direct naar inhoud van 4.2 Milieuaspecten
Plan: Scherpenbergh Golfbaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1077-vas1

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Inleiding

Ten behoeve van het MER Uitbreiding Golfbaan De Scherpenbergh zijn milieuonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeksresultaten vormen de basis voor deze toelichting. In dit hoofdstuk worden de resultaten van de onderzoeken naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

4.2.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.

Onderzoeksresultaten bodem

In het bosgebied in het midden van het plangebied ligt een oude stortplaats. Er zijn in de bodem geen verhoogde gehalten aan chemische componenten aanwezig. In het grondwater zijn wel verhoogde concentraties van deze componenten aangetroffen die naar verwachting afkomstig zijn van de stortplaats.

De bodem- en grondwaterkwaliteit vormen geen belemmering voor de golfactiviteiten. De bestaande verontreiniging wordt beheerst en gecontroleerd.

Grondverzet

De uitbreiding van de golfbaan van 9 holes naar 18 holes heeft plaatsgevonden met een gesloten grondbalans. Dit betekent dat geen grond van elders is opgebracht om de golfbaan het gewenste reliëf te geven. Afgegraven grond is gebruikt om andere terreindelen op te hogen. De maximale ophoging bedraagt 1,75 m. De uitbreiding van de golfbaan op de westelijke akker en het MMC zal ook plaatsvinden met een gesloten grondbalans.

Geomorfologie

De bodemopbouw van de westelijke akker is reeds verstoord door landbouwkundig gebruik. De aanleg van de 2 holes op de westelijke akker zal door graafwerkzaamheden leiden tot verdere verstoring van de bodemopbouw. Het terrein is licht glooiend. De van nature aanwezige glooiingen in het landschap zullen worden gebruikt bij de aanleg van de 2 nieuwe holes. Toch zal niet voorkomen kunnen worden dat een deel van het natuurlijke reliëf verloren zal gaan. Plaatselijk zullen nieuwe hoogteverschillen worden gecreëerd.

De bodemopbouw van het MMC is verstoord tijdens de graaf- en aanlegwerkzaamheden van het complex eind jaren vijftig. Bij de aanleg van de 2 holes zal grondverzet plaatsvinden in het middendeel van het MMC terrein. Hierbij zal zo veel mogelijk rekening gehouden worden met de aanwezige van origine in het terrein aanwezige hoogteverschillen. Aanleg van de holes en natuurontwikkeling zal geen verstoring van de bodemopbouw veroorzaken, te meer omdat het terrein in het verleden is opgehoogd met (zwarte) landbouwgrond.

De uitbreiding van de golfbaan van 9 holes naar 18 holes heeft bijna geheel plaatsgevonden op akkers, waarvan het bodemprofiel reeds was verstoord. De aanwezige stuifduinen en het natuurlijke reliëf zijn bij de uitbreiding zoveel mogelijk gehandhaafd. Uiteraard is er wel sprake van een beperkte aantasting, onder andere omdat er ook nieuw reliëf ten behoeve van de golfbaan is gecreëerd. Nabij de nieuwe waterpoelen op het zuidoostelijk deel van de golfbaan zijn nieuwe nat-droog gradiënten ontstaan.

 

Bodemkwaliteit

De toplaag van de westelijke akker is als gevolg van jarenlang agrarisch gebruik verrijkt geraakt met meststoffen Bij de aanleg van de 2 holes op de westelijke akker zal het gebied onttrokken worden aan de agrarische bestemming. De hoeveelheid bemesting van de bodem zal per saldo in positieve zin afnemen ten opzichte van de agrarische bestemming. De bemesting wordt in de toekomst dus maar op een klein deel van de golfbaan toegepast.

Het gebruik van bestrijdingsmiddelen op de nieuwe baandelen is gering, zeker ten opzichte van het agrarische gebruik op de akker. Chemische bestrijdingsmiddelen om bijvoorbeeld mossen, schimmels en onkruiden te verdelgen worden niet structureel gebruikt, alleen op incidentele basis en dan alleen op de roughs en fairways.

Doel van het meststoffenbeleid was al de emissies van nitraat en fosfaat dusdanig te verminderen, zodanig dat doelstellingen voor grond- en oppervlaktewater worden gerealiseerd en er geen verdere ophoping in de bodem plaatsvindt. Deze doelstelling komt niet in gevaar nu het bemestingsniveau in de nieuwe situatie onder de meststoffennorm komt te liggen.

De bestaande bodem verontreiniging in het plangebied wordt beheerst en gecontroleerd. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot een verdere verstoring of aantasting van de huidige bodemkwaliteit. De voorgenomen ontwikkeling is hiermee inpasbaar vanuit het aspect bodem.

4.2.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Ten aanzien van milieuzonering wordt gekeken naar aanwezige buisleidingen, bedrijven met een milieuzonering en infrastructuur waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.


Onderzoeksresultaten milieuzonering

In (de directe omgeving van) het plangebied bevinden zich geen objecten danwel infrastructuur met een milieuzondering die een beperking leggen op de voorgenomen ontwikkeling. De uitbreiding van de golfbaan zal geen effecten hebben ten aanzien van de geurhinder in de omgeving, behoudens wellicht een positief effect door het wegvallen van de bemesting van de als landbouwgrond bestemde percelen. De lichthinder neemt na de uitbreiding van het golfterrein niet toe omdat de toegevoegde banen niet verlicht worden. Alleen de parkeerplaats is permanent verlicht, en er is buitenverlichting bij het clubgebouw.
De uitbreiding van de golfbaan geeft geen hinder voor omliggende gevoelige objecten. De voorgenomen ontwikkeling is hiermee inpasbaar vanuit het aspect milieuzonering.

4.2.4 Verkeer en parkeren

Ingeschat wordt dat de uitbreiding van de golfbaan 25% extra golfers ten opzichte van de huidige 18 holes baan zal trekken. Dit zal gepaard gaan met maximaal 53 tot 78 (extreem drukke dag) extra verkeersbewegingen en 27 tot 39 (extreem drukke dag) extra auto's op het parkeerterrein. De capaciteit van de ontsluitingswegen is voldoende, de verkeersveiligheid is niet in het geding. 

Uitgaande van een dubbele bezetting zijn de aanwezige 151 parkeerplaatsen voldoende om zelfs op zeer drukke dagen alle auto's te huisvesten. Om inefficiënt parkeren tegen te gaan, worden de volgende maatregelen voorgesteld:

  • Aanbrengen van een volledige bestrating met markering van vakken. Nu bestaat de parkeerplaats uit verharde wegen en Gralux parkeerplaatsen
  • Gebruik maken van parkeerregelaars op topdagen, die de gasten leiden
  • Bij de keukeningang en de greenkeepers onderhoudsloods worden parkeerplaatsen gecreëerd voor het personeel.

Het beoogde effect van de maatregelen is dat het parkeren langs de weg als overloop niet meer nodig is. Het aantal parkeerplaatsen is voldoende om de bezoekers op te vangen. Parkeren langs de Albaweg is overigens toegestaan.

4.2.5 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Een golfbaan is geen geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt de invloed van de uitbreiding op omliggende woningen beoordeeld.

Onderzoeksresultaten

Een golfbaan zelf is niet geluidgevoelig in de zin van de Wet geluidhinder, en daarmee vrijgesteld van het uitvoeren van een akoestisch onderzoek. De uitbreiding van de golfbaan heeft echter wel een verkeersaantrekkende werking. In de MER staat de toegenomen geluidbelasting op woningen aan de toegangsweg beschreven. Hieruit blijkt dat de geluidbelasting wel toeneemt (met max. 4 dB t.o.v. de oude situatie, tot max. 48 dB), maar wel onder de voorkeurgrenswaarde blijft. De Circulaire 'Geluidhinder veroorzaakt door het wegverkeer van en naar de inrichting' van het ministerie van VROM d.d. 29 februari 2006 stelt dat een geluidbelasting van 48 dB zonder meer is toegestaan.

De voorgenomen ontwikkeling is hiermee inpasbaar ten aanzien van het aspect geluidhinder.

4.2.6 Luchtkwaliteit

De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient aannemelijk te worden gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden;
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat de uitbreiding van de bestaande golfbaan met de westelijke akker en het MMC, als gevolg van een toename aan verkeersbewegingen, tot een maximale lokale bijdrage van 0,0 µg/m3 aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof en tot een maximale lokale bijdrage van 0,2 µg/m3 aan de jaargemiddelde concentratie NO2. Dit betekent dat de uitbreiding van de golfbaan als 'niet in betekenende mate' mag worden beschouwd en vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is. Bovendien wordt opgemerkt dat de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 in alle jaren ruimschoots onder de grenswaarde van 40 µg/m3 blijven.

De voorgenomen ontwikkeling is hiermee inpasbaar ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.

4.2.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. In het Bevi worden categorieën van bedrijven genoemd (artikel 2) waarvoor de risicoafstanden benoemd moeten worden, mede in het kader van de ruimtelijke ordening.

Onderzoeksresultaten

In de nabijheid van golfbaan "De Scherpenbergh" bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. De inrichting zelf valt evenmin onder het Bevi. Daarnaast vindt er in de directe omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, rail of via buisleidingen.

De voorgenomen ontwikkeling is hiermee inpasbaar ten aanzien van het aspect externe veiligheid.