direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Lobberdense Waard 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0196.BP6911Lobwaard-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Buitengebied Lobberdense Waard 2011 met identificatienummer NL.IMRO.0196.BP6911Lobwaard-VG01 van de gemeente Rijnwaarden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlage 1 Oppervlakten bebouwing buitendijks gebied;

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publieksaantrekkend zijn en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.8 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.23 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.24 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.25 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.26 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.27 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.28 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.30 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.31 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.6 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Buitendijks Gebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De - voor 'Agrarisch - Buitendijks Gebied' aangewezen grond is bestemd voor:

  • a. het agrarisch gebruik van de gronden;
  • b. waterberging en afvoer van sediment, hoogwater en ijs;
  • c. de ontwikkeling van nieuwe natuur- en landschapswaarden;
  • d. het recreatief medegebruik waaronder fiets-, wandel- en ruiterroutes, steigers, banken, picknicktafels, informatievoorzieningen, kleinschalige parkeervoorzieningen, bewegwijzering e.d.;
  • e. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het volgende:

  • a. de hoogte van andere bouwwerken, zoals steigers, banken, picknicktafels, informatievoorzieningen, bewegwijzering ten behoeve van recreatief medegebruik bedraagt maximaal 2 meter;
  • b. de hoogte van perceelafscheidingen maximaal 1 meter bedraagt.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken, of in gebruik te geven, of te laten gebruiken voor een doel, of op een wijze die strijdig is met deze bestemming.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in lid 3.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Buitendijks Gebied' wijzigen in de bestemming 'Natuur' onder de voorwaarde dat:

  • a. de ontwikkelingsmogelijkheden van (agrarische) bedrijven en de waterstaatsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. een advies van de waterbeheerder is ontvangen.

3.5.2 Procedureregels

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de procedureregels van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • b. waterberging en afvoer van sediment, hoogwater en ijs;
  • c. het recreatief medegebruik waaronder fiets-, wandel- en ruiterroutes, steigers en oeverrecreatie;
  • d. banken, picknicktafels, informatievoorzieningen, vlaggenmasten, veeroosters, kleinschalige parkeervoorzieningen, bewegwijzering e.d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatieve voorzieningen';
  • e. een drijvende verwerkinginstallatie ten behoeve van de zandwinning ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - drijvende verwerkinginstallatie’;
  • f. een tijdelijke voorziening voor kleiopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - tijdelijke kleiopslag';
  • g. zandwin- en verwerkinginstallaties ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - vaste walinstallatie’;
  • h. de winning, bewerking, verwerking, tijdelijke opslag, aan- en afvoer van zand, grind, klei en teelaarde alsmede het uitvoeren van herinrichtings- en reconstructiewerken;
  • i. een zuiger ten behoeve van de winning en herinrichting;
  • j. het uitoefenen van activiteiten en werkzaamheden, die ondersteunend zijn aan het bepaalde onder art. 4.1.e tot en met 4.1.i;
  • k. bouwwerken, geen gebouw zijnde, behorende bij recreatie en de jacht zoals bijvoorbeeld een kunstobject of hoogzit voor de jacht;
  • l. vogelkijkhut en (tijdelijk) bezoekerscentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatieve voorzieningen';

met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals:

  • kunstwerken, alsmede
  • ten behoeve van het bepaalde onder art. 4.1.e tot en met 4.1.i: steigers, laadpontons, vletten, bouwkeet, loswal en hellingbaan.
  • m. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatieve voorzieningen' zijn toegelaten:
    • 1. een vogelkijkhut, als bedoeld in art. 4.1.l, met een maximale oppervlakte van 50 m2; de maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
    • 2. een (tijdelijke) bezoekerscentrum, als bedoeld in art. 4.1.l, met een maximale oppervlakte van 150 m2; de maximale goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk maximaal 6 en 9 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - vaste walinstallatie’ zijn toegelaten:
    • 1. gebouwen ten behoeve van de zandwinactiviteiten, als bedoeld onder art. 4.1.d tot en met 4.1.g, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 600 m² en een hoogte van maximaal 8 meter.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatieve voorzieningen' zijn toegelaten:
    • 1. een uitkijktoren met een maximale hoogte van 15 meter;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 6 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van natuur - vaste walinstallatie’ en ‘specifieke vorm van natuur - drijvende verwerkinginstallatie’ zijn toegelaten:
    • 1. zandwin- en verwerkinginstallaties met een maximale bouwhoogte van 22 meter;
    • 2. overige bedrijfsinstallaties met een maximale bouwhoogte van meter 8 meter;
    • 3. overige bouwwerken met een maximale bouwhoogte 4 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Natuur' zijn toegelaten bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale hoogte van 4 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. het landschapsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan:

  • d. de afstand tussen de gebouwen;
  • e. de afstand tot de weg;
  • f. de plaats van andere bouwwerken;de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting van de gebouwen.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken, of in gebruik te geven, of te laten gebruiken voor een doel, of op een wijze die strijdig is met deze bestemming.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in lid 4.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
4.6.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewassen anders dan op basis van het landschapsplan;
  • b. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen;
  • c. het aanleggen van permanente ligplaatsen voor vaartuigen;
  • d. het aanbrengen van drainage;
  • e. het scheuren van grasland en het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

4.6.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op de (zandwin)activiteiten op basis van verleende vergunningen (Ontgrondingsvergunning, Milieuvergunning, Wabo-vergunning en/of Watervergunning) ;
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. de aanleg van fietspaden;
  • d. op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering
    zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde
    dan wel verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

4.6.3 Criteria

De in lid 4.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. een vrijliggend recreatief fiets- en voetpad;
  • c. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. straatmeubilair en dergelijke.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 4 meter bedragen;
  • b. de hoogte van lichtmasten mag ten hoogste 8 meter bedragen;

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken, of in gebruik te geven, of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze die strijdig is met deze bestemming.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in lid 5.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 6 Water - Rivier

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Rivier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. scheepvaart;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. waterberging, waterlopen,

met bijbehorende taluds, bermen, groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, kunstwerken en kademuren.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 4 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken, of in gebruik te geven, of te laten gebruiken voor een doel, of op een wijze die strijdig is met deze bestemming.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning om af te wijken van het bepaalde in lid 6.3, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een vrijstaande woning ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven;
  • b. aan huis verbonden beroepen met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief bijgebouwen, met een maximum van 50 m2, mag worden gebruikt ten behoeve van deze functie.
7.2 Bouwregels
  • a. de woning is toegelaten binnen de aanduiding 'bouwvlak'. Het aantal woningen per bouwvlak bedraagt 1;
  • b. de oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de in bijlage 1 'Oppervlakten bebouwing buitendijks' gebied' aangegeven maten, vermeerderd met 10%;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte zijn aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'. Indien de bestaande hoogten meer bedragen, gelden deze hoogten als maximum;
  • d. met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en andere bouwwerken dient aan het volgende te worden voldaan:
    woning   maximaal  
    goothoogte   4,5 meter  
    hoogte   10 meter  
    afstand zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
    bijgebouw   maximaal  
    goothoogte   3 meter  
    hoogte   5,5 meter  
    afstand tot woning   20 meter  
    bouwwerken, geen gebouw zijnde   maximaal  
    de hoogte van andere bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning   1 meter  
    de hoogte van andere bouwwerken achter de naar de weggekeerde gevel van de woning   2,5 meter  
    de hoogte van verlichtings- en vlaggenmasten   8 meter  
  • e. herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    • 1. de herbouw plaatsvindt binnen een afstand van maximaal 3 meter van de bestaande bebouwingscontour;
    • 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn of in de voorgevelrooilijn die parallel loopt met de bestaande voorgevelrooilijn;
    • 3. de oppervlakte van de nieuw te realiseren woning niet groter is dan die van de te slopen woning;
    • 4. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden niet onevenredig worden geschaad;
    • 5. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  • f. bij vervangende nieuwbouw van bijgebouwen mag maximaal 75 m² plus 50% van de gesloopte oppervlakte die uitkomt boven 75 m² worden teruggebouwd tot een maximum van 375 m²;
  • g. indien de bestaande maatvoering van de legale bebouwing, als bedoeld onder sub b tot en met e, meer bedraagt, geldt deze maatvoering als maximum.
7.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
    • 1. de situering van nieuw op te richten bebouwing op of bij percelen, waarop blijkens een aanduiding op de plankaart reeds een rijksmonument of een gemeentelijk monument aanwezig is. Deze nadere eisen kunnen worden gesteld om te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing, onevenredig wordt aangetast;
    • 2. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de natuur- en landschapswaarden;
    • 3. afmetingen en vorm van gebouwen en andere bouwwerken, indien dat noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid of om aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen te voorkomen dan wel een goede landschappelijke inpassing te bereiken.
  • b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijken voor een aan huis verbonden bedrijf

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1, sub b, voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
    • 1. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte, met een maximum van 50 m2, van de gebouwen bedraagt;
    • 2. uitsluitend bedrijven worden toegestaan die zijn opgenomen in categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel wat betreft aard en mate van hinder vergelijkbaar zijn met deze bedrijven;
    • 3. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
    • 4. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
    • 5. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
    • 6. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bijde uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
  • b. Een omgevingsvergunning om af te wijken als bedoeld in artikel kan slechts worden verleend, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
7.4.2 Afwijken voor een bed and breakfast
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1, sub b, voor het toestaan van een bed and breakfast, mits:
    • 1. De voorziening wordt gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
    • 2. Voor de nevenfunctie bedraagt de oppervlakte maximaal 50 m² per woning;
    • 3. Op eigen terrein dient in de parkeerbehoefte te worden voorzien.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), binnen een strook van 5 m aan weerszijden van de as van de leiding, mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen;
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 tot en met 7) mogen binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de gasleiding geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd

8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het permanent opslaan van goederen.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.3 mits hiervoor een omgevingsvergunning is verleend. Voor het verlenen van een omgevingsvergunning is advies nodig van de leidingbeheerder.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
8.5.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  • d. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen en het vellen of rooien van houtgewas;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

8.5.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • c. aan de zandwinning verbonden activiteiten op basis van verleende vergunningen (ontgrondingsvergunning en/of watervergunning), mits ten aanzien van de uitvoering van deze activiteiten afstemming heeft plaatsgevonden met de leidingbeheerder;
  • d. de aanleg van fietspaden.

8.5.3 Criteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

8.5.4 Inwinnen advies

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van
de leidingbeheerder.

Artikel 9 Waterstaat - Waterbergingsgebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. aan- en afvoer van rivierwater, ijs en sediment.

met daarbij behorende andere bouwwerken.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen
3 tot en met 7) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Gebouwen mogen niet worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering. Daarnaast is tevens een ontheffing van het waterschap vereist op grond van de Keur.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanplanten van de gronden met bomen of diepwortelende houtgewassen, het kappen of verwijderen van de bomen en begroeiingen van de gronden.

9.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op de zandwinactiviteiten;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering
    zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde
    dan wel verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
9.4.3 Criteria

De in lid 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: de bescherming, het onderhoud, de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen
3 tot en met 7) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Gebouwen mogen niet worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering. Daarnaast is tevens een ontheffing van het waterschap vereist op grond van de Keur.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanplanten van de gronden met bomen of diepwortelende houtgewassen, het kappen of verwijderen van de bomen en begroeiingen van de gronden.

10.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op de zandwinactiviteiten;
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering
    zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde
    dan wel verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;

10.4.3 Criteria

De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

Artikel 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  • c. alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit;
  • d. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde,

en op deze gronden is de beleidslijn Grote rivieren van toepassing.

11.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen
    3 tot en met 7) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
  • b. Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
  • c. Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in artikel 11.2 afwijken voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van waterbeheerder.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewassen anders dan op basis van het landschapsplan;
  • b. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
  • c. het aanleggen van permanente ligplaatsen voor vaartuigen;
  • d. het aanbrengen van drainage;
  • e. het scheuren van grasland en het omzetten van grasland in bouwland;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.

11.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 11.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. betrekking hebben op de (zandwin)activiteiten op basis van verleende vergunningen (Milieuvergunning, Wabovergunning en/of Watervergunning, Ontgrondingsvergunning);
  • b. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. andere werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering
    zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde
    dan wel verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
11.4.3 Criteria

De in lid genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden van de gronden. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

  • a. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
  • b. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksbedrijf dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

15.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in het plan vermelde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m met dien verstande dat deze met een omgevingsvergunning afwijken uitsluitend mag worden verleend op gronden behorende bij de 'Natuur';
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m.
15.2 Criteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel kan 15.1 slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen
van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen,
met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
18.2 Met een omgevingsvergunning afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 18.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 18.1 met maximaal 10%.

18.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 18.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 18.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Buitengebied Lobberdense Waard 2011.