geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woningen. In de praktijk zal daarmee worden voldaan aan de richtwaarden voor geluid en in elk geval aan de grenswaarde voor woningen in een rustige woonomgeving (met enige functiemenging), die volgens de VNG-systematiek op 30 meter zal liggen (gelijk aan de richtafstand voor woningen in een gemengde omgeving). Daarmee is voldoende aannemelijk dat bij de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat en zeker dat het bedrijf niet wordt belemmerd in de bedrijfsvoering.
De gebruiksmogelijkheden van de bedrijfslocatie Oude Zwolseweg 152-154/Papegaaiweg worden niet belemmerd door de ontwikkeling.
Bedrijfslocatie Astaweg 9
De activiteiten op Astaweg 9 zien op de opslag van materieel en materiaal ten behoeve van een cateringsbedrijf. Op het perceel worden uitsluitend categorie 1 bedrijven toegestaan. Daarnaast zullen expliciet de bestaande bedrijfsactiviteiten worden toegestaan door middel aan een aanduiding. Door slechts categorie 1 bedrijven toe te staan bedraagt de richtafstand in principe 10 meter. De opslagactiviteiten ten behoeve van het cateringsbedrijven zijn vergelijkbaar met de catergorie 'opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) uit de Handreiking milieuzonering nieuwe stijl. Voor geluid vallen deze activiteiten in categorie 1 en ten aanzien van geur kunnen deze activiteiten plaatsvinden in een gebied met functiemenging. Dit betekent dat hier in basis een afstand van 0 meter geldt. Voor verkeer geldt categorie 2, met daarbij in principe een bijbehorende afstand van 30 meter. De categorie 2 voor verkeer is echter in voorliggende situatie niet reprensentatief. De cateringsactiviteiten vinden voornamelijk in de weekenden plaats. Daar ligt ook het zwaartepunt ten aanzien van het aspect verkeer. Doordeweeks zijn het aantal bewegingen zeer beperkt. Daarom wordt verondersteld dat het onderdeel verkeer minder impact heeft in voorliggend geval en er geen noodzaak is om een afstand van 30 meter aan te houden. Hierdoor zijn de activiteiten van het cateringsbedrijf ter plaatse verenigbaar met een rustige woonomgeving.
De voorgestelde woningbouw aan de Astaweg 5-7 is op een adequate wijze afgestemd op de bedrijven in de omgeving en doordat deze bedrijven in de huidige situatie ook al rekening moeten houden met de aanwezigheid van diverse woningen, is een goed woon- en leefklimaat in het plangebied te garanderen. Daarnaast zorgt de de inpassing van de bedrijfsactiviteiten aan de Astaweg 9 er niet voor dat woningen in de omgeving worden belemmerd. In elk geval worden de bedrijven niet belemmerd door de nieuwe woningen. Er is zodoende sprake van een verantwoorde milieuzonering.
In het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn in afdeling 5.1 (§ 5.1.4.2a.4 Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden) regels opgenomen voor het toestaan van geluidgevoelige gebouwen in het geluidsaandachtsgebieden van wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Er moet akoestisch onderzoek verricht worden wanneer geluidgevoelige gebouwen geheel of gedeeltelijk binnen een geluidaandachtsgebied komen te liggen. Er wordt daarbij gewerkt met een standaardwaarde en grenswaarde. Voor rijkswegen en provinciale wegen, gemeente- en waterschapswegen, hoofd- en lokale spoorwegen en industrieterreinen gelden ieder eigen standaard- en grenswaarden volgens het Bkl.
De standaardwaarden hebben als doel geluidhinder te voorkomen en te beperken tot aanvaardbare geluidniveaus. Maar ook voor het aspect geluid geldt dat wordt gekeken naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De aanvaardbaarheid van zowel geluidbelasting als geluidhinder is afhankelijk van de planologische context; in een woonwijk worden andere geluidniveaus aangetroffen en verwacht dan in een bruisend stadscentrum. Een overschrijding van de standaardwaarden kan daarmee door het bevoegd gezag acceptabel worden geacht en hoeft geen obstakel te zijn. Wel geldt dat in het Bkl grenswaarden zijn opgenomen waarboven er doorgaans geen aanvaardbaar geluidniveau kan bestaan. Bij een geluidbelasting boven deze grenswaarde is de ontwikkeling niet zonder meer mogelijk.
De locatie ligt in het geluidsaandachtsgebied van de Astaweg, Papegaaiweg en de Oude Zwolseweg. De Papegaaiweg en de Oude Zwolseweg hebben een intensiteit van meer dan 2500 motorvoertuigen per etmaal en totdat de basisgeluidsemissie is vastgesteld gelden er zones van 100 tot 200 meter. De zone van de Astaweg is 100 meter, maar doordat de intensiteit van motorvoertuigen op de Astaweg significant lager is dan 1000 motorvoertuigbewegingen per etmaal is deze weg niet relevant. De afstand van het besluitgebied tot de Papegaaiweg en de Oude Zwolseweg bedraagt circa 100 meter, er ligt bebouwing tussen de relevante wegen waardoor er sprake is van afscherming en de locatie en de rijsnelheid is hier beperkt. Zodeoende wordt hier geen overschrijding van de standaardwaarde verwacht van 53 dB(Lden) verwacht.
Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een aanvaardbare geluidkwaliteit. De betreffende woningen hoeven dan ook niet extra te wroden geïsoleerd tegen een te hoge geluidbelasting.
Het onderdeel geluid als gevolg van wegverkeer vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De gemeente moet in het Omgevingsplan rekening houden met de geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen. Dit volgt uit artikel 5.92 lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Rekening houden met geur werkt 2 kanten op:
De geur van een activiteit moet op een geurgevoelig gebouw aanvaardbaar zijn (artikel 5.92 lid 2 Bkl). Dit betekent dat het bevoegd gezag moet beoordelen of waarden, afstanden of gebruiksregels in het Omgevingsplan leiden tot een aanvaardbaar hinderniveau. Het bevoegd gezag bepaalt zelf welke mate van geurhinder ze aanvaardbaar vindt.
Voor geur afkomstig van onder andere het bedrijfsmatig houden van landbouwhuisdieren gelden vanuit het Omgevingsplan geurregels. Voor landbouwhuisdieren met een geuremissiefactor gelden conform artikel 22.98 van het Omgevingsplan waarden gegeven waaraan voldaan dient te worden bij een geurgevoelig object. Voor landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor kan gebruik gemaakt worden van de afstanden genoemd in artikel 22.101 van het omgevingsplan Apeldoorn (Bruidsschat).
Een geurgevoelig object is een gebouw dat is bestemd voor en geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf. Tuinen vallen dus niet onder de noemer geurgevoelige objecten. De beoogde woningen binnen het besluitgebied dienen aangemerkt te worden als geurgevoelige objecten in het kader van de beoordeling van omliggende agrarische inrichtingen.
In de directe nabijheid van het besluitgebied bevinden zich geen in werking zijnde agrarische bedrijven. Er zijn dus geen geurveroorzakende activiteiten in de nabijheid van het besluitgebied.
Gelet op het feit dat in de directe nabijheid van het besluitgebied zich geen agrarische bedrijven bevinden vormt het aspect agrarische geurhinder geen belemmering met betrekking tot het voorliggende plan om op het perceel Astaweg 5-7 in Wenum Wiesel woningbouw te realiseren.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende omgevingswaarden het meest relevant:
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de artikelen 5.53 en 5.54 van het Besluit kwaliteit leefomgeving is bepaald wanneer activiteiten 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In deze situaties is toetsing aan de omgevingswaarden niet noodzakelijk.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van 24 woningen. Apeldoorn ligt niet in een aandachtsgebied monitoring luchtkwaliteit, zoals bedoeld in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Daarnaast valt de voorgenomen ontwikkeling onder de lijst met categorieën van gevallen die vallen onder NIBM, zoals opgenomen in artikel 5.54 Bkl. De voorgenomen ontwikkeling draagt om deze reden niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het uitvoeren van een luchtkwaliteitsonderzoek is niet noodzakelijk, mede gezien de ligging buiten een aandachtsgebied monitoring luchtkwaliteit.
De blootstelling aan luchtverontreiniging is beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's. Op basis hiervan vormt het plan op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmering.
Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor het initiatief.
Het besluitgebied van de ontwikkeling Astaweg 5-9 in Wenum Wiesel ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 3,2 hectare groot. Het plangebied bevindt zich wel binnen enige Keurzone en niet binnen de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.
Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorns Kanaal en een deel van het gebeid ligt net in de grondwaterfluctuatiezone die (toelichtend) in de Omgevingsvisie Gelderland is vastgelegd. Er zijn in en om het plangebied geen gegevens van peilbuizen in de omgeving beschikbaar van het grondwaterpeil. Op basis van de isohypsenkaart van de provincie Gelderland ligt de GHG in het plangebied tussen NAP+ 10,5 m en NAP+ 11,0 m. Er is in en om het plangebied geen grondwateroverlast bekend.
Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij de ontwikkeling van het plangebied rekening te worden gehouden met voldoende drooglegging en ontwateringsmogelijkheden. Grondwater mag hierbij niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
Aan de noordzijde van het plangebied loopt een A-watergang (Wenumse Beek) met onderhoudsstrook. Binnen de keurzone van deze watergang worden geen werkzaamheden uitgevoerd. Verder is er in en om het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater. Er zal niet geloosd worden op het oppervlaktewater. Doordat er niet geloosd wordt op oppervlaktewater heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft daarmee geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
De Wenumse Beek is een watergang met een zeer hoge ecologische waarde. Dit zijn de zogenaamde oppervlaktewaterlichamen met een natuurfunctie. Het waterschap wil daarom in overleg bepalen wat de invloed is en welke maatregelen wellicht genomen moeten worden in het plan.
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een vacuüm rioolstelsel waarmee alleen vuilwater wordt afgevoerd. Hemelwater kan niet worden afgevoerd.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In het gemeentelijke beleid is opgenomen dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij het bepalen van de hoeveelheid regenwater dat in het plan dient te worden geborgen, hanteert de gemeente de Beslisboom voor regenwater, welke gebaseerd is op het gecombineerde beleid van gemeente en waterschap.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.
Afbeelding 10: beslisboom water
Bij het bepalen van de voorkeursvolgorde in het omgaan met hemelwater wordt de waterladder van Apeldoorn gehanteerd:
Afbeelding 11: Waterladder
De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In dit plangebied wordt het regenwater terplekke vastgehouden en geïnfiltreerd in de ondergrond – er wordt géén hemelwater afgevoerd naar het oppervlaktewater. Doordat het geen vervuilingsgevoelige oppervlakken betreffen, wordt voorkomen dat het te infiltreren regenwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.
De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Besluit Bouwwerken en Leefomgeving verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke vuilwaterstelsel (drukriool). Conform de anterieure overeenkomst (d.d. 29 juni 2023), met daarin de afspraken over de waterhuishouding en riolering dient het vuilwater van het plangebied middels een pompgemaal afgevoerd te worden naar het gemeentelijk drukriool nabij de splitsing Astaweg/Papegaaiweg. Gezien de hoeveelheid woningen dient er een dubbelpompsgemaal geplaatst te worden. Het gemaal dient dan middels een persleiding aangesloten te worden op de bestaande persleiding in de Papegaaiweg gelegen aan de zuidzijde van de Papegaaiweg. De pompcapaciteit, pendelberging, de diameter van de persleiding en dergelijke dient door de ontwikkelaar berekend te worden.
Bij de vaststelling van het omgevingsplan moet de gemeente voor het waterbelang de opvattingen van de waterbeheerder betrekken. Dit volgt uit instructieregels opgenomen in paragraaf 5.1.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).
De watertoets is het rekening houden met de gevolgen voor het beheer van watersystemen. Met ingang van de Omgevingswet vervangt het begrip 'weging van het waterbelang' de term watertoets.
De weging van het waterbelang geldt bij het vaststellen van (een wijziging van) het omgevingsplan. Dit volgt uit artikel 5.37 van het Bkl. Daarnaast kan de weging van het waterbelang ook nodig zijn bij andere instrumenten. De gemeente moet de opvattingen van de waterbeheerder betrekken bij het omgevingsplan.
In verband met het aantal woningen / de hoeveelheid verhard oppervlak en de zeer hoge ecologische waarde van de Wenumse Beek (oppervlaktewaterlichaam met een natuurfunctie) moet er afstemming zijn met het waterschap.
De ontwerp-wijziging van het omgevingsplan is in het kader van het vooroverleg gedeeld met Waterschap Vallei en Veluwe.
In het kader van Flora & Fauna geldt er zowel een beoordelingskader voor soortenbscherming als voor gebiedsbescherming. Op beide relevante kaders wordt in het onderstaande ingegaan.
Soortenbescherming
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het besluitgebied. De Omgevingswet beschermt bepaalde plant- en diersoorten. Het gaat hoofdzakelijk om soorten van Europees belang die onder de reikwijdte van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. Daarnaast betreft het bepaalde soorten van nationaal belang. In principe zijn provincies verantwoordelijk voor de bescherming van soorten (artikel 2.18, lid 1, sub f). Echter kunnen ook andere overheden actief beleid voeren. Zo is het vaststellen van een programma voor soortenbescherming een mogelijkheid.
Soortenbescherming is in de Omgevingswet vooral gericht op het reguleren van flora-en fauna-activiteiten. Een flora en fauna-activiteit is een activiteit met mogelijke gevolgen voor van nature in het wild levende dieren of planten. Door deze brede formulering van een flora- en fauna-activiteit is het bij activiteiten in de fysieke leefomgeving nodig om te controleren of:
Voordat een flora en fauna-activiteit mag worden verricht, moet gecontroleerd worden of er aanwijzingen zijn dat op die plek of in de directe nabijheid bepaalde beschermde soorten of habitats voorkomen. Als er aanwijzingen zijn dat deze aanwezig zijn, dan is het verplicht om na te gaan of nadelige gevolgen voor die dieren of planten uit te sluiten zijn. Als nadelige gevolgen niet uitgesloten kunnen worden, moet degene die de activiteit verricht alle passende preventieve maatregelen treffen om nadelige gevolgen voor dier- en plantensoorten te voorkomen. Voor schadelijke handelingen geldt in de meeste gevallen een vergunningplicht. In een aantal gevallen is echter ook sprake van een vrijstelling.
Gebiedsbescherming
De bescherming van natuurgebieden is tweeledig; het Rijk is verantwoordelijk voor de bescherming van Natura 2000-gebieden en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een verantwoordelijkheid van de provincies.
Een Natura 2000-gebied is een beschermd natuurgebied van Europees belang. Bescherming van deze gebieden is nodig voor het behoud van de biodiversiteit (soortenrijkdom) en om te voldoen aan de verplichtingen van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Nieuwe ontwikkelingen (activiteiten) die - afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten – significant negatieve gevolgen kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, zijn onder de Omgevingswet gedefinieerd als 'Natura 2000-activiteit'. Deze kunnen zowel binnen als buiten een Natura 2000-gebied plaatsvinden. In de meeste gevallen vindt de activiteit echter plaats buiten een Natura 2000-gebied. Ook dan kan een activiteit effect hebben op het Natura 2000-gebied. Dit wordt ook wel de 'externe werking van een Natura 2000-gebied' genoemd. Als het effect significant kan zijn, is in veel gevallen een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig.Naast directe effecten (zoals ruimtebeslag), dient ook gekeken te worden naar indirecte effecten als gevolg van externe werking (zoals door geluid, licht en stikstofdepositie).
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is verankerd in de omgevingsverordening van de provincies. Daarin zijn de wezenlijke kenmerken en waarden van NNN-gebieden vastgelegd en zijn regels gesteld in het belang van de bescherming, instandhouding, verbetering en ontwikkeling van de kenmerken en waarden van NNN-gebieden. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de provinciale NNN is voor Gelderland uitgewerkt in de Omgevingsverordening Gelderland.
Houtopstanden
Om bossen te beschermen en vanwege internationale regels heeft het Rijk regels voor het vellen van houtopstanden, herbeplanten, het verhandelen en bezit van hout(producten). Degene die zo’n activiteit uitvoert, moet voldoen aan die regels, zoals de specifieke zorgplicht. Er kan ook een meldingsplicht gelden. In paragraaf 11.3.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving is beschreven in welke gevallen een meldplicht geldt voor het vellen van een houtopstand en of er een herplantplicht van toepassing is.
Gemeenten dienen op grond van artikel 5.165b van het Besluit kwaliteit leefomgeving een bebouwingscontour houtkap op te nemen in het omgevingsplan. De algemene regels over het vellen van houtopstanden uit het Bal zijn alleen van toepassing buiten de ‘bebouwingscontour houtkap’, zoals die is opgenomen in het omgevingsplan. Binnen de bebouwingscontour houtkap gelden uitsluitend de in het omgevingsplan gestelde regels over de kap van bomen. Gemeenten bepalen zelf of zij binnen de bebouwingscontour houtkap regels stellen ten aanzien van houtkap.
Soortenbescherming
Ecologische quickscan
In het kader van de herontwikkeling is een ecologische quickscan uitgevoerd. Getoetst is op de verschillende functies die het plangebied kan hebben voor vleermuizen. Dit betreft plaatsen waar vleermuizen kunnen verblijven (verblijfplaatsen zoals kolonie-, paar- en winterverblijfplaatsen), vaste routen tussen verblijfplaatsen in de zomer en winter; respectievelijk vlieg- en migratierouten en plaatsen en gebieden waar vleermuizen foerageren.
De aanwezigheid van verblijfplaatsen zoals kolonie-, paar- en overwinteringsplaatsen van vleermuizen kan niet worden uitgesloten. In de opstallen zijn geen geschikte openingen vastgesteld waarin vleermuizen kunnen verblijven. In de daken, dakaansluitingen en in de open opstallen zijn geschikte gaten vastgesteld waarin vleermuizen zich kunnen ophouden. Negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen kunnen derhalve niet op voorhand worden uitgesloten.
De opstallen zullen worden gesloopt waardoor er minder oriëntatiemogelijkheden aanwezig blijven voor vleermuizen. De opstallen zijn daarnaast een kenmerkend onderdeel in een essentieel lijnvormig landschapselement. Negatieve effecten op vliegroutes van vleermuizen kunnen derhalve niet op voorhand worden uitgesloten.
De aanwezigheid van migratieroutes wordt uitgesloten omdat grootschalige landschapselementen zoals dijken en rivieren niet voorkomen in het plangebied of aansluiten op het plangebied. Met de realisatie van de plannen kan het gebied wezenlijk van vorm veranderen, gelet op de foerageermogelijkheden van vleermuizen. Er is een kans dat de opstallen met openingen worden gebruikt als foerageergebied door bijvoorbeeld grootoorvleermuis. Negatieve effecten op de foerageermogelijkheden van vleermuizen kunnen derhalve niet op voorhand worden uitgesloten.
Naar aanleiding van de quickscan is een aanvullend onderzoek opgestart naar de aan- dan wel afwezigheid van vleermuizen.
Verdiepend onderzoek
Door het bureau Els & Linde is vierdiepend onderzoek uitgevoerd naar beschermde plant- en diersoorten. De resultaten voor het onderzoek zijn vervat in het rapport met projectnummer 24.055 d.d. 11 juli 2025 en als bijlage 3 bij deze motivering gevoegd. Hieronder is kortheidshalve enkel de conclusie van het onderzoek opgenomen. Voor het volledige rapport wordt naar de bijlage verwezen.
Conclusie
Uit de resultaten van het verdiepend onderzoek blijkt dat er binnen de planlocatie een verblijfplaats van de kerkuil aanwezig is. De vogel is meerdere keren waargenomen. Voor de kerkuil is een vergunning van de Omgevingswet nodig. Er zijn incidentele waarnemingen van de das en de steenmarter bekend. Het gebied is geen essentieel onderdeel van de territoria van deze soorten.
De omgevingsvergunning voor de Flora en Fauna-activiteit wordt aangevraagd. Er op voorhand geen zaken bekend die verlening van de omgevingsvergunning in de weg staan. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat plan niet onuitvoerbaar is.
Gebiedsbescherming
Het besluitgebied behoort niet een Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Gelders Natuurnetwerk, hoeft voorgenomen initiatief niet getoetst te worden aan de provinciale beleidsregels ten aanzien van het GNN (geen externe werking).
Een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de emissie van stikstofoxiden, kan niet op voorhand uitgesloten worden. Gelet hierop is een Passende beoordeling op grond van de Omgevingswetg opgesteld. De passende beoordeling d.d. 3 juli 2025 is als bijlage 4 bij deze motivering gevoegd. Hieruit blijkt dat negatieve effecten kunnen worden uitgesloten, behalve voor het onderdeel stikstofdepositie.
Hiervoor is in de Passende beoordeling een mitigerende maatregel uitgewerkt in de vorm van de externe saldering met een kalverhouderij. Deze kalverhouderij is in de directe nabijheid van het besluitgebied gelegen, aan de Papegaaiweg 28 te Wenum Wiesel. Deze kalverhouderij is door de gemeente Apeldoorn opgekocht. Om de 'stikstofrechten' van de kalverhouderij te kunnen inzetten is een salderingsovereenkomst gesloten. In deze salderingsovereenkomst is de ontwikkeling aan de Astaweg 5-7 in Wenum Wiesel specifiek genoemd. Met saldering van een gedeelte van de rechten van het bedrijf kunnen negatieve effecten wel worden uitgesloten en is het voorliggende wijziging van het omgevingsplan uitvoerbaar. Dat is onderbouwd in de stikstofberekening die als bijlage bij deze Passende beoordeling is opgenomen. In de regels is deze mitigerende maatregel geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting.
Conclusie
In het kader van de gebiedsbescherming is een passende beoordeling opgesteld. Door gebruik te maken van externe saldeirng als mitigerende maatregel kunnen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. De mitigerende maatregel is in de regels van het Omgevingsplan geborgd als voorwaardelijke verplichting.
Houtopstanden
Bij voorliggende ontwikkeling vindt geen kap van (beschermde) houtopstanden plaats.
Conclusie
Dit onderdeel vormt dus geen belemmering voor de realisatie van de voorgenomen woningbouw.
Algemeen
De gemeente moet bij het vaststellen van het omgevingsplan rekening houden met het belang van het behoud van cultureel erfgoed. Hieronder vallen ook bekend of aantoonbaar te verwachten archeologische monumenten. Dit staat in artikel 5.130 lid 1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. De gemeente kan in het belang van archeologische monumentenzorg regels stellen in het omgevingsplan over archeologisch onderzoek. Hieronder wordt beschreven hoe de gemeente Apeldoorn met het aspect archeologie omgaat.
Archeologie
Het gemeentelijke archeologisch beleid is vervat in de Cultuurhistorische en Archeologische Beleidskaart 2024, vastgesteld door de gemeenteraad op 16 mei 2024. Het beleid kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met archeologische verwachtingen. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht. Tot slot zijn er gebieden waar al archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Deze categorie is bij de laatste actualisatie van de beleidskaart toegevoegd als een zevende categorie (categorie 0).
De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied én van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld. Daarbij gaat het om:
Categorie 0
Binnen deze gebieden is al archeologisch onderzoek uitgevoerd, en de gemeente beschikt over actuele archeologische en bodemkundige informatie die inzicht geeft in de archeologische (verwachtings-)waarden. Deze informatie is doorgaans relevanter dan de gegevens die de basis vormen voor andere beleidscategorieën, omdat er recentere en specifiekere gegevens beschikbaar zijn. Bij ontwikkelingen in gebieden met beleidscategorie 0 moet naast het selectiebesluit (zie hiervoor de kenniskaart) altijd contact worden opgenomen met de Sectie Archeologie van de Gemeente Apeldoorn.
Categorie 1
Het gaat hier om wettelijk beschermde monumenten en door de gemeente op basis van de Monumentenverordening aangewezen gemeentelijke monumenten. Op deze terreinen is het vrijwel zeker dat bij grondwerkzaamheden schade aan de archeologische vindplaats toegebracht wordt. In die gevallen is altijd een vergunning noodzakelijk.
Categorie 2
Terreinen met vastgestelde archeologische waarden zijn die gebieden waarvan in het verleden is vastgesteld dat er zich een behoudenswaardige archeologische vindplaats bevindt. Bij verstoringen van de bodem groter dan 50 m2 is het verplicht archeologisch onderzoek uit te voeren.
Categorie 3
Tot de terreinen met archeologische waarden behoren de enken, dorpskernen en historische locaties. In deze gebieden zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Bij bodemingrepen is de kans dan ook zeer aannemelijk dat archeologische waarden worden aangetroffen. In deze gebieden moet bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
Categorie 4
In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Categorie 5
In gebieden met een lage archeologische verwachting is de dichtheid van archeologische vindplaatsen naar verwachting laag. Daarom hoeft er in deze gebieden alleen archeologisch onderzoek te worden gedaan als er meer dan 2.500 m2 van de bodem verstoord gaat worden.
Categorie 6
In gebieden waar het bodemarchief door menselijk of natuurlijk toedoen is verdwenen of waar zeker is dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het gaat hier om grote verstoringen van de bodem: wegvlak A1, de spoorlijn ter hoogte van de stuwwal en niet-historisch water. Deze categorie zal in de loop van de tijd groter worden naarmate meer archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Een actueel overzicht van overige gebieden in deze categorie wordt door middel van de archeologische kenniskaart bijgehouden.
Verstoringsdiepte waarvoor onderzoeksplicht geldt
De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën wanneer de totale oppervlakte aan geplande bodemingrepen de betreffende oppervlaktemaat overschrijdt en bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld.
Cultuurhistorie
De verplichting om ook cultuurhistorische waarden te beschermen is in de Omgevingswet meegenomen. De instructieregels uit artikel 5.130 lid 2 van het Bkl geven aan voor welke punten onder meer bescherming benodigd is (o.a. ontsiering, beschadiging of sloop van monumenten en aantasting van de omgeving of karakteristieke stadsgezichten, dorpsgezichten en cultuurlandschappen.
Archeologie
Het besluitgebied is gelegen in gronden met categorie 3. Indien bodemingrepen, of planwijzigingen die deze mogelijk maken, dieper dan 35 cm en meer dan 500 m² bedragen, dienen deze vooraf te worden gegaan door een archeologisch onderzoek. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft een archeologisch vooronderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek d.d. 11 september 2023, is als bijlage 5 bij deze motivering gevoegd. Uit het vooronderzoek kan de volgende conclusie worden getrokken:
Hoewel het plangebied qua landschappelijke ligging kansrijk is voor vindplaatsen van jager-verzamelaars, is de bodem in het plangebied dusdanig verstoord dat de archeologische verwachting voor intacte archeologische resten uit de steentijd in vrijwel het hele plangebied kan worden bijgesteld naar ‘laag’.
Uit de periode van de landbouwers (vanaf het laat-paleolithicum tot en met de nieuwe tijd) worden plaatselijk enkel afgetopte grondsporen verwacht. De top van de natuurlijke ondergrond is bij de ontginning verploegd en er hebben nadien veel bodemverstorende werkzaamheden plaatsgevonden met de ontwikkelingen van de kuikenbroederij vanaf 1928. Minstens 25 cm van het sporenniveau is verdwenen; op veel locaties duidt de vlekkerige overgang van het plaggendek naar de C-horizont zelfs op een bodemverstoring van 40 à 50 cm van het sporenniveau. Rond de bebouwing is op basis van bouwtekeningen en boring 13 een bodemverstoring van circa 2 m -mv bekend. Op die locaties wordt de kans op het aantreffen van archeologische resten zeer klein geacht.
Uitzondering hierop is een zone aan de westzijde van het plangebied (rond boringen 22 en 23), waar een (restant van) een veldpodzol onder een plaggendek ligt. Op die locatie kan de hoge verwachting voor alle perioden worden gehandhaafd. In het noordwesten kon de bodemopbouw niet goed worden onderzocht, aangezien vanwege aanwezige puinverharding de meeste boringen zijn gestuit. Op basis van boringen 10 en 11 wordt het archeologisch relevante niveau daar op minimaal 110 à 135 cm -mv verwacht.
Advies
Op basis van de resultaten van het onderzoek blijkt dat aan de westzijde van het plangebied (mogelijk) archeologische resten bedreigd worden door de voorgenomen bodemingrepen (oranje in figuur 18). Daarom wordt geadviseerd om in deze zone geen bodemingrepen dieper dan 50 cm -mv uit te voeren.
In het noordwesten van het onderzoeksgebied (geel in figuur 18) konden beperkte waarnemingen worden gedaan. In deze zone worden twee vijvers aangelegd en enkele bomen aangeplant. Indien de bodemingrepen in deze zone niet dieper dan 90 cm -mv reiken (minimaal 20 cm -mv boven het archeologisch relevante niveau op basis van boringen 10 en 11), wordt geen vervolgonderzoek nodig geacht. Bij diepere bodemingrepen wordt een proefsleuvenonderzoek aanbevolen.
Indien planaanpassing voor de oranje en/of gele zone in figuur 18 niet mogelijk is, wordt aanbevolen in het kader van de bestaande planvorming de onderstaande vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) te nemen. Om de gespecificeerde verwachting te toetsen, wordt vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een karterende fase van een inventariserend veldonderzoek. Gezien de prospectiekenmerken is een onderzoek met behulp van proefsleuven de geëigende methode voor vervolgonderzoek (zie ook https://pom.cultureelerfgoed.nl).
In het overige deel van het plangebied (groene zone in figuur 18) wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, danis conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Selectiebesluit Vakgroep Archeologie, gemeente Apeldoorn
Op 14 november 2023 is een selectiebesluit naar aanleiding van het archeologische vooronderzoek genomen. Dit selectieadvies is als bijlage opgenomen bij deze motivering. Kortheidshalve zijn alleen de consequenties uit het selectiebesluit opgenomen. Voor het volledige besluit wordt naar de bijlage verwezen.
Voor het groene deelgebied kan de archeologische verwachting worden bijgesteld naar laag. Dit betekent dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen met een oppervlak van meer dan 2500 m² en een diepte van meer dan 35 cm -Mv.
De rest van het plangebied kan zijn huidige hoge verwachting behouden.
Dit heeft als gevolg dat een omgevingsvergunning op dit moment niet kan worden verleend. Aan de hand van een vervolgonderzoek in de vorm van een inventariserend proefsleuvenonderzoek (IVO-P) dient te worden vastgesteld welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn. Aan de hand hiervan kan worden bepaald of het gebied moet worden opgegraven, beschermd, of vrijgegeven volgens de AMZ Cyclus. Totdat dit is gebeurd mogen in de oranje en gele deelzones weergegeven in figuur 18 (van het onderzoek) geen bodemingrepen plaatsvinden.
Cultuurhistorie
Het besluitgebied betreft de voormalige kuikenbroederij Hoenderpark Spoorzicht, dat in 1928 is opgericht door Albert Schimmel. De daartoe behorende bebouwing op het terrein is gaandeweg toegevoegd en gewijzigd. Binnen het plangebied zijn geen beschermde gebouwen aanwezig.
Het perceel is gelegen op een oud esdek dat onderdeel uitmaakt van het beekdal. Samen met de aangrenzende Wenumsche Enk heeft dit hoge integrale cultuurhistorische en landschappelijke waarde. De hiertoe behorende percelen hebben dan ook de gebiedsaanduiding 'cultuurhistorisch gebied', waarbinnen gronden mede beschermd zijn voor het behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden.
De structuren van de beek, de Astaweg en de voormalige spoorlijn (het huidige fietspad) hebben een hoge cultuurhistorische waarde.
In de nabije omgeving ligt het watermolencomplex van de Wenumse Watermolen (Oude Zwolseweg 164), met naastgelegen molenaarswoning en bedrijfsgedeelte (Oude Zwolseweg 160), beide zijn een rijksmonument. De wijer, beek, brug en de rosmolen zijn gemeentelijke monumenten. Het nabijgelegen graanpakhuis op Oude Zwolseweg 158 is een beeldbepalend pand.
Het onderdeel 'Archeologie' is in de planfase voldoende onderzocht. Er is inzicht gegeven in de archeologische situatie ter plaatse. Hieruit blijkt dat in delen van het besluitgebied nader onderzoek, in de vorm van proefsleuvenonderzoek, moet plaatsvinden, alvorens een omgevingsvergunning voor het realiseren van de woningen kan worden verleend. Om voorstaande juridisch goed te borgen is in het plan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. De voorwaardelijke verplichting bepaald dat het verboden is om bodemingrepen plaats te laten vinden in de oranje en gele deelzones, zoals weergegeven in figuur 18 (van het onderzoek), zonder een vooraf door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen voor proefsleuvenonderzoek. Voorts is bepaald dat bodemingrepen mogen plaatsvinden in de gebieden nadat er inventariserend veldonderzoek in de vorm van proefsleuven heeft plaatsgevonden en de resultaten van dat inventariserend veldonderzoek in een rapport zijn vastgelegd en waarin de archeologische waarden van de gronden naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld en een selectiebesluit is genomen.
Ten aanzien van het onderdeel 'Cultuurhistorie' geldt dat het plangebied is gelegen in een cultuurlandschap met hoge waarde. Binnen het plangebied zijn geen beschermde gebouwen gesitueerd. In de nabijheid is het terrein van de Wenumse Watermolen gelegen, waarop diverse terreinonderdelen/gebouwen zijn beschermd. De stedenbouwkundige opzet van het plan houdt voldoende rekening met de karakteristieken en structuren van de omgeving waartoe het besluitgebied behoort. Daarmee wordt gesteld dat de ontwikkeling niet zorgt voor eventuele aantasting van de directe omgeving van aanwezige monumenten en overige aanwezige cultuurhistorische waarden.
Omgevingsveiligheid gaat om de risico's van het gebruik en transport van gevaarlijke stoffen, de veiligheid van inrichtingen en de veiligheid van nieuwe, zich snel ontwikkelende technologieën. Onder omgevingsveiligheid vallen ook de risico's door luchthavens en windturbines. In paragraaf 5.1.2.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn de algemene bepalingen met betrekking tot het waarborgen van de veiligheid opgenomen. Hieruit volgt dat in een omgevingsplan voor risico's van branden, rampen en crises, rekening wordt gehouden met het voorkomen, beperken en bestrijden daarvan, de mogelijkheden voor personen om zich daarbij in veiligheid te brengen en de geneeskundige hulpverlening. Voor zowel de handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven als het transport van gevaarlijke stoffen zijn drie aspecten van belang, het plaatsgebonden risico (PR), aandachtsgebieden en het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
Grenswaarden en standaardwaarden voor het Plaatsgebonden Risico (PR) ten aanzien van (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare locaties zijn opgenomen in artikel 5.6 tot en met artikel 5.11a van het Bkl. Grenswaarden voor kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties (art. 5.7 lid 1 Bkl) worden in een omgevingsplan in acht genomen. Dat geldt ook voor standaardwaarden voor beperkt kwetsbare gebouwen en locaties (art. 5.11 Bkl). Voor het plaatsgebonden risico gelden, afhankelijk van de activiteit, vastgestelde afstanden of te berekenen afstanden (bijlage VII Bkl).
Groepsrisico
Bij groepsrisico is sprake van 'aandachtsgebieden'. Risicovolle activiteiten hebben van rechtswege aandachtsgebieden (art. 5.12 Bkl). Het opnemen van aandachtsgebieden in een omgevingsplan is niet verplicht.
Aandachtsgebieden zijn gebieden rond activiteiten met gevaarlijke stoffen die zichtbaar maken waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het gaat om ongevallen vanwege brand, explosie en een gifwolk. Afhankelijk van het type activiteit met gevaarlijke stoffen, zijn voor het aandachtsgebied in de regelgeving vaste afstanden vastgesteld of zijn deze afstanden rekenkundig te bepalen (bijlage VII Bkl). Aandachtsgebieden worden zichtbaar gemaakt in het Register externe veiligheidsrisico's (REV).
Binnen een aandachtsgebied kan sprake zijn van een voorschriftengebied. Een gemeente kan in het omgevingsplan afzien van aanwijzing van een brand- of explosievoorschriftengebied of een kleiner brand- of explosievoorschriftengebied aanwijzen (art. 5.14 Bkl). Als het initiatief ligt in een voorschriftengebied, dan gelden voor nieuwbouw aanvullende bouweisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (art. 4.90 tot en met 4.96 Bbl.) Voor zeer kwetsbare gebouwen, zoals scholen, kinderdagopvang, en verzorgingshuizen, geldt altijd een voorschriftengebied, en gelden dus aanvullende bouweisen bij nieuwbouw (art. 5.14 Bkl).
Los van een eventueel voorschriftengebied kan de gemeente aanvullende eisen stellen, bijvoorbeeld aan vluchtroutes en de bereikbaarheid van het gebied door hulpdiensten. Dergelijke eisen worden dan opgenomen in de omgevingsvergunning.
Een berekening van het groepsrisico is onder de Omgevingswet optioneel; het is niet meer verplicht om het groepsrisico te bepalen, maar een gemeente mag hier nog wel om vragen (via een voorschrift) om de toelaatbaarheid van de situatie te beoordelen.
Overige bepalingen
Naast bovengenoemde regels over veelvoorkomende situaties zijn voor een aantal specifieke situaties nog de volgende delen van het Bkl van belang:
In het besluitgebied aan de Astaweg 5-9 in Wenum Wiesel en de directe omgeving van het besluitgebied zijn geen risicobronnen aanwezig, waardoor standaardwaarden of grenswaarden ten aanzien van het plaatsgebonden risico worden overschreden. Omgevingsveiligheid is derhalve geen relevant aspect om rekening mee te houden. Het groepsrisico hoeft ook niet berekend te worden. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk voor voorliggend plan.
Het onderdeel omgevingsveiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het Besluit activiteiten leefomgeving zijn regels opgenomen omtrent milieubelastende activiteiten. Het omzetten van elektrische energie in elektromagnetische stralingsenergie bij een groter elektrisch vermogen dan 4kW is een dergelijke milieubelastende activiteit.
Elektromagnetische velden van antennes kunnen het lichaam opwarmen. Dat kan slecht zijn voor de gezondheid en daarom zijn er blootstellingslimieten. Mensen mogen niet worden blootgesteld aan elektromagnetische straling boven de blootstellingslimieten van de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP).
De toelatingsregels van het omgevingsplan borgen dat de blootstellingslimieten niet worden overschreden. Meestal blijkt uit de aanvraag voor een omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit dat de blootstellingslimieten niet worden overschreden.
Onderzoeksresultaten
Voorliggende ontwikkeling voorziet niet in de realisatie van een antenne installatie, waardoor elektromagnetische velden ontstaan. In de nabijheid van het besluitgebied zijn daarnaast geen hoogspanningsverbindingen aanwezig die een elektromagnetisch veld c.q. straling veroorzaken.
Conclusie
Dit aspect vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Een van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet (Ow) is een gezonde fysieke leefomgeving (artikel 1:3 Ow, zie ook 4.1.1). In artikel 2.1 lid 4 Ow is bepaald dat het bevoegd gezag bij de evenwichtige toedeling van functies (in het omgevingsplan) in ieder geval rekening houdt met het belang van het beschermen van de gezondheid. Voorzorg kan daarbij een rol spelen. Naast de gezondheidsbescherming kan het bevoegd gezag het belang van gezondheidsbevordering meewegen. Zo heeft de fysieke leefomgeving positieve gezondheidseffecten als deze uitnodigt tot gezond gedrag en mensen stimuleert tot meer bewegen, gezonder eten en elkaar ontmoeten. De GGD kan hierbij adviseren. Het Rijk stelt ondergrenzen voor de bescherming van de gezondheid. Bijvoorbeeld via instructieregels of omgevingswaarden voor geluid, luchtkwaliteit, geur en waterkwaliteit. In het omgevingsplan werken deze randvoorwaarden door.
In voorliggende situatie geldt dat uit uitgevoerde onderzoeken volgt dat in en om het besluitgebied een dusdanig milieukwaliteitsniveau heeft dat de gezondheid van toekomstige bewoners niet in het geding komt. Een ander belangrijk aspect vanuit gezondheid is het bevorderen en stimuleren van de gezondheid van inwoners. Het aspect groen speelt daarbinnen onder meer een belangrijke rol. Zo draagt groen bij aan het realiseren van een positieve mentale gezondheid van mensen, nodigt groen uit tot bewegen en ontmoeten en heeft groen een verkoelende werking. Doordat in voorliggende ontwikkeling zowel fysiek als juridisch-planologisch veel nieuw groen aan het besluitgebied wordt toegevoegd, wordt ook een positieve bijdrage geleverd aan het stimuleren van de gezondheid.
Geconcludeerd wordt dat het aspect 'gezonde fysieke leefomgeving' geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
De wet- en regelgeving over de milieueffectrapportage (m.e.r) is opgenomen in afdeling 16.4 van de Omgevingswet en in hoofdstuk 11 en bijlage V bij het Omgevingsbesluit. Daarin is bepaald dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een plan of programma een milieueffectrapport opstelt, als dat plan of programma het kader vormt voor te nemen besluiten voor projecten die zijn aangewezen in artikel 16.43 van de Omgevingswet. Onder een plan of programma, als bedoeld in artikel 2, onder a, van de SMB-richtlijn (EU-richtlijn voor strategische milieubeoordeling), wordt in ieder geval verstaan een omgevingsvisie, programma, omgevingsplan en voorkeursbeslissing. Voor de plannen en programma's waarvoor een plan-milieueffectrapport moet worden opgesteld is in de Omgevingswet een generieke aanwijzing opgenomen. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de SMB-richtlijn. In Bijlage V bij het Omgevingsbesluit staan de aangewezen categorieën van projecten waarvoor een m.e.r.-procedure verplicht is.
Voor plannen en programma's die betrekking hebben op kleine gebieden op lokaal niveau en/of kleine wijzigingen heeft de Omgevingswet de plan-m.e.r.-beoordeling geïntroduceerd. Voor deze ontwikkelingen is een plan-m.e.r. alleen verplicht als voor de activiteit aanzienlijke milieugevolgen worden verwacht. Een plan-m.e.r.-beoordeling is ook van toepassing op plannen of programma's die een kader vormen voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige projecten en besluiten die niet in het Omgevingsbesluit zijn genoemd.
De plan-m.e.r.-beoordeling betreft een toets om na te gaan of sprake is van een plan met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect.
Interra heeft ten behoeve van de herontwikkeling van het besluitgebied een aanmeldnotitie mer-beoordling opgesteld. De aanmeldnotitie d.d. 03-04-2025, met kenmerk 22-739, is als bijlage 7 aan de motivering toegevoegd. Hieronder is kortheidshalve enkel de conclusie opgenomen. Voor het volledige rapport wordt naar de bijlage verwezen.
In deze mer-beoordeling zijn de milieueffecten als gevolg van de herontwikkeling van het besluitgebied aan de Astaweg in Wenum Wiesel beschreven. Gelet op het inzicht in de potentiële effecten en de mate en omvang waarin deze zich voordoen, zijn er geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten.
Nu aanzienlijke milieueffecten zijn uitgesloten, beslist het bevoegd gezag dat er geen MER uit te voeren. Dit besluit neemt het bevoegd gezag voor vaststelling van de wijziging van het omgevingsplan die de voorgenomen ontwikkeling mogelijk maakt.
In het Klimaatakkoord (2019) staat hoe Nederland deze overstap wil maken. Het is de bedoeling dat ons land in 2050 ‘energieneutraal’ is. Dat betekent: dat we net zoveel duurzame energie opwekken als we gebruiken. We werken daar op allerlei manieren aan. Als land, maar ook als provincie, regio en gemeente. We proberen alle plannen op elkaar te laten aansluiten. Want samen gaat het sneller. Net als heel Nederland wil Apeldoorn in 2050 evenveel duurzame energie opwekken als we gebruiken. Om daar te komen, maken we eerst plannen tot 2030. Dit zijn de hoofdlijnen:
De Omgevingswet geeft ons de mogelijkheid om onze duurzaamheidswensen en -doelen goede juridische grond te geven. Dit geldt ook voor het onderwerp energie. De Omgevingswet geeft duidelijke richtlijnen en regels mee aan burgers en bedrijven, zodat zij goed weten waar ze aan toe zijn. Daarnaast geeft de Omgevingswet ons de kans om de regels beter te handhaven. Dit helpt om onze doelen te behalen. De Omgevingswet gaat ons op de volgende manier helpenop het gebied van energie:
Voor nieuwbouw
Voor bestaande bouw
Doorwerking in het plan
De nieuw te realiseren woningen zullen allen aardgasvrij worden gebouwd. Dit betekent dat voor deze woningen gezocht moet worden naar een alternatief om deze woningen te verwarmen. Hierbij valt te denken aan het plaatsen van een warmtepomp. De woningen zullen moeten voldoen aan de eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). In het Bbl is opgenomen dat nieuwbouwwoningen moeten voldoen aan de Beng-eisen. Beng staat voor Bijna Energieneutrale Gebouw. Hoewel Apeldoorn in haar beleid heeft opgenomen dat voor nieuwbouw geldt dat woningen moeten voldoen aan de nul-op-de-meter-eis kan dit juridisch niet worden afgedwongen. Het Rijk heeft bepaald dat het Bbl een uitputtende werking heeft en gemeenten geen strengere eisen aan (nieuwbouw)woningen mogen stellen. De bestaande gebouwen in het besluitgebied die worden behouden zullen worden verduurzaamd.
Het aspect 'trillingen' is geregeld in paragraaf 22.3.5 van de Bruidsschat (BS). Daarin worden regels gesteld aan trillingen in een frequentie van 1 tot 80 Hz door een activiteit in een trillinggevoelige ruimte van een trillinggevoelig gebouw, die op een locatie is toegelaten op grond van een omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit. Er gelden maximale waarden voor continue trillingen en voor herhaald voorkomende trillingen. De maximale waarden zijn opgenomen in de tabellen in artikel 22.88 en 5.87a BS.
Het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) heeft hinder van trillingen gemeten bij mensen die binnen 300 meter afstand van het spoor wonen. Het besluitgebied ligt niet in de nabijheid vn een spoortraject. Ook zijn er geen andere activiteiten die trillingen in de directe omgeving kunnen veroorzaken.
Vanuit het aspect trillingen zijn er geen aspecten aanwezig die een belemmering vormen voor de realisatie van het plan.
Onderhavige wijziging van het omgevingsplan, Hoofdstuk 22v Astaweg 5-9 Wenum Wiesel, vormt een wijziging van het omgevingsplan Apeldoorn die tot stand is gekomen gebruikmakend van de TAM-IMRO-techniek. Woningbouw op deze locatie is in strijd met in het tijdelijke deel onderdeel uitmakende bestemmingsplan 'Wenum Wiesel en buitengebied', waardoor het omgevingsplan gewijzigd moet worden.
Voorliggende wijziging is op het oog een plan dat losstaat van de rest van het omgevingsplan. Toch is het functioneel en juridisch een integraal onderdeel van het omgevingsplan. Om te zorgen dat voorliggende wijziging van het omgevingsplan met de TAM-IMRO-techniek juridisch één geheel is met het omgevingsplan van rechtswege, wordt het als het ware als een nieuw hoofdstuk toegevoegd. Onderhavige TAM-IMRO wijziging van het omgevingsplan dient dus ook als dusdanig gelezen te worden, in samenhang met de bruidsschat van het omgevingsplan. Daarom is er in de regels van onderhavige wijziging een pre-ambule opgenomen, waarin staat dat het plan vigeert als hoofdstuk 22v van het omgevingsplan.
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Deze wijziging maakt onderdeel uit van het omgevingsplan van de gemeente Apeldoorn. Dat betekent dat alle regels uit het omgevingsplan ook van toepassing zijn op onderhavige ontwikkeling van het besluitgebied behorende bij deze wijziging (tenzij ze daarmee strijdig zijn). Daarom worden in de regels alleen maar bepalingen opgenomen welke specifiek relevant zijn voor onderhavige ontwikkeling aan de Astaweg te Wenum Wiesel. Zo is er voor dit plan ook gekozen om niet de specifieke bepaling over de het afwijken van bepalingen uit de bruidsschat op te nemen, aangezien er bij deze wijziging nauwelijks wordt afgeweken van de bruidsschat. Op de onderdelen waar dit wel gebeurt (bijvoorbeeld reken- en meetbepalingen) zijn specifieke voorrangsbepalingen opgenomen.
Hoofdstuk 2 - functies en activiteiten
Conform de eisen vanuit de Omgevingswet worden in dit hoofdstuk de toegestane functies en activiteiten beschreven voor een specifieke locatie binnen het besluitgebied. Alhoewel de regels niet hoeven te voldoen aan de SVBP, en er dus over 'functies en activiteiten' wordt gesproken in plaats van 'bestemmingen', staan deze op de verbeelding behorend bij onderhavig plan nog wel aangeduid als zijnde 'bestemming'. Dit vanwege het feit dat het plan anders niet juist gepubliceerd kan worden op de (nog tijdelijke) landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Voor onderhavige wijziging is beoogd zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de regels en bepalingen voor vergelijkbare functies en activiteiten uit het tijdelijk deel omgevingsplan Apeldoorn. Deze zijn wel dusdanig omgevormd dat deze voldoen aan de regels van de Omgevingswet. Daar waar mogelijk is voorgesorteerd op het nog op te stellen nieuwe, permanente omgevingsplan voor de gemeente Apeldoorn dat op dit moment nog in ontwikkeling is.
Bedrijf
Deze functie is specifiek opgenomen ten behoeve van het in het besluitgebied functionerende opslaggebouw van een cateringsbedrijf. De functie laat in principe enkel lichte bedrijvigheid in milieucategorie 1 toe en staat specifiek de opslag ten behoeve van het cateringsbedrijf toe alsmede de daarbij horende voorzieningen, zoals benoemd in het artikel.
Groen - Landschapselement
Het structurele en structurerende groen in het besluitgebied heeft de functie Groen toebedeeld gekregen. Hier zijn de aanleg, versterking en instandhouding van groenvoorzieningen en ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting en landschapselementen toegestaan, zoals opgenomen in het landschappelijk inrichtingsplan in bijlage 8.
Natuur
Deze functie is toegekend aan alle locaties waar de hoofdfunctie bos- of natuurgebied is.
Verkeer - Verblijfsgebied
De functie Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze functie ondergebracht. Op gronden met deze functie zijn tevens markten en ambulante handel toegestaan.
Wonen
Daar waar de nieuw te bouwen woningen zijn gesitueerd geldt de functie Wonen. Het realiseren van woningen is uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, overeenkomstig de daar geldende bouwaanduiding en, indien aanwezig, de maximaal opgenomen te bebouwen oppervlakte aan hoofdgebouw. De te realiseren woningen kunnen enigszins geschoven worden binnen de bouwvlakken. Er wordt een maximum te bebouwen oppervlakte per bouwvlak opgenoem om ervoor te zorgen dat er niet te grote volumes ontstaan. De opgenomen goot- en bouwhoogte regelen de maximale te bouwen goot- en bouwhoogte van woningen.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen binnen de functies Wonen en Woongebied voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (uit 2009) als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bijbehorende bouwwerken uitgesloten
Binnen de functie Wonen is een aanduiding overige zone - bijbehorende bouwwerken uitgesloten opgenomen. De gronden waarop deze aanduiding rust zijn gelegen binnen het Gelderse streek: IJsselvallei en Nationaal landschap, zoals aangewezen in de provinciale Omgevingsverordening. In de verordening is bepaald dat de kernkwaliteiten en ontwikkeldoelen van deze gebieden niet aangetast mag worden of indien hiervan sprake is, hoe deze kernkwaliteiten (elders) worden gecompenseerd, waarbij per saldo sprake dient te zijn van versterking van het landschap. Om er zeker van te zijn dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de bestaande kwaliteiten wordt het bouwen van bijbehorende bouwwerken op deze gronden uitgesloten. Het is nog wel mogelijk om deze gronden in gebruik te houden als tuin. De aanduiding sluit het vergunningsvrij bouwen (van bijbehorende bouwwerken), zoals opgenomen in artikel 22.27 en 22.36 van de Bruidsschat, uit. De regels voor vergunningsvrij bouwen, zoals opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving worden niet uitgesloten.
Waarde - A-watergang
In het besluitgebied is een watergang (inclusief keurzone) aanwezig. De A-watergang betreft de Wenumse Beek. Deze watergang heeft een belangrijke waterhuishoudkundige functie. Om deze functie te beschermen is op gronden ter plaatse van de beek de functie Waarde - A-watergang gelegd. Bij eventuele aanpassingen of werkzaamheden binnen de Keurzone (bijvoorbeeld inrit of aanleg kabels en leidingen) dient hiervoor een vergunning te worden aangevraagd bij het waterschap. Deze aanvraag kan in de procedure van de gemeentelijke omgevingsvergunning worden meegenomen.
Waarde - Beken en sprengen
De functie Waarde - Beken en sprengen is gegeven aan de beken met een cultuurhistorische en/of ecologische waarde. De gronden zijn, naast de daar voorkomende andere functies, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van de landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen. De functie beoogt ook de beekoevers te beschermen. Daarom is het bestemmingsvlak beduidend breder dan de beek zelf. Op locaties met deze functie mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van het beheer van de beken of sprengen worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van een omgevingsvergunning. Er kan pas omgevingsvergunning worden verleend wanneer vooraf advies van de beheerder van de beek of spreng is opgenomen. Als voorwaarde is daarnaast opgenomen dat de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden van de beek of spreng niet mogen worden aangetast. Deze functie kent ook voor een aantal werken en werkzaamheden een aanlegvergunningvereiste.
Waarde - Cultuurhistorisch gebied
De cultuurhistorische waardevolle en karakteristieke objecten en structuren van locaties die de functie Waarde - Cultuurhistorisch gebied toebedeeld hebben gekregen dienen, behalve voor de andere daar voorkomende functies, in stand gehouden te worden. Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de cultuurhistorische waarden, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Aan de aanduiding is een aanlegvergunning gekoppeld voor opgaande beplanting en voor grondverzetwerkzaamheden.
Waarde - Ecologisch water
In het besluitgebied is een watergang (inclusief keurzone) aanwezig. De watergang betreft de Wenumse Beek. Deze watergang heeft een belangrijke waterhuishoudkundige functie. Om de functie van de beek, alsmede grondwaterstand, de waterkwaliteit, de morfologie van de beek en de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied, te beschermen is op gronden de functie Waarde - ecologisch water gelegd. Bij eventuele aanpassingen of werkzaamheden binnen deze functie (bijvoorbeeld inrit of aanleg kabels en leidingen) dient hiervoor een vergunning te worden aangevraagd bij het waterschap. Deze aanvraag kan in de procedure van de gemeentelijke omgevingsvergunning worden meegenomen.
Waarde - Open landschap
De gronden met de de functie Waarde - Open landschap maken deel uit van het waardevolle kleinschalige landschap. De functie beoogt de instandhouding van de openheid van dit waardevolle landschap. Er geldt een vergunningplicht voor het aanleggen van hoogopgaande beplanting. Criterium voor vergunningverlening is het behoud van de openheid.
Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde en Waarde - Lage archeologische verwachtingswaarde
Gebieden die op de Archeologische Beleidskaart 2024 zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de functie Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met lage trefkans op archeologische resten hebben de functie Waarde - lage archeologische waarde gekregen. Voor beide functies geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 500 m² ((middel)hoog) respectievelijk 2.500 m² (laag) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kunnen burgemeester en wethouders bepaalde voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwen verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken en werkzaamheden geldt in beide functies een vergunningplicht.
Beoordelingsregels bouwen gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen zijn in artikel 17 en 18 beoordelingsregels opgenomen. Uitgangspunt is dat een hoofdgebouw uitsluitend is toegestaan binnen een bouwvlak, zoals aangegeven op de plankaart. Dit geldt niet voor de specifieke regelingen die zijn opgenomen voor bijbehorende bouwwerken. Verder zijn er maatvoeringen opgenomen in de bouwvlakken, indien noodzakelijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om de goot- en bouwhoogten en de maximaal te bebouwen oppervlakten met hoofdgebouwen. Ten aanzien van de bijbehorende bouwwerken zijn de toegestane goot- en bouwhoogte in de regels opgenomen, alsmede de maximale oppervlakte, daar waar nodig.
In artikel 17 en 18 worden algemene beoordelingsregels ten aanzien van het bouwen van een hoofdgebouw, respectievelijk bijbehorend bouwwerk en bouwwerk, geen gebouw zijnde gegeven. Aanvullend hierop zijn per artikel nog functiespecifieke beoordelingsregels opgenomen indien noodzakelijk.
Bevoegd gezag
Waar in de regels van dit hoofdstuk 22v de bevoegdheid in het leven is geroepen om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Voor dit hoofdstuk zijn er algemene bepalingen opgenomen die alleen betrekking hebben op de artikelen uit deze wijziging van het omgevingsplan. Hier zijn bijvoorbeeld opgenomen de algemene bouw- en functieregels, alsmede afwijkingsregels en maatwerkvoorschriften, zoals deze voorheen in de bestemmingsplannen golden. Deze zijn ook opgenomen in het omgevingsplan van rechtswege van de gemeente Apeldoorn.
Verbodsbepaling - arseen
Voor de voorgenomen ontwikkeling heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. Op grond van de Nota bodembeheer van de gemeente Apeldoorn dient de bodem onderzocht te worden op arseen in de bodemlaag van 0 - 1 m-maaiveld. Bij vaststelling van de wijziging heeft dit onderzoek nog niet (voldoende) plaatsgevonden. Om te verzekeren dat dit onderzoek nog plaatsvindt is een verbodsbepaling opgenomen op bodemingrepen, voordat de bodem onderzocht is op arseen. Hiermee kan worden gesteld dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan de locatie.
Verbodsbepaling - archeologie
Een deel van het besluitgebied dient alvorens bodemingrepen plaatsmogen vinden archeologisch nader onderzocht te worden aan de hand van een proefsleuvenonderzoek. Hiertoe zal een Programma van Eisen moeten worden opgesteld en goedgekeurd. Het deel van het besluitgebied dat nader onderzocht dient te worden is beschreven in bijlage 5. Er is een verbod opgenomen in de regels om bodemingrepen plaats te laten vinden. Het verbod geldt niet voor regulier onderhoud. Het verbod wordt in feite opgeheven zodra het proefsleuvenonderzoek is uitgevoerd en naar aanleiding hiervan het bevoegd gezag de archeologische waarden in de bodem in voldoende mate heeft vastgesteld.
Hoofdstuk 4: Algemene procedureregeling
In deze wijziging hoeven geen bepalingen te worden opgenomen voor het overgangsrecht. Echter, in onderhavige wijziging van het omgevingsplan, Hoofdstuk 22v Astaweg 5-9 Wenum Wiesel, wordt een bestaande functie wegbestemd, waarvoor een andere functie in de plaats komt. Daarom zijn er overgangsrechtelijke bepalingen kopgenomen, zodat de bestaande functies mogen worden voortgezet zolang de nieuwe ontwikkeling nog niet is gerealiseerd.
Bijlagen bij de regels
Conform kernvereiste 1 wordt er zo min mogelijk gebruik gemaakt van bijlagen bij regels, om het plan zo overzichtelijk mogelijk te houden. Voor dit plan zijn er vijf bijlagen opgenomen bij de regels die enerzijds uiteenzetten welke bedrijfsfuncties, horeca en/of maatschappelijke functies zijn toegestaan en anderzijds zijn gekoppeld aan de beoordelingsregels voor parkeren en beeldkwaliteit.
Verbeelding
De verbeelding die is opgesteld voor het onderhavige wijziging van het omgevingsplan ter plaatse van Astaweg 5-9 in Wenum Wiesel, Hoofdstuk 22v Astaweg 5-9 Wenum Wiesel, dient te worden opgesteld conform de technische eisen van IMRO2012. Dat betekent dat de verschillende functies in het besluitgebied op de verbeelding als 'bestemmingen' zijn opgenomen. Maatvoeringsaanduidingen zijn als zodanig op de verbeelding opgenomen. Dit vanwege het feit dat het plan anders niet door de validator van ruimtelijke plannen komt.
Afdeling 13.6 van de Omgevingswet gaat in over het kostenverhaal bij activiteiten en activiteiten vanwege gebruikswijzigingen. Daarin is bepaald dat het niet is toegestaan om aangewezen bouw- of gebruiksactiviteiten te verrichten zonder het kostenverhaal geregeld te hebben. Het kostenverhaal kan daarbij zowel via privaatrechtelijke weg met een overeenkomst als via publiekrechtelijke weg met regels in het omgevingsplan worden vastgelegd.
Het voorliggende plan wordt volledig gerealiseerd op particulier initiatief. De gemeente en de initiatiefnemer hebben een anterieure overeenkomst gesloten op 29 juni 2023 waarin de rechten en plichten van zowel de initiatiefnemer als de gemeente zijn aangegeven, alsmede de definitieve regeling van kostenverhaal. Met deze overeenkomst is het kostenverhaal voor dit plan verzekerd.
De procedure voor vaststelling van een wijzigingsbesluit op het Omgevingsplan is geregeld in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor het wijzigen van een omgevingsplan geldt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb.
Het ontwerp-omgevingsplan (wijzigingsbesluit) en de daarbij behorende stukken worden gedurende een periode van zes weken voor iedereen ter inzage gelegd (artikel 3:11 Awb). Binnen deze termijn heeft iedereen de mogelijkheid een zienswijze in te brengen. Dit kan zowel digitaal, schriftelijk als mondeling.
De wijziging van het omgevingsplan wordt digitaal gepubliceeerd via de Landelijke voorziening. De regels van het ontwerp-omgevingsplan komen dan in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) c.q. Omgevingsloket. Via het onderdeel 'Regels op de kaart' kan iedereen zien welke regels waar gelden.
De Omgevingswet stimuleert vroegtijdige participatie om tijdig belangen, meningen en creativiteit op tafel te krijgen. Onder de Omgevingswet wordt met participatie bedoeld: 'het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit'. Met belanghebbenden bedoelt de wet burgers, vertegenwoordigers van bedrijven, professionals van maatschappelijke organisaties en bestuurders van overheden. In de Omgevingswet en in het Omgevingsbesluit zijn daarom regels over participatie opgenomen bij de toepassing van de gemeentelijke kerninstrumenten. Daarnaast zijn gemeenten verplicht gesteld participatiebeleid op te stellen waarin wordt vastgelegd hoe participatie wordt vormgegeven en welke eisen daarbij gelden.
De gemeenteraad van Apeldoorn heeft op 23 november 2023 de 'Notitie Participatie en participatieregels onder de Omgevingswet' vastgesteld. In deze notitie zijn voorwaarden gesteld aan de participatie bij wijzigingen van het omgevingsplan.
Participatie bij wijziging Omgevingsplan
Vanuit de gemeente wordt verwacht dat de ontwikkelende partij investeert in draagvlak door in gesprek te gaan met omwonenden. Zo kan in een vroegtijdig stadium nog bijsturing plaatshebben. Aan de hand van de regels kan worden beoordeeld of de participatie voldoet en of de initiatiefnemer hiermee aan zijn verplichting tot participatie heeft voldaan. De kring van belanghebbenden/omwonenden en aanpak is onder meer afhankelijk van de grootte, complexiteit en ligging van het initiatief, plan of project. In de regels is opgenomen dat met belanghebbenden/omwonenden in het stedelijk gebied en een dorpskern in ieder geval binnen een straal van 150 meter dient te worden geparticipeerd. Voor het buitengebied geldt een straal van 500 meter. Voor initiatieven/projecten met een meer beperkte of grotere impact op de omgeving en op de kring van belanghebbenden/omwonenden wordt in overleg met de gemeente het participatiegebied bepaald. Eventuele criteria zijn dan bijvoorbeeld zicht hebben op of geluid.
Als een gemeente een omgevingsplan gaat maken dan moet daarvan een kennisgeving worden gedaan. Op grond van het Omgevingsbesluit moet in die kennisgeving ook staan hoe de participatie is vormgegeven. Daaraan voorafgaand dient initiatiefnemer hiervoor een participatieplan bij de gemeente aan te leveren. Na doorlopen van het participatieproces en het aanbieden van een participatieverslag aan de gemeente is er een eerste indruk van de draagkracht. De uitkomsten van de participatie worden betrokken bij de besluitvorming al dan niet een anterieure overeenkomst aan te bieden voor het opstellen van een ontwerp (wijziging) van een omgevingsplan of om een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit met adviesrecht aan de gemeenteraad voor te leggen. Daarmee is participatie onderdeel van de weging bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Over het initatitief voor het omzetten van voormalige kuikenbroederij aan de Astaweg 5-9 in Wenum Wiesel was reeds voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet overeenstemming bereikt. Op dat moment gold de 'Notitie Participatie en participatieregels onder de Omgevingswet' nog niet. Onder de oude regelgeving moest echter ook worden geparticipeerd, zij het op een ander moment en in engiszins andere vorm. De initiatiefnemer heeft daaraan voldaan. Hieronder is een overzicht opgenomen van de momenten waarop is geparticipeerd en hoe omwonenden en overig geïnteresseerden worden betrokken bij het plan.
Naast de informatiebijeenkomsten zijn er ook tweemaal nieuwsbrieven verstuurd om de omwonenden en overig geïnteresseerden bij te praten over de stand van zaken en hen een terugkoppeling te geven op de vragen die zijn gesteld. De nieuwsbrieven zijn verstuurd in februari en november 2024.
Tot slot heeft de initiatiefnemer een projectwebsite ingericht waarop informatie over de voorgenomen ontwikkeling is te vinden. De projectwebsite is: www.wieserhof.nl. Via de website kan men zich ook aanmelden voor de nieuwsbrief.
De initiatiefnemer is voornemens opnieuw een informatiebijeenkomst te organiseren zodra het ontwerp van voorliggende wijziging van het omgevingsplan is gepubliceerd.
PM
Op grond van artikel 4.2 Omgevingswet moet het omgevingsplan voldoen aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Verder gelden de beleidskaders en instructieregels.
In Hoofdstuk 4 en 5 is aangegeven dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan de planlocatie. In dit hoofdstuk worden de conclusies uit de genoemde hoofdstukken beschreven.
Eindconclusies
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op functieverandering. Het plan gaat uit van sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. De nieuwe functie is in overeenstemming met het geldende beleid.
2. Omgevingskwaliteit
In het plan is sprake van landschappelijke versterking, de sanering van de voormalige agrarische bebouwing levert een aanzienlijke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit en de realisatie zorgt voor een uitbreiding en diversificatie van het woningaanbod in Wenum Wiesel en daarmee in Apeldoorn als geheel.
3. Omgevingsaspecten
De effecten van de beoogde ontwikkeling op de omgeving is positief en er treden geen nadelige gevolgen voor het milieu op.