direct naar inhoud van REGELS
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b Voorsterweg 193 Loenen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.tam0002-ont1

REGELS

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Voorsterweg 193 en is als een nieuw hoofdstuk (Hoofdstuk 22b) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Apeldoorn. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van Hoofdstuk 22b van het omgevingsplan van de gemeente Apeldoorn. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer 'Hoofdstuk 22b' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage 'Hoofdstuk 22b' gelezen worden.

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in artikel 2 daarvan is afgeweken.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

2.1 plan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b Voorsterweg 193 Loenen met identificatienummer NL.IMRO.0200.tam0002-ont1 van de gemeente Apeldoorn.

2.2 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

2.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.5 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

2.6 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

2.7 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

2.8 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

2.9 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

2.10 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

2.11 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

2.12 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

2.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.14 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

2.15 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.16 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
2.17 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

2.18 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

2.19 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

2.20 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

2.21 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

2.22 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

2.23 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

2.24 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

2.25 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van de woning.

2.26 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

2.27 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

2.28 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

2.29 folly

Een bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

2.30 gebouw

Elk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

2.31 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

2.32 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

2.33 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste valt aan te merken.

2.34 kamerverhuurbedrijf

Het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

2.35 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

2.36 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

2.37 kavel

De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

2.38 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

2.39 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

2.40 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

2.41 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

2.42 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

2.43 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  • a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of;
  • b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
2.44 productiegerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

2.45 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

2.46 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

2.47 recreatieverblijf

Een op de grond staand ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

2.48 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

2.49 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
2.50 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

2.51 trekkershut

Een gebouw zonder sanitaire voorzieningen, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

2.52 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

2.53 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

2.54 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

2.55 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

2.56 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

2.57 windturbine

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opwekking van energie door benutting van windkracht.

2.58 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

2.59 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

2.60 woonadres

Het adres waar:

  • a. betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • b. waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
2.61 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

2.62 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

2.63 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

2.64 zonnecollector

Een ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

2.65 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 3 Meet - en rekenbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt als volgt gemeten:

3.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

3.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

3.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

3.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

3.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.9 de bouwhoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

Artikel 4 Toepassingsbereikbepaling

4.1 Toepassingsbereik

De besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid van dit artikel.

4.2 Relatie met hoofdstuk 22

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit TAM-omgevingsplan.

4.3 Geometrische toepassingsbereik

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie behorend bij dit TAM- omgevingsplan, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0200.tam0002-ont1 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Hoofdstuk 2 FUNCTIES EN ACTIVITEITEN

Artikel 5 Agrarisch

5.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Agrarisch.

5.2 Functieomschrijving

Een als agrarisch aangewezen locatie mag gebruikt worden voor het hobbymatig houden van gewassen en/of het houden van dieren.

5.3 Specifieke functieregel

Het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen op de als agrarisch aangewezen locatie is niet toegestaan.
Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

 

Artikel 6 Wonen

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Wonen.

6.2 Functieomschrijving

Een als wonen aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. beroepsuitoefening aan huis, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de specifieke functieregels zoals opgenomen in lid 6.4:
  • c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de specifieke functieregels zoals opgenomen in lid 6.4;
6.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in lid 6.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. tuininrichting en/of erfinrichting;
  • c. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. ontsluiting en parkeervoorzieningen.
6.4 Specifieke functieregels
6.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als tuin of erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt; gebruik van de niet bebouwde grond ten behoeve van bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

6.4.2 Ontsluiting

Ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" zijn uitsluitend ontsluitingswegen toegestaan.
Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

6.4.3 Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50m² per woning;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij dit hoofdstuk behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis, dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

Artikel 7 Hoofdgebouw bouwen

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel hebben betrekking op het bouwen van een hoofdgebouw.

7.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bouwen - algemeen

De omgevingsvergunning voor het bouwen van het hoofdgebouw wordt alleen verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. maximaal één hoofdgebouw binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • b. per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan tenzij anders is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte niet hoger is dan de ter plaatse van maximum bouwhoogte aangegeven waarde;
  • d. de goothoogte niet hoger is dan de ter plaatse van maximum goothoogte aangegeven waarde;
  • e. de maximale inhoud niet meer is dan 700 m³';
  • f. voor zover sprake is van een ondergrondse bouwlaag: deze niet dieper is dan 3,50 meter en het gebruik daarvan past binnen de toegestane functie.
  • g. er wordt voldaan aan de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 16 Algemene bouwregels;

Artikel 8 Bijbehorend bouwwerk bouwen

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel hebben betrekking op het bouwen van een bijbehorend bouwwerk.

8.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning bijgebouw

De omgevingsvergunning voor het bouwen en uitbreiden van bijgebouwen wordt alleen verleend als:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woning, niet meer bedraagt dan 100 m² tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen en de aanduiding maximum bebouwd oppervlak;
  • b. de bijgebouwen in het achtererfgebied worden gesitueerd;
  • c. De goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 5 m;

Voor het bepalen van de oppervlakte van bijgebouwen per woning worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld.

In bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor is afgeweken van de gebruiksregels alsmede voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis.

 

Artikel 9 Groen - Landschapselement

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Groen - Landschapselement.

9.2 Functieomschrijving

Een als Groen aangewezen locatie mag gebruikt worden voor de aanleg, versterking en instandhouding van groenvoorzieningen en landschapselementen

9.3 Voorzieningen en inrichting

Tot de locatie bedoeld in artikel 9.1 worden in ieder geval ook gerekend de daarbij behorende:

  • a. nutsvoorzieningen en
  • b. voorzieningen voor de waterhuishouding.

Artikel 10 Waarde - Lage archeologische verwachtingswaarde

10.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - Lage archeologische verwachtingswaarde.

10.2 Functieomschrijving

Een als waarde - Lage archeologische verwachtingswaarde aangewezen locatie heeft de functie om archeologische waarden te beschermen die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

10.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de in dit artikel opgesomde werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren voor zover ze worden gedaan dieper dan 0,35 meter onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500m²:

  • a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
  • b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen.
10.4 uitzonderingen vergunningplichtige gevallen

Het verbod zoals opgenomen in artikel 5.3 geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet van toepassing zijn.
10.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
  • a. De onder 5.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
10.6 Bijzondere aanvraagvereisten
  • a. In aanvulling op de algemene wettelijke aanvraagvereisten, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. In afwijking van het onder a genoemde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
10.7 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 5.6 genoemde rapport dan wel de in dat lid bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder lid 5.3 zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

Artikel 11 Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde

11.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde.

11.2 Functieomschrijving

Een als Waarde - Hoge archeologische verwachtingswaarde aangewezen locatie heeft de functie om archeologische waarden te beschermen die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

11.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de in dit artikel opgesomde werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden uit te voeren voor zover ze worden gedaan dieper dan 0,35 meter onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
  • b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen.
11.4 Uitzonderingen vergunningplichtige gevallen

Het verbod zoals opgenomen in artikel 11.3 geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan;
  • d. ingeval op grond van artikel 5.1 Omgevingswet een vergunning is vereist dan wel overige regels uit het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing zijn.
11.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
  • a. De onder 11.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
11.6 Bijzondere aanvraagvereisten
  • a. In aanvulling op de algemene wettelijke aanvraagvereisten, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. In afwijking van het onder a genoemde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
11.7 Voorschriften aan omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 11.6 genoemde rapport dan wel de in dat lid bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder 11.3 zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

Artikel 12 overige zone - voorwaardelijke verplichting

12.1 Voorwaardelijke verplichting

Ter plaatse van de als overige zone - voorwaardelijke verplichting aangewezen locatie is gebruik van de gronden en bouwwerken en het oprichten van bebouwing ten behoeve van de functies als bedoeld in Artikel 6 Wonen uitsluitend toegestaan indien de gronden binnen 12 maanden na opleveren van de te bouwen gebouwen zijn ingericht en in stand worden gehouden overeenkomstig het in bijlage 1 Voorgeschreven inrichtingsplan is voorgeschreven.

12.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.1 bepaalde voor een andere inrichting dan de in bijlage van de voorgeschreven terreininrichting.

12.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in lid 12.2 is alleen mogelijk indien dit noodzakelijk is voor een doelmatig en/of veilig gebruik van de grond en/of van omliggende gronden en mits de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit zo min mogelijk wordt aangetast.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.

Artikel 15 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een hoofdgebouw te bouwen en het is verboden zonder omgevingsvergunning een bijbehorend bouwwerk te bouwen, als niet wordt voldaan aan de algemene regels, bedoeld in artikel 22.27 en 22.36 van het omgevingsplan.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Algemene regels

Voor bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming;
  • b. daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  • c. ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, is overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 meter en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 meter bedraagt;
  • d. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat indien het gebouwen betreft de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft, de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
16.2 Afdekking van gebouwen
16.2.1 Afdekbepaling

Gebouwen dienen van een kap te worden voorzien, met dien verstande dat:

  • a. de afdekking qua uiterlijke verschijningsvorm en karakteristiek dient aan te sluiten bij die van de directe omgeving;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'dakhelling' woningen of hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden afgedekt met een kap met een dakhelling van ten minste 40 graden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' niet van de aangegeven nokrichting mag worden afgeweken;
  • d. bij het toepassen van deze bepaling ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen ondergeschikte dakkapellen en erkers, buiten beschouwing gelaten dan wel uitgezonderd worden.
16.2.2 Aanwezige afwijkende afdekking

Voor zover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan de onder 16.2.1 voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

Artikel 17 Maatwerkvoorschriften situering bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften opnemen voor de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. het waarborgen van de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Artikel 18 Maatwerkvoorschriften bouwwerk, geen gebouw zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften opnemen voor de situering en de omvang van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. het in het TAM-omgevingsplan beoogde straatbeeld;
  • c. de bescherming van het openbaar groen.

Artikel 19 Maatwerkvoorschriften nokrichting gebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd kunnen maatwerkvoorschriften opnemen ten aanzien van de nokrichting van gebouwen, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de stedenbouwkundige kwaliteit die met het TAM-omgevingsplan is beoogd.

Artikel 20 Vergunningplicht voor afwijken

20.1 Afwijkingsbevoegdheid afdekbepaling

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels gesteld in artikel 16.2, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de afwijking doet geen onevenredige afbreuk aan de stedenbouwkundige en/of landschappelijke kwaliteit zoals door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd.
20.2 Afwijkingsbevoegdheid diverse bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. het bouwwerk kan in redelijkheid niet worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing;
  • b. indien het gebouwen betreft, is de inhoud maximaal 60m³ en de goothoogte maximaal 3 meter, van deze maximale inhoud zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen;
  • c. in het bouwwerken geen gebouwen betreft, is de oppervlakte maximaal 10m² en de bouwhoogte maximaal 4 meter, van deze maximale bouwhoogte zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen en van deze maximale oppervlakte zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
20.3 Afwijkingsbevoegdheid antenne-installaties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van de bouwhoogte van antenne-installaties, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de bouwhoogte is maximaal 40 meter;
  • b. de aangevraagde bouwhoogte noodzakelijk is in verband met het beoogde gebruik.
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • d. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
20.4 Afwijkingsbevoegdheid uitmeting terrein

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van de functiegrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. afwijking is noodzakelijk ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
20.5 Afwijkingsbevoegdheid doelmatig gebruik

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. afwijken is noodzakelijk uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing;
  • b. de afwijking bedraagt maximaal 10 meter ten opzichte van hetgeen is aangegeven in het plan;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • d. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.
20.6 Afwijkingsbevoegdheid 10%

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, voor toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. de afwijkingen bedragen maximaal 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit die met het plan is beoogd wordt niet onevenredig aangetast;
  • c. er zijn geen dringende redenen die zich tegen de afwijking verzetten.

Hoofdstuk 4 ALGEMENE PROCEDUREREGELS

Artikel 21 Maatwerkvoorschriften

Een beslissing omtrent het stellen van maatwerkvoorschriften zoals opgenomen in leden 4.9 en 4.10 wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.