direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kern Dinxperlo 2012, ontsluiting bedrijventerrein Hietveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0197.BP00081-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de gewijzigde ontsluiting op de N317 van het nog verder te ontwikkelen bedrijventerrein 't Hietveld in Dinxperlo. In verband met deze gewijzigde ontsluiting, wordt in dit bestemmingsplan eveneens voorzien in het 'wegbestemmen' van de oorspronkelijke ontsluiting, alsmede een hoogte accent in het geldende bestemmingsplan nabij deze ontsluiting. Verder wordt een kleine omissie in de verkeersbestemming hersteld.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein 't Hietveld' is in 2007 het bestemmingsplan ''t Hietveld 2007' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is inmiddels vervangen door het bestemmingsplan 'Kern Dinxperlo 2012', waarin de ontwikkeling van het bedrijventerrein één op één is overgenomen.

Uitgangspunt bij de planvorming van het nieuwe bedrijventerrein was dat gestreefd werd naar een eigen aansluiting van het nieuwe bedrijventerrein op de rondweg van Dinxperlo, de N317. Voor deze ontsluiting was aan de noordzijde van het bedrijventerrein een nieuwe ontsluiting voorzien. Inmiddels is na overleg met de gemeente en de provincie Gelderland duidelijk geworden dat de ontsluiting aan de noordzijde niet langer de gewenste locatie betreft. Dit mede aangezien een deel van het bedrijventerrein 't Hietveld niet meer of pas op de lange termijn ontwikkeld zal worden. Om die reden is een nieuwe ontsluiting voorgesteld en is het stedenbouwkundig plan hierop aangepast.

Voorliggend bestemmingsplan regelt de gewijzigde ontsluiting van het bedrijventerrein 't Hietveld en meer specifiek de volgende zaken:

  • bestaande groenbestemming wordt omgezet naar een verkeersbestemming t.b.v. de nieuwe aansluiting op de rondweg N317;
  • bestaande verkeersbestemming ter plaatse van oorspronkelijke ontsluiting wordt omgezet naar een groenbestemming;
  • het hoogte accent binnen de bestemming 'Bedrijventerrein -1' ter plaatse van de oorspronkelijke ontsluiting wordt planologisch wegbestemd;
  • ter plaatse van een kruispunt op het bedrijventerrein, wordt de verkeersbestemming enkele meters verruimd.

Heel nadrukkelijk wordt in dit bestemmingsplan uitsluitend voorzien in het mogelijk maken van de nieuwe ontsluiting en het wegbestemmen van de oorspronkelijke ontsluiting. Inmiddels zijn de eerste kavels op het bedrijventerrein 't Hietveld uitgegeven.

1.2 Begrenzing van het gebied

Het plangebied bestaat uit een aantal deelgebieden. Het betreft hier gronden waar voorheen de ontsluiting op de N317 was voorzien, gronden waarvoor een aanduiding voor een hoogte accent opgenomen was, gronden waar nu de nieuwe ontsluiting is voorzien, evenals gronden waar de verkeersbestemming enkele meters wordt verruimd. In de onderstaande figuur is globaal de ligging en begrenzing van de (deel)plangebieden weergegeven. Voor de exacte ligging en begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00081-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 - Globale ligging en begrenzing plangebied

De bij dit bestemmingsplan betrokken gronden zijn in de huidige situatie in gebruik als verkeersweg, dan wel als agrarische gronden. Voor wat betreft de bestaande alsmede de nieuwe situatie in het plangebied wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van deze toelichting.

1.3 Vigerende regeling

Zoals in de aanleiding al genoemd, valt het plangebied onder de werking van het vigerende bestemmingsplan 'Kern Dinxperlo 2012', vastgesteld 18 december 2012. Het bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter en betreft voor wat betreft het bedrijventerrein 't Hietveld een directe vertaling van het bestemmingsplan ''t Hietveld 2007'. In het bestemmingsplan heeft het plangebied verschillende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00081-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2 - Vigerend bestemmingsplan en nieuwe (deel)plangebieden

Noordelijk deel plangebied

Binnen het noordelijk deel van het plangebied komen de bestemmingen 'Verkeer' en de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' voor. De gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen, voet- en fietspaden, met bermen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en voorzieningen voor de waterhuishouding. Aangezien ter plaatse van deze bestemming de beoogde ontsluiting van het bedrijventerrein wordt wegbestemd, is de bestemming 'Verkeer' vervangen door de bestemming 'Groen'.

De gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' zijn bestemd voor bedrijven uit categorie 1 t/m 3.2, niet-zelfstandige kantoren, ondergeschikte detailhandel en parkeervoorzieningen. Deze bestemming is overgenomen in voorliggend bestemmingsplan, met dien verstande dat de hoogte aanduiding ter plaats is verwijderd. Beoogd was een accent toe te staan nabij de ontsluiting. In verband met het vervallen van de ontsluiting, vervalt het hoogte accent eveneens.

Middendeel plangebied

Binnen het middendeel van het plangebied komen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' voor. De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen en bermen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en sport- en speelvoorzieningen. Aangezien ter plaatse van deze bestemming de nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein wordt gerealiseerd, wordt de bestemming omgezet naar de bestemming 'Verkeer'. Daar waar reeds de bestemming 'Verkeer' gelegen is, zal deze worden gehandhaafd.

Zuidelijk deel plangebied

Binnen het zuidelijk deel van het plangebied komen de bestemmingen 'Verkeer' en 'Groen' voor. De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen en bermen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en sport- en speelvoorzieningen. Aangezien ter plaatse van deze bestemming een nieuw kruispunt is gerealiseerd, wordt de bestemming 'Verkeer' met enkele meters verruimd.

Overige bestemmingen plangebied

Voor het overige zijn er binnen beide plangebieden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie' van toepassing. Deze zijn beiden één op één overgenomen opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

In dit hoofdstuk is een eerste algemene indruk van het plangebied geschetst en is de aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan beschreven. In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader, dat op het plangebied van toepassing is, behandeld. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten nader toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op de resultaten het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, alsmede de resultaten van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Tot slot wordt in hoofdstuk 7 een toelichting op de juridische planregeling van het bestemmingsplan gegeven.

Hoofdstuk 2 Gebiedsbeschrijving

2.1 Historische ontwikkeling

Het dorp Dinxperlo ligt op de grens met Duitsland en aan het riviertje de Aa-strang. Tussen de jaren 500 en 800 vestigden boeren zich op de hoger gelegen zandruggen in Dinxperlo, Suderwick en de Hoge Heurnseweg. In de Middeleeuwen was de Heelweg een belangrijke handelsweg tussen Bocholt en de IJsselsteden.

Tussen de dekzandruggen en –kopjes lopen diverse waterlopen, die allemaal in westelijke richting afwateren op de Aa-strang, die op haar beurt weer uitkomt in de Oude IJssel. De historische wegen die Dinxperlo met de omringende kernen verbinden, komen in het oude centrum samen. Hierbij vormt de Hogestraat de verbinding tussen de noordelijke en zuidelijke linten. Het historische centrum bezit een organische structuur, met de Markt en de daaraan gelegen St. Liboriuskerk. Het centrum beslaat een relatief klein gebied, bestaande uit enkele gebogen straten met een intiem karakter en dicht op elkaar gebouwde huizen.

Aan de westkant van Dinxperlo is een nieuw bedrijvenpark ontwikkeld, te weten het bedrijventerrein 't Hietveld. Dit nieuwe terrein sluit aan op het bestaande bedrijventerrein De Rietstap, waarvan het grootste deel is uitgegeven.

2.2 Planbeschrijving

Bestaande situatie

Het bedrijventerrein 't Hietveld omvat de gronden gelegen tussen de Hoonhorstweg, de Rondweg, de achterzijden van de bedrijfspercelen aan de Helmkamp en de Beggelderdijk. De totale oppervlakte van het bedrijventerrein bedraagt circa 10 ha.

Nieuwe situatie
Voor het nieuwe bedrijventerrein is een aantal aanpassingen voorgesteld. Dit geldt met name voor de verkeersontsluiting. Er is ervoor gekozen de ontsluiting van het bedrijventerrein in zuidelijk richting op te schuiven. Op die wijze vindt de ontsluiting centraal plaats ten behoeve van het gebied dat de komende periode als bedrijventerrein wordt ontwikkeld.

Ten behoeve van de aansluiting is gekozen voor een voorrangskruispunt zodat de doorstroming op de N317 zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. Aangezien de intensiteiten op de N317 en de te verwachten verkeersproductie van het toekomstige bedrijventerrein relatief laag zijn, kan een voorrangskruispunt verkeersveilig worden ingericht. Uitgangspunt is een overzichtelijke en verkeersveilige aansluiting op het bedrijventerrein. Ten behoeve van deze verkeersveiligheid is in het ontwerp een aantal belangrijke elementen opgenomen. Dit betreft onder andere:

  • een apart linksafvak op de N317;
  • een verkeersdruppel op de Rietstapperweg;
  • een obstakelvrije zone van 4,5 meter;
  • een rijbaanscheiding op de hoofdrijbaan ter plaatse van het kruispunt.

Apart linksafvak

Het doel van het linksafvak op de hoofdrijbaan is tweeledig. Enerzijds blijven snelheidsverschillen tussen doorgaand en afslaand verkeer beperkt en anderzijds vindt het wachten op eventueel overig verkeer buiten de doorgaande strook plaats.

Verkeersdruppel

Door de toepassing van een verkeersdruppel worden de verschillende rijrichtingen richting het bedrijventerrein van elkaar gescheiden.

Obstakelvrije zone

Door de toepassing van een obstakelvrije zone richting het kruispunt ontstaat een overzichtelijke verkeerssituatie hetgeen de verkeersveiligheid vergroot.

Rijbaanscheiding

Door de toepassing van een rijbaanscheiding worden de verschillende rijrichtingen op de N317 van elkaar gescheiden.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de verschuiving van de ontsluiting in zuidelijke richting mogelijk door middel van het neerleggen van de verkeersbestemming. Daarnaast wordt ter plaatse waar de oorspronkelijke ontsluiting was voorzien, voorzien in een groenbestemming. Verder zijn door verkleining van het plangebied de aanvankelijke planologische uitgangspunten met een hoogteaccent komen te vervallen. Ook voorziet het bestemmingsplan in een correctie van een kruispuntsituatie op het bedrijventerrein. In de onderstaande figuren is in blauw de nieuwe situatie weergegeven, ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan "Kern Dinxperlo 2012".

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00081-VG01_0003.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00081-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.1 Nieuwe ontsluiting(en) en vigerend bestemmingsplan

In de linker figuur is in blauw de nieuwe ontsluiting geprojecteerd op de bestemmingsplankaart "Kern Dinxperlo 2012". Aan de noordzijde van de figuur is de verkeersbestemming neergelegd voor de oorspronkelijke ontsluiting. Deze wordt omgezet naar een groenbestemming en ter plaatse van de nieuwe ontsluiting wordt de groenbestemming omgezet naar de verkeersbestemming. Verder wordt het hoogte accent (10/15) in voorliggend bestemmingsplan wegbestemd, door middel van het opnemen van een nieuwe bouwhoogte, die aansluit op de geldende bestemmingsplanregeling.

In de rechter figuur is de nieuwe kruispuntsituatie geprojecteerd op de bestemmingsplankaart "Kern Dinxperlo 2012". Zichtbaar is dat de gerealiseerde ontsluiting deels door de groenbestemming aangelegd is. De verkeersbestemming wordt aangepast overeenkomstig de bestaande situatie. Onderstaand is een fragment van de nieuwe verbeelding opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00081-VG01_0005.jpg"

Figuur 2.2 Verbeelding bestemmingsplan Kern Dinxperlo 2012, ontsluiting bedrijventerrein Hietveld

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt aangegeven met welke beleidsuitgangspunten van het Rijk, de provincie en het eigen gemeentelijk beleid rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van bestemmingsplan 'Kern Dinxperlo 2012, ontsluiting bedrijventerrein Hietveld'.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid heeft onder meer de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040 vervangen. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water-)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
  • rijksbelangen met betrekking tot (inter-)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
  • rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.

Daarnaast wordt (boven-)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.

Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.

Deelconclusie

In de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van beperkte betekenis voor onderhavig bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, alsmede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. Voor dit initiatief is in de SVIR geen specifiek ruimtelijk beleid van toepassing.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het Rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op (gebaseerd op de 'SER-ladder'). Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Op basis van de drie treden van de ladder voor duurzame verstedelijking dient gemotiveerd te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik:

1. beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;

2. indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;

3. indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

Deelconclusie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, alsmede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. De ontwikkeling wordt niet gezien als stedelijke ontwikkeling, om die reden kan toetsing aan de ladder achterwege blijven.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden.

Het Barro is een van de uitvoeringsinstrumenten die kunnen worden ingezet om het Rijksbeleid in het beleid van lagere overheden te laten implementeren. Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen uit de eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) en geeft middels regels en plankaarten (juridisch) de mogelijkheid om de rijksbelangen veel directer door te laten werken in de ruimtelijke plannen van andere overheden. Anders dan de Realisatieparagraaf dus, waar alleen is aangegeven hoe het beleid zal worden uitgevoerd door het aanreiken van de mogelijke sturingsinstrumenten.

Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Hiermee kan bijvoorbeeld precies aangegeven worden in welke zones bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen bevatten die verdere verstedelijking toestaan. Dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke drukte.

In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen.

Deelconclusie

In het Barro worden geen regels genoemd die direct op de ontwikkeling in het plangebied van toepassing zijn. Voor het plangebied is dan ook geen specifieke opgave bepaald.

3.1.4 Nationaal Waterplan 2009 - 2015

Het Nationaal Waterplan (Ministeries van V&W, VROM en LNV, 2009) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het beschrijft de maatregelen die genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Het Nationaal Waterplan bestaat uit een thematische uitwerking en een gebiedsuitwerking. Thema's die behandeld worden zijn: waterveiligheid, watertekort en zoetwatervoorziening, wateroverlast, waterkwaliteit en gebruik van water.

Gebiedsuitwerkingen zijn er voor de Kust, Rivieren, IJsselmeergebied, Zuidwestelijke Delta, Randstad, Noordzee, Noord-Nederland en de Waddenzee, Hoog Nederland en het Stedelijk gebied. Op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie.

Deelconclusie

Het plangebied is gelegen in het Stedelijke gebied. Wateroverlast in het stedelijk gebied kan ontstaan door hoge grondwaterstanden, overstromend oppervlaktewater (inundatie), overbelasting van het riool of een combinatie van deze drie. Het is dan ook van belang om bij nieuwe ontwikkelingen rekening te houden met de wateropgave. De wijze waarop met het onderhavige planvoornemen wordt omgegaan met de wateropgave, is nader beschouwd in paragraaf 4.6.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie richt zich formeel op de komende tien jaar, maar wil ook een doorkijk bieden aan Gelderland op een langere termijn. Veel maatschappelijke vraagstukken zijn zo complex dat alleen een gezamenlijke inzet succesvol kan zijn. In de omgevingsvisie zijn de opgaven voor Gelderland daarom in nauwe samenwerking met partners uitgedacht. Daarbij kijken de provincie en partners vanuit een integraal en internationaal perspectief naar Gelderland. Met deze bestuurlijke strategie kunnen voor Gelderland toekomstbestendige keuzes gemaakt worden.

De provincie heeft in de Omgevingsvisie twee doelen gedefinieerd. Het zijn doelen die de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur benadrukken.

  • Een duurzame economische structuurversterking.
    Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om sterke steden en een vitaal landelijk gebied met voldoende werkgelegenheid. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door het duurzaam versterken van de ruimtelijk-economische structuur. De komende jaren zullen minder in het teken staan van denken in termen van 'groei' en meer in termen van 'beheer en ontwikkeling van het bestaande'.
  • Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.
    Dit doel betekent vooral:
    • 1. ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek; uitgaan van doelen, niet van regels,
    • 2. zorg dragen voor een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden en behoud en versterking van de kwaliteit van het landschap,
    • 3. een robuust en toekomstbestendig water- en bodemsysteem voor alle gebruiksfuncties; bij droogte, hitte en waterovervloed,
    • 4. een gezonde en veilige leefomgeving.

Om deze doelen in beleid te vertalen, hanteert de provincie drie aandachtsgebieden: Dynamisch, Mooi en Divers Gelderland. Ontwikkelingen in Gelderland wil de provincie benaderen vanuit elk van deze drie perspectieven, die elkaar aanvullen:

  • Dynamisch: de (ruimtelijk-economische) ontwikkelingen en de geleiding daarvan op provinciaal niveau.
  • Mooi: de Gelderse kwaliteiten die bescherming nodig hebben en ruimte voor behoud door ontwikkeling.
  • Divers: het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten.

Mobiliteit
Ten aanzien van mobiliteit streeft de provincie, samen met haar partners, naar een duurzame mobiliteit: een systeem dat een sterke economie ondersteunt, de welvaart versterkt, de sociale integratie stimuleert en rekening houdt met de kwaliteit van de leefomgeving. Voor de Achterhoek zijn de volgende voor dit bestemmingsplan relevante doelen geformuleerd:

  • investeren in de bereikbaarheid van Doetinchem;
  • toegankelijk houden van de voorzieningen in de Achterhoek door fysieke en digitale bereikbaarheid;
  • de stedelijke netwerken in de directe omgeving (Arnhem-Nijmegen, Apeldoorn-Zutphen-Deventer, Twente en Duitsland) verbinden;
  • verbeteringen agenderen in de netwerken van gemeenten en het Rijk, bijvoorbeeld de doortrekking van de A15, kwaliteit van het spoor (met name Arnhem-Doetinchem-Winterswijk) en de vrije kruising van het spoor in Arnhem-Oost;
  • de verbindingen in en naar de steden zien als dragend netwerk van regionaal openbaar vervoer en het ondersteunen van aanvullend openbaar vervoer voor het behoud van de basismobiliteit buiten het stedelijk gebied. Het gaat daarbij om de bereikbaarheid van lokale voorzieningen en de participatiemogelijkheden van burgers;
  • samenwerken met andere partijen op mobiliteitsthema's. Bijvoorbeeld voor gedragsonderwerpen, verkeersveiligheid, verkeersmanagement, mobiliteitsmanagement, fiets en aanvullend openbaar vervoer.

Deelconclusie

Dit bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, alsmede het wegbestemmen van een in het geldende bestemmingsplan opgenomen hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. De ontwikkeling draagt bij aan een betere bereikbaarheid van het bedrijventerrein, dit in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De Omgevingsverordening geeft alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van voorliggende ontwikkeling zijn de regels die zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de verordening relevant. In artikel 5.1.2.2 'Werkzaamheden aan wegen' is opgenomen dat het zonder vergunning verboden is een uitweg op de provinciale weg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen.

Deelconclusie

Ten behoeve van de ontwikkeling is overleg gevoerd met de provincie Gelderland en is verder een vergunning voor het maken van een uitweg aangevraagd. Voor het overige geeft de verordening geen specifieke regels waar rekening mee moet worden gehouden.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Dinxperlo - De Heurne

Structuurvisie Dinxperlo - De Heurne De gemeenteraad van Aalten heeft op 10 juli 2007 de structuurvisie vastgesteld voor de kernen Dinxperlo en De Heurne.

Dinxperlo wil zich graag profileren als een prettige en groene woonomgeving. Voor een kern van deze omvang (circa 7.400 inwoners) heeft Dinxperlo goede winkelvoorzieningen en biedt het ruime werkgelegenheid. Het gemeentelijk beleid is erop gericht om het huidige aanbod op peil te houden: zowel wat betreft het woningaanbod, de werkgelegenheid als de voorzieningen. Belangrijk is het om te kiezen voor kwaliteit en leefbaarheid op de lange termijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00081-VG01_0006.jpg"

Figuur 3.1 - Structuurvisiekaart De Heurne en Dinxperlo

Op de structuurvisiekaart is het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein 't Hietveld globaal opgenomen, evenals de beoogde ontsluiting van het bedrijventerrein. Met voorliggend bestemmingsplan wordt in de daadwerkelijke realisatie van de ontsluiting van het bedrijventerrein voorzien. Aangezien een deel (noordelijk deel ) van het bedrijventerrein 't Hietveld niet meer of op de lange termijn ontwikkeld zal worden, wordt de ontsluiting opgeschoven in zuidelijke richting.

Deelconclusie

De beoogde ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, is in overeenstemming de structuurvisie De Heurne - Dinxperlo.

3.3.2 Gemeentelijk verkeer- en vervoersplan

De gemeenteraad van de gemeente Aalten heeft op 17 juni 2010 het gemeentelijk Verkeers- en vervoersplan vastgesteld. In het document wordt het beleidskader op provinciaal, regionaal en lokaal niveau op het gebied van verkeer en vervoer nader toegelicht. Vervolgens word de huidige situatie anno 2010 op het gebied van verkeer en vervoer beschreven met betrekking tot de beleidsthema’s, bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid. Dit voor de kernen Dinxperlo en Aalten.

Nadien wordt de gewenste toekomstige verkeerssituatie anno 2020 voor de kernen Dinxperlo en Aalten beschreven. Hierbij wordt onder andere de nieuwe verbinding van de kern Dinxperlo met de N317 besproken. eveneens is de aansluiting van het te ontwikkelen bedrijventerrein 't Hietveld op de N317 een onderwerp in het plan.

Deelconclusie

De beoogde ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, is in overeenstemming met het gemeentelijk Verkeer- en vervoersplan.

3.4 Conclusie

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, namelijk het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, alsmede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming passen binnen zowel de nationale, provinciale als gemeentelijke beleidskaders.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Ten behoeve van de bestemmingsplanherziening moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan omgevingsaspecten zoals archeologie, hinder van bedrijven, bodem, cultuurhistorie, duurzaamheid, ecologie, externe veiligheid, geluid, lucht, water en verkeer en parkeren. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

4.1 Bodem

Wettelijk kader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (2008) dient bij elke ruimtelijke ontwikkeling aangetoond te worden dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend milieukundig bodemonderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek moet uitwijzen of de locatie mag worden aangewend voor de gewenste ontwikkeling.

Situatie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, alsmede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. De gronden zijn in het kader van het bestemmingsplan 't Hietveld 2007' reeds onderzocht. Uit het rapport uit 2007 komt naar voren dat in de bovengrond een licht verhoogde gehalte PAK voorkomt. Het lokaal licht verhoogde gehalte aan PAK in de bovengrond is naar verwachting gerelateerd aan de puinbijmenging. De aangetroffen zware metalen in de grond en het grondwater zijn van nature verhoogd.

De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding voor het verrichten van vervolgonderzoek of sanerende maatregelen, omdat de gemeten concentraties kleiner zijn dan de betreffende tussen- en interventiewaarden, dan wel van nature verhoogd zijn. De kwaliteit van de bodem is geen milieuhygiënische belemmering voor het toekomstige gebruik als bedrijventerrein.

Nabij voorliggend plangebied zijn boringen uitgevoerd, waaruit blijkt dat de gronden geschikt zijn voor de beoogde functie. Verder voorziet de ontwikkeling niet in een nieuwe gevoelige bestemming. Om die reden kan een verkennend bodemonderzoek achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2 Geluid

Wettelijk kader

De mate waarin geluid, veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer en/of door inrichtingen, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Indien geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wet geluidhinder de verplichting een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van wegen, spoorwegen en inrichtingen.

Situatie

Wegverkeerslawaai

In het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk gemaakt. Wel voorziet de ontwikkeling in een nieuwe kruispuntsituatie in de nabijheid van de woning Rietstappeweg 2a. Om die reden is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport is als bijlage 1 bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Nieuwe ontsluitingsweg

De hoogste geluidsbelasting bedraagt 41 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh van 5 dB, afkomstig van de ontsluiting bij de omliggende woningen. Bij de woningen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh niet overschreden door de ontsluitingsweg op bedrijventerrein Hietveld. Voor de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg zijn in het kader van de Wgh en het gemeentelijke geluidbeleid geen maatregelen noodzakelijk.

Nieuwe ontsluiting op de Aa-Stangrondweg (N317)

Bij woning Rietstapperweg 2a is de toename van de geluidsbelasting minder dan 2 dB. Hierdoor is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wgh. Er zijn dan ook geen maatregelen nodig voor de realisatie van de aansluiting op de Aa Strangrondweg (N317) in het kader van de Wgh en het gemeentelijke geluidbeleid.

Railverkeerslawaai

Het projectgebied valt niet binnen de geluidszone van een spoorweg, eveneens worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Om die reden kan onderzoek achterwege blijven.

Industrielawaai

Het projectgebied valt binnen de geluidszone van een gezoneerd bedrijventerrein. Echter het voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk. Om die reden kan onderzoek achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.3 Externe veiligheid

Wettelijk kader

Bepaalde maatschappelijke en bedrijfsmatige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen.

De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Toetsing

In de figuur op de volgende pagina is een fragment van de risicokaart van de provincie Gelderland weergegeven.


afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00081-VG01_0007.jpg"

Figuur 4.1 - Fragment risicokaart provincie Gelderland (bron: www.risicokaart.nl)

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen stationaire dan wel mobiele bronnen aanwezig. Wel bevindt zich op een afstand van 350 meter een buisleiding van defensie. Verder bevindt zich op een afstand van circa 600 meter een groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen. Gezien de afstand tot het plangebied en gezien het feit dat het bestemmingsplan geen nieuwe kwetsbare objecten toestaat, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen.

Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.

Toetsing

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, almede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. Deze ontwikkeling draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast komt op basis van de monitoringstool naar voren dat zowel in de huidige als toekomstige situatie nabij het besluitgebied geen sprake is van overschrijdingen van de grenswaarden. Dit zowel voor de NO2- als de PM10 concentratie.

Conclusie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied aanvaardbaar. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

4.5 Bedrijven- en milieuzonering

Wettelijk kader

Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhinder-gevoelige functies in de directe omgeving van het projectgebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt. Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen of terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.

Bij een ruimtelijk ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de nieuwe gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komt te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)'geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie waarom dat wordt gedaan.

Situatie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, almede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. De ontwikkeling voorziet daarmee niet in de toevoeging van een nieuwe milieuhinderlijke, dan wel milieugevoelige functies. Wel wordt een hoogte accent wegbestemd door middel van het neerleggen van een bedrijfsbestemming (Bedrijventerrein - 1). Gezien het feit dat de locatie reeds deze bestemming had en daarmee het gebruik ten behoeve van bedrijvigheid reeds was toegestaan, is er geen sprake van een nieuwe bedrijfsbestemming.

Conclusie

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.6 Water

4.6.1 Algemeen

In het kader van het 'Nationaal Bestuursakkoord Water' moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond, middels een hydrologisch onderzoek, dat de waterhuishouding niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. Dit is vastgelegd in het procesinstrument 'de Watertoets'.

4.6.2 Provinciaal beleid

Op 9 juli 2014 is Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. De omgevingsvisie vervangt de huidige omgevingsplannen zoals de Structuurvisie, het Gelders Milieuplan en het Waterplan Gelderland 2010-2015.

In de omgevingsvisie wordt onder meer de ambitie en de rol van de provincie voor het aspect water aangegeven. De provincie stuurt op een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem. Dit bestaat uit bodem en ondergrond, grondwater en oppervlaktewater. Een veerkrachtig en duurzaam water- en bodemsysteem helpt mee aan een optimale en duurzame driedimensionale inrichting van Gelderland. Een systeem is veerkrachtig als het onder normale omstandigheden alle functies goed kan uitvoeren, (tijdelijke) over- en onderbelasting goed op kan vangen zonder dat maatschappelijke overlast of ecologische schade optreedt en hiervan snel kan herstellen zonder blijvende negatieve effecten. Een systeem is duurzaam als het ook in de toekomst kan blijven functioneren en in stand kan worden gehouden tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Om de veerkracht van het water- en bodemsysteem te vergroten is het belangrijk om meer ruimte te maken voor beken, te zorgen voor stedelijk waterbeheer en voor goed bodembeheer. Dat betekent bijvoorbeeld dat de bodem zodanig wordt beheerd en gebruikt dat de bodem meer water kan opnemen in perioden van regen en dus ook weer water kan afgeven in perioden van droogte. Zowel bewoonde gebieden, natuurgebieden als landbouwgronden zullen hieraan een bijdrage moeten leveren.

Daarnaast is het van belang om ervoor te zorgen dat het water- en bodemsysteem duurzaam is en ook in de toekomst kan blijven functioneren tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. De provincie streeft naar een duurzaam gebruik van de ondergrond. Zij zoekt naar een balans tussen het benutten van de kansen die de ondergrond biedt en het behouden van de waarde van de ondergrond voor toekomstige generaties. Doel is te komen tot een integrale, efficiënte en duurzame benutting zonder onomkeerbare gevolgen voor de ondergrond. Dit betekent dat de provincie moet afwegen wat op een bepaalde plek in de ondergrond of bovengronds wel of niet mag.

In de bij de Visie horende Omgevingsverordening zijn regels opgenomen met betrekking tot het aspect water. Het gaat onder meer om de onderwerpen Grond- en drinkwater (artikel 2.6 en artikel 3.3) en vaarwegen (hoofdstuk 4). Het plangebied en de wijde omgeving zijn niet specifiek aangeduid in de verordening.

4.6.3 Beleid waterschap

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als erop een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).

Thema   Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  


Nee

Nee  


2

2  
Riolering en Afvalwater-
keten  
1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  

Nee
Nee

Nee  

2
1

1  
Wateroverlast (oppervlakte-
water)  
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  

Nee

Nee

Nee

Nee  

2

1

1

1  
Oppervlakte-
waterkwaliteit  
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?  
Nee  

1  
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  

Nee
Nee

Nee
Nee  

1
1

1
1  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?  
Nee  

1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Nee
Nee  

1
2  
Volksgezond-
heid  
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  

Nee


Nee  

1


1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee

Nee
Nee  
2
2

1
1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  

Nee  


2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?  
Nee  

1  
4.6.4 Situatie

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, almede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. Deze ontwikkeling heeft geen negatief effect op de waterhuishouding ter plaatse.

4.6.5 Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.7 Flora en Fauna

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming
Gebiedsbescherming wordt voornamelijk geregeld met de Natuurbeschermingswet (1998) en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Belangrijk is dat ruimtelijke projecten niet zonder meer mogen worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden (inclusief de Habitatrichtlijngebieden) worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Indien dit het geval is, kan doorgang van het project mogelijk belemmeringen ondervinden. De provincie is hiervoor het bevoegde gezag. Voor bestemmingsplannen en wijzigingen hiervan, kan het noodzakelijk zijn dat een vergunning ex artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moeten worden.

Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen.

De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten een vrijstelling. Aan deze vrijstelling zijn vaak voorwaarden verbonden. Voor zwaar beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • Er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • Er geen alternatief is;
  • Er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Situatie

Door Staring Advies is een quickscan flora en fauna voor de locatie uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage 2 bij deze toelichting gevoegd. Uit de quickscan komt naar voren dat aanvullend onderzoek of het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet niet noodzakelijk is. Wel wordt opgemerkt dat werkzaamheden buiten het broedseizoen moeten worden uitgevoerd.

Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.

4.8 Archeologie

Wettelijk kader

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de 'Wet op de archeologische monumentenzorg' (Wamz), die op 1 september 2007 in werking is getreden. Deze wet maakt formeel gezien deel uit van de Monumentenwet 1988 (Mw). Het belangrijkste doel van de Wamz is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.
afbeelding "i_NL.IMRO.0197.BP00081-VG01_0008.jpg"

Figuur 4.2 - Fragment archeologische waarden - en verwachtingenkaart

Situatie

De gemeente heeft een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie uit laten voeren voor het gehele grondgebied van Aalten en deze aansluitend laten vertalen naar een archeologische waarden- en verwachtingenkaart en een daarop gebaseerde archeologische maatregelenkaart. Op de maatregelenkaart is de gemeente Aalten verdeeld in 8 categorieën. Ter plaatse van het plangebied komt de volgende categorie voor:

  • Categorie 5: Dubbelbestemming Waarde – Archeologie gematigd

Gebied met een gematigde archeologische verwachting: geen verplichting tot archeologisch vooronderzoek bij ingrepen kleiner dan 2500 m2 en ondieper dan 50 cm. De dubbelbestemming is overgenomen in het vigerende bestemmingsplan 'Kern Dinxperlo 2012' en is in de planregels juridisch verankerd. Met de realisatie van de nieuwe ontsluiting zal de ondergrens van 2.500 m2 niet worden overschreden. Om die reden kan archeologisch onderzoek achterwege blijven. In voorliggend bestemmingsplan is eveneens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie gematigd' overgenomen.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.9 Cultuurhistorie

Wettelijk kader

Rijksbeleid
Vanaf 1 januari 2012 is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten bij het maken van een bestemmingsplan rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Als gevolg hiervan is het van belang dat voorafgaand aan het maken van een bestemmingsplan de aanwezige cultuurhistorische waarden bekend zijn. Daarnaast is het in Bro vastgelegd dat in de toelichting van een bestemmingsplan moet worden beschreven hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden en de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten en de bescherming daarvan wordt omgegaan.

Gemeentelijk beleid

Zoals gesteld heeft de gemeente een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie uit laten voeren voor het gehele grondgebied van Aalten. In de directe omgeving van het plangebied komt een schuilkelder vanuit de Tweede Wereldoorlog voor. Ter plaatse is voorzien in de nieuwe verkeersstructuur voor het bedrijventerrein. Onderzocht is of de schuilkelder behouden kan blijven dan wel elders opnieuw opgebouwd kan worden. Dit blijkt niet mogelijk te zijn. De schuilkelder zal dan ook worden gesloopt. Voorliggend bestemmingsplan maakt echter niet de nieuwe verkeersstructuur ter plaatse van de schuilkelder mogelijk. Dit is op basis van het vigerende bestemmingsplan "Kern Dinxperlo 2012" al mogelijk gemaakt. In die zin komen binnen het nu voorliggende plangebied geen cultuurhistorische waarden voor.

Conclusie

Gelet op het ontbreken van cultuurhistorisch waardevol erfgoed in het plangebied, zijn nadere beschermde maatregelen hiervoor niet noodzakelijk. Er komen als gevolg van het planvoornemen geen cultuurhistorische waarden in het geding

4.10 Verkeer en parkeren

Verkeer

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, almede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. De verkeersstroom gemoeid met de nieuwe situatie van de ontsluitingsweg is gelijk aan de verkeersstroom bij de oude ontsluiting. In die zin wordt geen nieuwe verkeersstroom gegenereerd. Wel komt de nieuwe ontsluiting dichter ten opzichte van de woning Rietstapperweg 2a te liggen. Om die reden is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor paragraaf 4.2.

Parkeren

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, almede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. Hiermee wordt niet voorzien in een aanvullende parkeerbehoefte.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoering van het project.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Algemeen

Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het verleggen van een bestaande ontsluiting van een nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, almede het wegbestemmen van een bestaand hoogte accent en het verruimen van de verkeersbestemming. De beoogde ontwikkeling is juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is het opgestelde inrichtingsplan voor de ontsluiting van het bedrijventerrein. Op de verbeelding zijn de grenzen van het bestemmingsplangebied aangegeven.

Binnen die grenzen zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast en uitgebreid op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2008).

Het voorliggende bestemmingsplan is niet geheel conserverend plan, immers het maakt een nieuwe ontsluiting mogelijk en bestemd een andere ontsluiting weg, echter de hoofdopzet van het bestemmingsplan 'Kern Dinxperlo 2012' veranderd niet wezenlijk.

5.2 Indeling

De regels zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de begrippen (artikel 1) en een bepaling over de wijze van meten (artikel 2); deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde aangegeven en dienen als referentiekader voor de overige regels.

Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen en dubbelbestemmingen. Deze artikelen hebben een vaste opbouw conform het SVBP 2012.

Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelbepaling, de procedureregels en algemene regels voor een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels.

Hoofdstuk 4 bevat tenslotte het overgangsrecht en de slotregel, met daarin de titel van het bestemmingsplan. Kern Dinxperlo 2012, ontsluiting bedrijventerrein Hietveld

5.3 Artikelsgewijze bespreking

5.3.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

In artikel 1 is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor een gedeelte van de begrippen is aansluiting gezocht bij de begrippenlijst uit bijlage 11 bij de SVBP 2012, voor de overige begrippen is aansluiting gezocht bij de formulering van de in Aalten gebruikelijke (meest recente) regels.

Wijze van meten (Artikel 2)

In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels. Ook hier is aansluiting gezocht bij de standaard (meet)regels uit de SVBP 2012.

5.3.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In het plan zijn de volgende bestemmingen en dubbelbestemmingen opgenomen:

Bedrijventerrein - 1 (Artikel 3)

Het nieuwe bedrijventerrein ‘t Hietveld’ is oorspronkelijk in verband met het ontwikkelingsgerichte karakter voorzien van de bestemming ‘Bedrijventerrein – 1’. Een klein deel van het plangebied is voorzien met deze bestemming, aangezien het bestaande hoogte accent weke op basis van het vigerende bestemmingsplan was toegestaan nabij de oorspronkelijke ontsluiting, in voorliggend bestemmingsplan is wegbestemd. Voor het overige wordt er voor wat betreft de planregels aangesloten bij het oorspronkelijke bestemmingsplan 'Kern Dinxperlo 2012'.

Groen (Artikel 4)

De bestemming betreft gronden waarop uitsluitend groenvoorzieningen, paden, sport- en speelvoorzieningen, water e.d. is toegestaan. Het betreft groenvoorzieningen die een daadwerkelijk structureel groen karakter hebben en behouden. De bestemming is toegekend aan de gronden waar voorheen de ontsluiting van het bedrijventerrein was voorzien.

Verkeer (Artikel 5)

De bestemming “verkeer” is opgesteld voor de doorgaande verkeersverbindingen. De bestemming is toegekend aan de gronden waar voorheen de bestemming groen lag en nu de nieuwe ontsluiting is voorzien en ter plaatse van een bestaand kruispunt op het bedrijventerrein.

Waarde – Archeologie (dubbelbestemming) (Artikel 6)

Aangezien zich in het plangebied potentieel belangrijke archeologische gebieden bevinden zijn in de regels dubbelbestemmingen opgenomen om deze gebieden te beschermen. De ligging van de dubbelbestemmingen is afgestemd op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente. Aan de verschillende categorieën uit deze kaart is per waarde een dubbelbestemming gekoppeld. In voorliggend bestemmingsplan is dat de waarde 'gematigd'. Deze dubbelbestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Kern Dinxperlo 2012'.

Voor de bescherming van de archeologische waarden zijn beperkingen met betrekking tot het bouwen van gebouwen opgenomen, alsmede een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden. Voor bouwen geldt bij bouwwerkzaamheden tot een bepaalde oppervlakte en diepte geen onderzoeksverplichting. De oppervlakte en diepte zijn afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde.

Het omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden houdt in dat de bodem niet mag worden verstoord, tenzij daarvoor een vergunning is verleend. Op deze regeling zijn dezelfde uitzonderingen van toepassing als voor het bouwen.

Een omgevingsvergunning niet nodig voor werkzaamheden die minder dan een bepaald aantal vierkante meters beslaan. In voorliggend bestemmingsplan betreft dit 2.500 m2. Daarnaast is het niet nodig een vergunning te eisen voor werkzaamheden in reeds ‘geroerde’ grond, hetgeen inhoudt dat geen omgevingsvergunning is vereist voor bodemingrepen die niet dieper dan een bepaald aantal centimeter gaan.

5.3.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (Artikel 7)

Met de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Algemene bouwregels (Artikel 8)

In dit artikel is een regeling opgenomen die toestaat dat ondergeschikte bouwdelen de bouw- of bestemmingsgrenzen, danwel de bouwhoogte mogen overschrijden. Deze overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 1,0 m. Tevens is een regeling opgenomen voor het ondergronds bouwen. Ondergrondse gebouwen zijn toegestaan onder bovengrondse gebouwen, danwel maximaal 3,0 m daarbuiten, tot een diepte van maximaal 4,0 m onder de begane grondvloerlaag.

Voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsregel opgenomen dat deze in de bestaande maatvoering zijn toegestaan.

Voor het bouwen van dakkapellen is in dit artikel een algemene regeling opgenomen.

Algemene gebruiksregels (Artikel 9)

In de algemene regels zijn enkele algemene gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden, zoals het verbod om gronden en gebouwen te gebruiken voor prostitutiedoeleinden en stort/opslagplaats voor grond en afval (behoudens een stort/opslagplaats voor normaal gebruik, bijvoorbeeld in het kader van de bedrijfsvoering).

Algemene aanduidingsregels (Artikel 10)

Geluidzone - Industrie

Omdat het bedrijventerrein De Rietstap/’t Hietveld is gezoneerd is op de verbeelding een geluidzone opgenomen. Binnen deze aanduiding is het oprichten van geluidgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan, hiervan kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken indien burgemeester en wethouders besluiten een hogere waarde in de zin van de Wet geluidhinder vast te stellen. Deze gebiedsaanduiding is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Kern Dinxperlo 2012'.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 11)

In dit artikel is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10%, een afwijkingsmogelijkheid voor het bouwen van nutsvoorzieningen, alsmede een afwijkingsmogelijkheid voor een nokverhoging of het verhogen van de goothoogte van een gebouw.

Algemene wijzigingsregels (Artikel 12)

In de regels is een algemene wijzigingsbepaling voor een grote nutsvoorziening met een bouwhoogte van 5 m en een inhoud van 150 m³ opgenomen, alsmede voor een antennemast met een maximale hoogte van 45 m.

5.3.4 Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel

Overgangsrecht

In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.

Slotregel

De slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Wettelijk kader

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Wro moet in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In verband daarmee is eerst onderzocht of voor het onderhavige bestemmingsplan op grond van artikel 6.12, eerste lid Wro de verplichting bestaat om één of meer exploitatieplannen vast te stellen.

Op grond van artikel 6.12, lid 1 van de Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit zijn de volgende bouwplannen:

  • de bouw van één of meer woningen;
  • de bouw van één of meer gebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m2 of met één of meer
  • woningen;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.

Op grond van artikel 6.12, lid 2 Wro kan van deze verplichting worden afgezien, indien (globaal) sprake is van de volgende factoren:

  • het verhaal van de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is, en;
  • het bepalen van een fasering en/of het vastleggen van locatie-eisen niet noodzakelijk is.

Voor de beoordeling van de vraag of het kostenverhaal anderszins verzekerd is, is de eigendomsituatie van belang. In het geval dat alle gronden binnen een exploitatiegebied eigendom zijn van de gemeente, kan de gemeente de kosten van de grondexploitatie verrekenen in de prijs van de uit te geven bouwrijpe kavels. In dat geval is het kostenverhaal afdoende anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht. Een andere mogelijkheid is dat de gemeente in een overeenkomst met de ontwikkelaar heeft vastgelegd hoe de kosten van de grondexploitatie worden verrekend. Ook in dat geval is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.

Situatie

De beoogde nieuwe ontsluiting van het bedrijventerrein 't Hietveld is geen bouwplan zoals omschreven in artikel 6.12 lid 1 Wro. Desondanks heeft de ontsluiting een nauwe relatie met de ontwikkeling van het bedrijventerrein. De kosten zijn anderszins verzekerd door middel van een overeenkomst. Er bestaat derhalve geen noodzaak een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Overlegresultaten

7.1 Overleg met de bevolking

In de rubriek Aalten Actueel -opgenomen in het plaatselijk huis-aan-huisblad- van dinsdag 12 juli 2016 is mededeling gemaakt van het feit dat voor deze ontwikkeling een nieuwe bestemmingsplan in voorbereiding is. Tot 27 juli 2016 kon op het voornemen worden gereageerd.

Reactie 1

Van de mogelijkheid tot het indienen van een reactie is gebruik gemaakt op dinsdag 26 juli 2016. Op die dag is gesproken met de indieners, samenvattend wordt het volgende aangegeven.

Betrokkenen wensen nader overleg over:

  • 1. Een enigszins aangepaste wijze van ontsluiting van het bedrijventerrein 't Hietveld, onder meer in verband met de belangen van indieners;
  • 2. De wijze waarop en op welk punt de verkeersmaatregelen op de Rietstapperweg te Dinxperlo worden getroffen, zodat het doorgaande verkeer wordt geweerd (met uitzondering van fietsers, voetgangers e.d.).

De afspraak is gemaakt dat een en ander wordt besproken met de ontwikkelende partij en de verkeerskundige van de gemeente. Dit overleg heeft plaatsgevonden op donderdag 22 september 2016. Daarbij is gesproken over geluidswaarden als bedoeld in de Wet geluidhinder. Het akoestisch onderzoek is het resultaat van een rekenprogramma, waarbij alle relevante gegevens zijn ingevoerd. Er heeft met dit akoestisch onderzoek dus geen geluidsmeting op locatie plaats gevonden. Uit het onderzoek blijkt dat aan de wettelijke voorkeurswaarden wordt voldaan.

Het initiatief voor verplaatsing van de geprojecteerde ontsluiting is gekomen van de provincie Gelderland. Algemeen beleid ter bevordering van de verkeersveiligheid is dat risicopunten worden geconcentreerd. Om die reden heeft de aanleg ter plaatse van de reeds bestaande ontsluiting ter hoogte van de Rietstapperweg 2a te Breedenbroek de voorkeur. Via een duidelijke wijze van uitvoering (verkeersborden en banden) wordt zichtbaar gemaakt dat het verkeer met de bestemming van het bedrijfsterrein 't Hietveld geen gebruik dient te maken van het inrit/de toegangsweg Rietstapperweg 2a te Breedenbroek. Er komt eveneens een verhoogde middengeleider voor een verkeersveilige doorstroming.

Op de grens van het bestemmingsplan/ten westen van de woning Rietstapperweg 3/3a te Dinxperlo wordt een verkeerssluis aangebracht. Op die weg blijft de Rietstapperweg slechts open voor langzaam verkeer. Deze sluis kan op termijn ook ten oosten van de woning Rietstapperweg 3/3a worden gerealiseerd, indien de verkeersintensiteit als gevolg van de realisatie van de bedrijfsbestemming op die locatie toeneemt ten opzicht van de huidige situatie.

Het uitvoeringsplan voor de gewijzigde inrichting, waarin de hiervoor vermelde maatregelen verder in detail zijn uitgewerkt, wordt met de belanghebbenden gecommuniceerd. De toezegging wordt gedaan dat de belanghebbenden, die nu hebben gereageerd, persoonlijk worden geïnformeerd over de stappen van dit planproces. Dit hoeven zij niet uit de krant te vernemen.

7.2 Overleg met instanties

Het voorontwerp van het plan is toegezonden naar de ambtelijke diensten van de provincie Gelderland, het waterschap Rijn en IJssel en de gemeente Oude IJsselstreek.

Er zijn in dit geval geen provinciale of andere belangen aan de orde, die zich verzetten tegen de voorgestelde bestemmingsregeling.

7.3 Zienswijzen

Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening, heeft het ontwerp bestemmingsplan vanaf woensdag 19 oktober tot en met dinsdag 29 november 2016 voor een ieder ter inzage gelegen voor het indienen van schriftelijke of mondelinge zienswijzen bij de gemeenteraad. Binnen deze termijn zijn er twee zienswijzen ingekomen. In de zienswijzennota wordt er nader op ingegaan. Deze zienswijzen hebben geen aanpassing van het plan tot gevolg. De zienswijzennota is als bijlage 3 bijgevoegd.