direct naar inhoud van REGELS
Plan: Buitengebied Beekbergen en Loenen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1141-ont1

REGELS

behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied Beekbergen en Loenen

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Buitengebied Beekbergen en Loenen met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1141-ont1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een hoofdgebouw toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.7 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Indien op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de bestemming of indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt het achtererfgebied bepaald door het hoofdgebouw, de woning of een van de andere hiervoor bedoelde gebouwen, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij openbaar toegankelijk gebied.

1.8 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.9 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.10 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bedrijfsmatige exploitatie

Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatieverblijven, waarbij voor recreatieverblijven geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.14 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.15 beperkt kwetsbaar object

Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub 1.

1.16 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.17 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerk dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.18 bestaande ammoniakemissie
  • a. De activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 7 lid 5 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming, welke zijn opgenomen in Bijlage 2 van de Bijlagen bij de regels, of
  • b. Indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: een aan het bedrijf ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan reeds verleende omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu, danwel een melding op grond van het activiteitenbesluit, welke zijn opgenomen in Bijlage 2 van de Bijlagen bij de regels.
1.19 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.24 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.27 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.28 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van het hoofdgebouw.

1.29 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 detailhandel in ambulante goederen

detailhandel in niet volumineuze markt - en faillissementgoederen die tijdelijk ter plaatse worden verhandeld, niet zijnde textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotsmiddelen en huishoudelijke artikelen.

1.31 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.32 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 gebruiksgerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone, waaronder begrepen een pensionstalling.

1.35 geitenhouderij

Een veehouderij met geiten.

1.36 geurgevoelig object

Een gebouw dat is bestemd voor en dat blijkens aard, indeling en inrichting geschikt is voor wonen of menselijk verblijf en dat daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt.

1.37 glastuinbouwbedrijf

Een bedrijf en/of bedrijfsonderdeel dat is gericht op de teelt of veredeling van gewassen, geheel of nagenoeg geheel met behulp van een glasopstand met een oppervlakte van ten minste 2.500 m2, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.38 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

1.39 grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat overwegend afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende gronden als agrarisch productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond, waaronder begrepen grondgebonden veehouderij.

1.40 grondgebonden veehouderij

Een agrarisch bedrijf dat overwegend gericht is op het houden van dieren en voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort.

1.41 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.42 hotel

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verstrekken van nachtverblijf voor beperkte duur.

1.43 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.44 kas

Een gebouw, bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van gewassen.

1.45 kavel

De bij een bestaand of te realiseren gebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.46 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.47 kwetsbaar object

Object zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen artikel 1 sub 2.

1.48 lawaaisporten

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.49 loonbedrijf

Een bedrijf dat zich, met behulp van werktuigen en apparatuur, richt op het leveren van diensten op het gebied van cultuurtechniek en van grond-, weg- en waterbouw.

1.50 manege

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.

1.51 nevenactiviteit

Een activiteit die uitsluitend naast een feitelijk aanwezige hoofdfunctie en uitsluitend door de bewoner en/of ondernemer van die hoofdfunctie uitgeoefend kan worden en wat betreft vloeroppervlakte ondergeschikt is aan die hoofdfunctie.

1.52 niet-grondgebonden veehouderij

Veehouderij die beschikt over onvoldoende agrarische cultuurgrond in de omgeving van de bedrijfsgebouwen om 50% van de benodigde diervoeding zelf te kunnen produceren.

1.53 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.54 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.55 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.56 peil

Het peil gemeten vanaf het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte bouwterrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf de aansluitende, afgewerkte gemiddelde maaiveldhoogte.

1.57 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  • a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente, en/of
  • b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.58 productiegerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.59 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.60 recreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie, in de vorm van paardrijden, wandelen, trimmen, fietsen, mountainbiken, picknicken en daarmee te vergelijken recreatievormen, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.61 recreatief zorgverblijf

recreatieverblijf ten behoeve van mensen met een functionele beperking.

1.62 recreatieverblijf

Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.63 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.64 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.65 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  • c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  • e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.66 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, die gedurende het hele jaar gebruikt worden voor recreatieve doeleinden door wisselende personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.67 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen die toegepast worden om de teelt van groente, fruit, bomen of potplanten te bevorderen en te beschermen, zoals tunnelkassen, containerteelt, schaduwhallen, hagelnetten, stellingen en regenkappen.

1.68 trekkershut

Een gebouw geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.69 tunnelkas

Elke constructie, geen gebouw zijnde, van hout, metaal of anderszins die met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.70 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.71 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten, recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.72 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.73 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.74 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.75 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.76 woonadres
  • a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten.
  • b. Het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.77 wooneenheid

Een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.78 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.79 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.80 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.81 zorgboerderij

Een voorziening in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.4 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

Ingeval geen bouwvlak dan wel aanduidingsvlak is aangegeven wordt onder bebouwingspercentage verstaan de in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bebouwing in een bestemmingsvlak tot de oppervlakte van het bestemmingsvlak, per kavel gemeten.

2.5 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.7 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwingsschema

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum
oppervlakte /inhoud  
Maximum goothoogte    Maximum
 bouwhoogte   
Bijzondere regels  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen
















 
bouwvlak, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'   4 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'   12 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'
 
- de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kas';
- de oppervlakte aan kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas' bedraagt ten hoogste 18.300 m²;
- de afstand van op te richten kassen tot niet bij het bedrijf behorende woningen bedraagt ten minste 30 m
- in afwijking van het hiervoor en het in artikel 29 sublid 29.1.1b bepaalde zijn bestaande gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan, met de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte als maxima
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouwen voor houden vee uitgesloten' is het oprichten van gebouwen voor het houden van vee niet toegestaan  
Een gebouw voor opslag en stalling ten behoeve van het beheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur'   bestaand   bestaand   bestaand    
Bedrijfswoningen   700 m3

 
4 m     - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', is het aangegeven aantal aaneengebouwde bedrijfswoningen toegestaan;
- voor het bepalen van de inhoud worden de deel, inpandige garages en bergingen meegeteld;
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande niet bij het betreffende bedrijf behorende kassen bedraagt ten minste 30 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   75 m2   3 m   5 m   - situering in het achtererfgebied (3.4.1a)
- de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor ingevolge sublid 3.6.2 is afgeweken van de gebruiksregels  
Dependances   65 m2   3 m   5 m   - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 100 m² bedragen
- een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen
- bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan  
Bouwwerk, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
      - bouwwerk, geen gebouwen zijnde zijn oppervlakte uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen   
- mestvergistingsinstallaties
 
    4 m   - uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan en enkel toegestaan voor eigen gebruik;  
- mestsilo's
 
    10 m    
- sleufsilo's
 
2.500 m2     4 m
 
 
- mestzakken en mestopslagplaatsen
 
    2 m    
- erf- en terreinafscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied of, indien geen voorerfgebied aanwezig is, buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 m (3.4.1e)   
- antenne-installaties
 
    15 m    
- bouwwerk voor teeltondersteunende voorzieningen       1,5 m
 
- het buiten het bouwvlak oprichten van bouwwerk, geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen is
uitsluitend toegestaan voor zover de gronden niet zijn voorzien van de aanduiding 'overige zone - open landschap'  
- paardenbakken:
- omheiningen
- lichtmasten
   
   
2 m
6 m  
voor zover het geen bestaande paardenbak betreft gelden de volgende regels:
- indien de paardenbak geen onderdeel vormt van het agrarisch bedrijf als bedoeld in lid 3.1 is er ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 meter;
- uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 47.2 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan  
- stapmolens       6 m
 
 
- overig
 
    6 m    

3.2.2 Voorwaardelijke verplichting Nieuwe Voorweg 23 te Lieren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen wordt slechts verleend indien vaststaat dat de gronden landschappelijk worden ingericht en in stand worden gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als Bijlage 5 van de Bijlagen bij de regels is opgenomen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde:

  • a. teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan;
  • b. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen met een goothoogte van ten hoogste 6 meter, indien dat noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
  • c. voor het buiten het bouwvlak oprichten van bouwwerken, niet zijnde stalruimte voor de niet-grondgebonden veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'niet grondgebonden', met een oppervlakte van ten hoogste 50 m2 per agrarisch bedrijf en een hoogte van ten hoogste 3 m, mits dat noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering en de bebouwing niet binnen het bouwvlak zelf kan worden opgericht;
  • d. voor het, zonder dat een bouwvlak aanwezig is, oprichten van een stalruimte voor hobbymatig agrarisch gebruik waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat
  • e. voor het ten behoeve van de privacy in voorerfgebied bouwen van een erf- of terreinafscheiding bij bedrijfswoningen tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
  • f. voor het oprichten dan wel vergroten van sleufsilo's buiten het bouwvlak, mits:
    • 1. dat noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 2. de bebouwing aantoonbaar niet binnen het bouwvlak zelf kan worden opgericht;
    • 3. de totaal toegestane oppervlakte van 2.500 m2 niet wordt overschreden;
    • 4. de gehele sleufsilo direct aansluitend aan het betreffende bouwvlak gesitueerd wordt, waarbij de afstand tussen de sleufsilo en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak ten hoogste 50 meter bedraagt;
    • 5. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap; en
    • 6. de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad;
  • g. voor het oprichten dan wel vergroten van mestsilo's buiten het bouwvlak, mits:
    • 1. dat noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 2. de bebouwing aantoonbaar niet binnen het bouwvlak zelf kan worden opgericht;
    • 3. de gehele mestsilo direct aansluitend het betreffende bouwvlak gesitueerd wordt, waarbij de afstand tussen de mestsilo en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak ten hoogste 50 meter bedraagt;
    • 4. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap; en
    • 5. de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad;
  • h. voor het oprichten dan wel vergroten van agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde veestallen, buiten het bouwvlak, mits:
    • 1. dat noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 2. het geen veestallen betreft;
    • 3. de bebouwing aantoonbaar niet binnen het bouwvlak zelf kan worden opgericht;
    • 4. de gebouwen direct aansluitend aan het betreffende bouwvlak gesitueerd worden, waarbij de afstand tussen de gebouwen en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak ten hoogste 50 meter bedraagt;
    • 5. de totale oppervlakte aan bij het bedrijf behorende gebouwen buiten het bouwvlak en binnen 50 meter van het bouwvlak niet meer dan 500 m2 bedraagt;
    • 6. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap; en
    • 7. de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad.
3.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 3.4.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

3.5.1 Veehouderij algemeen
  • a. Het stallen van vee in stalruimte is uitsluitend toegestaan op de begane grond.
  • b. De vestiging van en de omschakeling naar een geitenhouderij is niet toegestaan.
3.5.2 Niet-grondgebonden veehouderij

Ter plaatse van de aanduiding 'niet grondgebonden' mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan bebouwing die binnen het bouwvlak voor de niet-grondgebonden veehouderij als stalruimte in gebruik is, als zodanig worden gebruikt, met dien verstande dat binnen het bouwvlak eenmaal per vijf jaar een uitbreiding van 500 m2 van de oppervlakte van een niet-grondgebonden veehouderijtak is toegestaan, mits

  • a. de bestaande ammoniakemissie wordt verlaagd;
  • b. het bepaalde sub a geldt niet voor het gebruik, waarbij het aantal stuks vee op gronden en in bebouwing binnen het agrarisch bouwvlak toeneemt en deze toename van de veestapel, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een zodanige toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden, in de periode waarvoor het programma als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, een waarde overschrijdt die is vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming.
3.5.3 Grondgebonden veehouderij

Ten behoeve van grondgebonden veehouderij mag uitsluitend de bestaande oppervlakte aan bebouwing die binnen een bouwvlak voor de grondgebonden veehouderij als stalruimte in gebruik is, als zodanig worden gebruikt, tenzij:

  • a. de bestaande ammoniakemissie wordt verlaagd;
  • b. het bepaalde sub a geldt niet voor het gebruik, waarbij het aantal stuks vee op gronden en in bebouwing binnen het agrarisch bouwvlak toeneemt en deze toename van de veestapel, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, niet leidt tot een zodanige toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in de maatgevende Natura 2000-gebieden, in de periode waarvoor het programma als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, een waarde overschrijdt die is vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming.
  • c. de oppervlakte aan bebouwing die binnen een bouwvlak voor de grondgebonden veehouderij als stalruimte in gebruik is, niet meer zal bedragen dan 1 hectare.
3.5.4 Wonen

Grond behorende bij woningen, maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' mag, als zijnde een aan het landelijk gebied verwante activiteit, gebruikt worden als moestuin.

3.5.5 Niet toegelaten bedrijven

Behoudens bestaande bedrijven zijn niet toegelaten:

  • a. wormen-, maden- en viskwekerijen en fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, voor zover dit in de open lucht plaatsvindt;
  • b. pelsdierhouderijen, voor zover dit in de open lucht plaatsvindt;
  • c. glastuinbouwbedrijven.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

3.5.6 Paardenbakken

Met uitzondering van bestaande paardenbakken is het niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van paardenbakken.

3.5.7 Nevenactiviteiten

Nevenactiviteiten, niet zijnde nevenactiviteiten als bedoeld in lid 3.1 sub i, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat een recreatieverblijf uitsluitend in de bedrijfswoning is toegestaan. Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten is niet toegestaan. De vloeroppervlakte die ten behoeve van de nevenactiviteiten mag worden gebruikt bedraagt niet meer dan 75 m2, met dien verstande dat de vloeroppervlakte die ten behoeve van detailhandel bij deze nevenactiviteiten mag worden gebruikt niet meer dan 100 m2 bedraagt.

3.5.8 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van opslag, waaronder kuilvoeropslag, en het ten behoeve daarvan aanleggen van verhardingen. Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Afwijkingsbevoegdheid voor het vergroten van de bestaande oppervlakte aan bebouwing van grondgebonden veehouderijen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5.3 bepaalde ten behoeve van het vergroten van het gebruik van de oppervlakte aan bebouwing die voor een grondgebonden veehouderij als stalruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:

  • a. de vergroting van het gebruik (hieronder mede verstaan het al dan niet geheel of gedeeltelijke omschakelen van land- en/of tuinbouw naar grondgebonden veehouderij) binnen het bouwvlak is toegestaan tot een omvang van ten hoogste 1,5 hectare;
  • b. de vergroting aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige en duurzame bedrijfsvoering;
  • c. aangetoond is dat de vergroting, gelet op de omvang, ligging en aard van de grondgebonden veehouderij ten opzichte van in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder veroorzaakt dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschaad; en
  • d. aangetoond is dat de wezenlijke kenmerken of waarden van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast vanwege de ammoniakdepositie, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
3.6.2 Afwijkingsbevoegdheid voor nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 en lid 3.5 sublid 3.5.7 ten aanzien van nevenactiviteiten bepaalde teneinde:

mits:

  • a. de vloeroppervlakte die voor de nevenactiviteiten wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 25% van de vloeroppervlakte die voor de hoofdfunctie wordt gebruikt, met een absoluut maximum van 500 m2;
  • b. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van de nevenactiviteiten zich beperkt tot gronden die direct aansluiten aan het bouwvlak;
  • c. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  • d. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • e. de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad.
3.6.3 Afwijkingsbevoegdheid voor nevenactiviteiten bij wonen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder i en lid 3.5 sublid 3.5.7 bepaalde teneinde nevenactiviteiten in de vorm kleinschalig kamperen behorende bij een woning maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' toe te staan, bestaande uit ten hoogste 25 standplaatsen uitsluitend ten behoeve van kampeermiddelen, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, mits:

  • a. een afstand van ten minste 200 m tussen kampeerterreinen wordt aangehouden;
  • b. realisatie van de standplaatsen binnen het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' aantoonbaar niet haalbaar is;
  • c. het gebruik van gronden buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de nevenactiviteiten zich beperkt tot gronden die direct aansluiten aan het bestemmingsvlak;
  • d. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  • e. de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
  • f. de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad.
3.6.4 Afwijkingsbevoegdheid voor recreatief medegebruik

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.1 onder k bepaalde teneinde overige vormen van recreatief medegebruik toe te staan, mits de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt en de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad.

3.6.5 Afwijkingsbevoegdheid voor buitenopslag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.5.8 bepaalde teneinde voeropslag aan toe te staan buiten het bouwvlak, mits dat noodzakelijk is in verband met een doelmatige bedrijfsvoering, de voeropslag niet binnen het bouwvlak zelf kan worden uitgevoerd en de gehele voeropslag direct aansluitend aan het betreffende bouwvlak gesitueerd wordt, waarbij de afstand tussen de voeropslag en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak ten hoogste 50 meter bedraagt.

3.6.6 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in subleden 3.6.1 tot en met 3.6.5 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast en rekening wordt gehouden met de belangen die het plan beoogt te beschermen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied, waaronder begrepen die van het Natura 2000-gebied en van het Gelders Natuur Netwerk, dan wel de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 48 lid 48.3 van toepassing.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van :

  • a. het realiseren van nieuwe waarden;  
  • b. het realiseren van een tweede agrarische bedrijfswoning, mits:
    • 1. dit bedrijfseconomisch aantoonbaar noodzakelijk is;
    • 2. de aard van het bedrijf blijvend toezicht vereist van twee personen op het bedrijf;
    • 3. het bedrijf ten minste twee maal de omvang heeft van een volwaardig agrarisch bedrijf, waardoor de continuïteit als tweemansbedrijf verzekerd is;
    • 4. de extra woning past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma.
  • c. het vergroten van de oppervlakte aan bebouwing die binnen het bouwvlak voor de niet-grondgebonden veehouderij als stalruimte in gebruik is ter plaatse van de aanduiding'niet grondgebonden' met meer dan 500 m2 per 5 jaar, mits wordt voldaan aan de randvoorwaarden en uitgangspunten die zijn gesteld in de 'Beleidsregel Plussenbeleid', die op PM is vastgesteld door de gemeenteraad, of haar rechtsopvolger.
  • d. het vergroten van een bouwvlak van een agrarisch bedrijf, niet aangeduid als 'niet-grondgebonden', tot een totale oppervlakte van ten hoogste 1,5 hectare, mits:
    • 1. dit voor een doelmatige en duurzame bedrijfsvoering aantoonbaar noodzakelijk is;
    • 2. aangetoond is dat de wezenlijke kenmerken of waarden van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast vanwege de ammoniakdepositie, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
  • e. het wijzigen van de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Natuur', mits er geen onevenredige belemmeringen voor de omgeving ontstaan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Toegelaten functies

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende 'Lijst van toegelaten bedrijfstypen';
  • b. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende 'Lijst van toegelaten bedrijfstypen' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • c. ter plaatse van het perceelsgedeelte met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - bedrijfsactiviteiten' zijn geen bedrijfsactiviteiten toegestaan;
  • d. een schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedijf - schildersbedrijf';
  • e. een handel-en reparatiebedrijf voor auto's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in auto's';
  • f. een reparatiebedrijf voor auto's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie van auto's';
  • g. een(vracht)autosloperij/(vracht)auto(materialen)handel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rubberhandel' zijn de volgende bedrijfsactiviteiten toegestaan:
    • 1. bewerking en handel in rubbermatten;
    • 2. bestaande detailhandel in ambulante goederen, alsmede in agrarische werkkleding en agrarisch schoeisel, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 1.200 m² mag bedragen;
    • 3. houtbewerking/handel (waaronder een kleine ambachtelijke zagerij), met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
  • i. een zand-en grindhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in zand en grind';
  • j. een sloopbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - sloopbedrijf';
  • k. een onderhoudsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - onderhoudsbedrijf';
  • l. een landbouwmechanisatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - landbouwmechanisatiebedrijf';
  • m. een groothandel in dierbenodigdheden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in dierbenodigdheden';
  • n. een bouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
  • o. een houthandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel';
  • p. een loon-en grondverzetbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf;
  • q. een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • r. detailhandel in woninginrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - woninginrichting';
  • s. detailhandel in brand-en explosiegevaarlijke goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel in brand-en explosiegevaarlijke goederen';
  • t. een opslagbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • u. een transportbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'transportbedrijf';
  • v. een paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • w. een hoveniersbedrijf en kwekerij ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • x. bedrijfswoningen;
  • y. detailhandelsbedrijven, uitsluitend in de vorm van:
    • 1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
    • 2. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
    • 3. bestaande detailhandelsbedrijven;
  • z. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • aa. tuin en/of erf;
  • ab. ontsluitingswegen;
  • ac. groenvoorzieningen;
  • ad. beroepsuitoefening aan huis;
  • ae. nutsvoorzieningen;
  • af. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3; met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
4.1.2 Niet toegelaten functies

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:

  • a. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. risicovolle inrichtingen, met uitzondering van bestaande risicovolle inrichtingen.
4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum
oppervlakte /inhoud  
Maximum goothoogte    Maximum
 bouwhoogte   
Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen









 
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' mag de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen, niet meer bedragen dan de aangegeven waarde, met dien verstande dat:
- in geval van uitbreiding van de bestaande oppervlakte van gebouwen en overkappingen dit niet mag leiden tot een gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen groter dan 1.000 m² en de oppervlakte van deze uitbreiding niet meer mag bedragen dan 250 m2;  
6 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde










 
8,5 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde














 
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen en dependances niet meegeteld
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- ter plaatse van het perceel Kruisweg 28 Beekbergen mag de oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 3.000 m2, waarbij geldt dat de oppervlakte van de hooimijt/gebouw niet meer dan de bestaande oppervlakte mag bedragen
- ter plaatse van het perceel Kruisweg 28 Beekbergen is situering van de hooimijt/gebouw tevens buiten het bouwvlak toegestaan en bedragen de goothoogte en bouwhoogte van de hooimijt/gebouw niet meer dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte  
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m     - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan
- ter plaatse van het perceel Kruisweg 28 Beekbergen is situering van de bedrijfswoning tevens buiten het bouwvlak toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   100 m2

 
3 m   5 m   - situering in achtererfgebied (4.4.1a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan
- ter plaatse van het perceel Kruisweg 28 Beekbergen is situering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning tevens buiten het bouwvlak toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, ter plaatse van Kruisweg 28 te Beekbergen:          
- voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken
 
    10 m    
- overig
 
      2 m    
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
      - bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor teeltondersteunende voorzieningen   
- antenne-installaties
 
      5 m    
- paardenbakken:
- omheiningen

- lichtmasten
 
       
2 m

4 m  
- er is ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning toegestaan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 meter  
- stapmolens
 
    4 m    
- erf- en terreinafscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied of, indien geen voorerfgebied aanwezig is, buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 m (4.4.1b)   
- geluidwerende/ geluidreducerende voorzieningen waaronder geluidschermen op het perceel aan Arnhemseweg 445-449 te Beekbergen, indien noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de geluidsnormen op grond van de Wet milieubeheer
 
        3 m  

 
- overig
 
        6 m    

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak/bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde:

  • a. voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied;
  • b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding in voorerfgebied tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
  • c. voor het uitbreiden van gebouwen en overkappingen tot een grotere gezamenlijke oppervlakte dan 1.000 m2 of een uitbreiding van gebouwen en overkappingen met een grotere oppervlakte dan 250 m2, met dien verstande dat:
    • 1. verplaatsing naar een bedrijventerrein in redelijkheid niet mogelijk is;
    • 2. de uitbreiding regionaal is afgestemd;
    • 3. de uitbreiding landschappelijk goed wordt ingepast.
4.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in lid 4.4.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

4.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsactiviteiten uitgesloten.

4.5.2 Agrarisch gebruik

Agrarische bedrijvigheid is uitsluitend als nevenactiviteit toegestaan, mits dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.

4.5.3 Specifiek gebruik en voorwaardelijke verplichting Kruisweg 28 te Beekbergen
  • a. Ter plaatse van Kruisweg 28 te Beekbergen mag de niet bebouwde grond uitsluitend worden gebruikt als bedrijfsterrein, tuin, erf en/of parkeervoorziening, met dien verstande dat gebruik als opslagterrein alleen is toegestaan:
    • 1. tot een maximum van 250 m² en een hoogte van 4 m;
    • 2. achter de naar de wegzijde gekeerde bouwgrens;
    • 3. indien het terrein landschappelijk is ingepast en wordt onderhouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als Bijlage 4 van de Bijlagen bij de regels is opgenomen.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ter plaatse van Kruisweg 28 te Beekbergen wordt slechts verleend indien vaststaat dat de gronden landschappelijk worden ingericht en in stand worden gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als Bijlage 4 van de Bijlagen bij de regels is opgenomen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.1 onder a bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende aanduidingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad.

4.6.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 4.6.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. tuin en/of erf;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum
oppervlakte  
Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen met dien verstande dat:

- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de aangegeven waarde

 
bestaande goothooge
 
bestaande bouwhoogte

 
- bedrijfswoningen zijn niet toegestaan
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m



 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
       
- antenne-installaties
 
    15 m    
- overig
 
    6 m    

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, waarbij geldt dat:
  • b. een biochemisch bloedverwerkend bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - biochemisch bloedverwerkend bedrijf;
  • c. bedrijfswoningen;
  • d. detailhandelsbedrijven, uitsluitend in de vorm van:
    • 1. ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
    • 2. niet voor particulieren toegankelijke detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
    • 3. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. ontsluitingswegen;
  • i. tuin en/of erf;
  • j. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.

bebouwing   Maximum
oppervlakte /inhoud  
Maximum goothoogte    Maximum
 bouwhoogte   
Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   - bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding ' maximum bebouwingspercenta ge (%)'  
 
8,5 m.

 
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (6.3a)  
Bedrijfswoningen   - 700 m³ per bedrijfswoning    4 m     - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal woning is toegestaan of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   50 m²   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 5 m overkapping: 3 m   - situering in het achtererfgebied (6.3b)
- de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (6.3a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:          
- antenne-installaties       15 m    
- voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
    10 m    
- geluidwerende voorzieningen
 
    2,5 m    
- erf- en terreinafscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied of, indien geen voorerfgebied aanwezig is, buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 m (6.3c)   
- overig
 
    6 m    

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 6.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van ten minste 3 m, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. van het in lid 6.2 bepaalde teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt niet onaanvaardbaar is;
  • c. van het in lid 6.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy in voorerfgebied bouwen van een erf- of terreinafscheiding bij bedrijfswoningen tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
  • d. van het in lid 6.1 en lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden voor:

  • a. risicovolle inrichtingen, met uitzondering van het bestaande gasdrukmeet- en regelstation Smurfit;
  • b. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
    • 1. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
    • 2. niet voor particulieren toegankelijke detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
    • 3. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
6.4.2 Risicovolle bedrijven

Bedrijven die in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen Bedrijventerrein nader zijn aangeduid met de aanduiding 'R' van risico zijn slechts toelaatbaar in een lagere categorie dan is toegestaan op grond van de in lid 6.1 onder a genoemde bedrijven.

6.4.3 Gebruik niet bebouwde grond

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als bedrijfsterrein, tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt, met dien verstande dat gebruik als opslagterrein vóór de naar de wegzijde gekeerde bouwgrens niet is toegestaan.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

6.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 6.5.1 is alleen mogelijk:

  • a. voor de afwijking als bedoeld in sublid 6.5.1 onder a: voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
  • b. voor de afwijking als bedoeld in sublid 6.5.1 onder c, indien:
    • 1. de onmogelijkheid tot ruimtelijke dan wel stedenbouwkundige inpassing in een winkelcentrum is aangetoond;
    • 2. de vestiging van het betreffende bedrijf op de gekozen plaats geen structurele verstoring van de voorzieningenstructuur met zich meebrengt;
    • 3. wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
    • 4. er aantoonbaar regionale afstemming heeft plaatsgevonden;
    • 5. vooraf advies van Gedeputeerde Staten van Gelderland omtrent deze ontwikkeling is ingewonnen.

Artikel 7 Gemengd - Landgoed

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van onderwijs, opvoeding, religie, verenigingsleven, maatschappelijke dienstverlening, cultuur en recreatie;
  • b. een houthandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingsvlak 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel';
  • c. wonen;
  • d. evenementen;
  • e. recreatief medegebruik (wandelen en fietsen);
  • f. behoud en ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige kwetsbare landschapselementen;
  • g. behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van het aanwezige landgoed;
  • h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.4 genoemde afwijkingen.

bebouwing   Maximum
oppervlakte /inhoud  
Maximum goothoogte    Maximum
 bouwhoogte   
Bijzondere regels  
Woningen    bestaand   bestaand   bestaand   - per bouwvlak is één woning toegestaan, met uitzondering van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houthandel', hier is geen woning toegestaan  
Gebouwen   bestaand, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'   bestaand   bestaand    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
 
       
- voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken
 
    10 m    
- erf- en terreinafscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
- antenne-installatie
 
    15 m    
paardenbakken:
- omheiningen

- lichtmasten
 
   
2 m

4 m  
- per woning is ten hoogste één paardenbak toegestaan
- de afstand van een paardenbak tot een (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 m  
- stapmolens
 
    4 m    
- overig         6 m  
 

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 van dit teneinde de te bebouwen grondoppervlakte en de inhoud met maximaal 15% te vergroten, mits:

  • a. de met nabijgelegen percelen verbonden belangen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de vergroting uit landschappelijk en ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.

Artikel 8 Gemengd - Landgoed Spelderholt

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Landgoed Spelderholt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • b. beroepsuitoefening aan huis;
  • c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • d. evenementen;
  • e. medegebruik ten behoeve van de bedrijfsvoering van een maatschappelijke instantie gelegen binnen de bestemming 'Maatschappelijk'', waaronder in ieder geval begrepen parkeervoorzieningen;
  • f. recreatief medegebruik (wandelen, fietsen en paardrijden);
  • g. sportvoorzieningen;
  • h. behoud, ontwikkeling en herstel van de cultuurhistorische waarden van het ter plaatse aanwezige landgoed;
  • i. tuin en/of erf;
  • j. parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden;
  • k. bestaande wegen;
  • l. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 8.3 genoemde afwijkingen.

 Bebouwing   Maximum
oppervlakte /inhoud  
Maximum goothoogte    Maximum
 bouwhoogte   
Bijzondere regels  
Woningen    600 m3

 
6 m     - ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is per bouwvlak ten hoogste 1 woning toegestaan  
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning   60 m²   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 6 m
overkapping: 3 m  
- situering van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (8.3)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publiekgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan  
Gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen   12 m2       het is niet toegestaan ten behoeve van sportvoorzieningen verlichting te realiseren  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
       
- paardenbakken
 
    1 m    
- stapmolens
 
    6 m    
- erf- en terreinafscheiidingen
 
    2 m    
- zwembaden
 
75 m2     0,5 m    
- overig
 
    6 m    

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 8.2 bepaalde dat vrijstaande bijgebouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publiekgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

Artikel 9 Groen - Landschapselement

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschapselement' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aanleg, versterking en instandhouding van groenvoorzieningen en ter plaatse voorkomende waardevolle beplanting en landschapselementen, zulks met het oog op het bereiken van een visuele afscheiding tussen naastliggende bestemmingen, dan wel ten behoeve van het behoud van de aldaar voorkomende landschappelijke waarden;
  • b. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum
 bouwhoogte   
Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van overkappingen
 
2,5 m
 
 
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de bijzondere landschapselementen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

9.4 Specifieke gebruiksregels

In afwijking van dan wel in aanvulling op het bepaalde in artikel 9.1 geldt dat de gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van de ontsluiting van de aangrenzende gronden, mits de visuele afscheiding van de groenbeplanting in hoofdzaak behouden blijft en de voorkomende landschappelijke waarden niet onevenredig worden geschaad.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 10 Horeca

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, met uitzondering van hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra (SBI code 5510);

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 10.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte /inhoud   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen, met dien verstande dat

ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de aangegeven waarde  
bestaande goothoogte

 
bestaande bouwhoogte

 
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m




 
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m     - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m
- het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   100 m²   3 m   5 m   - situering in achtererfgebied (10.4.1a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
       
- erf- en terrein-afscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (10.4.1b)  
- antenne-installaties
 
    15 m    
- overig
 
    6 m    

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 10.2 bepaalde teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan;
  • b. van het in lid 10.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding in voorerfgebied tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
10.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 10.4.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

Het gebruik van gebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 100 m2 vloeroppervlakte per kavel, met dien verstande dat voor deze doeleinden ten hoogste 40% van de oppervlakte van de bedrijfswoning gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep wordt in ieder geval door de bewoner uitgeoefend.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten horecatypen dan wel voorkomen in een hogere categorie van bedoelde lijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad.

10.6.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 10.6.1 is alleen mogelijk voor zover voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast en er geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 11.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte /inhoud   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   - 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen met dien verstande dat:

ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan de aangegeven waarde.

 
bestaande goothoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven waarde geldt.
 
bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven waarde geldt.

 
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m.

 
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' de hoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven.


 
de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde.






 
- per maatschappelijke voorziening is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m
- het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

 
100 m2   3 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde


 
5 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) en maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde

 
- situering in achtererfgebied
(11.4.1a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:          
- erf- en terrein-afscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (11.4.1b)  
- antenne-installaties
 
    15 m
 
 
- paardenbakken:
- omheiningen
- lichtmasten
 
   
2 m
4 m
 
- één paardenbak toegestaan
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter  
- stapmolens
 
    4 m    
- overig
 
    6 m    

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.2 bepaalde:

  • a. teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan;
  • b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding in voorerfgebied tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken waarvoor krachtens lid 11.6 is afgeweken van de gebruiksregels.
11.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 11.4.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

11.5.1 Beroepsuitoefening aan huis

Het gebruik van gebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 100 m2 vloeroppervlakte per kavel, met dien verstande dat voor deze doeleinden ten hoogste 40% van de oppervlakte van de bedrijfswoning gebruikt mag worden;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat:
    • 1. uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
    • 2. detailhandel op het perceel aan Oude Apeldoornseweg 15 te Beekbergen niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep wordt in ieder geval door de bewoner uitgeoefend.
11.5.2 Bedrijfsmatige activiteiten

Het gebruik van gebouwen voor bedrijfsmatige activiteiten is alleen toegestaan voor zover:

  • a. deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten
  • b. deze worden uitgeoefend op het perceel aan Oude Apeldoornseweg 15 te Beekbergen.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het in lid 11.1 bepaalde teneinde de vestiging van maatschappelijke voorzieningen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen, dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende aanduidingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met maatschappelijke voorzieningen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad.
11.6.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 11.6.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

11.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 12 Maatschappelijk - Begraafplaats

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. bedrijfswoningen;
  • c. een crematorium, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'crematorium';
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 12.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum
oppervlakte /inhoud  
Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven oppervlakte   5 m

 
8 m
 
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m  
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m     - per bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld;
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m
- het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   100 m2   3 m   5 m   - situering in achtererfgebied (12.4.1a)  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:          
- erf- en terrein-afscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (12.4.1b)  
- antenne-installaties       15 m
 
 
- overig
 
    6 m    

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.2 bepaalde:

  • a. teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in het voorerfgebied toe te staan;
  • b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding in voorerfgebied tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
12.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 12.4.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en natuurgebied;
  • b. bosbouw en houtproductie;
  • c. extensief grondgebonden agrarisch medegebruik;
  • d. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. een ontsluitingsweg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • g. een uitkijktoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren';
  • h. een kampeerterrein ten behoeve van de scouting ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • i. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • j. natuureducatie en beheeractiviteiten;
  • k. hoogzitten ten behoeve van de jacht;
  • l. behoud, ontwikkeling en herstel van cultuurhistorische waarden;
  • m. behoud en herstel van aardkundige waarden;
  • n. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. bestaande ontsluitingen van binnen het natuurgebied gelegen woningen;
  • q. bestaande wegen en fiets-en voetpaden en fiets- en voetpaden ten behoeve van de bestemming Sport - Golfbaan;
  • r. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • s. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte /inhoud   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m     - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m
- het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing  
Bouwwerken t.b.v. beheeractiviteiten en natuureducatie
 
bestaand   3 m

 


 
 
Voorzieningen t.b.v. een kampeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein'   32 m2   bestaand   bestaand    
Gebouwen en overkappingen, uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak   bestaand   4 m   10 m    
Een gebouw voor opslag en stalling ten behoeve van het beheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur'   bestaand   bestaand   bestaand    
Een kiosk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - kiosk'          
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:         - het oprichten van hekwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen, is niet toegestaan (13.3.1)
- lichtmasten en andere vormen van verlichting zijn niet toegestaan  
- hoogzit
 
    5 m    
- bouwwerken t.b.v. recreatief medegebruik
 
    4 m    
- uitkijktoren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - uitkijktoren''
 
    25 m    
- overige
 
    2,5 m    

13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 13.2 bepaalde voor het oprichten van hekwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen, indien dit met het oog op het beheer en de ontwikkelig van het natuurgebied niet onaanvaardbaar is.

13.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 13.3.1 is alleen mogelijk:

  • a. indien dit met het oog op het beheer en de ontwikkeling van het natuurgebied niet onaanvaardbaar is;
  • b. voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteiten niet onevenredig worden aangetast.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

13.4.1 Extensief grondgebonden agrarisch gebruik

Extensief grondgebonden agrarisch gebruik is uitsluitend toegestaan voor zover dit ten dienste staat van het natuurbeheer.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 13.4 bepaalde teneinde fietspaden op een afstand tot ten hoogste 25 m uit de kant van de rijbaan aan te leggen, mits dat noodzakelijk is in verband met de ruimtelijke inrichting van de gronden.

13.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 13.5.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.

13.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 48 lid 48.3 van toepassing.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van bebouwing ten behoeve van het behoud, bescherming en beheer van natuur, natuureducatie en -recreatie zoals ecoducten, een uitkijktoren en een natuurtransferia.

Artikel 14 Recreatie - Recreatiewoning

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 14.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   50 m2   4 m   5 m   - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' is één recreatiewoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen'
- bij recreatiewoningen mogen geen bijgebouwen worden gebouwd  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       2,5 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (14.4.1)  

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 14.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding in voorerfgebied tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.

14.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 15 Recreatie - Verblijfsrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 15.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte /inhoud   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoog t e   Bijzondere regels  
Gebouwen:
 
       
- groepsaccommodatie   de oppervlakte zoals aangegeven in Bijlage 13 van de Bijlagen bij de regels
 
  6 m    
- voorzieningen


 
de oppervlakte zoals aangegeven in Bijlage 13 van de Bijlagen bij de regels (15.4.1a,b), met dien verstande dat:
- nieuwe sanitaire voorzieningen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak sanitaire voorzieningen' waarbij geldt dat het oppervlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
 
3 m   6 m   - voor het bepalen van de oppervlakte aan voorzieningen worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld.
 
- winkels   de oppervlakte zoals aangegeven in Bijlage 13 van de Bijlagen bij de regels (15.4.1a,c)
 
3 m   6 m    
- recreatiewoningen
 
75 m2/300 m3 per recreatiewoning

 
4 m   5 m   - het aantal recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven in Bijlage 13 van de Bijlagen bij de regels;
- bij recreatiewoningen en trekkershutten zijn geen bijgebouwen toegestaan
- het in artikel 47 lid 47.1 onder d en artikel 48 lid 48.1 onder b bepaalde is niet van toepassing op de maximum inhoud per recreatiewoning  
- stacaravans
 
55 m2 (15.4.1 e)     3,50 m    
- trekkershutten


 
25 m2
 
  4 m   - het aantal trekkershutten mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal  
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m     - per bedrijf is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen', waarvoor geldt dat maximaal het aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan of tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m
- het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   100 m2   3 m   5 m   - situering in het achtererfgebied (15.4.1d)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan  
Bijgebouwen bij stacaravans

 
6 m2     3 m   - bij de ingang van een stacaravan is een aanbouw toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 3 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,50 m  
Dependances    65 m2   3 m   5 m   - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 100 m2 bedragen
- een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen
- bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
       
- erf- en terreinafscheidingen       2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
- antenne-installaties       15 m
 
 
- overig
 
    6 m    

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.2 bepaalde:

  • a. teneinde de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing voor voorzieningen en winkels te vergroten ten behoeve van de bouw van voorzieningen en winkels die ook aan andere verblijfsrecreatie terreinen ten dienste staan, zoals gezamenlijke voorzieningen als kampwinkels, sanitaire voorzieningen, bergingen, kantines en administratieve voorzieningen, mits de oppervlakte van de vergroting in mindering wordt gebracht op de maximaal toegelaten oppervlakte aan voorzieningen en winkels op het terrein ten behoeve waarvan de desbetreffende voorziening mede wordt gebouwd en de groenvoorzieningen niet onevenredig worden aangetast. Onder voorzieningen worden hier in elk geval niet verstaan bedrijfswoningen, recreatieverblijven en kampeermiddelen;
  • b. teneinde de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing voor voorzieningen te vergroten met ten hoogste 15%, mits deze uitbreiding noodzakelijk is voor de economische continuïteit van het bedrijf;
  • c. teneinde de maximaal toegelaten oppervlakte aan bebouwing voor winkels op verblijfsrecreatie terreinen te vergroten met ten hoogste 15%, mits de detailhandelsstructuur in nabijgelegen kernen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan;
  • e. teneinde de maximaal toegelaten oppervlakte voor stacaravans te vergroten tot maximaal 70 m², mits aangetoond wordt dat er vanuit de toeristische markt behoefte bestaat aan een grotere oppervlakte op de betreffende locatie.
15.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in sublid 15.4.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

  • a. Het gebruik van gebouwen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. dit gebruik beslaat niet meer dan 100 m2 vloeroppervlakte per kavel, met dien verstande dat voor deze doeleinden ten hoogste 40% van de oppervlakte van de bedrijfswoning gebruikt mag worden;
    • 2. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
    • 3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
    • 4. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
    • 5. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
    • 6. het beroep wordt in ieder geval door de bewoner uitgeoefend.
  • b. Het gebruik van gebouwen voor horeca, ter plaatse van aanduiding 'horeca' is toegestaan voorzover:
  • c. Het gebruik van gebouwen voor dagrecreatie, ter plaatse van aanduiding 'dagrecreatie' is toegestaan voorzover:
    • 1. het gaat om het medegebruik van gronden, gebouwen, overkappingen en voorzieningen voor verblijfsrecreatie als bedoeld in lid 15.1 sub a;
    • 2. dit naar aard, invloed en uitstraling ondergeschikt is aan het gebruik voor verblijfsrecreatie als bedoeld in lid 15.1 sub a;
15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit lid mag alleen plaatsvinden voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast. Voorts zijn de algemene criteria van artikel 48 lid 48.3 van toepassing.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. teneinde het aantal bedrijfswoningen op verblijfsrecreatie terreinen te vergroten, mits de noodzaak op basis van de bedrijfsvoering wordt aangetoond en voorts:
    • 1. het aantal bedrijfswoningen op een terrein kleiner dan 3 hectare na het verlenen van de omgevingsvergunning niet meer bedraagt dan één;
    • 2. het aantal bedrijfswoningen op een terrein groter dan 3 en kleiner dan 10 hectare na het verlenen van de omgevingsvergunning niet meer bedraagt dan twee;
    • 3. het aantal bedrijfswoningen op een terrein groter dan 10 hectare na het verlenen van de omgevingsvergunning niet meer bedraagt dan drie.
  • b. teneinde de oppervlakte en inhoud van recreatiewoningen te vergroten tot maximaal 150 m2 en 600 m3, mits aangetoond wordt dat er vanuit de toeristische markt behoefte bestaat aan een grotere oppervlakte respectievelijk inhoud op de betreffende locatie en de bestaande ammoniakemissie van het betreffende verblijfsrecreatie terrein wordt verlaagd.

Artikel 16 Sport - Golfbaan

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een 18-holes golfbaan en een 9-holes oefenbaan, beide ter beoefening van de golfsport;
  • b. horeca waarbij de oppervlakte maximaal 50% van de bebouwde bruto vloeroppervlakte bedraagt van het hoofdgebouw;
  • c. verenigingsactiviteiten, waaronder begrepen vergader- en congresfaciliteiten;
  • d. detailhandel tot een maximum van 25% bedrijfsvloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van de golfsport;
  • e. evenementen;
  • f. een bedrijfswoning;
  • g. natuurwaarden en waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder begrepen waterbergingen, vijvers en oevers;
  • h. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen;
  • k. bestaande wegen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum
oppervlakte  
Maximum goothoogte    Maximum
 bouwhoogte   
Bijzondere regels  
Gebouwen   De oppervlakte mag niet meer mag bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)'.   4 m   8 m   - gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, uitgezonderd gebouwen met een oppervlakte kleiner dan 50 m2, een gebouw/overkapping ten behoeve van de driving range met een oppervlakte van 300 m2 en een gebouw met een oppervlakte van 150 m2 .  
Bedrijfswoning   700 m3   4 m     - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld
- binnen de bestemming 'Sport - Golfbaan' is één bedrijfswoning toegestaan
- de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   100 m² per bedrijfswoning   3 m   5 m   - voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde de bedrijfswoning, meegeteld
- situering in het achtererfgebied  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
75 m² per bedrijfswoning        
- erf- en terreinafscheidingen
 
    2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
- antenne-installaties
 
    15 m    
- lichtmasten
 
    15 m    
- overkappingen
 
    6 m    
- zwembaden
 
    0,5 m    
- overig       2,5 m  
 

Artikel 17 Sport - Manege

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 17.4 genoemde afwijkingen.

bebouwing   Maximum
oppervlakte /inhoud  
Maximum goothoogte    Maximum
 bouwhoogte   
Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen









 
125% van de bestaande per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen, met dien verstande dat:

- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' het oppervlak per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan aangegeven.  
bestaande goothoogte   bestaande bouwhoogte   - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen, bijgebouwen niet meegeteld
- de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m  
Bedrijfswoningen   700 m3   4 m     - per manege/ gebruiksgerichte paardenhouderij is één bedrijfswoning toegestaan,
tenzij anders is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', waarvoor geldt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan
- voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld
- de afstand van de bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m  
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   100 m2   3 m   5 m   - situering in het achtererfgebied
(17.4.1a)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
             
- erf- en terreinafscheidingen
 
        2 m   - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (17.4.1b)
 
- antenne-installaties
 
    15 m    
- paardenbakken:
- omheiningen
- lichtmasten  
       
2 m
6 m  
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 meter
 
- stapmolens
 
        6 m      
- overig
 
        6 m      

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak en de oppervlakte per teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken:

  • a. teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in het voorerfgebied toe te staan;
  • b. van het in lid 17.2 bepaalde voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding voor de voorgevelrooilijn bij bedrijfswoningen tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
17.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

17.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk gelden de volgende specifieke regels.

17.5.1 Agrarisch gebruik

Agrarische bedrijvigheid is uitsluitend als toegestaan en uitsluitend indien dit niet leidt tot een milieuhygiënisch onaanvaardbare situatie.

17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 18 Sport - Zwembad

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zwembaden;
  • b. tuin en/of erf;
  • c. ontsluitingswegen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema:

Bebouwing   Maximum
oppervlakte /inhoud  
Maximum goothoogte    Maximum
 bouwhoogte   
Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   110 % van de bestaande oppervlakte aan gebouwen en overkappingen   bestaande goothoogte   bestaande bouwhoogte   - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,5 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
 
       
- erf- en terreinafscheidingen
 
    2 m    
- overig
 
    2,5 m    

Artikel 19 Verkeer - Spoorweg

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. wegen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

19.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
 
       
- antenne-installaties
 
    15 m    
- overig
 
    2,5 m    

19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied;
  • b. evenementen;
  • c. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
  • d. behoud van waardevolle laanbeplanting;
  • e. behoud van bestaande onverharde wegen;
  • f. watergangen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. tuin;
  • i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

20.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
 
       
- antenne-installaties 
 
    15 m    
- speel- en klimtoestellen
 
    6 m    
- overig
 
    2,5 m    

20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 21 Verkeer - Weg

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden (met inbegrip van de nodige rijwegen, vluchtstroken, fiets- en voetpaden), met dien verstande dat per rijweg ten hoogste twee rijstroken zijn toegestaan;
  • b. een zend-/ontvangstinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • c. ecoducten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - ecoduct';
  • d. parkeerplaatsen en transferia;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

21.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
 
       
- antenne-installaties
 
    15 m    
- overkappingen 
 
    3 m    
- overig
 
    2,5 m    

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 22 Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatsdoeleinden in de vorm van een watergang of waterplas met de daarbij behorende oevers;
  • b. waterberging en waterhuishouding;
  • c. water- en oeverrecreatie
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, oeverbeschoeiingen,onderhoudspaden en aanlegplaatsen.

22.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing
 
Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     6 m   - van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd
- zie tevens de algemene Keur van het Waterschap  

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de plaats en afmetingen van bouwwerken geen gebouwen zijnde in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen,
  • b. dependances, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance';
  • c. beroepsuitoefening aan huis;
  • d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • e. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • f. tuin en/of erf;
  • g. nevenactiviteiten in de vorm van hobbymatig agrarisch gebruik, recreatieverblijf, niet zijnde een recreatiewoning, en/of recreatief rustpunt;
  • h. kleinschalig kamperen bestaande uit ten hoogste 25 standplaatsen uitsluitend ten behoeve van kampeermiddelen en in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • i. een lasbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf';
  • j. recreatieve zorgverblijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie';
  • k. detailhandel in antiek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - antiek';
  • l. een bordeel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bordeel';
  • m. een caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling';
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • p. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 23.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte /inhoud   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Hoofdgebouwen
 
700 m3, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume', dan wel de bestaande inhoud van het oorspronkelijke hoofdgebouw indien het een gesplitste woning betreft, waarvoor toestemming is verleend.

ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' mag de oppervlakte niet meer bedragen dan de aangegeven waarde
 
4 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'

 
geen maximum, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de aangegeven waarde geldt   - per bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' is één hoofdgebouw toegestaan, met uitzondering van bestemmingsvlakken die zijn voorzien van een bouwvlak, in dat geval is één hoofdgebouw per bouwvlak toegestaan;
- per hoofdgebouw is één woning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', in welk geval het aangegeven aantal aaneengebouwde woningen is toegestaan
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat voor het bepalen van de oppervlakte onderdoorgangen tussen twee woningen niet worden meegeteld, voorzover het totale oppervlakte van onderdoorgangen niet meer dan 150 m² bedraagt
- ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' is uitsluitend een appartementengebouw voor 20 appartementen met parkeerkelder toegestaan;
- voor het bepalen van de inhoud van de woning worden inpandige garages en bergingen meegeteld
- de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m
- voor hoofdgebouwen en die gelegen zijn binnen een afstand van 100 m, gerekend vanaf de westoever van het Apeldoorns Kanaal en tevens daar met hun voorgevel op zijn georiënteerd, geldt dat de voorgevelbreedte niet meer dan 7 m mag bedragen en de nokrichting haaks op de wegas dient te zijn georiënteerd
- de afstand van het hoofdgebouw aan Dalenk 21 te Loenen tot de openbare weg bedraagt ten minste 15 m
- de afstand van het hoofdgebouw aan Veldhuizen 10 en 24 te Loenen tot de as van de dichtsbijzijnde weg bedraagt minimaal 20 m, dan wel de bestaande afstand indien die minder is
- de afstand van een op te richten hoofdgebouw tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m
- het in artikel 30 lid 30.2.1 onder g bepaalde is van overeenkomstige toepassing
- de totale oppervlakte aan aan- of, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen
- recreatieve zorgverblijven zijn uitsluitend toegestaan binnen het hoofdgebouw tot een oppervlakte van 120 m²  
Bijgebouwen en overkappingen

 
100 m² per hoofdgebouw, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte bijgebouwen'
(23.4.1 a)

 
3 m   5 m   - voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw meegeteld
- situering in het achtererfgebied, met dien verstande dat:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - situering' bijgebouwen en overkappingen ook voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden opgericht (23.4.1b)
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - situering bijgebouwen' bijgebouwen en overkappingen ten minste 15 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd, moeten worden gesitueerd (23.4.1b)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen toegestaan voor nevenactiviteiten waarvoor ingevolge sublid 23.6.2 is afgeweken van de gebruiksregels
- de totale oppervlakte aan aan- of, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 150 m2 bedragen
- op de gronden met de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de bouwpercelen aan Molen-Allee 7 en 9 te Loenen, zijn bijgebouwen tevens toegestaan buiten het bouwvlak  
Dependances   65 m2   3 m   5 m   - de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances mag niet meer dan 100 m2 bedragen
- een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen
- bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons toegestaan  
Sanitairgebouw bij kampeermiddelen   25m2   3 m   5 m   - ten hoogste één sanitairgebouw per kampeerterrein toegestaan.  
Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf'   bestaand   bestaand   bestaand    
Bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalliing'   bestaand   bestaand   bestaand    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen:
 
       
- erf- en terreinafscheidingen       2 m
 
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (23.4.1c)
 
- zwembaden   75 m2 per hoofdgebouw     0.5 m  

 
- paardenbakken:

- omheiningen

- lichtmasten  
   

2 m

4 m  
- per hoofdgebouw mag 1 paardenbak worden aangelegd, ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-situering' een paardenbak ook voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag worden opgericht
- de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woning van derden bedraagt ten minste 50 m
 
- stapmolens     4 m
 
   
- geluidwerende schermen
 
  3 m      
- overig     2,5 m     - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 23.6.1  z ijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een tennisbaan toegestaan tot een hoogte van ten hoogste 5 m  

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwing binnen het bouwvlak/bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare inpassing in de omgeving.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.2 bepaalde:

  • a. teneinde de ten hoogste toegelaten oppervlakte van 100 m2 aan bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw en de ten hoogste toegelaten oppervlakte van 150 m2 aan aan- of uitbouw, bijgebouwen en overkappingen uit te breiden met ten hoogste:
    • 1. 50 m² indien direct aansluitend bij het hoofdgebouw ten minste 1 hectare grond hoort;
    • 2. 100 m² indien direct aansluitend bij het hoofdgebouw ten minste 2 hectare grond hoort;
    • 3. 150 m² indien direct aansluitend bij het hoofdgebouw ten minste 3 hectare grond hoort;
    • 4. 200 m² indien direct aansluitend bij het hoofdgebouw ten minste 4 hectare grond hoort;
  • b. teneinde de situering van bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan;
  • c. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding tot een bouwhoogte van 2 m, indien dit met het oog op de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
  • d. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding tot een bouwhoogte van 2,5 m, in terreinen met veel aan elkaar grenzende woonpercelen en veel hoogteverschillen, zoals de wijk Zomeroord;
  • e. teneinde de maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bij het hoofdgebouw op de bouwpercelen aan Veldhuizen 10 en 24 met ten hoogste 50 m² stalruimte uit te breiden indien direct aansluitend bij (het erf van) het hoofdgebouw ten minste 1 hectare grond hoort.
23.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid 23.4.1 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

23.5 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.

23.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de woning ter plaatse van Hoge Bergweg 14 te Beekbergen als burgerwoning zonder dat binnen 0,5 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan een geluidsscherm van 2,75 m langs de westzijde van de tennisbaan is gerealiseerd.

23.5.2 Tennisbaan

De aanleg van en het gebruik van gronden als tennisbaan met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet toegestaan.

23.5.3 Nevenactiviteiten
  • a. De vloeroppervlakte ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van een recreatieverblijf en/of recreatief rustpunt bedraagt niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat voorzieningen ten behoeve van een recreatieverblijf uitsluitend in het hoofdgebouw zijn toegestaan en buitenopslag ten behoeve van de nevenactiviteiten niet is toegestaan.
  • b. De vloeroppervlakte ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van Bed&Breakfast bedraagt niet meer dan 75 m², met dien verstande dat voorzieningen ten behoeve van Bed&Breakfast uitsluitend in het hoofdgebouw zijn toegestaan en buitenopslag ten behoeve van de nevenactiviteit niet is toegestaan;
  • c. bij kleinschalig kamperen dient een afstand van ten minste 200 meter tussen de kampeerterreinen dient te worden aangehouden.
23.5.4 Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 100 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze behoren tot categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis, dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst als categorie 1 aangemerkte activiteiten.
23.5.5 Voorwaardelijke verplichting Imbosweg 32 te Loenen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning ter plaatse van Imbosweg 32 te Loenen wordt slechts verleend indien vaststaat dat de gronden landschappelijk worden ingericht en in stand worden gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als Bijlage 7 van de Bijlagen bij de regels is opgenomen.

23.5.6 Voorwaardelijke verplichting Kanaal Zuid 378 te Lieren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning ter plaatse van Kanaal Zuid 378 te Lieren wordt slechts verleend indien vaststaat dat de gronden landschappelijk worden ingericht en in stand worden gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan dat als Bijlage 6 van de Bijlagen bij de regels is opgenomen.

23.5.7 Voorwaardelijke verplichting Wilmalaan 1 te Lieren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een dependance ter plaatse van Wilmalaan 1 te Lieren wordt slechts verleend indien vaststaat dat de dependance wordt gebouwd met een dove gevel aan de zijde van de A50.

23.6 Afwijken van de gebruiksregels
23.6.1 Afwijkingsbevoegdheid voor tennisbanen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.5 bepaalde voor de aanleg van en het gebruik van gronden als tennisbaan, mits:

  • a. de tennisbaan wordt aangelegd achter het hoofdgebouw;
  • b. de tennisbaan niet bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de tennisbaan, zoals ballenvangers, niet meer dan 5 meter bedraagt.
23.6.2 Afwijkingsbevoegdheid voor nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.1 bepaalde teneinde:

  • a. nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalig kamperen toe te staan, bestaande uit ten hoogste 25 standplaatsen uitsluitend ten behoeve van kampeermiddelen, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij een afstand van ten minste 200 meter tussen kampeerterreinen moet worden aangehouden;
  • b. nevenactiviteiten in de vorm van recreatieverblijven in andere gebouwen dan het hoofdgebouw toe te staan; het aantal recreatieverblijven buiten het hoofdgebouw mag per kavel niet meer dan 3 bedragen en de oppervlakte per recreatieverblijf mag niet meer dan 25 m2 bedragen; de totale vloeroppervlakte ten behoeve van recreatieverblijven binnen en buiten het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 100 m2.
23.6.3 Afwijkingsbevoegdheid voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 23.1 onder d en lid 23.5.4 onder g bepaalde teneinde het uitoefenen van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten toe te staan voor zover deze behoren tot categorie 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst onder categorie 2 genoemde activiteiten, met dien verstande dat het in lid 23.5.4 bepaalde onverkort van toepassing is.

23.6.4 Voorwaarden voor afwijken
  • a. Afwijken als bedoeld in de subleden 23.6.1 en 23.6.3 is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.
  • b. Afwijken als bedoeld in sublid 23.6.2 is alleen mogelijk:
    • 1. mits wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
    • 2. mits de verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toeneemt;
    • 3. mits de belangen van de omliggende functies niet onevenredig worden geschaad;
    • 4. voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.
23.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

23.8 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw':
  • b. Van de onder a bedoelde bevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien na drie jaar na het onherroepelijk worden van het plan binnen de betreffende bouwvlakken;
    • 1. geen woningen zijn opgericht; en
    • 2. het bevoegd gezag eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van de woningen heeft ingetrokken.

Artikel 24 Leiding - Brandstof

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse brandstofleiding.

24.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 24.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de brandstofleiding worden gebouwd.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 24.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 25 Leiding - Gas

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Omschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse gastransportleiding;

25.1.2 Voorrangsregel

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover bestemmingsvlakken van verschillende dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang.

25.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in sublid 25.1.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de leiding worden gebouwd.

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 25.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen.

25.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is niet toegestaan.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 26 Leiding - Hoogspanning

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding.

26.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 26.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de hoogspanningsleiding worden gebouwd.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 26.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 27 Leiding - Riool

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse riooltransportleiding.

27.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 27.1 mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken ten dienste van de riooltransportleiding worden gebouwd.

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 27.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

29.1 Algemene regels
29.1.1 Algemeen
  • a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  • b. Daar waar binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  • c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  • d. Gebouwen mogen, met uitzondering van herbouw, niet worden opgericht binnen een afstand van 10 m, loodrecht gemeten vanuit de as van een bestaande weg, met dien verstande dat voor de rijkswegen een afstand van 100 m geldt vanaf het midden van de buitenste rijstrook. Voor zover de afstand van een gebouw tot een weg op het moment van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan deze afstanden, geldt de dan aanwezige afstand als vervangende regel.
  • e. Daar waar volgens deze regels gebouwen zijn toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels. Ondergronds bouwen onder recreatieverblijven is niet toegestaan.
  • f. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  • g. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt. Voor gronden aangewezen voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' geldt in afwijking hiervan het in artikel 5 bepaalde.
  • h. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten en situering gelden de dan aanwezige maten en situering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel. Deze bepaling geldt niet voor bij woningen behorende bijgebouwen.
  • i. bestemmingsvlakken op gronden die zijn verbonden door middel van de aanduiding 'relatie' worden aangemerkt als één bestemmingsvlak.
  • j. Het oprichten van reclame-uitingen en verwijzingsborden is niet toegestaan.
  • k. Het oprichten van geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw van bestaande geluidgevoelige objecten. De geluidgevoelige objecten mogen bij vervangende nieuwbouw niet dichter bij een weg worden gesitueerd dan het bestaande object.
29.2 Afdekking van gebouwen
29.2.1 Afdekbepaling

Gebouwen dienen van een kap te worden voorzien. Bij het toepassen van deze regel worden buiten beschouwing gelaten dan wel uitgezonderd:

  • a. ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen ondergeschikte dakkapellen en erkers;
  • b. gebouwen op gronden met de bestemming 'Bedrijff'.
29.2.2 Aanwezige afwijkende afdekking

Voor zover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan de in lid 29.2.1   voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

29.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afdekking en nokrichting van gebouwen wanneer dit noodzakelijk is in verband de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit zoals dat door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

29.2.4 Afwijken van de afdekbepaling

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 29.2.1 bepaalde, mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

30.1 Strijdig gebruik onbebouwde grond
30.1.1 Gebruik in strijd met bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden, met dien verstande dat op het perceel Droefakkers 100 te Loenen het niet is toegestaan:
    • 1. de gronden gelegen buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van opslag, waaronder voeropslag, en
    • 2. het ten behoeve opslag aanleggen van verhardingen;
  • b. het gebruik van gronden voor het opgeslagen hebben van gerede of onklare machines en vaar- en/of voertuigen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het gebruik van gronden voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • d. het gebruik van gronden voor volkstuinen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • e. het gebruik van gronden voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van:
  • f. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.
30.1.2 Strafbepaling

Overtreding van het in sublid 30.1.1 bepaalde is een strafbaar feit.

30.2 Strijdig gebruik bebouwde grond
30.2.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken, of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij:
    • 1. dit gebruik plaatsvindt ten behoeve van de (agrarische) productie binnen het bedrijf;
    • 2. dit gebruik uitsluitend betrekking heeft op (agrarische) producten van het eigen bedrijf;
    • 3. het betreft inpandige berging van caravans en kampeerauto's in al dan niet voormalige bedrijfsopstallen;
    • 4. het betreft inpandige opslag van goederen, zonder dat sprake is van be- of verwerking daarvan (statische opslag);
  • b. het gebruik van bouwwerken voor detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse geteelde of geproduceerde producten;
  • c. het gebruik van bouwwerken voor het beoefenen van lawaaisporten;
  • d. het gebruik van bouwwerken voor wonen, met uitzondering van de aangegeven woningen, dependances en de ingevolge de bestemmingsregeling toegestane bedrijfswoningen;
  • e. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning.
  • f. het gebruik van gebouwen voor een seksinrichting, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bordeel';
  • g. het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder, met uitzondering van bestaand gebruik als geluidgevoelig object;
  • h. het binnen een afstand van 200 meter tot een bouwvlak in een bestemmingsvlak met de bestemming Agrarisch gebruiken van gebouwen als geurgevoelig object voor zover:
30.2.2 Afwijkingsbevoegdheid voor geurgevoelige objecten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 30.2.1 onder h bepaalde voor het gebruiken van gebouwen als geurgevoelig object mits dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de belangen van omliggende agrarische.

30.2.3 Strafbepaling

Overtreding van het in sublid 30.2.1 onder a tot en met g bepaalde is een strafbaar feit.

30.3 Gebruiksregel parkeren
30.3.1 Gebruiksregel

Als gebruik in strijd met het plan geldt het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto's en fietsen ter plaatse van de eigen kavel en/of het openbaar gebied. Dit volgens de nota 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op PM, dan wel haar rechtsopvolger.

30.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto's ter plaatse van de eigen kavel en/of het openbaar gebied. Dit volgens de nota 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op PM, dan wel haar rechtsopvolger.

30.3.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.3.1 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. Dit volgens de nota 'Beleidsregel Parkeren' van de gemeente Apeldoorn zoals vastgesteld op PM, dan wel haar rechtsopvolger.

30.3.4 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in lid 30.3.3 is alleen mogelijk indien:

  • a. naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
  • b. wordt voldaan aan de in de nota 'Beleidsregel Parkeren' zoals vastgesteld op PM, dan wel haar rechtsopvolger, opgenomen voorwaarden met betrekking tot afwijken van de parkeernormen.

Artikel 31 geluidzone - industrie

31.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie ' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.

31.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het -met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie- niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies, zoals vrijkomende agrarische bebouwing, om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.

Artikel 32 milieuzone - boringsvrije zone

32.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem.

Artikel 33 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

33.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit.

33.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bescherming van de grondwaterkwaliteit worden opgericht.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 33.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de grondwaterkwaliteit en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.

33.4 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

33.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 34 milieuzone - waterwingebied

34.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de waterwinning.

34.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van de waterwinning worden opgericht.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 34.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterwinning en ter zake vooraf advies van de beheerder is ingewonnen.

34.4 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

34.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 35 overige zone - Apeldoorns Kanaal

35.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Apeldoorns Kanaal' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • Behoud van aanwezige laanbeplanting langs het Kanaal;
  • Behoud van de herkenbaarheid als samenhangende zone;
  • Behoud van de herkenbaarheid van de plekken waar het Kanaal wordt gevoed door de sprengen.
35.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 36 overige zone - archeologische waarden

36.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - archeologische waarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat er bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.

36.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - archeologische waarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.

Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m², dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

Artikel 37 overige zone - beken en sprengen

37.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • Het versterking van de herkenbaarheid van het beekdal;
  • Het behoud van aanwezige boselementen, opgaande beplanting en houtsingels;
  • het behoud, herstel en versterking van water van het hoogste ecologische niveau.
37.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' mogen, in afwijking van de aldaar voorkomende bestemming, uitsluitend bouwwerken ten dienste van het beheer van het water worden opgericht.

37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 37.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemming(en), indien vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden en dit niet leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit, aantasting van de morfologie van beken, vennen en waterlopen en/of een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

37.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden danwel de landschappelijke waarden van het beekdal.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 49 opgenomen procedureregels van toepassing.

37.5 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen':

  • a. voor teelten die mest en bestrijdingsmiddelen gebruiken, met dien verstande dat bestaand gebruik mag worden voortgezet;
  • b. op een wijze die leidt tot het belemmeren van de tijdelijke berging van water;
  • c. op een wijze die leidt tot verlaging van de grondwaterstand, verslechtering van de waterkwaliteit, aantasting van de morfologie van beken, vennen en waterlopen en/of een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

37.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 38 overige zone - beslotenheid

38.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - beslotenheid' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van kavelgrensbeplantingen en beplanting langs wegen en paden.

38.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 39 overige zone - cultuurhistorisch gebied

39.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud bescherming, herstel en versterking van cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de ouderdom, zeldzaamheid en gaafheid van:

  • historische paden- en wegenstructuren;
  • historische beplantingsstructuren;
  • sprengenbeken;
  • elementen en structuren van historische landgoederen en hun samenhang;
  • elementen en structuren van het historische mobilisatiecomplex Scherpenberg en hun samenhang
39.2 Strijdig gebruik

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de ouderdom, zeldzaamheid en gaafheid van:

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' op een wijze die leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke cultuurhistorische kenmerken of cultuurhistorische waarden van het gebied.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 40 overige zone - groene ontwikkelingszone

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone' zijn de gronden tevens bestemd voor bescherming, behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van landbouwgebieden met natuurwaarden en landbouwgebieden met een hoge dichtheid aan natuur- en boselementen, alsmede het voorkomen van significante effecten op kernkwaliteiten en omgevingscondities die aan de realisering van de Groene Ontwikkelingszone in de weg staan.

Artikel 41 overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde

41.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

41.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting middelhoog tot hoog is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

41.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 42 overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde

42.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan de verwachting laag is dat er bij bodemingrepen archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

42.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische is omgegaan;
    • 2. Ter plaatse van de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:
42.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;

42.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 43 overige zone - open landschap

43.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het instandhouden van de openheid van het landschap.

43.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 44 overige zone - open landschap broeklanden

44.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap broeklanden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het instandhouden van de openheid van het landschap, alsmede behoud en versterking van elzensingels op de perceelscheidingen.

44.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

Artikel 45 overige zone - vastgestelde archeologische waarden

45.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het gebied waarvan is vastgesteld dat er zich een of meer behoudenswaardige archeologische vindplaatsen bevinden.

45.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
45.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De in artikel 51 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.

45.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 46 veiligheidszone - lpg

46.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone - lpg' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.

46.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduidingsgrens van de aanduiding veiligheidszone - lpg' te wijzigen indien dat vanwege wijziging in de regelgeving omtrent externe veiligheid mogelijk of noodzakelijk is.

Artikel 47 Algemene afwijkingsregels

47.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voor zover -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  • b. indien en voor zover het in geringe mate afwijken ten aanzien van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein;
  • c. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • d. ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat van de inhoudsmaat voor (bedrijfs)woning en van het in artikel 3 lid 3.5.2 en 3.5.3 bepaalde niet kan worden afgeweken;
47.2 Afwijkingsbevoegdheid paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  • a. voor het realiseren van paardenbakken:
  • b. voor het realiseren van ten hoogste één paardenbak:
47.3 Afwijkingsbevoegdheid zonnepanelen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van het binnen dan wel direct aansluitend aan bestemmingsvlakken met de bestemming Bedrijf, Horeca, Maatschappelijk, Sport - Manege of Wonen en bouwvlakken op gronden met de bestemming Agrarisch het bouwen van op de grond staande zonnepanelen inclusief bijbehorende voorzieningen.

47.4 Afwijkingsbevoegdheid woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor het splitsen een woning respectievelijk een bedrijfswoning in ten hoogste 2 zelfstandige (bedrijfs-)wooneenheden.

47.5 Voorwaarden voor afwijken
  • a. Afwijken als bedoeld in lid 47.1 is alleen mogelijk:
    • 1. voor zover de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die met het plan is beoogd niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
  • b. Afwijken als bedoeld in lid 47.2 is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de gehele paardenbak dient binnen een afstand van 75 meter van het betreffende bouwvlak of bestemmingsvlak gesitueerd te worden;
    • 2. er mag geen onevenredige hinder ten gevolge van de paardenbak optreden bij een andere (bedrijfs)woning; in ieder geval mag de afstand tussen enig punt van de paardenbak en een (bedrijfs)woning van derden niet minder dan 50 meter bedragen;
    • 3. de hoogte van paardenbakomheiningen mag niet meer dan 2 meter bedragen en de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 4 meter bedragen;
    • 4. realisatie van de paardenbak binnen het betreffende bouwvlak dan wel binnen het betreffende bestemmingsvlak is aantoonbaar niet haalbaar.
  • c. Afwijken als bedoeld in lid 47.3 is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de oppervlakte aan zonnepanelen bedraagt niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4 meter;
    • 2. de afstand tussen de zonnepanelen en de dichtstbijgelegen grens van het bouwvlak bedraagt ten hoogste 20 m;
    • 3. er wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap; en
    • 4. de belangen van de omliggende functies worden niet onevenredig geschaad.
  • d. Afwijking als bedoeld in lid 47.4 is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de wooneenheden tezamen mogen de ten hoogste toegestane inhoud of oppervlakte van één (bedrijfs-)woning niet overschrijden;
    • 2. de oppervlakte aan bijgebouwen tezamen mogen de ten hoogste toegestane oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen behorend bij één (bedrijfs-)woning niet overschrijden; er dient in ieder geval 20 m² aan bijgebouwen per wooneenheid aanwezig te zijn;
    • 3. het karakter van het gebouw als één (bedrijfs-)woning en de samenhangende bouwmassa van het gebouw moet behouden blijven;
    • 4. indien er sprake is van cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarden, deze worden behouden en versterkt;
    • 5. de extra woning moet passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
    • 6. de splitsing mag geen belemmering vormen voor omliggende (niet-)agrarische bedrijven.
47.6 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 47.1 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de vergunning kan worden voorkomen.

47.7 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 47.1 onder e bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 52 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 48 Algemene wijzigingsregels

48.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages; met dien verstande dat de maat voor de inhoud van een (bedrijfs)woning en het in artikel 3 lid 3.5.2 en 3.5.3 bepaalde niet gewijzigd kan worden.
48.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming 'Agrarisch', 'Bedrijf' of 'Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
  • b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat wanneer de bestaande totale oppervlakte aan bijgebouwen, en en les bij een (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 100 m2:
    • 1. het gebruik van bestaande bijgebouwen als dependance, inclusief de verbouwing ten behoeve van dat gebruik, is toegestaan;
    • 2. het oprichten van nieuwe bebouwing ten behoeve van het gebruik als dependance is toegestaan wanneer gelijktijdig voor elke m2 die wordt toegevoegd 2 m2 aan bestaande bijgebouwen, overkappingen en/of dependances wordt afgebroken, waarbij een totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances van 100 m2 altijd is toegestaan;
  • c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  • d. bij een dependance zijn geen omgevingsvergunningplichtige dakkapellen, erkers en balkons toegestaan;
  • e. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 100 m2, met dien verstande dat wanneer de bestaande totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en les bij een (bedrijfs)woning meer bedraagt dan 100 m2:
  • f. de extra woning moet passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma.
48.3 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van wijzigingsbevoegdheden mag alleen plaatsvinden voor zover:

  • a. indien er sprake is van cultuurhistorische dan wel karakteristieke waarden, deze worden behouden en versterkt;
  • b. de in het gebied voorkomende waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • c. wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groene ontwikkelingszone'.
  • d. wordt voorzien in een kwalitatief zorgvuldige inpassing in het landschap, indien nodig geacht met behulp van het aanbrengen van beplanting;
  • e. er geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  • f. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • g. er, indien de wijziging nieuwvestiging van een geluidgevoelig object betreft, geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder of maximaal toelaatbare geluidsbelasting krachtens het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart wordt overschreden;
  • h. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.

Artikel 49 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 50 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Artikel 51 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

51.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren. Bij het verlenen van de vergunning wordt getoetst aan de in onderstaand schema bij de desbetreffende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden aangegeven specifieke beoordelingscriteria en aan de in lid 51.3 opgenomen algemene beoordelingscriteria.

Bestemming/ aanduiding   Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarvoor de vergunningplicht geldt   Specifieke beoordelingscriteria  
Bestemming Agrarisch   - het aanleggen van recreatieve wegen, paden en parkeervoorzieningen



- het verharden van bestaande onverharde wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen  
- aangetoond wordt dat de werkzaamheid niet leidt tot een significante toename van de stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied

- de recreatieve betekenis en het landelijke karakter blijven behouden
- de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik
- de infiltratie in de bodem blijft behouden  
Bestemming Groen - Landschapselement   het vellen van houtopstanden   - de landschappelijke waarden van het betreffende landschapselement als geheel wordt niet onevenredig aangetast, dan wel wordt aangetoond dat na afloop van de werkzaamheden houtopstanden opnieuw worden aangeplant, zodanig dat de waarden van het landschapselement hersteld worden
- de werkzaamheden zijn nodig voor het gebruik en beheer van omliggende gronden  
bestemming Natuur   het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden







- het verharden van bestaande onverharde wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen



- het aanbrengen van ondergrondse leidingen
 
- de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden
- de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden
- de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden
- de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het agrarisch medegebruik van de gronden

- de recreatieve betekenis en het landelijke karakter blijven behouden
- de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik
- de infiltratie in de bodem blijft behouden

- aanwezige kwetsbare vegetaties blijven behouden
- de recreatieve betekenis blijft behouden
- de ondergrondse leidingen zijn noodzakelijk voor het terreinbeheer dan wel het openbaar nut  
Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied   het vellen van houtopstanden   - de herkenbaarheid van de laanbeplanting als geheel wordt niet onevenredig aangetast, dan wel wordt aangetoond dat na afloop van de werkzaamheden houtopstanden opnieuw worden aangeplant, zodanig dat de waarden van de laanbeplanting hersteld worden  
aanduiding 'karakteristiek'.   het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing   - de kosten van het in stand houden van de bebouwing zijn, gezien de aanwezige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van de bebouwing, aantoonbaar onevenredig in verhouding tot het cultuurhistorische belang van handhaving van de bebouwing; de aanvrager dient dit aan te tonen door een deskundigenrapport in te dienen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist.  
aanduiding overige zone - archeologische waarden   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m²
 
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m² ;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m²
 
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m² ;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m²
 
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - vastgestelde archeologische waarden   - grondwerkzaamheden voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m², zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
- graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels, voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
- aanleggen van leidingen voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m²  
- de archeologische waarden worden niet onevenredig aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld  
aanduiding overige zone - Apeldoorns Kanaal   - het vellen van houtopstanden   - Het samenhangend geheel van waterweg, dijken, jaagpad, weg, houtopstanden, bruggen en aanliggende beheerderswoningen mag niet worden aangetast.  
aanduiding overige zone - beken en sprengen   - de aanleg van beplanting









- het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding, zoals de wateraan- en afvoer, beïnvloeden door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het verbreden en verdiepen, verbeteren en dempen van watergangen en greppels, en het slaan van putten

 
- er wordt aangesloten bij bestaand massa's (bebouwing en beplanting) waardoor bestaande open gebieden open blijven
- er wordt geen aaneengesloten beplanting (bijv. bos, boomgaard, kwekerij) aangelegd.
- aanleg van elzensingels en knotwilgen is wel toegestaan.
- de herkenbaarheid van de het beekdal mag niet worden aangetast.

- de hoge grondwaterstanden alsmede het optreden van kwel blijven behouden
- de differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijft behouden
- de waterkwaliteit blijft behouden
- de morfologie beken en waterlopen
blijft behouden
- de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden  
aanduiding overige zone - beslotenheid   het graven en dempen van sloten,
aanleggen van drainage en diepploegen  
- de hoge grondwaterstanden alsmede het optreden van kwel blijven behouden
- de aanwezige differentiatie in abiotische milieu-omstandigheden blijven behouden
- de aanwezige hoogteverschillen blijven behouden
- de bestaande kwetsbare vegetaties blijven behouden
- de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden zijn noodzakelijk voor het agrarisch gebruik van de gronden  
aanduiding overige zone - cultuurhistorisch gebied   - de aanleg van beplanting en het ophogen van gronden met meer dan 1 m


- het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden

- het graven en dempen van sloten, aanleggen van drainage en diepploegen  
- er wordt aangesloten bij bestaande massa's (bebouwing en beplanting) waardoor gebieden met historische openheid, open blijven
- de cultuurhistorische herkenbaarheid moet behouden blijven.

- de cultuurhistorische herkenbaarheid moet behouden blijven.

- de cultuurhistorische herkenbaarheid moet behouden blijven.
 
aanduiding overige zone - open landschap   - de aanleg van beplanting





- het ophogen van gronden met meer dan 1 m  
- er wordt aangesloten bij bestaande massa's (bebouwing en beplanting) waardoor bestaande open enken open blijven
- er wordt geen aaneengesloten beplanting (bijv. bos, boomgaard, kwekerij) aangelegd.

- het ophogen mag niet leiden tot vermindering van de herkenbaarheid van de enk.  
aanduiding overige zone - open landschap broeklanden   - de aanleg van beplanting



- het dempen, graven, vergraven, verleggen, afdammen of herprofileren van waterlopen,
watergangen en/of waterpartijen
 
- er wordt geen aaneengesloten beplanting (bijv. bos, boomgaard, kwekerij) aangelegd.
- aanleg van elzensingels en knotwilgen is wel toegestaan.
- de herkenbaarheid van de broeklanden mag niet worden aangetast.  
Bestemming Water, aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermings gebied, aanduiding milieuzone - waterwingebied   het dempen, graven, vergraven, verleggen, afdammen of herprofileren van waterlopen,
watergangen en/of waterpartijen  
- de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en –kwantiteit wordt niet angetast
- bij de waterbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep het waterhuishoudkundig belang niet onevenredig wordt aangetast alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden  
Bestemming Leiding - Gas   het planten of rooien van diepwortelende beplanting of bomen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen,
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven, het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden, het permanent opslaan van goederen, het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren  
- de veiligheid
- het doelmatig functioneren van de leiding
- bij de leidingbeheerder is schriftelijk advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep de veiligheid niet in gevaar wordt gebracht, alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden  
Bestemming Leiding - Hoogspanning, Leiding - Riool
 
het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen of oppervlakteverhardingen,
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of op een andere manier voorwerpen ingraven of indrijven, het egaliseren, ophogen en afgraven van gronden  
- de veiligheid
- het doelmatig functioneren van de leiding
- bij de leidingbeheerder is advies ingewonnen omtrent de vraag of door de ingreep geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding, alsmede omtrent eventueel aan de vergunning te verbinden voorwaarden
 

51.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 51.1 opgenomen verbod geldt niet:

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden, met dien verstande dat kwekerijen en boomgaarden niet onder normale agrarische bedrijvigheid worden begrepen, en werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van het bos- en natuurbeheer, waaronder mede begrepen houtproductie in de vorm van uitdunning van bos;
  • b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarden en functies niet te verwachten is;
  • d. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden binnen een afstand van 10 m uit bestaande gebouwen, met dien verstande dat deze uitzondering niet geldt ter plaatse van de bestemming Leiding - Gas;
  • e. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals waterontrekking, voor zover daarvoor een vergunning vereist is krachtens artikel 6.4 van de Waterwet;
  • f. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals het onttrekken van oppervlaktewater, voor zover daarvoor een vergunning is vereist of voor zover deze worden uitgevoerd door of vanwege het waterschap;
  • g. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een door gedeputeerde staten goedgekeurd natuurontwikkelingsplan;
  • h. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • i. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het geheel of gedeeltelijk slopen van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' voor zover:
    • 1. deze plaatsvinden ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
    • 2. daarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
    • 3. de sloopwerkzaamheden in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 51.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is;
    • 4. die plaatsvinden aan (delen van) bebouwing die niet cultuurhistorisch waardevol is.
  • j. ingeval op grond van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Erfgoedwet respectievelijk de Monumentenwet van toepassing zijn.
51.3 Algemene beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in artikel 51 lid 51.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 51.1 bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Deze algemene beoordelingscriteria zijn niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in de vorm van het slopen van cultuurhistorische bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 52 Overgangsrecht bouwwerken

52.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
52.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.

52.3 Afwijken bij bijgebouwen

Indien lid 52.1 van toepassing is op bijgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1.27, kan het bevoegd gezag eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 52.1 bepaalde ten behoeve van het geheel vernieuwen van een gedeelte van die bijgebouwen. Afwijken is alleen mogelijk wanneer gelijktijdig voor elke m2 waarvoor bij omgevingsvergunning wordt afgeweken 2 m2 aan bestaande bijgebouwen wordt afgebroken, met het doel om te komen tot een sanering van de aanwezige bebouwing.

52.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 53 Overgangsrecht gebruik

53.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

53.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

53.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

53.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

53.5 Persoonsgebonden overgangsrecht
  • a. Ter plaatse van het perceel Loenenseweg 115 Beekbergen is permanente bewoning van een recreatiewoning toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de persoon die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de recreatiewoning bewoont tot het moment dat de bewoning door deze persoon wordt beëindigd;
  • b. Ter plaatse van het perceel Loenenseweg 117 Beekbergen is permanente bewoning van een recreatiewoning toegestaan, met dien verstande dat de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de persoon die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de recreatiewoning bewoont tot het moment dat de bewoning door deze persoon wordt beëindigd.

Artikel 54 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Beekbergen en Loenen.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d. nr.

Mij bekend,

de griffier,

namens hem:

Pieter Guis

manager Team Omgevingsrecht & Advies