direct naar inhoud van BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING
Plan: Buitengebied Beekbergen en Loenen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1141-ont1

BIJLAGEN BIJ DE TOELICHTING

Bijlage 12 Stikstof en de regeling van veehouderijen in het bestemmingsplan

In het planMER dient ook een zogenaamde Passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) te worden opgenomen. Daarbij moet aangetoond worden dat het bestemmingsplan geen negatieve effecten heeft op omliggende Natura 2000-gebieden. Met name de ammoniakemissie van de veehouderijen in het plangebied en gevolgen daarvan voor de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden een bijzonder aandachtspunt.

Daarbij is van belang dat in de meeste Natura 2000-gebieden sprake is van een situatie waarin de achtergronddepositie hoger is dan de zogenaamde kritische depositiewaarde. Dat geldt ook voor het Natura 2000-gebieden Veluwe, dat in het plangebied ligt. Dat wil zeggen dat het natuurgebied nu al overbelast is voor wat betreft de stikstofdepositie. En dat betekent dat elke toename van depositie in beginsel een significant negatief effect oplevert.


In het bestemmingsplan moet de zekerheid worden opgenomen dat de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan niet leiden tot een toename van de stikstofdepositie.

Hiertoe is een regeling in het bestemmingsplan opgenomen, waarbij per veehouderij de maximale toegestane ammoniakemissie is vastgelegd (zie de artikelen 3.5.2 en 3.5.3). Deze mag niet toenemen ten opzichte van de bestaande, legaal aanwezige situatie. Uit bedrijfsbezoeken, die de Omgevingsdienst Veluwe IJssel regelmatig uitvoert, kan worden afgeleid dat deze feitelijke situatie bij benadering overeenkomt met de veebezetting volgens de aanwezige vergunningen. Daarom is de definitie van bestaande situatie (ammoniak) in de planregels uitgegaan van de verleende vergunningen (zie artikel 1, onder 1.18).

Daarnaast biedt de regeling de mogelijkheid om uit te breiden binnen de mogelijkheden van het PAS (Programmatische Aanpak Stikstof), namelijk uitbreiden waarbij de stikstofdepositie toeneemt, maar onder de drempelwaarde van 0.05 mol blijft of waarbij volstaan kan worden met een melding.

Op basis van deze regeling kunnen negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.

Het voorgaande betekent dus ook dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid voor vergroting van bouwvlakken de ammoniakemissie per bedrijf niet mag worden vergroot.

De gemeente sluit uitbreidingen van veehouderijen, waarbij sprake is van een vergroting van de ammoniakemissie binnen het aangegeven bouwvlak echter niet uit, mits er in ieder geval geen sprake is van een toename van de stikstofdepositie in omliggende Natura 2000-gebieden en mits deze uitbreiding niet leidt tot verslechtering van het woon- en leefklimaat van omliggende woningen. In zo'n geval is er vaak ook een vergunning op grond van de Wnb noodzakelijk, dan wel een omgevingsvergunning onderdeel milieu. Op dat moment moet in ieder geval een uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure gevoerd worden en er eventueel een besluit m.e.r (beoordeling) moet plaatsvinden.

Het bij deze vergunning(en) meenemen van een afwijking bestemmingsplan (als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, sub a.3 Wabo) levert in die gevallen op zichzelf procedureel niet zo veel meer tijd en werk op, in vergelijking met een wijzigingsplan. De gemeente staat in principe niet onwelwillend tegenover dergelijke uitbreidingen zo lang dit geen significante effecten heeft op de Natura 2000-gebieden enerzijds en anderzijds ook op andere omgevingsaspecten een dergelijke uitbreiding ruimtelijk en milieuhygiënisch inpasbaar is. Hierdoor zal een ruimtelijke onderbouwing moeten worden opgesteld.

Aan de gemeenteraad wordt voorgesteld om, tegelijk met het vaststellen van het bestemmingsplan (of daarna), een besluit te nemen dat bouwplannen binnen de aangegeven bouwvlakken voor veestallen, waarbij er wel sprake is van toename van de ammoniakemissie, zonder dat dit leidt tot significant negatieve effecten in omliggende Natura 2000-gebieden, vallen onder de categorie van gevallen waarvoor geen verklaring van geen bedenkingen nodig is. In dat geval kan het college van B&W sneller handelen om vergunning te verlenen, mits in een ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat een dergelijke uitbreiding ruimtelijk en milieuhygiënisch inpasbaar is. Het verschil in procedure met een wijzigingsplan is dan relatief klein.

Bijlage 16 Procedureschema

Nota van Uitgangspunten ter inzage
 
19-11-2015 - 16-12-2015  
Ontwerpplan ter inzage
 
17-05-2018 - 27-06-2018  
Vaststelling door gemeenteraad
 
 
Terinzagelegging vastgesteld plan