direct naar inhoud van Artikel 10 Leiding - Gas
Plan: Groene Rivier Pannerden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0196.BP16037-0002

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving
  • 1. De voor 'Leiding - Gas 'aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  • a. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijnleiding - gas';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
    • 1. met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • 2. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 5 Natuur en 8 Water) zijn op de in artikel bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (artikelen 5 Natuur en 8 Water), mogen geen nieuwe bouwwerken ten behoeve van de in artikel 10.1 onder 2 genoemde functies worden gebouwd.

10.3 Afwijking van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2 voor het toestaan van de in artikel 10.1 onder 2 genoemde functies en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:

    • 1. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • d. advies is verkregen van de leidingbeheerder.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verbonden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden op de in artikel 10.2 onder a bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4 onder 1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen;
  • 3. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4 onder 1 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder;
  • 4. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4 onder 1 is nodig voor:
  • a. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.