Plan: | Beekbergen Inbreidingslocaties |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1004-vas1 |
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd. Voor alle locaties is dan ook verkennend bodemonderzoek verricht. Hieronder wordt kort ingegaan op de resultaten.
In de rapportage d.d. 24 april 2009, opgesteld door Moerdijk Bodemsanering BV en opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat de resultaten uit het onderzoek geen belemmering vormen voor de bouw van een woning.
In de bovengrond zijn licht verhoogde gehaltes aan lood en PCB aangetroffen. De nader onderzoekswaarden voor lood en PCB worden echter niet benaderd. In de ondergrond zijn geen verhoogde waarden aangetroffen.
In het grondwater is een licht verhoogd concentratie aan barium aangetroffen. Dergelijke verhoogde concentraties worden veelvuldig aangetroffen in de regio en betreffen waarschijnlijk regionaal verhoogde achtergrondwaarden. Nader onderzoek of nadere maatregelen worden niet zinvol of noodzakelijk geacht. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In de rapportage d.d. 24 april 2009, opgesteld door Moerdijk Bodemsanering BV en opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat de resultaten uit het onderzoek geen belemmering vormen voor de bouw van een dubbele woning.
In de bovengrond zijn licht verhoogde gehaltes aan kwik en PCB aangetroffen. De nader onderzoekswaarden voor kwik en PCB worden echter niet benaderd. In de ondergrond zijn geen verhoogde waarden aangetroffen.
Aangezien het grondwater niet binnen 5 m -mv is aangetroffen, is het plaatsen van een peilbuis en het bemonsteren van het grondwater achterwege gebleven. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In de rapportage d.d. 24 april 2009, opgesteld door Moerdijk Bodemsanering BV en opgenomen in bijlage 3 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat de resultaten uit het onderzoek geen belemmering vormen voor de bouw van een woning.
In de bovengrond zijn geen verhoogde gehaltes aangetroffen. Dit geldt ook voor de ondergrond.
Aangezien het grondwater niet binnen de 5 m -mv is aangetroffen, is het plaatsen van een peilbuis en het bemonsteren van het grondwater achterwege gebleven. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In de rapportage d.d. 24 april 2009, opgesteld door Moerdijk Bodemsanering BV en opgenomen in bijlage 4 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat de resultaten uit het onderzoek geen belemmering vormen voor de bouw van een woning.
In de bovengrond zijn geen verhoogde gehaltes aangetroffen. Dit geldt ook voor de ondergrond.
Aangezien het grondwater niet binnen 5 m -mv is aangetroffen, is het plaatsen van een peilbuis en het bemonsteren van het grondwater achterwege gebleven. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In de rapportage d.d. 24 april 2009, opgesteld door Moerdijk Bodemsanering BV en opgenomen in bijlage 5 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt dat de resultaten uit het onderzoek geen belemmering vormen voor de bouw van een woning.
In de bovengrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. De nader onderzoekswaarde van PAK wordt niet benaderd. In de ondergrond zijn geen verhoogde waarden aangetroffen.
In het grondwater is een licht verhoogde concentratie aan Barium aangetroffen. Dergelijke verhoogde concentraties worden veel aangetroffen in de regio en betreffen waarschijnlijk een regionaal verhoogde achtergrondwaarden. Nader onderzoek of nadere maatregelen worden dan ook niet zinvol of noodzakelijk geacht. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussenbedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen(hiervoor aangewezen) gebieden met functiemenging zijn milieubelastende en milieugevoelige functies op korte afstand van elkaar gesitueerd. Bij gebiedenmetfunctiemenging kan gedacht worden aan stads- en wijkcentra, horecaconcentratiegebieden en woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid. Het kan gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Voor gebieden met functiemenging wordt een aparte afweging gemaakt ten aanzien van de aan te houden afstand en de te nemen maatregelen in relatie tot het gewenste woon- en leefklimaat. Voor de toelaatbaarheid van activiteiten binnen gebieden met functiemenging gelden randvoorwaarden. Het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid en de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig en overdag plaats.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Er is onderzoek gedaan naar de feitelijke invloed van de concrete gevestigde en te vestigen milieubelastende functies alsmede naar de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden. Hieronder worden de onderzoeken per locatie besproken.
Vanwege de ligging aan de provinciale weg N788 ligt de planlocatie in een gemengd gebied. Er kan derhalve een correctie worden uitgevoerd ten opzichte van het referentieomgevingstype "rustige woonwijk" voor het milieuaspect geluid.
Het betreft hier een milieugevoelige functie, er is alleen sprake van inwaartse zonering.
In de directe omgeving van de planlocatie zijn een aantal instellingen/bedrijven gevestigd.
Aangrenzend aan de planlocatie bevindt zich een hotel/restaurant. Een dergelijke functie heeft een gecorrigeerde milieuzone van 10 meter. Dit betekent dat de beoogde woning buiten deze contour gesitueerd moet worden.
Daarnaast bevinden zich in de omgeving een restaurant (Arnhemseweg 536) en een installatiebedrijf (Kerkweg 1) De planlocatie ligt echter buiten de contouren van deze bedrijven van respectievelijk 10 en 30 meter.
De planlocatie ligt in een gemengd gebied vanwege de ligging aan de Dorpstraat. Ook hier kan een correctie ten opzichte van het omgevingstype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden.
In de directe omgeving van de planlocatie zijn een aantal instellingen/bedrijven gevestigd. Na correctie voor het aspect geluid kan worden geconcludeerd dat de planlocatie niet binnen milieucontouren van een bedrijf of instelling gesitueerd is.
De locatie ligt in een rustige woonwijk. Er kan geen correctie ten opzichte van het referentietype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden. Het betreft een milieugevoelige functie. Er is alleen sprake van inwaartse zonering.
In de directe omgeving van de planlocatie liggen geen bedrijven of instellingen met een milieuzone.
De locatie ligt in een rustige woonwijk. Er kan geen correctie ten opzichte van het referentietype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden. Het betreft een milieugevoelige functie. Er is alleen sprake van inwaartse zonering.
In de directe omgeving ten zuidwesten van het perceel is een groothandelsbedrijf gevestigd aan de Voorste Kerkweg 4. Zowel op basis van de feitelijke activiteiten als van de planologisch gereserveerde activiteiten bedraagt de milieuzone 30 meter. Het perceel bevindt zich op 20 meter van dit bedrijf en valt deels binnen deze contour.
De beoogde woning kan verder op het perceel gesitueerd worden. Wanneer de woning op de ruimtelijk meest gewenste plek op het perceel wordt opgericht in het bestaande lint komt deze een aantal meter binnen de genoemde contour.
Dit kan worden opgelost door een klein deel van de betreffende bedrijfskavel planologisch terug te schalen naar milieucategorie 1. Dit deel van het bedrijf is nu feitelijk in gebruik als parkeerterrein. Vanuit het bedrijf is aangegeven dat zij hiertegen geen bezwaar hebben.
Naast het groothandelsbedrijf bevinden zich in de directe omgeving nog een bedrijf en een verzorgingshuis. In de praktijk levert dit geen belemmeringen op voor de gewenste ontwikkeling.
De locatie ligt in een rustige woonwijk. Er kan geen correctie ten opzichte van het referentietype "rustige woonwijk" uitgevoerd worden.
Het betreft een milieugevoelige functie. Er is alleen sprake van inwaartse zonering.
In de directe omgeving van de planlocatie liggen geen bedrijven of instellingen met een milieuzone.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve wordt verkeerslawaai beschouwd.
Wegverkeerslawaai
Algemeen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De omvang van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 53 dB buitenstedelijk en 63 dB in binnenstedelijk gebied (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat er een ontheffingsgrond aanwezig is. De ontheffingsgronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel voor de voorkeurswaarden en de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
De betreffende weg is de Arnhemseweg en voor het plangebied aan de Holleweg ook de Veldhofweg. Voor deze wegen doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat ze van rechtswege een geluidzone hebben.
De woningen aan de Dorpstraat en de Voorste Kerkweg worden niet geprojecteerd binnen een geluidzone. Akoestisch onderzoek is daarom voor deze locaties niet noodzakelijk.
Voor de overige locaties is er onderzoek gedaan naar de invloed van verkeerslawaai. Hieronder worden de onderzoeken per locatie besproken.
In de rapportage d.d. 26 juli 2010, opgesteld door Amitec en opgenomen in bijlage 6 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de Arnhemseweg berekend. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeer op de Arnhemseweg wordt overschreden op de noord-, oost- en zuidgevel van de nieuwbouwwoning. De geluidbelasting bedraagt ter plaatse ten hoogste 63 dB. De maximaal te ontheffen waarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde zijn niet mogelijk of stuiten op stedenbouwkundige bezwaren. De bouw van de woning is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. Het ontheffingscriterium waarop in de aanvraag beroep gedaan kan worden is het opvullen van een open plaats tussen aanwezige bebouwing aan een bestaande weg binnen de bebouwde kom.
Bij de bouwaanvragen dient door middel van een gevelisolatietekening te worden aangetoond dat aan de normen voor het binnenniveau wordt voldaan.
In de rapportage d.d. 16 mei 2011, opgesteld door Amitec en opgenomen in bijlage 7 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de Arnhemseweg en de Veldhofweg berekend. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van het wegverkeer op zowel de Veldhofweg als de Arnhemseweg niet wordt overschreden.
Bij de bouwaanvragen dient door middel van een gevelisolatietekening te worden aangetoond dat aan de normen voor het binnenniveau wordt voldaan.
In de rapportage d.d. 26 juli 2010 opgesteld door Amitec en opgenomen in bijlage 8 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van de Arnhemseweg berekend. Hieruit blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van wegverkeer op de Arnhemseweg wordt overschreden op de noord- en westgevel van de nieuwbouwwoning. De geluidbelasting bedraagt ter plaatse ten hoogste 50 dB. De maximale ontheffingwaarde van 63 dB wordt niet overschreden.
Bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde zijn niet mogelijk of stuiten op stedenbouwkundige bezwaren. De bouw van de woning is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. Het ontheffingscriterium waarop in de aanvraag beroep gedaan kan worden is het opvullen van een open plaats tussen aanwezige bebouwing aan een bestaande weg binnen de bebouwde kom.
Bij de bouwaanvragen dient door middel van een gevelisolatietekening te worden aangetoond dat aan de normen voor het binnenniveau wordt voldaan.
Algemeen
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.
Bij ministeriële regeling (de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. Onder andere wanneer het gaat om woningbouwlocaties met niet meer dan 500 nieuwe woningen en één ontsluitingsweg is dit het geval. In dit geval is hiervan sprake. Nader luchtkwaliteitsonderzoek kan achterwege blijven.
Algemeen
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand aan te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle bedrijven. Het Bevi regelt hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen buiten een bedrijf als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bedrijf. Daartoe legt het Bevi het plaatsgebonden risico vast en geeft het een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een Bevi-bedrijf geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente voor het toelaten van gevoelige functies.
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van de gewenste ontwikkelingen bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de bouw van de woningen.
Elektromagnetische straling
Op 50 meter van de planlocatie Voorste Kerkweg is een hoogspanningslijn aanwezig. De aan te houden indicatieve zone van de hoogspanningslijn bedraagt 80 meter aan weerszijden van de lijn. De planlocatie aan de Voorste Kerkweg is in deze zone gelegen. De berekende specifieke zone bedraagt 38,5 meter aan weerszijden van de lijn. De planlocatie aan de Voorste Kerkweg is buiten deze zone gelegen.
Transport gevaarlijke stoffen
De provinciale weg N788 van Apeldoorn langs Beekbergen naar de A50 is een weg waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Bij uiteindelijke planvorming binnen 200 meter van de weg dient het groepsrisico verantwoord te worden. Voor de locaties Arnhemseweg, Holleweg en Wolterbeeklaan is dit het geval.
Uit de onderzoeksresultaten van zowel de Arnhemseweg als de Holleweg en de Wolterbeeklaan blijkt dat het groepsrisico als gevolg van het (beperkt) transport van gevaarlijke stoffen over deze weg onder de oriëntatiewaarde ligt. Toevoeging van een woning binnen het invloedgebied heeft geen noemenswaardige invloed op het groepsrisico en hoeft derhalve niet opnieuw te worden bepaald c.q. verantwoord. In bijlage 9 (Arnhemseweg), bijlage 10 (Holleweg) en bijlage 11 (Wolterbeeklaan) van de Bijlagen bij de toelichting zijn de onderzoeksresultaten terug te vinden.