Plan: | Buitengebied Beekbergen en Loenen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1141-ont1 |
behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied Beekbergen en Loenen
In deze regels wordt verstaan onder:
Het bestemmingsplan Buitengebied Beekbergen en Loenen met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1141-ont1 van de gemeente Apeldoorn.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en en de daarbij behorende bijlagen.
Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.
Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.
De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.
Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatieverblijven geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.
Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.
Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub 1.
Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
De grens van een bestemmingsvlak.
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
De grens van een bouwvlak.
Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.
Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.
Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.
Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
detailhandel in niet volumineuze markt - en faillissementgoederen die tijdelijk ter plaatse worden verhandeld, niet zijnde textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotsmiddelen en huishoudelijke artikelen.
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.
Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone, waaronder begrepen een pensionstalling.
Een veehouderij met geiten.
Een gebouw dat is bestemd voor en dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt.
Een bedrijf en/of bedrijfsonderdeel dat is gericht op de teelt of veredeling van gewassen, geheel of nagenoeg geheel met behulp van een glasopstand met een oppervlakte van ten minste 2.500 m2, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.
Een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond, waaronder begrepen grondgebonden veehouderij.
Een agrarisch bedrijf dat overwegend gericht is op het houden van dieren en voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort.
Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van nachtverblijf voor beperkte duur.
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.
Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.
De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.
Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.
Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub 2.
De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.
Een bedrijf dat zich, met behulp van werktuigen en apparatuur, richt op het leveren van diensten op het gebied van cultuurtechniek en van grond-, weg- en waterbouw.
Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.
Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.
Veehouderij die beschikt over onvoldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om 50% van de benodigde diervoeding zelf te kunnen produceren.
Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.
Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.
Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:
Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.
Extensieve vormen van dagrecreatie, in de vorm van paardrijden, wandelen, trimmen, fietsen, mountainbiken, picknicken en daarmee te vergelijken recreatievormen, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.
recreatieverblijf ten behoeve van mensen met een functionele beperking.
Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.
Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:
Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnelkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.
Een gebouw geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.
Elke constructie, geen gebouw zijnde, van hout, metaal of anderszins die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.
Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.
Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.
Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.
Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.
Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.
Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.
Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.
Een voorziening in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.
Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.
Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.
Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.
De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing |
Maximum oppervlakte /inhoud |
Maximum goothoogte |
Maximum bouwhoogte |
Bijzondere regels |
Bedrijfsgebouwen en overkappingen
|
bouwvlak, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' | 4 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' | 12 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' |
- de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kas'; - de oppervlakte aan kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas' bedraagt ten hoogste 18.300 m²; - de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m - in afwijking van het hiervoor en het in artikel 29 sublid 29.1.1b bepaalde zijn bestaande gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan, met de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte als maxima - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouwen voor houden vee uitgesloten' is het oprichten van gebouwen voor het houden van vee niet toegestaan |
Een gebouw voor opslag en stalling ten behoeve van het beheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur' | bestaand | bestaand | bestaand | |
Bedrijfswoningen | 700 m3
|
4 m | - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan - ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', is het aangegeven aantal aaneengebouwde bedrijfswoningen toegestaan; - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande niet bij het betreffende bedrijf behorende kassen bedraagt ten minste 30 m |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m |
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor ingevolge sublid 3.6.2 is afgeweken van de gebruiksregels |
Dependances | 65 m2 | 3 m | 5 m | - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 100 m² bedragen - een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen - bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan |
Bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
- bouwwerk, geen gebouwen zijnde zijn oppervlakte uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen | |||
- mestvergistingsinstallaties |
4 m | - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en enkel toegestaan voor eigen gebruik; | ||
- mestsilo's |
10 m | |||
- sleufsilo's |
2.500 m2 | 4 m |
||
- mestzakken en mestopslagplaatsen |
2 m | |||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied of, indien geen voorerfgebied aanwezig is, buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 m (3.4.1e) | ||
- antenne-installaties
|
15 m | |||
- bouwwerk voor teeltondersteunende voorzieningen | 1,5 m |
- het buiten het bouwvlak oprichten van bouwwerk, geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen is uitsluitend toegestaan voor zover de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding 'overige zone - open landschap' |
||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten |
2 m 6 m |
voor zover het geen bestaande paardenbak betreft gelden de volgende regels: - indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 meter; - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 47.2 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan |
||
- stapmolens | 6 m |
|||
- overig |
6 m |
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen wordt slechts verleend indien vaststaat dat de gronden landschappelijk worden ingericht en in stand worden gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als Bijlage 5 van de Bijlagen bij de regels is opgenomen.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde:
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Ter plaatse van de aanduiding 'niet grondgebonden' mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan bebouwing die binnen het bouwvlak voor de niet-grondgebonden veehouderij als stalruimte in gebruik is, als zodanig worden gebruikt, met dien verstande dat binnen het bouwvlak eenmaal per vijf jaar een uitbreiding van 500 m2 van de oppervlakte van een niet-grondgebonden veehouderijtak is toegestaan, mits
Ten behoeve van grondgebonden veehouderij mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan bebouwing die binnen een bouwvlak voor de grondgebonden veehouderij als stalruimte in gebruik is, als zodanig worden gebruikt, tenzij:
Grond behorende bij woningen, maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' mag, als zijnde een aan het landelijk gebied verwante activiteit, gebruikt worden als moestuin.
Behoudens bestaande bedrijven zijn niet toegelaten:
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Met uitzondering van bestaande paardenbakken is het niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van paardenbakken.
Nevenactiviteiten, niet zijnde nevenactiviteiten als bedoeld in lid 3.1 sub i, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat een recreatieverblijf uitsluitend in de bedrijfswoning is toegestaan. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan. De vloeroppervlakte die ten behoeve van de nevenactiviteiten mag worden gebruikt bedraagt niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat de vloeroppervlakte die ten behoeve van detailhandel bij deze nevenactiviteiten mag worden gebruikt niet meer dan 100 m2 bedraagt.
Het is niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van opslag, waaronder kuilvoeropslag, en het ten behoeve daarvan aanleggen van verhardingen. Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5.3 bepaalde ten behoeve van het vergroten van het gebruik van de oppervlakte aan bebouwing die voor een grondgebonden veehouderij als stalruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 en lid 3.5 sublid 3.5.7 ten aanzien van nevenactiviteiten bepaalde teneinde:
mits:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder i en lid 3.5 sublid 3.5.7 bepaalde teneinde nevenactiviteiten in de vorm kleinschalig kamperen behorende bij een woning maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' toe te staan, bestaande uit ten hoogste 25 standplaatsen uitsluitend ten behoeve van kampeermiddelen, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, mits:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder k bepaalde teneinde overige vormen van recreatief medegebruik toe te staan, mits de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt en de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5.8 bepaalde teneinde voeropslag aan toe te staan buiten het bouwvlak, mits dat noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering, de voeropslag niet binnen het bouwvlak zelf kan worden uitgevoerd en de gehele voeropslag direct aansluitend aan het betreffende bouwvlak gesitueerd wordt, waarbij de afstand tussen de voeropslag en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak ten hoogste 50 meter bedraagt.
Afwijken als bedoeld in subleden 3.6.1 tot en met 3.6.5 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast en rekening wordt gehouden met de belangen die het plan beoogt te beschermen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.
De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, waaronder begrepen die van het Natura 2000-gebied en van het Gelders Natuur Netwerk, dan wel de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 48 lid 48.3 van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van :
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing |
Maximum oppervlakte /inhoud |
Maximum goothoogte |
Maximum bouwhoogte |
Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen
|
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' mag de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen, niet meer bedragen dan de aangegeven waarde, met dien verstande dat: - in geval van uitbreiding van de bestaande oppervlakte van gebouwen en overkappingen dit niet mag leiden tot een gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen groter dan 1.000 m² en de oppervlakte van deze uitbreiding niet meer mag bedragen dan 250 m2; |
6 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
|
8,5 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
|
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen en dependances niet meegeteld - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - ter plaatse van het perceel Kruisweg 28 Beekbergen mag de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3.000 m2, waarbij geldt dat de oppervlakte van de hooimijt/gebouw niet meer dan de bestaande oppervlakte mag bedragen - ter plaatse van het perceel Kruisweg 28 Beekbergen is situering van de hooimijt/gebouw tevens buiten het bouwvlak toegestaan en bedragen de goothoogte en bouwhoogte van de hooimijt/gebouw niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan - ter plaatse van het perceel Kruisweg 28 Beekbergen is situering van de bedrijfswoning tevens buiten het bouwvlak toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 100 m2 |
3 m | 5 m | - situering in achtererfgebied (4.4.1a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan - ter plaatse van het perceel Kruisweg 28 Beekbergen is situering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning tevens buiten het bouwvlak toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, ter plaatse van Kruisweg 28 te Beekbergen: | ||||
- voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken
|
10 m | |||
- overig |
2 m | |||
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen | |||
- antenne-installaties
|
5 m | |||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten |
2 m 4 m |
- er is ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 meter |
||
- stapmolens |
4 m | |||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied of, indien geen voorerfgebied aanwezig is, buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1b) | ||
- geluidwerende/ geluidreducerende voorzieningen waaronder geluidschermen op het perceel aan Arnhemseweg 445-449 te Beekbergen, indien noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de geluidsnormen op grond van de Wet milieubeheer |
3 m |
|
||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak/bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde:
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsactiviteiten uitgesloten.
Agrarische bedrijvigheid is uitsluitend als nevenactiviteit toegestaan, mits dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.1 onder a bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende aanduidingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad.
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing |
Maximum oppervlakte |
Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen met dien verstande dat: - ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de aangegeven waarde |
bestaande goothooge |
bestaande bouwhoogte |
- bedrijfswoningen zijn niet toegestaan - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
|||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
|||||||
- antenne-installaties
|
15 m | ||||||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.
bebouwing |
Maximum oppervlakte /inhoud |
Maximum goothoogte |
Maximum bouwhoogte |
Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | - bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ' maximum bebouwingspercenta ge (%)' |
|
8,5 m. |
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (6.3a) |
Bedrijfswoningen | - 700 m³ per bedrijfswoning | 4 m | - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal woning is toegestaan of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan | |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 50 m² | bijgebouw: 3 m | bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m |
- de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (6.3a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: | ||||
- antenne-installaties | 15 m | |||
- voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
10 m | |||
- geluidwerende voorzieningen |
2,5 m | |||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied of, indien geen voorerfgebied aanwezig is, buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 m (6.3c) | ||
- overig |
6 m |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden voor:
Bedrijven die in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen Bedrijventerrein nader zijn aangeduid met de aanduiding 'R' van risico zijn slechts toelaatbaar in een lagere categorie dan is toegestaan op grond van de in lid 6.1 onder a genoemde bedrijven.
De niet bebouwde grond mag uitsluitend als bedrijfsterrein, tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt, met dien verstande dat gebruik als opslagterrein vóór de naar de wegzijde gekeerde bouwgrens niet is toegestaan.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:
Afwijken als bedoeld in sublid 6.5.1 is alleen mogelijk:
De voor 'Gemengd - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.4 genoemde afwijkingen.
bebouwing |
Maximum oppervlakte /inhoud |
Maximum goothoogte |
Maximum bouwhoogte |
Bijzondere regels |
Woningen | bestaand | bestaand | bestaand | - per bouwvlak is één woning toegestaan, met uitzondering van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel', hier is geen woning toegestaan |
Gebouwen | bestaand, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' | bestaand | bestaand | |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: |
||||
- voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken
|
10 m | |||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m | ||
- antenne-installatie
|
15 m | |||
paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten |
2 m 4 m |
- per woning is ten hoogste één paardenbak toegestaan - de afstand van een paardenbak tot een (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 m |
||
- stapmolens |
4 m | |||
- overig | 6 m |
|
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 van dit teneinde de te bebouwen grondoppervlakte en de inhoud met maximaal 15% te vergroten, mits:
De voor 'Gemengd - Landgoed Spelderholt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 8.3 genoemde afwijkingen.
Bebouwing |
Maximum oppervlakte /inhoud |
Maximum goothoogte |
Maximum bouwhoogte |
Bijzondere regels |
Woningen | 600 m3 |
6 m | - ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is per bouwvlak ten hoogste 1 woning toegestaan | |
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning | 60 m² | bijgebouw: 3 m |
bijgebouw: 6 m overkapping: 3 m |
- situering van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (8.3)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publiekgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan |
Gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen | 12 m2 | het is niet toegestaan ten behoeve van sportvoorzieningen verlichting te realiseren | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
||||
- paardenbakken |
1 m | |||
- stapmolens |
6 m | |||
- erf- en terreinafscheiidingen |
2 m | |||
- zwembaden |
75 m2 | 0,5 m | ||
- overig |
6 m |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 8.2 bepaalde dat vrijstaande bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd.
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing |
Maximum bouwhoogte |
Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen
|
2,5 m
|
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de bijzondere landschapselementen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
In afwijking van dan wel in aanvulling op het bepaalde in artikel 9.1 geldt dat de gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van de ontsluiting van de aangrenzende gronden, mits de visuele afscheiding van de groenbeplanting in hoofdzaak behouden blijft en de voorkomende landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 10.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de aangegeven waarde |
bestaande goothoogte |
bestaande bouwhoogte |
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
|||
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m - het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing |
||||
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 100 m² | 3 m | 5 m |
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
|||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
|||||||
- erf- en terrein-afscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (10.4.1b) | |||||
- antenne-installaties
|
15 m | ||||||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Het gebruik van gebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten horecatypen dan wel voorkomen in een hogere categorie van bedoelde lijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad.
Afwijken als bedoeld in sublid 10.6.1 is alleen mogelijk voor zover voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast en er geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 11.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | - 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen met dien verstande dat: ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de aangegeven waarde. |
bestaande goothoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven waarde geldt.
|
bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven waarde geldt. |
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m. |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' de hoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven. |
de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde.
|
- per maatschappelijke voorziening is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m - het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing |
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
|
100 m2 | 3 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
|
5 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde
|
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: | ||||
- erf- en terrein-afscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (11.4.1b) | ||
- antenne-installaties
|
15 m |
|||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten |
2 m 4 m |
- één paardenbak toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter |
||
- stapmolens |
4 m | |||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.2 bepaalde:
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Het gebruik van gebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Het gebruik van gebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten is alleen toegestaan voor zover:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 12.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing |
Maximum oppervlakte /inhoud |
Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven oppervlakte | 5 m
|
8 m
|
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
|||
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld; - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m - het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing |
||||
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 100 m2 | 3 m | 5 m | - situering in achtererfgebied (12.4.1a) | |||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: | |||||||
- erf- en terrein-afscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (12.4.1b) | |||||
- antenne-installaties | 15 m |
||||||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.2 bepaalde:
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m - het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing |
||||
Bouwwerken t.b.v. beheeractiviteiten en natuureducatie
|
bestaand | 3 m |
|
||||
Voorzieningen t.b.v. een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' | 32 m2 | bestaand | bestaand | ||||
Gebouwen en overkappingen, uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak | bestaand | 4 m | 10 m | ||||
Een gebouw voor opslag en stalling ten behoeve van het beheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur' | bestaand | bestaand | bestaand | ||||
Een kiosk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kiosk' | |||||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: | - het oprichten van hekwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen, is niet toegestaan (13.3.1)
- lichtmasten en andere vormen van verlichting zijn niet toegestaan |
||||||
- hoogzit |
5 m | ||||||
- bouwwerken t.b.v. recreatief
medegebruik
|
4 m | ||||||
- uitkijktoren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren'' |
25 m | ||||||
- overige |
2,5 m |
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 13.2 bepaalde voor het oprichten van hekwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen, indien dit met het oog op het beheer en de ontwikkelig van het natuurgebied niet onaanvaardbaar is.
Afwijken als bedoeld in sublid 13.3.1 is alleen mogelijk:
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Extensief grondgebonden agrarisch gebruik is uitsluitend toegestaan voor zover dit ten dienste staat van het natuurbeheer.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 13.4 bepaalde teneinde fietspaden op een afstand tot ten hoogste 25 m uit de kant van de rijbaan aan te leggen, mits dat noodzakelijk is in verband met de ruimtelijke inrichting van de gronden.
De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 48 lid 48.3 van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van bebouwing ten behoeve van het behoud, bescherming en beheer van natuur, natuureducatie en -recreatie zoals ecoducten, een uitkijktoren en een natuurtransferia.
De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 14.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |||
Gebouwen en overkappingen | 50 m2 | 4 m | 5 m | - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' is één recreatiewoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' - bij recreatiewoningen mogen geen bijgebouwen worden gebouwd |
|||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen | 2,5 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (14.4.1) |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 14.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding in voorerfgebied tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 15.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoog t e | Bijzondere regels |
Gebouwen: |
||||
- groepsaccommodatie | de oppervlakte zoals aangegeven in Bijlage 13 van de Bijlagen bij de regels |
6 m | ||
- voorzieningen |
de oppervlakte zoals aangegeven in Bijlage 13 van de Bijlagen bij de regels (15.4.1a,b), met dien verstande dat: - nieuwe sanitaire voorzieningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak sanitaire voorzieningen' waarbij geldt dat het oppervlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven; |
3 m | 6 m | - voor het bepalen van de oppervlakte aan voorzieningen worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld. |
- winkels | de oppervlakte zoals aangegeven in Bijlage 13 van de Bijlagen bij de regels (15.4.1a,c)
|
3 m | 6 m | |
- recreatiewoningen
|
75 m2/300 m3 per recreatiewoning
|
4 m | 5 m | - het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in Bijlage 13 van de Bijlagen bij de regels; - bij recreatiewoningen en trekkershutten zijn geen bijgebouwen toegestaan - het in artikel 47 lid 47.1 onder d en artikel 48 lid 48.1 onder b bepaalde is niet van toepassing op de maximum inhoud per recreatiewoning |
- stacaravans
|
55 m2 (15.4.1 e) | 3,50 m | ||
- trekkershutten
|
25 m2 |
4 m | - het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal | |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m - het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 100 m2 | 3 m | 5 m | - situering in het achtererfgebied (15.4.1d)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bijgebouwen bij stacaravans
|
6 m2 | 3 m | - bij de ingang van een stacaravan is een aanbouw toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 3 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,50 m | |
Dependances | 65 m2 | 3 m | 5 m | - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 100 m2 bedragen - een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen - bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m | ||
- antenne-installaties | 15 m |
|||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.2 bepaalde:
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 48 lid 48.3 van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing |
Maximum oppervlakte |
Maximum goothoogte |
Maximum bouwhoogte |
Bijzondere regels |
Gebouwen | De oppervlakte mag niet meer mag bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)'. | 4 m | 8 m | - gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, uitgezonderd gebouwen met een oppervlakte kleiner dan 50 m2, een gebouw/overkapping ten behoeve van de driving range met een oppervlakte van 300 m2 en een gebouw met een oppervlakte van 150 m2 . |
Bedrijfswoning | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - binnen de bestemming 'Sport - Golfbaan' is één bedrijfswoning toegestaan - de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning | 100 m² per bedrijfswoning | 3 m | 5 m | - voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning, meegeteld - situering in het achtererfgebied |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
75 m² per bedrijfswoning | |||
- erf- en terreinafscheidingen |
2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m | ||
- antenne-installaties
|
15 m | |||
- lichtmasten |
15 m | |||
- overkappingen
|
6 m | |||
- zwembaden |
0,5 m | |||
- overig | 2,5 m |
|
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 17.4 genoemde afwijkingen.
bebouwing |
Maximum oppervlakte /inhoud |
Maximum goothoogte |
Maximum bouwhoogte |
Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen
|
125% van de bestaande per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen, met dien verstande dat: - ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' het oppervlak per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan aangegeven. |
bestaande goothoogte | bestaande bouwhoogte | - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen niet meegeteld - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - per manege/ gebruiksgerichte
paardenhouderij is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 100 m2 | 3 m | 5 m | - situering in het achtererfgebied
(17.4.1a) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen: |
||||
- erf- en terreinafscheidingen |
2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (17.4.1b)
|
||
- antenne-installaties
|
15 m | |||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten |
2 m 6 m |
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 meter |
||
- stapmolens |
6 m | |||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:
Naast de algemene gebruiksregels van artikel en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk gelden de volgende specifieke regels.
Agrarische bedrijvigheid is uitsluitend als toegestaan en uitsluitend indien dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.
De voor 'Sport - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema:
Bebouwing |
Maximum oppervlakte /inhoud |
Maximum goothoogte |
Maximum bouwhoogte |
Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 110 % van de bestaande oppervlakte aan gebouwen en overkappingen | bestaande goothoogte | bestaande bouwhoogte | - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: |
||||
- erf- en terreinafscheidingen |
2 m | |||
- overig |
2,5 m |
De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: |
||||
- antenne-installaties
|
15 m | |||
- overig |
2,5 m |
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: |
||||
- antenne-installaties |
15 m | |||
- speel- en klimtoestellen |
6 m | |||
- overig |
2,5 m |
De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing | Maximum oppervlakte | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde: |
||||
- antenne-installaties
|
15 m | |||
- overkappingen |
3 m | |||
- overig |
2,5 m |
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, oeverbeschoeiingen,onderhoudspaden en aanlegplaatsen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.
Bebouwing
|
Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | ||||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 6 m | - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd - zie tevens de algemene Keur van het Waterschap |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaats en afmetingen van bouwwerken geen gebouwen zijnde in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 23.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximum oppervlakte /inhoud | Maximum goothoogte | Maximum bouwhoogte | Bijzondere regels | |
Hoofdgebouwen
|
700 m3, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume', dan wel de bestaande inhoud van het oorspronkelijke hoofdgebouw indien het een gesplitste woning betreft, waarvoor toestemming is verleend. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' mag de oppervlakte niet meer bedragen dan de aangegeven waarde |
4 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' |
geen maximum, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven waarde geldt | - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' is één hoofdgebouw toegestaan, met uitzondering van bestemmingsvlakken die zijn voorzien van een bouwvlak, in dat geval is één hoofdgebouw per bouwvlak toegestaan; - per hoofdgebouw is één woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', in welk geval het aangegeven aantal aaneengebouwde woningen is toegestaan - ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan; - ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat voor het bepalen van de oppervlakte onderdoorgangen tussen twee woningen niet worden meegeteld, voorzover het totale oppervlakte van onderdoorgangen niet meer dan 150 m² bedraagt - ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' is uitsluitend een appartementengebouw voor 20 appartementen met parkeerkelder toegestaan; - voor het bepalen van de inhoud van de woning worden inpandige garages en bergingen meegeteld - de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor hoofdgebouwen en die gelegen zijn binnen een afstand van 100 m, gerekend vanaf de westoever van het Apeldoorns Kanaal en tevens daar met hun voorgevel op zijn georiënteerd, geldt dat de voorgevelbreedte niet meer dan 7 m mag bedragen en de nokrichting haaks op de wegas dient te zijn georiënteerd - de afstand van het hoofdgebouw aan Dalenk 21 te Loenen tot de openbare weg bedraagt ten minste 15 m - de afstand van het hoofdgebouw aan Veldhuizen 10 en 24 te Loenen tot de as van de dichtsbijzijnde weg bedraagt minimaal 20 m, dan wel de bestaande afstand indien die minder is - de afstand van een op te richten hoofdgebouw tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m - het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing - de totale oppervlakte aan aan- of, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen - recreatieve zorgverblijven zijn uitsluitend toegestaan binnen het hoofdgebouw tot een oppervlakte van 120 m² |
|
Bijgebouwen en overkappingen
|
100 m² per hoofdgebouw, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen' (23.4.1 a) |
3 m | 5 m | - voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw meegeteld - situering in het achtererfgebied, met dien verstande dat: - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - situering' bijgebouwen en overkappingen ook voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden opgericht (23.4.1b) - ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - situering bijgebouwen' bijgebouwen en overkappingen ten minste 15 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd, moeten worden gesitueerd (23.4.1b) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan - in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor ingevolge sublid 23.6.2 is afgeweken van de gebruiksregels - de totale oppervlakte aan aan- of, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen - op de gronden met de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de bouwpercelen aan Molen-Allee 7 en 9 te Loenen, zijn bijgebouwen tevens toegestaan buiten het bouwvlak |
|
Dependances | 65 m2 | 3 m | 5 m | - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 100 m2 bedragen - een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen - bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan |
|
Sanitairgebouw bij kampeermiddelen | 25m2 | 3 m | 5 m | - ten hoogste één sanitairgebouw per kampeerterrein toegestaan. | |
Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf' | bestaand | bestaand | bestaand | ||
Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalliing' | bestaand | bestaand | bestaand | ||
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
|
|||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m |
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (23.4.1c)
|
|||
- zwembaden | 75 m2 per hoofdgebouw | 0.5 m |
|
||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten |
2 m 4 m |
- per hoofdgebouw mag 1 paardenbak worden aangelegd, ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-situering' een paardenbak ook voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag worden opgericht - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 m |
|||
- stapmolens | 4 m |
||||
- geluidwerende schermen |
3 m | ||||
- overig | 2,5 m | - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 23.6.1 z ijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een tennisbaan toegestaan tot een hoogte van ten hoogste 5 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak/bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.2 bepaalde:
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de woning ter plaatse van Hoge Bergweg 14 te Beekbergen als burgerwoning zonder dat binnen 0,5 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan een geluidsscherm van 2,75 m langs de westzijde van de tennisbaan is gerealiseerd.
De aanleg van en het gebruik van gronden als tennisbaan met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet toegestaan.
Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning ter plaatse van Imbosweg 32 te Loenen wordt slechts verleend indien vaststaat dat de gronden landschappelijk worden ingericht en in stand worden gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als Bijlage 7 van de Bijlagen bij de regels is opgenomen.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning ter plaatse van Kanaal Zuid 378 te Lieren wordt slechts verleend indien vaststaat dat de gronden landschappelijk worden ingericht en in stand worden gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als Bijlage 6 van de Bijlagen bij de regels is opgenomen.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een dependance ter plaatse van Wilmalaan 1 te Lieren wordt slechts verleend indien vaststaat dat de dependance wordt gebouwd met een dove gevel aan de zijde van de A50.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.5 bepaalde voor de aanleg van en het gebruik van gronden als tennisbaan, mits:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.1 bepaalde teneinde:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.1 onder d en lid 23.5.4 onder g bepaalde teneinde het uitoefenen van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten toe te staan voor zover deze behoren tot categorie 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst onder categorie 2 genoemde activiteiten, met dien verstande dat het in lid 23.5.4 bepaalde onverkort van toepassing is.
De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse brandstofleiding.
Op de gronden als bedoeld in lid 24.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de brandstofleiding worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 24.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding;
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover bestemmingsvlakken van verschillende dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang.
Op de gronden als bedoeld in sublid 25.1.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 25.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.
Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet toegestaan.
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding.
Op de gronden als bedoeld in lid 26.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsleiding worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 26.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse riooltransportleiding.
Op de gronden als bedoeld in lid 27.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de riooltransportleiding worden gebouwd.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 27.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Gebouwen dienen van een kap te worden voorzien. Bij het toepassen van deze regel worden buiten beschouwing gelaten dan wel uitgezonderd:
Voor zover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan de in lid 29.2.1 voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afdekking en nokrichting van gebouwen wanneer dit noodzakelijk is in verband de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit zoals dat door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 29.2.1 bepaalde, mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
Overtreding van het in sublid 30.1.1 bepaalde is een strafbaar feit.
Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 30.2.1 onder h bepaalde voor het gebruiken van gebouwen als geurgevoelig object mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van omliggende agrarische.
Overtreding van het in sublid 30.2.1 onder a tot en met g bepaalde is een strafbaar feit.
Als gebruik in strijd met het plan geldt het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto's en fietsen ter plaatse van de eigen kavel en/of het openbaar gebied. Dit volgens de nota 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op PM, dan wel haar rechtsopvolger.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto's ter plaatse van de eigen kavel en/of het openbaar gebied. Dit volgens de nota 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op PM, dan wel haar rechtsopvolger.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.3.1 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. Dit volgens de nota 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op PM, dan wel haar rechtsopvolger.
Afwijken als bedoeld in lid 30.3.3 is alleen mogelijk indien:
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie ' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het -met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie- niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies, zoals vrijkomende agrarische bebouwing, om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bescherming van de grondwaterkwaliteit worden opgericht.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 33.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de grondwaterkwaliteit en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de waterwinning.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de waterwinning worden opgericht.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 34.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterwinning en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Apeldoorns Kanaal' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
Ter plaatse van de aanduiding overige zone - archeologische waarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat er bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m², dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van het water worden opgericht.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 37.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden en dit niet leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit, aantasting van de morfologie van beken, vennen en waterlopen en/of een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden danwel de landschappelijke waarden van het beekdal.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen':
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Ter plaatse van de aanduiding overige zone - beslotenheid' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van kavelgrensbeplantingen en beplanting langs wegen en paden.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud bescherming, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de ouderdom, zeldzaamheid en gaafheid van:
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de ouderdom, zeldzaamheid en gaafheid van:
Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' op een wijze die leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke cultuurhistorische kenmerken of cultuurhistorische waarden van het gebied.
Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten en omgevingscondities die aan de realisering van de Groene Ontwikkelingszone in de weg staan.
Ter plaatse van de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
Ter plaatse van de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Ter plaatse van de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
Ter plaatse van de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het instandhouden van de openheid van het landschap.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap broeklanden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het instandhouden van de openheid van het landschap, alsmede behoud en versterking van elzensingels op de perceelscheidingen.
Ter plaatse van de aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan is vastgesteld dat er zich een of meer behoudenswaardige archeologische vindplaatsen bevinden.
Ter plaatse van de aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduidingsgrens van de aanduiding veiligheidszone - lpg' te wijzigen indien dat vanwege wijziging in de regelgeving omtrent externe veiligheid mogelijk of noodzakelijk is.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het binnen dan wel direct aansluitend aan bestemmingsvlakken met de bestemming Bedrijf, Horeca, Maatschappelijk, Sport - Manege of Wonen en bouwvlakken op gronden met de bestemming Agrarisch het bouwen van op de grond staande zonnepanelen inclusief bijbehorende voorzieningen.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor het splitsen een woning respectievelijk een bedrijfswoning in ten hoogste 2 zelfstandige (bedrijfs-)wooneenheden.
Afwijken als bedoeld in lid 47.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.
Het in lid 47.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 52 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming 'Agrarisch', 'Bedrijf' of 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:
Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.
Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 51.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.
Bestemming/ aanduiding | Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt | Specifieke beoordelingscriteria | ||
Bestemming Agrarisch | - het aanleggen van recreatieve wegen, paden en parkeervoorzieningen - het verharden van bestaande onverharde wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen |
- aangetoond wordt dat de werkzaamheid niet leidt tot een significante toename van de stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied - de recreatieve betekenis en het landelijke karakter blijven behouden - de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik - de infiltratie in de bodem blijft behouden |
||
Bestemming Groen - Landschapselement | het vellen van houtopstanden | - de landschappelijke waarden van het betreffende landschapselement als geheel wordt niet onevenredig aangetast, dan wel wordt aangetoond dat na afloop van de werkzaamheden houtopstanden opnieuw worden aangeplant, zodanig dat de waarden van het landschapselement hersteld worden - de werkzaamheden zijn nodig voor het gebruik en beheer van omliggende gronden |
||
bestemming Natuur | het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden - het verharden van bestaande onverharde wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen - het aanbrengen van ondergrondse leidingen |
- de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het agrarisch medegebruik van de gronden - de recreatieve betekenis en het landelijke karakter blijven behouden - de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik - de infiltratie in de bodem blijft behouden - aanwezige kwetsbare vegetaties blijven behouden - de recreatieve betekenis blijft behouden - de ondergrondse leidingen zijn noodzakelijk voor het terreinbeheer dan wel het openbaar nut |
||
Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied | het vellen van houtopstanden | - de herkenbaarheid van de laanbeplanting als geheel wordt niet onevenredig aangetast, dan wel wordt aangetoond dat na afloop van de werkzaamheden houtopstanden opnieuw worden aangeplant, zodanig dat de waarden van de laanbeplanting hersteld worden | ||
aanduiding 'karakteristiek'. | het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing | - de kosten van het in stand houden van de bebouwing zijn, gezien de aanwezige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing, aantoonbaar onevenredig in verhouding tot het cultuurhistorische belang van handhaving van de bebouwing; de aanvrager dient dit aan te tonen door een deskundigenrapport in te dienen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist. | ||
aanduiding overige zone - archeologische waarden | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m²; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m² |
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld | ||
aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² ; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² |
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld | ||
aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m² ; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m² |
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld | ||
aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden | - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting; - graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m²; - aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m² |
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld | ||
aanduiding overige zone - Apeldoorns Kanaal | - het vellen van houtopstanden | - Het samenhangend geheel van waterweg, dijken, jaagpad, weg, houtopstanden, bruggen en aanliggende beheerderswoningen mag niet worden aangetast. | ||
aanduiding overige zone - beken en sprengen | - de aanleg van beplanting - het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding, zoals de wateraan- en afvoer, beïnvloeden door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het verbreden en verdiepen, verbeteren en dempen van watergangen en greppels, en het slaan van putten |
- er wordt aangesloten bij bestaand massa's (bebouwing en beplanting) waardoor bestaande open gebieden open blijven - er wordt geen aaneengesloten beplanting (bijv. bos, boomgaard, kwekerij) aangelegd. - aanleg van elzensingels en knotwilgen is wel toegestaan. - de herkenbaarheid van de het beekdal mag niet worden aangetast. - de hoge grondwaterstanden alsmede het optreden van kwel blijven behouden - de differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden - de waterkwaliteit blijft behouden - de morfologie beken en waterlopen blijft behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden |
||
aanduiding overige zone - beslotenheid | het graven en dempen van sloten, aanleggen van drainage en diepploegen |
- de hoge grondwaterstanden alsmede het optreden van kwel blijven behouden - de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijven behouden - de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden - de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden - de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het agrarisch gebruik van de gronden |
||
aanduiding overige zone - cultuurhistorisch gebied | - de aanleg van beplanting en het ophogen van gronden met meer dan 1 m - het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden - het graven en dempen van sloten, aanleggen van drainage en diepploegen |
- er wordt aangesloten bij bestaande massa's (bebouwing en beplanting) waardoor gebieden met historische openheid, open blijven - de cultuurhistorische herkenbaarheid moet behouden blijven. - de cultuurhistorische herkenbaarheid moet behouden blijven. - de cultuurhistorische herkenbaarheid moet behouden blijven. |
||
aanduiding overige zone - open landschap | - de aanleg van beplanting - het ophogen van gronden met meer dan 1 m |
- er wordt aangesloten bij bestaande massa's (bebouwing en beplanting) waardoor bestaande open enken open blijven - er wordt geen aaneengesloten beplanting (bijv. bos, boomgaard, kwekerij) aangelegd. - het ophogen mag niet leiden tot vermindering van de herkenbaarheid van de enk. |
||
aanduiding overige zone - open landschap broeklanden | - de aanleg van beplanting - het dempen, graven, vergraven, verleggen, afdammen of herprofileren van waterlopen, watergangen en/of waterpartijen |
- er wordt geen aaneengesloten beplanting (bijv. bos, boomgaard, kwekerij) aangelegd. - aanleg van elzensingels en knotwilgen is wel toegestaan. - de herkenbaarheid van de broeklanden mag niet worden aangetast. |
||
Bestemming Water, aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermings gebied, aanduiding milieuzone - waterwingebied | het dempen, graven, vergraven, verleggen, afdammen of herprofileren van waterlopen, watergangen en/of waterpartijen |
- de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit wordt niet angetast - bij de waterbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden |
||
Bestemming Leiding - Gas | het planten of rooien van diepwortelende beplanting of bomen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven, het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden, het permanent opslaan van goederen, het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren |
- de veiligheid - het doelmatig functioneren van de leiding - bij de leidingbeheerder is schriftelijk advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht, alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden |
||
Bestemming Leiding -
Hoogspanning, Leiding -
Riool
|
het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen of oppervlakteverhardingen, het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven, het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden |
- de veiligheid - het doelmatig functioneren van de leiding - bij de leidingbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding, alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden |
Het in lid 51.1 opgenomen verbod geldt niet:
Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 51 lid 51.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 51.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Deze algemene beoordelingscriteria zijn niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het slopen van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
Indien lid 52.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.27, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 52.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Beekbergen en Loenen.
Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn
d.d. nr.
Mij bekend,
de griffier,
namens hem:
Pieter Guis
manager Team Omgevingsrecht & Advies