Plan: | Voorsterpoort, Grote Voort (sporthal) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP18008-0004 |
De WRZV-hallen (sporthallen) aan de Buitengasthuisstraat 8 in Zwolle worden door diverse verenigingen en onderwijsinstellingen gebruikt en vormen door haar brede en unieke maatschappelijke functie een belangrijke schakel in de sociale gemeenschap van Zwolle. Een functie die nadrukkelijk door de gemeente wordt onderschreven welke zij niet wil verliezen voor de stad Zwolle.
De huidige huisvesting van de WRZV-hallen is echter niet meer passend bij haar functie en rol die zij speelt in de Zwolse samenleving. De bestaande accommodatie is gedateerd en de onderhoudsstaat van het gebouw is nu matig tot slecht. Ook qua duurzaamheid zijn er grote verbeteringen mogelijk.
In september 2016 is gestart met een varianten / locatiestudie voor wat betreft de bestaande WRZV hallen.
Hierin is onderzocht of nieuwbouw of renovatie de voorkeur heeft. Op basis van deze studie is door college en de gemeenteraad besloten om nieuwbouw van de WRZV-hallen op Voorsterpoort te realiseren (kavel voormalig BeersStork), naast de Kamperlijn.
Op 12 maart 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) voor de nieuwbouw van de WRZV-hallen en het investeringskrediet dat hierbij hoort. Tevens heeft de raad ingestemd met het openen van de grondexploitatie Beers Stork. De nieuwbouw past niet binnen het geldende bestemmingsplan Voorsterpoort. Het SPvE vormt de basis voor het op te stellen bestemmingsplan en is als Bijlage 1 Stedenbouwkundig Programma van Eisen WRZV hallen opgenomen.
Het plangebied is gelegen op Voorsterpoort op de voormalige Beers Stork locatie. Het plangebied wordt begrensd door de Kamperlijn, de Grote Voort en het perceel Grote Voort 8. Daarnaast is een nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Russenweg naar de Grote Voort opgenomen.
Bestemmingsplan 'Voorsterpoort'
NL.IMRO.0193.BP12011-0004
Vastgesteld door de raad op 1 juli 2013, in werking getreden op 22 augustus 2013.
Bestemmingsplan 'Zwolle, parapluplan parkeren'
NL.IMRO.0193.BP16012-0003
Vastgesteld door de raad op 3 juli 2017, in werking getreden op 24 augustus 2017.
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Conclusie
Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), zoals die geldt vanaf 1 juli 2017, bevat de verplichting om in de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te geven van de behoefte aan die ontwikkeling. Daarnaast, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient een motivering te worden gegeven waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In artikel 1.1.1 van het Bro is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Volgens de Handreiking Ladder voor duurzame verstedelijking van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) vallen onder het begrip 'andere stedelijke voorzieningen' onder meer accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure.
Voor het onderhavig initiatief (de bouw van sporthallen) kan worden beargumenteerd dat het een nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft. Bij de ladder gaat het primair om het aantonen van de behoefte. Voor sporthallen zal deze behoefte primair kwalitatief worden beschreven.
BRO Adviseurs heeft in het kader van deze bestemmingsplanprocedure een behoefteonderzoek (Zwolle, Laddertoets modernisering en relocatie WRZV-hallen, rapportnummer P00417_3 d.d. 28 juni 2018) gedaan. Deze is als Bijlage 2 bijgevoegd. De belangrijkste conclusies zijn als volgt:
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De Omgevingsvisie Overijssel van 1 mei 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: Provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel 2017
Indien het initiatief, de bouw van sporthallen, wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling nodig of mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes.
Toekomstbestendigheid
De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Het gaat dan om een evenwichtige benadering van het welzijn van mensen, economische welvaart en van het beheer van natuurlijke voorraden. Bij toekomstbestendigheid gaat het ook om de effecten van ingrepen op verschillende schaalniveaus (van directe buren tot ver over de grens) en over de vraag of het project over 20 of 30 jaar nog steeds toegevoegde waarde heeft.
Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. De kernen Hardenberg en Steenwijk kunnen bouwen voor de regionale behoefte mits dit past binnen de regionale programmering.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn de ontwikkelingsperspectieven Woon -en werklocaties binnen stedelijke netwerken
"8.2.1 Ontwikkelingsperspectief Stedelijke netwerken als
Het ontwikkelingsperspectief Stedelijke netwerken als motor omvat de drie stedelijke netwerken in Overijssel: Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer-Stedendriehoek.
8.2.1.2 Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerk
Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken. Herstructurering en transformatie bieden kansen om te anticiperen op klimaatverandering (bijvoorbeeld door ruimte voor groen, natuur of water te reserveren). Van belang is de stedelijke ontwikkeling altijd af te stemmen op de kenmerken van het watersysteem, bijvoorbeeld door in laaggelegen gebieden bij bouw- en evacuatieplannen rekening te houden met risico’s op overstroming of wateroverlast. Herstructurering en transformatie kunnen ook bijdragen aan de energietransitie (door het nemen van energie-efficiënte maatregelen en/of het opwekken van duurzame energie door bijvoorbeeld het aanwezige dakoppervlak te benutten)."
"10.2.4 Toerisme en vrije tijd
Ambitie:
Ontwikkelingsmogelijkheden voor en kwaliteitsverbetering van toerisme en vrijetijdsbesteding
Strekking van het beleid:
We zetten ons in voor een sterk aanbod voor de vrijetijdsbesteding in Overijssel. Innovatie en versterking van het organiserend vermogen in de toeristische sector staan daarbij centraal.
Wij bieden ondernemers de ruimte om toeristisch-recreatieve voorzieningen te ontwikkelen die bijdragen aan de differentiatie van het aanbod. We stimuleren hierbij het leggen van (nieuwe) koppelingen tussen verschillende sectoren (zoals recreatie, natuur, landschap, water, cultuur, zorg en sport) en hebben aandacht voor cultuur, erfgoed en recreatie- en winkelvoorzieningen. Zo ondersteunen we bijvoorbeeld de winkelfunctie in de binnensteden door beperkingen op te leggen aan detailhandel buiten de kernen (zie paragraaf 10.2.1.4 voor meer informatie).
Bijzondere aandacht vraagt de klimaatverandering. De drogere en warmere zomers maken dat we in onze steden ruimte en mogelijkheden nodig hebben voor verkoeling (groen en water) en, om de warmte van de stad te kunnen ontlopen, goede recreatieve verbindingen tussen stad en ommeland. Onze gemeenten zijn aan zet om hier invulling aan te geven."
Gebiedskenmerken
Stedelijke laag
"Kenmerken 3.4 Stedelijke laag • Bedrijventerreinen
De bedrijventerreinen zijn georganiseerd op basis van uitgegeven kavels aan bedrijven. Het zijn meestal monofunctionele werkgebieden met een 'no nonsense' karakter en vaak krappe openbare ruimtes. De gebieden zijn ingericht en bebouwd op basis van een beperkte set aan kwaliteitsregels. De terreinen zijn veelal volledig gericht op autobereikbaarheid en hermetisch van karakter en liggen los van de woonwijken en het buitengebied. Er zijn veel verschillen in uitstraling en ambitieniveau per terrein. De bebouwing is functioneel, vaak eenvoudig en eenvormig, soms karakteristiek en historisch.
Hiërarchie:
meestal geen, soms hoofdas.
Typen: industriegebieden, meubelboulevards, kantorenparken en gemengde bedrijventerreinen.
Beeld: Bedrijfspanden, hallen, kantoorcomplexen, industriegebieden, en showrooms. Parkeer- en opslag ruimtes aan een willekeurig netwerk van verkeerslijnen.
Ontwikkelingen
Ambitie
Vitale werklocaties. Een vernieuwings- en herstructureringsproces van bedrijventerreinen
op gang brengen waardoor:
Sturing
Richting
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
Op de kaart van het structuurplan is de ontwikkeling aangemerkt als 'centrumstedelijk gebied' Daarmee kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling passend is in het structuurplan.
Omgevingsvisie
Naast het geldende structuurplan Zwolle 2020, wordt inmiddels hard gewerkt aan het opstellen van een omgevingsvisie ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet.
In november 2017 heeft de gemeenteraad de omgevingsvisie "Mijn Zwolle van morgen deel 1" vastgesteld. Een toekomstvisie op hoofdlijnen die uitnodigt, inspireert en stimuleert om samen de ruimte in de stad in te vullen.
Deel 1 is “slechts” een document op hoofdlijnen, waarin, met aandacht voor de strategische opgaven, de verschillende ambities op integrale wijze worden samengebracht. Het document geeft op hoofdlijnen richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de toekomst, maar dient in een opvolgend document, omgevingsvisie deel 2, nader te worden uitgewerkt. Dan kunnen ook keuzes gemaakt worden op gebiedsniveau. Dat betekent dat het Structuurplan 2020 zijn status als structuurvisie, zoals bedoeld onder de huidige Wet ruimtelijke ordening, voor het grootste deel behoudt. Het document kan pas vervallen, nadat de volledige omgevingsvisie (deel 2) zal zijn vastgesteld.
Deze ontwikkeling past binnen de hoofdlijnen en ambities uit de omgevingsvisie deel 1.
Eén van de vijf topambities in de omgevingsvisie is:
"1. Zwolle versterkt en benut het menselijk kapitaal van de stad
De mensen maken de stad. Het menselijk kapitaal is de drager van de stad. Het gaat om mensen die in Zwolle wonen, werken of de stad gebruiken. Zwolle geeft je de mogelijkheid om jezelf te ontplooien en daarmee van toegevoegde waarde te zijn voor de stad. De stad Zwolle is de plek waar mensen elkaar graag ontmoeten, waar wat te beleven valt en waar je je verbonden voelt met de mensen om je heen, met de stad en met de rest van Nederland. We creëren een stedelijk ecosysteem met optimale fysieke en sociale verbindingen, zodat de stad maximaal als netwerk fungeert."
Op 5 maart 2012 heeft de gemeenteraad ingestemd met het ontwikkelkader Voorsterpoort. Dit kader beoogd de realisering van een toekomstbestendige, hoogwaardige en flexibele zone waar een mix van programma is: werken, winkelen, ontspannen en ontdekken. Naast een programmatisch kader, zijn kaders gegeven voor de infrastructuur, de beeldkwaliteit en de openbare ruimte. Deze kaders zijn voor zover van toepassing op de WRZV-hallen, overgenomen in dit document.
Een belangrijke notie uit het ontwikkelkader is de aanleg van een nieuwe weg. Deze weg verbindt de Russenweg en Grote Voort en is nodig voor de ontsluiting van toekomstige kavels aan de Blaloweg. Bij de inpassing van de WRZV hallen is rekening gehouden met de komst van deze weg, zowel qua benodigde ruimte als functioneren van de sporthal.
Op de ontwikkelkaart is het gedeelte van het plangebied, waarop de sporthallen zijn geprojecteerd aangeduid als "combinatie van functies mogelijk". Deze functies zijn wonen, werken , ontspannen.
Welstandsnota
Algemeen
De welstandsnota 2016 is op 18 april 2017 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van de Welstandsnota is het bieden van een toetsingskader voor de ruimtelijke kwaliteit van de stad. De nota kent twee belangrijke gebruikers. Voor de overheid biedt de nota een toetsingskader voor ingediende bouwinitiatieven. Voor de burger biedt de welstandsnota vooraf het kader en de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van nieuwe bouwinitiatieven.
De welstandstoets wordt uitgevoerd op basis van relatieve criteria. Eigen aan het gebruik van 'relatieve' criteria is dat zij niet uitkomen op één resultaat, maar dat zij meerdere uitkomsten mogelijk maken.
Relatieve criteria vragen dus om nadere oordeelsvorming, bijvoorbeeld de bepaling dat kleurgebruik van een bijgebouw hetzelfde karakter moet hebben als dat van het hoofdgebouw. Om een goede kwaliteit van de ontwerpresultaten te bevorderen, kunnen er aanvullende richtlijnen worden geformuleerd.
Het bestemmingsplan is altijd kaderstellend voor de welstandstoetsing. Wat in het bestemmingsplan is toegelaten of is voorgeschreven aan bouwhoogte, bouwvolume, functie enzovoorts, kan door het welstandsbeleid niet worden ingeperkt. Soms gaan bestemmingsplannen verder en worden ook regels gegeven voor bijvoorbeeld plaatsing in de rooilijn of voor kappen en dakkapellen. Dan is er sprake van enige overlap met welstand.
Door het relatieve karakter van de welstandscriteria ontstaat er geen strijdigheid met eventuele bestemmingsplaneisen. Bij de herziening van bestemmingsplannen, zoals dit plan , is de aansluiting met de welstandsnota een belangrijk aandachtspunt..
Gebiedsgericht welstandsbeleid
Voor het plangebied is in de Welstandsnota beschrijving nummer 11 ´Gemengde zone ' van toepassing.
Hieronder zijn van de beleidskeuzes die hier in het kader van welstand gemaakt zijn samengevat.
Beleidskeuzes
waardering
De gebieden hebben een bijzondere ruimtelijke kwaliteit, vanwege de ligging in de stad en de goede ontsluitingsmogelijkheden. Grootschalige stedelijke instellingen, voorzieningen en bedrijven gebruiken deze gebieden als representatieve en functionele vestigingsplaatsen.
Beleid
Welstandscriteria
Om aan het beleid te voldoen moet de bebouwing zich voegen naar de beschreven kenmerken. Bij de welstandstoets van een bouwplan zijn de volgende criteria van belang.
Plaatsing
Massa en vorm
Gevels
Detaillering, kleur en materiaal
Erfafscheidingen
Gelet ook op hetgeen is opgemerkt in de paragraaf ten aanzien van de behoefte-onderbouwing van de ladder voor duurzame verstedelijking, kan de conclusie worden getrokken dat het plan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.
Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Regeling Parkeernormen 2016
In 2016 zijn de Parkeerverordening 2016 en de Regeling Parkeernormen 2016 vastgesteld. De Regeling Parkeernormen 2016 geldt als toetsingskader voor vastgoed ontwikkelingen, bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen in Zwolle.
In deze Regeling is onder andere vastgelegd dat de parkeeropgave bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden opgelost met een parkeervoorziening op eigen terrein. In de Regeling staat verder omschreven hoe de parkeeropgave moet worden bepaald. Ook wordt omschreven onder welke voorwaarden het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen die afwijkt van de eerder omschreven parkeeropgave.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening en Groene Kaart
Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.
Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.
Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
Sportnota en Masterplan Sportaccommodaties
In 2006 is de sportnota 2006-2011 vastgesteld. Deze sportnota vormt nog steeds het voornaamste kader voor het Zwolse sportbeleid. Daarnaast is in 2009 het Masterplan Sportaccommodaties vastgesteld, dat het vigerende sportaccommodatiebeleid omvat en de kaders schetst voor de gewenste kwaliteit, kwantiteit en spreiding van de Zwolse sportaccommodaties voor de periode 2010 tot 2020. Op basis van de beide nota's en de actuele situatie omvat het huidige sportbeleid, met als missie 'een leven lang sporten en bewegen', de volgende doelstellingen:
Het waarborgen van een goede kwaliteit en kwantiteit aan sportvoorzieningen en -accommodaties is een randvoorwaarde om bovenstaande doelstellingen te bereiken.
Actieplan Sport en Bewegen
Zwolse sportverenigingen actief en gezond houden. Dat is het doel van het Actieplan Sport en Bewegen dat Zwolle in samenspel met de sportverenigingen in de stad heeft gemaakt en zoals dat in 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Zwolle geeft de verenigingen de ruimte om de (meer)waarde van sport en bewegen te vergroten.
Het actieplan komt voort uit zogenoemde stadsgesprekken met vele betrokkenen uit de Zwolse sportwereld, en het Zwolse sportcongres. De dialogen gingen over de stand van zaken bij de verenigingen, over toekomstige ontwikkelingen, over kansen en bedreigingen en vooral ook over mogelijkheden om negatieve trends te keren. Wat dat laatste betreft gaat het ook in Zwolle over de beperktere actieve betrokkenheid van veel sporters bij hun vereniging, en de bezuinigingen die de gemeente ook op het terrein van sport moet toepassen.
Dynamiek
De uitdaging om met ideeën en plannen te komen om sportverenigingen de komende periode actief en gezond te houden is nu neergelegd in het actieplan. Meer dan voorheen is dit actieplan geënt op de lokale dynamiek, en wordt ingezet op maatwerk op stadsdeel-, wijk- en buurtniveau. Verenigingen hebben daar een grote eigen verantwoordelijkheid in. De gemeente zorgt daar waar mogelijk voor ruimte om die verantwoordelijkheid ook in te vullen. Via de buurtsportcoaches van SportService Zwolle is bijvoorbeeld tijdelijk ondersteuning mogelijk, onder meer bij verenigingsmanagement.
Voornemens uit het actieplan zijn bijvoorbeeld het verruimen van de mogelijkheden op sportparken, het stimuleren van vitale samenwerkingen en nieuwe concepten en het verschuiven van het sportaanbod voor doelgroepen als senioren en gehandicapten van instellingen naar sportverenigingen.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het sportbeleid.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Van 2010 tot 2015 is de eerste tranche uitgevoerd. De tweede tranche maatregelen loopt van 2016 tot 2021.
Waterwet
De Waterwet stelt integraal waterbeheer op basis van de watersysteembenadering centraal. Er wordt uitgegaan van het geheel van relaties tussen waterkwaliteit, waterkwantiteit, oppervlaktewater, grondwater, watergebruikers en grondgebruikers. Hierbij wordt het kader geschept voor het Nederlandse waterbeheer in de komende decennia. Per 1 januari 2017 is de Waterwet gewijzigd. De beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen wordt nu gebaseerd op de overstromingskans. In 2050 moeten de waterkeringen voldoen aan de normen die per 1 januari 2017 van kracht zijn.
Waterbeheer 21e eeuw
De commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gevraagd advies uit te brengen over de waterhuishoudkundige inrichting van Nederland, rekening houdend met ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzaam waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. Deze zaken worden opgepakt door het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) Stadsdijken Zwolle. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en HWBP, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 12 april 2017 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Milieu algemeen
De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid.
In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd. Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd. Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
Zwolle heeft daarnaast gebiedsgericht milieubeleid ontwikkeld. Door middel van een gebiedsgerichte aanpak wordt het sectorale milieubeleid per gebied geïntegreerd. Het principe is dat binnen het grondgebied van Zwolle diverse gebiedstypen worden onderscheiden op basis van ruimtelijke kenmerken en functies. Vervolgens wordt vastgesteld welke milieukwaliteit nagestreefd wordt bij een dergelijk gebiedstype. Uiteindelijk zal dit referentie milieu kwaliteitsprofiel de basis vormen voor de uitwerking van het milieubeleid in een specifiek gebied.
Het beleid voor de aspecten geluid, luchtkwaliteit, bedrijvigheid en externe veiligheid zijn relevant voor de nieuwe WRZV Hallen. Dit beleid wordt in de volgende paragrafen kort beschreven.
Geluid
In de milieuvisie “Milieu op scherp” wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven. Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde “Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle (juli 2007) en in de beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder (9 februari 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd. Het bestemmingsplan Voorsterpoort (waar het plan in gelegen is) behoort tot het gebiedstype “Bedrijfsterrein zwaar”. Voor dit gebiedstype zijn geen geluidambities vastgesteld. Wel geldt voor het bedrijventerrein Voorsterpoort een wettelijke vastgesteld geluidzone.
Ten aanzien van de AMvB-bedrijven, zogenaamde Activiteitenbesluit of BARIM (Besluit Algemene Regels Inrichtingen Milieubeheer) bedrijven, op gezoneerde industrieterreinen is het uitgangspunt dat deze bedrijven niet worden beperkt in de door hun gewenste geluidsruimte, maar dat de representatieve geluidsruimte in beeld wordt gebracht en juridisch wordt vastgelegd. Bij het doen van de melding zal het bedrijf ook toekomstige ontwikkelingen in beeld moeten brengen, zodat hier in het zonemodel rekening mee kan worden gehouden. In de Nota Industriegeluid Zwolle (2007) worden afstandcriteria genoemd voor AMvB-bedrijven.
Indien een bedrijf zich vestigt binnen de gestelde afstand van de zone, dan wordt door de gemeente een akoestisch onderzoek vereist en op basis hiervan eventueel maatwerkvoorschriften opgelegd.
Bedrijvigheid en Inwaartse zonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we enerzijds het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen en gevoelige bestemmingen zoals woningen. Anderzijds worden milieugevoelige functies zoals wonen en recreëren beoordeeld. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
De gemeente Zwolle hanteert bij de uitwerking van het bovenstaande principe de veel gebruikte VNG-handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” (2009). Hierin zijn richtafstanden aangegeven die aangehouden kunnen worden tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen (voorzieningen en woningen).
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de situatie van de luchtkwaliteit in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken. Zwolle wil, binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het planvormingsproces van ruimtelijke plannen en verkeersplannen wordt meegenomen: beleid ten aanzien van luchtkwaliteit inbedden in bestaand gemeentelijk beleid. De gemeente streeft ernaar dat het aspect door gaat werken in het verkeers- en vervoersbeleid, het ruimtelijke ordeningsbeleid en het beleid van vergunningen en handhaving.
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is op 6 maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente streeft ernaar voor haar gehele grondgebied te voldoen aan de basisveiligheid. Dit betekent dat:
Op 20 januari 2009 heeft het college van B & W het gebiedsgericht beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van ene mogelijke toename van het groepsrisico.
Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het beleidskader voor de stroomzone is, anders dan de overige gebieden, niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
Voorsterpoort is van oudsher onderdeel van bedrijventerrein Voorst. Inmiddels is het karakter van het gebied veranderd naar een gebied waarin naast bedrijven onder andere hoogwaardige kantoren, een school, leisure en een woonboulevard zijn gevestigd. Voorsterpoort is centraal gelegen en goed bereikbaar. De hoge kantoortorens zoals de IJsseltoren bepalen het aangezicht van Zwolle komend vanuit het westen. Ook presenteert het gebied zich aan de ontsluitingsring van Zwolle, de Blaloweg. Aan de zijde van de A28 bevindt zich een met dicht groen beplante helling naar de snelweg. Hier takt Voorsterpoort aan op het stedelijk weefsel door twee kleinschaliger onderdoorgangen naar de stad (Prinsenpoort en Veerallee). Eén van deze onderdoorgangen faciliteert een belangrijke fietsroute tussen de stad en Stadshagen, de Kamperweg/Kamperpad en Blalopad. Deze routes lopen parallel aan de Kamperspoorlijn.
De bebouwing in Voorsterpoort is zo divers als het programma is: van hoge kantoortorens tot lage bedrijfspanden. De overeenkomst is, dat het allemaal grootschalig is. In afwachting van de transformatie zijn er ook enkele braakliggende percelen. Daartussen ligt de openbare ruimte die stamt uit de tijd van het bedrijventerrein: functioneel en smal gedimensioneerd. Een groenstructuur is niet of sterk versnipperd aanwezig. Met een waterstructuur is een begin gemaakt bij de komst van de kantoortorens, namelijk rondom het Spooldereiland. De Grote Voort is de centrale weg door het gebied.
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft een braakliggend deel van Voorsterpoort, op de hoek van de fietsroute/Kamperlijn en de Grote Voort. Rondom staan enkele bestaande bedrijven bestaande uit bedrijfshallen en vaak een kantoordeel van 1 of 2 bouwlagen. Aan de zijde van de Kamperlijn staat een karakteristieke rij bomen. Ze vormt samen met de naastgelegen fietsroutes en het omliggende groen een kwaliteit voor Voorsterpoort.
Op 12 maart 2018 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Stedenbouwkundig Programma van Eisen WRZV Hallen (Bijlage 1). In dit programma zijn de randvoorwaarden voor de bouw van de hallen vastgelegd. Het SPvE is de basis voor het bestemmingsplan.
Met de komst van de nieuwe WRZV-hallen wordt bijgedragen aan de programmatisch gewenste mix van functies in Voorsterpoort. Ook aan andere ambities voor Voorsterpoort, namelijk de versterking van de (architectonische) ruimtelijke kwaliteit en van de verblijfswaarde, zal de sporthal een flinke impuls geven. De grootte, schaal en hoogte van het gebouw (maximaal 13 meter) sluiten aan bij de aanwezige panden op Voorsterpoort. Het volume is opgebouwd uit een grote en kleine sporthal, bijbehorende faciliteiten en ondergeschikte horeca. De sporthal oriënteert zich in de eerste plaats op de Grote Voort. Het is de bedoeling dat de Grote Voort de centrale allee in het gebied wordt en een groen karakter krijgt waar het prettig wandelen en fietsen is. Het parkeerterrein wordt zo ingericht dat het een groen en landschappelijk karakter heeft.
Komend vanaf de Kamperweg ligt de kavel goed in het zicht evenals de karakteristieke rij bomen. Om hier openheid te behouden voor de doorgaande fietsroute, de rij bomen en ook voor de positie van de Grote Voort, is ervoor gekozen het bouwvlak naar achteren te positioneren. Dit bevordert de gewenste ruimtelijkheid en daarmee samenhangend de sociale veiligheid naar zowel de Grote Voort als naar het Blalopad en Kamperpad. Voor de kwaliteit van de fietsroutes en de bomenrij blijft een strook bestemd voor groen.
Langs de kavel wordt een nieuwe weg aangelegd die nodig is voor de ontsluiting van de WRZV kavel en tevens voor de kavel(s) gelegen aan de Blaloweg. De nieuwe weg loopt door tot de Russenweg. De weg is een ondergeschikte weg bedoeld voor bestemmingsverkeer. Daarnaast zal deze weg worden benut om het gewenste groene karakter van Voorsterpoort te realiseren in combinatie met klimaatmaatregelen (waterberging en –afvoer). Langs de weg worden tevens parkeerplaatsen aangelegd.
In 2002 is door de gemeente Zwolle een Archeologische Waarderingskaart Zwolle vervaardigd. Voor de waarderingskaart is gebruik gemaakt van informatie uit het Centraal Archeologisch Archief (CAA) bij de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed in Amersfoort (RvCE), informatie van amateur-archeologen, gegevens van de archeologische sectie van de gemeente Zwolle, het kadastrale minuutplan uit 1832, de geomorfologische kaart en waarnemingen in het veld. Dit heeft geresulteerd in een analoge en digitale waarderingskaart. De digitale versie is door de gemeente verwerkt en toegankelijk gemaakt binnen het geografische informatiesysteem Geopoort. In 2002 is vastgelegd dat de kaart dynamisch is. Dit betekent dat de waarde van de gebieden kan veranderen.
In de Wet voor de archeologische monumentenzorg en het daarop gebaseerde archeologiebeleid binnen de gemeente Zwolle is vastgelegd dat de archeologische waarden in de bestemmingsplannen vastgelegd moeten worden met de erbij horende consequenties. Aan de verschillende waarden worden consequenties verbonden. Het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden is in de volgende percentages uitgedrukt.
De locatie heeft een archeologische verwachtingswaarde van 0%.
Voor de locatie is gelet op de archeologische verwachtingswaarde, geen onderzoeken of maatregelen nodig.
Het plangebied ligt op de ontwikkellocatie Beers/Stork ingeklemd tussen de Grote Voort en het Kamperlijntje met naastgelegen fietspad. De Grote Voort is een gebiedsontsluitingsweg (50 km/u) welke ter hoogte van het plangebied over gaat in de Kamperweg, een erftoegangsweg (30 km/u). De Grote Voort sluit aan op de Russenweg welke de ontsluiting vormt van dit deel van Voorsterpoort.
Gemotoriseerd verkeer
De verkeersintensiteiten op de wegen in Voorsterpoort zijn laag en de capaciteit op de wegen die het meest in aanmerking komen voor de ontsluiting van de sporthal is in de huidige situatie meer dan voldoende. Dat blijkt uit verkeerstellingen in het najaar van 2018. De verkeersintensiteit is toen gedurende een aantal dagen geteld met behulp van de verkeerslichten en telapparatuur. De maximale verzadigingsgraad van de maatgevende kruispunten Blaloweg-Russenweg en Blaloweg-Grote Voort zijn respectievelijk 30% en 40% en vallen daarmee in de laagste categorie voor kruispuntenbelasting 'Licht belast'. De bestaande functies in Voorsterpoort genereren totaal een kleine 10.000 motorvoertuigen per etmaal.
De planlocatie wordt voor gemotoriseerd verkeer ontsloten vanaf de Grote Voort en de Kamperweg. Voor de ontsluiting van de Beers-Stork locatie is een ontsluiting voorzien dwars door het gebied, die ook voor de WRZV hallen dienst kan doen als ontsluiting. De locatie is daarmee vanaf twee zijden bereikbaar voor gemotoriseerd autoverkeer. De route via de Kamperweg is minder wenselijk gezien dit verkeer door een als fietsstraat ingerichte weg rijdt. De komst van WRZV hallen zorgt voor een extra verkeersdruk op de Grote Voort, de Russenweg en de Blaloweg. Gezien de locatie van het sportpark is het de verwachting dat het grootste aandeel verkeer afkomstig is vanaf de Blaloweg.
De totale verkeersgeneratie ten gevolge van de nieuwe ontwikkelingen bedraagt circa 1300 motorvoertuigen/etmaal op piekdagen met hoge bezoekersaantallen. Op een doordeweekse dag zullen deze aantallen aanzienlijk lager liggen (tot circa 400 motorvoertuigen/ etmaal). Omdat het gebruik van de sporthal vooral plaatsvindt in de weekenden en in de avonduren is de bijdrage aan de maatgevende situatie (ochtend- en avondspitsuren op werkdagen) nog beperkter.
Langzaam verkeer
Vanuit de richting Stadshagen en Westenholte is het gebied voor langzaam verkeer veilig bereikbaar via het Kamperpad en de fietsbrug over de Blaloweg. Langs de Blaloweg ligt een in twee richtingen te berijden fietspad, dat aansluit op de sporthal middels het Blalopad en de Russenweg. De Grote Voort kent deels een eenzijdig in twee richtingen bereden fietspad vanaf de Russenweg in westelijke richting. Ter hoogte van de planlocatie mengt het fietsverkeer met het gemotoriseerd verkeer.
Om de veiligheid van de fietser te garanderen is een gescheiden toegang voor het (brom)fietsverkeer wenselijk. Deze worden gesitueerd aan het Blalopad en aan de nieuwe weg. De fietsenstalling bevindt zich zo dicht mogelijk bij de in- en uitgang van de sporthal.
Openbaar vervoer en hulpdiensten
Er is aan de Blaloweg een bushalte gelegen op circa 150-200 meter. Deze bushalte wordt bediend door de lijnen 5, 71, 74, 171 en 641. In verband met de externe veiligheid is het van belang dat de brandweer de mogelijkheid heeft van twee aanvalsroutes, die van de bron (transportroute) af gericht zijn.
De genoemde nieuwe aansluiting en de Grote Voort voor wat betreft het gedeelte ter hoogte van de nieuwe sporthal krijgen de bestemming Verkeer.
Parkeren
In het plangebied worden 131 parkeerplaatsen gerealiseerd waarvan 101 op eigen terrein en 30 in de openbare ruimte. Op basis van het aantal m² bruto vloeroppervlak en een aanvullende norm voor het aantal tribuneplaatsen zijn er 171 parkeerplaatsen benodigd (conform de Regeling Parkeernormen 2016). De aanvullende norm wordt gehanteerd om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen tijdens sportwedstrijden. Er zijn afspraken gemaakt met een bedrijf ten westen van het plangebied om 40 parkeerplaatsen op hun terrein te kunnen gebruiken voor de piekmomenten.
Het plangebied is gedeeltelijk in gebruik als akkerland, en deels verhard met asfalt. Tussen het geasfalteerde deel en de akker bevindt zich een droge greppel. Er is geen permanent oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied. Er staan geen bomen in het plangebied. Er is geen bebouwing aanwezig.
Ten behoeve van de voorgenomen bouw van de sporthal aan de Grote Voort is door Ecogroen een quickscan natuurtoets uitgevoerd (zie Bijlage 3 Quickscan natuur). De conclusies van het onderzoek zijn hieronder opgenomen.
Natura 2000
Het plangebied ligt op circa 1,6 kilometer van de Natura 2000-gebieden Rijntakken en Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht. Gezien deze ruime afstand tot beide Natura 2000-gebieden, tussenliggend afschermend stedelijk gebied en de verstoringsgevoeligheid van soorten is alleen het indirect effect als gevolg van stikstofdepositie te verwachten. Uit de AERIUS-berekening voor de beoogde situatie blijkt dat de bijdrage van het plan minder dan 0,05 mol/ha/jaar is op habitattypen en leefgebieden binnen beide Natura 2000-gebieden. Het plan is niet strijdig met de Wet natuurbescherming, onderdeel gebiedsbescherming.
Natuurnetwerk Nederland
De planlocatie ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland. Gezien de ruime afstand (1,6 kilometer) en tussenliggende barrières zijn negatieve effecten op het NNN en natuur buiten het NNN (weidevogel- en ganzenrustgebieden) uitgesloten. Vervolgstappen in het kader van het NNN zijn niet aan de orde.
Conclusie
De plannen zijn niet in strijd met gebiedsgerichte bescherming. Ten aanzien van Natura 2000 en het NNN zijn geen vervolgstappen aan de orde.
Flora
In het plangebied zijn geen in de Wet Natuurbescherming beschermde plantensoorten aangetroffen.
Fauna
In het plangebied zijn geen potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen of te verwachten. Schade aan onmisbaar foerageergebied of vliegroutes is evenmin te verwachten.
In het plangebied zijn geen nestlocaties van broedvogels met jaarrond beschermde nesten aangetroffen en deze worden ook niet verwacht.
In het plangebied zijn algemene broedvogels zoals Merel, Houtduif, Heggenmus, Grasmus, Winterkoning en Zwarte roodstaart broedend te verwachten. Bij uitvoering van het plan dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen van deze soorten.
Er zijn geen stand- of verblijfplaatsen van beschermde flora, amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden aangetroffen of te verwachten, uitgezonderd enkele soorten zoogdieren en amfibieën waarvoor een vrijstelling van ontheffingsplicht geldt in de provincie Overijssel.
Conclusie
Het nemen van vervolgstappen ten aanzien van de soortgroep flora is in het kader van de Wet Natuurbescherming niet aan de orde.
Alle nesten van broedvogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd en mogen in deze periode niet verstoord of geschaad worden. Bij uitvoering van het plan zal hiermee rekening gehouden moeten worden. Voor verstoring van nestelende vogels wordt voor ruimtelijke ontwikkelingen nooit ontheffing verleend. Als broedseizoen wordt gehanteerd: periode van nestbouw, periode van broed op de eieren en de periode dat de jongen op het nest gevoerd worden. Er wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Voor de meeste soorten kan echter de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen.
Waterstructuur
Ten noordoosten van het plangebied is een sloot.
Riolering
Het plangebied grenst aan gemeentelijk gemengd rioolstelsel.
Ontwateringsdiepte
In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 m gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.
Het plangebied is gelegen achter een waterkering, waarbij in extreme situaties een kans op overstroming bestaat. Het gebied dat dan overstroomt, wordt omsloten door IJssel, Zwolle-IJsselkanaal/Zwarte Water, Vecht en aan de oostzijde door hoger gelegen gronden. Voor bestemmingsplannen in gebieden waar een kans op overstroming vanuit het primaire watersysteem bestaat, is een overstromingsrisicoparagraaf vereist.
Risico-inventarisatie
Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor het primaire dijktraject ten westen van het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: “kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade”. De regionale waterkering rondom de Zwolse stadsgrachten kent een overschrijdingskans van 1 op 200 per jaar.
Met behulp van de provinciale digitale Wateratlas wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 0,8 tot 2, meter (figuur 1). De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep. De tijd tot overstroming is afhankelijk van de locatie waar de waterkering faalt. In figuur 2 is de tijd tot overstroming van het plangebied bij een dijkdoorbraak van de IJsseldijk bij de IJsselcentrale weergegeven. Dit is snel, namelijk 0 tot 6 uur.
Maatregelen
Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft hierbij ook bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is o.a. te vinden op de website www.onswater.nl.
Waterstructuur
Onveranderd ten opzichte van de huidige situatie.
Riolering
Grenzend aan het plangebied ligt een gemengd rioolstelsel van de gemeente Zwolle.
In het plangebied is sprake van een toename van de hoeveelheid afvalwater ten opzichte van de huidige situatie. Er is echter geen sprake van overbelasting ten aanzien van de capaciteit van het rioleringsstelsel en de capaciteit van zuiveringstechnische werken (rioolwaterzuiveringsinstallatie, transportleidingen en rioolgemalen).
De hemelwaterafvoer (HWA) van de daken moet zo veel mogelijk binnen het plangebied worden geborgen (infiltreren). Binnen het plangebied wordt daartoe minimaal een statische berging gecreëerd van 60 mm per vierkante meter afvoerend verhard oppervlak. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Ontwateringsdiepte
Onveranderd ten opzichte van de huidige situatie.
Wateroverlast
Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een vloerpeil van minimaal 20 cm boven het niveau van de openbare weg te hanteren. Ook aan lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, ventilatieschachten) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bv. toepassing van waterdichte materialen of drempels).
Het plangebied wordt grotendeels gebruikt als tijdelijk parkeerterrein voor vrachtwagens. Dit is contractueel vastgelegd.
De WRZV-hallen (sporthallen), welke naast voor regulier sportgebruik ook met enige regelmaat worden gebruikt voor de doelgroep 'aangepast sporten', worden door meer dan 24 verenigingen en onderwijsinstellingen gebruikt en vormen door haar brede en unieke maatschappelijke functie een belangrijke schakel in de sociale gemeenschap van Zwolle.
In het plangebied wordt een nieuwe sportaccommodatie gerealiseerd die bestaande sportverenigingen op een eigentijdse manier faciliteert en nieuwe sportbehoeften mogelijk maakt. De behoefte aan deze accommodatie wordt onderbouwd in 2.2.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking.
In dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt dat de sportaccommodatie kan worden gebruikt ten behoeve van een sporthal met de daarbij behorende voorzieningen zoals tribune, kleedruimtes, vergaderruimten, opslagruimte; bewegingsonderwijs voor primair en voortgezet onderwijs en recreatieve sportbeoefening. Daarnaast is ondergeschikte horeca en detailhandel toegestaan.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
Het plangebied ligt in en maakt onderdeel uit van de geluidszone Voorst (gezoneerd industrieterrein). Er zijn met de ontwikkeling geen zware bedrijfsactiviteiten (met veel geluidsproductie) voorzien, daarom worden er geen problemen verwacht met deze zone. In Voorsterpoort is één bestaande geluidsgevoelige functie (onderwijs) aanwezig op de hoek van de Blaloweg/Russenweg. De ontwikkeling mag niet leiden tot indirect geluidhinder op deze onderwijslocatie ten gevolge van sterke verkeersaantrekkende werking van de sporthal. Echter:
Hierom kunnen we in redelijkheid stellen dat de bouw van de sporthal niet tot belemmeringen zal leiden en is in het kader van een goede ruimtelijke ordening het uitvoeren van akoestisch onderzoek vooralsnog niet van toepassing. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat bij de aanvraag van de Omgevingsvergunning, een akoestisch onderzoek dient te worden toegevoegd om de mogelijke gevolgen te kwantificeren én eventuele maatregelen om de geluidskwaliteit niet te verslechteren te onderzoeken. Tevens dient bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een zonetoets gedaan te worden door de zonebeheerder.
Er is een beschouwing gedaan van de ligging van de ontwikkeling ten opzichte van de omgeving op basis van de vigerende bestemmingsplannen. Een sporthal wordt genoemd in bijlage 1 van de VNG-uitgave “Bedrijven en milieuzonering”. Het valt in milieucategorie 3.1 met een richtafstand tot gemengd gebied van 50 meter. Deze richtafstand is gebaseerd op een rustige woonwijk/rustig buitengebied. Binnen deze richtafstand van 50 meter zijn geen woongebieden of andere gevoelige bestemmingen gelegen.
Naar aanleiding van de ontwikkeling is er een beschouwing gemaakt van de ligging van de ontwikkeling ten opzichte van de omgeving in relatie tot de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De sporthal is ten aanzien van de aspecten stof en geluid geen gevoelig object. Ten aanzien van het aspect gevaar (externe veiligheid) is het een gevoelig object (zie hiervoor paragraaf 3.7.5). Daarnaast is een sporthal een verminderd geurgevoelig object, het is een object dat niet de hoogste bescherming geniet. Het aspect geur is hieronder verder toegelicht. De gekozen methode is in overleg met de geurspecialist van de Omgevingsdienst IJsselland opgesteld.
In de omgeving van het plangebied zijn een aantal bedrijven gelegen. Het enige bedrijf dat mogelijk relevant is voor de huidige ontwikkeling is het bedrijf Van Wijhe aan de Russenweg 2-4. Dit bedrijf is gelegen op een afstand van meer dan 100 meter van het plangebied. Ruimtelijk gezien ligt Van Wijhe in het bestemmingsplan "Voorsterpoort" (vastgesteld op 18 juni 2013). Het ligt in de bestemming bedrijf met functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - zone 5". Binnen deze zone is de hoogst toelaatbare milieucategorie 4.2. Van Wijhe betreft een verfspuitbedrijf en staat vermeld in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" onder "Verf, lak en vernisfabrieken" met milieucategorie 4.2. De richtafstand voor het aspect geur in gemengd gebied bedraagt 200 meter vanaf de grens van de bestemming van het bedrijf tot en met de gevel van de woning, echter is een sporthal een verminderd geurgevoelig object. Dit betekent dat het een lagere bescherming geniet dan een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). Conform het geurbeleid van de provincie Overijssel valt de sporthal in categorie C van het provinciale geurbeleid. Het provinciale geurbeleid werkt met een viertal categorieën geurgevoelige objecten (A t/m D):
Gedeputeerde Staten toetsen voor de categorieën geurgevoelige objecten A, B en C de geurimmissie van de inrichting aan de waarden die zijn opgenomen in onderstaande tabel. In de tabel is te zien dat categorie C (bedrijven) een lagere bescherming geniet dan categorie A (woningen). Het verschil in bescherming tussen een woning en een bedrijf betreft een factor 10.
De VNG richtafstanden gaan uit van een vergelijking tussen een bedrijf en een woning. Om een goede vergelijking te maken dient een vergelijking gemaakt te worden tussen een bedrijf (Van Wijhe) en het bedrijf (sporthal). Woningen vallen in categorie A en bedrijven in categorie C van het provinciale geurbeleid. Tussen de categorieën zit een factor 10 verschil in bescherming. De richtafstand van 200 meter wordt daarom met een factor 10 verlaagd. De afstand tussen Van Wijhe en de sporthal is circa 100 meter. Gezien de verlaagde richtafstand van 20 meter bestaat er geen overlap. Daarom is het aspect geur geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Uit bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect bedrijvigheid geen belemmering is voor de realisatie van het bestemmingsplan.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn een gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. De ontwikkeling valt niet onder de definitie 'gevoelige bestemming' op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen.
In de Regeling Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief deze niet in een betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging. Daarbij moet aannemelijk worden gemaakt dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Op basis van de gegevens over de verkeersgeneratie zoals uiteengezet in de verkeersparagraaf is de NIBM-tool ingevuld. Daar is uitgegaan van 1300 vervoersbewegingen per etmaal extra verkeer en 6 vervoersbewegingen per etmaal vrachtverkeer (in het ergste geval). De resultaten hiervan zijn hieronder weergegeven.
Uit de tool is te lezen dat de bijdrage van het extra verkeer ten gevolge van het plan niet in betekende mate is en er geen nader onderzoek nodig is.
De gebiedsontwikkeling Voorsterpoort is samen met het project Spoorzone vanwege de mogelijke nadelige invloed op de luchtkwaliteit opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De effecten worden vanuit het NSL programma gecompenseerd (zowel van generieke als specifieke maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren).
Aan de hand van de monitoringstool die bij het NSL programma hoort is een toetsing van de luchtkwaliteit gedaan voor de jaren 2016, 2020 en 2030. De toetsing is gedaan op de meest nabij de weg gelegen rekenpunten. In de tabel hieronder zijn de resultaten hiervan te zien.
2016 | 2020 | 2030 | |
NO2-concentratie | < 35 µg/m3 | < 35 µg/m3 | < 35 µg/m3 |
PM2,5-concentratie | < 20 µg/m3 | < 20 µg/m3 | < 20 µg/m3 |
PM10-concentratie | < 35 dagen | < 35 dagen | < 35 dagen |
PM10 overschrijdingsdagen | < 35 µg/m3 | < 35 µg/m3 | < 35 µg/m3 |
Er kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekende mate is en het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen is voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Op de locatie zijn t/m 2012 bodemonderzoeken uitgevoerd en er zijn daarbij destijds geen bodemverontreinigingen aangetoond. Voor de bouwaanvraag moet nog een bodemonderzoek worden uitgevoerd waarmee wordt aangetoond dat de bodem op dat moment nog dezelfde kwaliteit heeft. Als er sprake is van af te voeren grond dan kan die betreffende partij grond ook direct op de daarvoor voorgeschreven manier worden gekeurd. Voor het deel waarvoor de bestaande huur wordt opgezegd, zal een eindsituatieonderzoek uitwijzen of het huidige gebruik tot verontreiniging heeft geleid. Indien dit het geval is zal dit door de huidige gebruiker moeten worden verwijderd.
De ontwikkeling betreft de realisatie van een sporthal aan de Grote Voort. Het standaard onderzoeksgebied betreft 200 meter vanaf de grens van het plangebied. Binnen 200 meter vanaf het plangebied zijn een aantal risicobronnen gelegen. Dit betreft de voormalige DMI-locatie, hogedrukaardgasleidingen en de A28. Met het bestaande bedrijf Van Wijhe (aan de Russenweg 2-4) binnen het plangebied moet vanuit de invulling van goede ruimtelijk ordening rekening worden gehouden. Voor dit bedrijf geldt dat er buiten de inrichting geen of minimale invloed c.q. beperking is en er geen overlap is met het plangebied. De locatie Van Wijhe Verf BV aan de Russenweg 14 heeft een Risicocontour 10-6 van 20 meter. De afstand tussen het plangebied en deze locatie is meer dan 400 meter. Er bestaat geen overlap.
Aangezien de A28 en de nabijgelegen hogedrukaardgasleiding(en) binnen het onderzoeksgebied van 200 meter gelegen zijn is hiervoor door Oostkracht10 een Kwantitatieve Risicoanalyse uitgevoerd (Bijlage 4
Kwantitatieve risicoanalyse Voorsterpoort A28. De conclusies van dit onderzoek zijn hieronder weergegeven.
Plaatsgebonden risico A28
Conform de Regeling Basisnet heeft de A28 ter hoogte van het plangebied een plaatsgebonden risicocontour 1×10-6 /jaar (of Basisnetafstand) als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen. In deze risicocontour (van 13 meter vanaf de as van de weg) zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. Daarmee vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor de planrealisatie.
Groepsrisico A28
Het groepsrisico neemt in de toekomstige situatie op het hoogste punt van de f/N-curve, kijkend naar het kilometertraject met het hoogste groepsrisico ter hoogte van het plangebied, niet toe. Het groepsrisico is in de toekomstige situatie, net als in de huidige situatie, boven de oriëntatiewaarde gelegen.
Plaatsgebonden risico hogedruk aardgasleidingen
Als gevolg van de nabij het plangebied gelegen hogedruk aardgastransportleiding N-570-20 is geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar ter hoogte van de planlocatie. Dit betekent dat wordt voldaan aan de gestelde grenswaarde uit het Bevb voor het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor de planrealisatie.
Groepsrisico hogedruk aardgasleidingen
De hoogte van het groepsrisico ter hoogte van het plan ligt onder 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De planlocatie zelf levert geen relevante bijdrage aan de hoogte van het groepsrisico. In de verantwoording van het groepsrisico hoeft (conform artikel 12 lid 3 onder b Bevb) alleen aandacht besteed te worden aan de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van de aanwezige personen. De verantwoording van het groepsrisico is hieronder uiteengezet.
Verantwoording van het groepsrisico
Omdat de berekeningen laten zien dat het groepsrisico in Voorsterpoort wordt overschreden, zal bij een ontwerpproces gezamenlijk initiatiefnemer/ gemeente/ veiligheidsregio) gezocht worden naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurt door vanuit het "gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid" uit 2009 van de gemeente Zwolle, randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen.
Ten aanzien van de verantwoordingsopgave geldt dat deze toeneemt naarmate de afstand tot de A28 kleiner wordt en het aantal relevante (stoffen)scenario's groter wordt. Het plangebied ligt in zone 2 (0-250 meter). Voor het plangebied is het potentiële effect van een calamiteit met brandbare gassen, toxische vloeistoffen en toxische gassen relevant. Als het gaat om effectieve maatregelen wordt in het gemeentelijk beleidskader voor zone 2 aan het volgende gedacht:
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat er voor externe veiligheid geen onoverkoombare belemmeringen zijn geconstateerd voor de realisatie van het plan.
In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is opgenomen voor welke ruimtelijke ontwikkelingen een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is. Het project valt onder een categorie ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is. Namelijk: “de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen” (categorie D 11.2 bijlage Besluit m.e.r.).
Onderbouwing vormvrije m.e.r.-beoordeling
Er is een onderbouwing vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld door de gemeente (zie Bijlage 5). Samenvatting: Aan de hand van de criteria uit de Europese richtlijn zijn per milieuaspect getoetst of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Op grond van deze analyse kan geconcludeerd worden dat het project niet leidt tot belangrijke nadelige milieueffecten.
Vormvrije m.e.r.-beoordelingsbesluit
Op grond van de onderbouwing vormvrije m.e.r.-beoordeling is door het bevoegd gezag het besluit genomen om voor de voorbereiding van het bestemmingsplan Voorsterpoort, Grote Voort (sporthal) geen milieueffectrapport op te stellen.
Duurzaamheid is voor de gemeente Zwolle de langdurige balans tussen people, planet en profit (de 3P's), hier en nu, daar en later. Met deze definitie is duurzaamheid breder dan milieu, duurzame energie en ecologie. Sociale en economische factoren zijn evenzeer van belang. Bovendien geldt de balans tussen de 3P’s niet alleen voor onze eigen leefomgeving en economie. Ook op wereldschaal moet de balans er komen (denk bijvoorbeeld aan eerlijke wereldhandel, ecologische footprints, etc.). Klimaatadaptatie, energietransitie en Circulaire economie zijn belangrijke pijlers in het coalitieakkoord en in de contouren van de nog te ontwikkelen Zwolse omgevingsvisie. Het college heeft klimaatadaptatie en energietransitie benoemd als speerpunten voor de toekomstige stad Zwolle waarin het prettige wonen, werken en recreëren is. Zwolle wil koploper zijn in het praktisch maken van het energieakkoord en de deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie en ziet klimaatadaptatie en energietransitie als kans om te innoveren en als verdienmodel. Deze speerpunten worden in balans geïntegreerd in het ontwerp van de sporthal en de buitenruimte. Klimaatadaptie en energietransitie worden hieronder nader beschreven gevolgd door een verdere invulling ten aanzien van duurzame kwaliteit en de relevante milieu-thema’s.
Klimaatadaptatie
Waterveiligheid
Het plangebied is evenals het grootste deel van Zwolle gelegen in dijkring 53, Salland. Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet-incidentele overstromingsgevoelige functies. Omdat het plangebied gelegen is in de overstromingsgevoelige dijkring 53 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht. Voor de keringen van dijkring 53 is de overschrijdingskans genormeerd op 1 keer in de 1.250 per jaar. Op basis van de provinciale risicokaart wordt de maximale waterdiepte, in Zwolle voor dijkring 53 tijdens een overstroming, geschat tussen de 0,8 en 2,0 meter.
Bij de ontwikkeling van het plangebied moet rekening worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Bijvoorbeeld door de volgende voorzieningen/ maatregelen:
Eis is dat naastgelegen kavels geen wateroverlast mogen krijgen ten gevolge van de gekozen maatregelen. Het op te stellen waterhuishoudkundig plan voor Voorsterpoort zal meer inzicht geven. Wat al bekend is uit eerdere studie, is dat het oorspronkelijke maaiveld op het bedrijventerrein varieerde van circa 0 tot 1 m +NAP. Tijdens het bouwrijp maken is het maaiveld integraal opgehoogd tot NAP +1,30 m. Vervolgens is 15 cm zwarte grond opgebracht. Het huidige maaiveld ligt daardoor in het hele plangebied op NAP +1,45 m.
Wateroverlast
Voor nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt dat we naar 60 mm berging gaan. Het eerder genoemde op te stellen waterhuishoudkundig plan moet inzicht geven in het gewenste nieuwe watersysteem:
Bij dit alles is de voorkeur bergen op/in het gebouw, dan op/in maaiveld en als laatste op riool.
De eis is dat hevige neerslag en droogte nu en in de toekomst niet leiden tot grote overlast. Extreme buien die eens in de 100 tot 250 jaar voorkomen leiden niet tot grote schade of wateroverlast in het gebied en worden niet afgewenteld op de omgeving. Vanaf t=100 (een bui die 1 keer in de honderd jaar voorkomt) is er sprake van zeer extreme neerslag. Om in die situaties ernstige wateroverlast voorkomen kunnen andere functies worden benut voor het tijdelijk vasthouden en bergen van water, zoals het benutten van parkeerkoffers en groen en indien mogelijk ook het inzetten en verbreden van de nabijgelegen sloot of nieuw aan te leggen oppervlaktewater op het perceel of in de nabije omgeving als waterbergingsgebied. Het op Voorsterpoort aanwezige oppervlaktewater is onvoldoende voor het hele gebied.
In het kader van een bodemonderzoek op het terrein waar destijds Stork Air was gevestigd en nu de sporthal is gepland, zijn in juli 1995 45 boringen geplaatst, waarvan 15 boringen tot 2 m-mv of dieper. Uit de boringen blijkt dat de bovengrond bestaat uit matig grof zand met een humeuze bijmenging. Op enkele plekken is tevens grind aangetroffen in de ophooglaag. De klei/veenlaag begint op 1,5 tot 2,0 m –mv en heeft een minimale dikte van 0,5 m. Onder de klei/ veenlaag is matig grof zand aanwezig. Met het oog op infiltratie van hemelwater in de bodem (zeker daar waar infiltratievoorzieningen worden aangebracht) moet de aanwezige klei/veenlaag worden onderbroken omdat deze slecht waterdoorlatend is.
Hittestress
Door de klimaatverandering gaan we van circa 15 dagen per jaar boven de 25 graden naar circa 35 dagen in 2050. Aandachtspunt is het effect van hittestress op de gezondheid van mensen. Hittestress is een term die aangeeft dat een sterk verhoogde gevoelstemperatuur optreedt, die onaangenaam en zelfs schadelijk kan zijn voor mensen. Het plangebied wordt zo ingericht dat het ook op warme dagen (>250C) een aangename verblijfsplek is. Hiervoor wordt bij het ontwerp een kwalititieve beschrijving gegeven van de te treffen maatregelen om hittestress nu en in de toekomst te voorkomen of beperken. Op onderstaande hittestresskaart kun je aan de rode kleur zien dat de locatie op warme dagen relatief veel warmer is terwijl de nabijgelegen groenstroken langs het fietspad en de A28 relatief koeler (groen en blauw) zijn in het model.
Energietransitie
De gemeente Zwolle wil in 2050 energieneutraal zijn. Vanuit Europese en landelijke wetgeving moeten vanaf 1 januari 2021 alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energie neutrale gebouwen (BENG) zijn. Nieuwe overheidsgebouwen waarvoor vanaf 1 januari 2019 een bouwvergunning aangevraagd wordt, moeten al voldoen aan de BENG-eisen. Omdat we als gemeente in dit geval zelf ontwikkelen is dit een uitgelezen kans om als gemeente een goed en inspirerend voorbeeld te zijn. De invulling van onze eigen verantwoordelijkheid vertaalt zich als volgt: de opgave t.a.v. het gemeentelijk energiegebruik is dat we streven naar energieneutraliteit voor de volledige vastgoed- en openbare ruimteportefeuille. De praktijk leert ons dat niet alle assets even kansrijk zijn om op object/-locatieniveau energieneutraal te zijn. Dit houdt in dat er elders binnen Zwolle gecompenseerd moet worden via zonneweides, etc.
De druk op de Zwolse buitenruimte is (al) groot, waardoor er naar innovatieve en creatieve oplossingen gezocht wordt om het beroep op waardevolle gebieden zo beperkt mogelijk te houden. Concreet houdt het voor de WRZV locatie in dat deze energieneutraal (gebruik en object) dient te worden gerealiseerd.
De wens van de gemeente Zwolle is dat bij nieuwe ontwikkelingen het gebouw inclusief gebruik energieneutraal wordt gerealiseerd en dat het dak- en gevelpotentieel optimaal benut wordt om andere gemeentelijke objecten te compenseren. Ook voor het ontwerp en het toekomstig gebruik van de parkeervoorziening liggen er kansen om een plus aan duurzame energieopwekking te realiseren en de gebiedsontwikkeling te laten aansluiten bij de ontwikkeling van de verdere verduurzaming van mobiliteit. Denk aan elektrische oplaadpalen voor auto’s die in de toekomst naar verwachting veel meer gebruikt gaan worden. Ter inspiratie zijn hierna een aantal voorbeeld opgenomen van gebouwgebonden en gebiedsgebonden maatregelen. Op Voorsterpoort is warmte- koudeopslag mogelijk en op termijn wellicht geothermie. Dit is in Zwolle nog in voorbereiding en het is wenselijk om een installatie met lage temperatuurverwarming te kiezen die het mogelijk maakt om hier op termijn op aan te sluiten. Als transitie kan inzet van een pelletkachel overwogen worden. Een combinatie met riothermie bij eventuele vervanging van het riool biedt wellicht nog kansen.
Circulaire economie
Ten aanzien van de pijler Circulaire economie is in de gemeentelijke begroting het volgende opgenomen: “In een circulaire economie wordt het gebruik van ruwe grondstoffen beperkt door bij de afweging voor en het ontwerp van een nieuw product: het gebruik van ruwe grondstoffen te beperken, in omloop zijnde producten en grondstoffen zo lang mogelijk in omloop te houden en aan het einde van de levenscyclus grondstoffen zo hoogwaardig mogelijk te hergebruiken met zo min mogelijk reststoffen (afval).” Hiermee dient in het ontwerp van het gebouw en de buitenruimte rekening te worden gehouden. De eis voor het gebouw hierbij is het opstellen van een materiaalpaspoort.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Voorsterpoort, Grote Voort (sporthal) zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Voorsterpoort, Grote Voort (sporthal).
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Uitgangspunten:
Op de gronden met deze bestemming mogen gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen en bewegingsonderwijs met de daarbij behorende voorzieningen zoals tribunes, kleedruimtes, vergaderruimten, opslagruimten, een kantine en een terras.
Deze bestemming is opgenomen voor het verkeers- en verblijfsgebied met een erftoegangsfunctie. Het heeft een inrichting gericht op gemengd verkeer in een 30 kilometer gebied. Behalve de rijbanen zelf worden ook de bijbehorende bermen, voetpaden, fietspaden en parkeerplaatsen in de bestemming opgenomen. Ook groenvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn als onderdeel van de verblijfsfunctie mogelijk in deze bestemming. Binnen deze bestemming mogen ook gebouwtjes voor openbare nutsvoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen tot 50 m² en met een goothoogte tot 3 meter en een nokhoogte tot 6 meter worden gebouwd.
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Deze regel maakt het mogelijk de bestemmingen 'Groen', ''Verkeer' alsmede 'Sport' onder in deze regel omschreven voorwaarden zodanig te wijzigen dat de situering en de vorm van de in het plan aangegeven bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden gewijzigd dan wel nieuwe bouwvlakken met bijbehorende tuinen, erven, wegen en groenvoorzieningen worden aangegeven.
Artikel 10 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.
Inleiding
Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna “een aangewezen bouwplan”), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Gronden in eigendom gemeente
Het onderhavige bestemmingsplan betreft gronden in eigendom van de gemeente. Ten aanzien van de dekking van de reeds gemaakte en nog te maken kosten heeft de gemeenteraad op 12 maart 2018 ingestemd met de definitieve nieuwbouw van de WRZV-hallen op de betreffende locatie. Onderdeel van de besluitvorming was het beschikbaar stellen van een krediet om tot planrealisatie en daarmee nieuwbouw over te gaan.
Conclusie:
Op basis van bovenstaande wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.
De stakeholders (Van Wijhe, de eigenaar van het voormalig DMI terrein, de Thorbecke school, Scania en het bestuur van de woonboulevard) in de directe omgeving van de planlocatie zijn geïnformeerd over de ontwikkeling en de eventuele gevolgen van het plan. Dit was op hoofdlijnen (locatie/bedoeling). De meeste partijen waren overwegend positief. Daarbij heeft Van Wijhe aangegeven dat zij haar mogelijkheden voor haar bedrijfsvoering belangrijk vindt. Er is aangegeven dat de planologische kaders en bestaande vergunning(en) als uitgangspunt voor het nieuwe bestemmingsplan gelden.
In samenwerking met de partners Stichting Sporthallen WRZV en Stichting Sportservice Zwolle wordt de verdere planuitwerking daadwerkelijk vormgegeven.
In de ontwerpfase zijn de stakeholders en directe omgeving op verschillende manieren geïnformeerd en betrokken bij de planvorming. Hiervoor is een communicatieplan opgesteld (oktober 2018).
Op 25 juli 2018 is het voorontwerpbestemmingsplan Voorsterpoort, Grote Voort (sporthal) in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening naar 7 instanties verzonden met het verzoek om vóór 5 september 2018 schriftelijk te reageren.
Het plan is toegezonden naar de volgende instanties:
Onderstaand de vooroverlegreacties die ontvangen zijn.
1. Provincie Overijssel
Opmerking:
De provincie constateert dat het bestemmingsplan past in het provinciaal ruimtelijk beleid. Indien het plan in de huidige vorm in procedure wordt gebracht, wordt vanuit het provinciaal belang geen beletsel gezien voor het verdere vervolg van deze procedure. Aangegeven wordt dat hiermee, voor zover het de provinciale diensten betreft, is voldaan aan het wettelijk vooroverleg.
Reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennisgenomen.
2. Waterschap Drents Overijsselse Delta
Opmerking:
Bij de beschouwing van het voorontwerpbestemmingsplan Voorsterpoort, Grote Voort (sporthal) wordt geconstateerd dat de waterhuishouding goed is meegenomen in het plan (60 mm berging). Ondanks deze berging blijft het gebied kwetsbaar voor plensbuien vanwege het ontbreken van oppervlaktewater. Het waterschap geeft een positief advies.
Reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennisgenomen.
3. Veiligheidsregio IJsselland
Opmerking 1:
De Veiligheidsregio adviseert om het glasoppervlak in de gevels aan de kant van de A28 zoveel mogelijk te beperken en het pand zo in te delen dat ruimtes waar veel mensen verblijven, bijvoorbeeld een kantine, zo ver mogelijk van de A28 af liggen.
Reactie:
Het gebouw wordt definitief achterop het perceel gerealiseerd meest van de A28 af. Het bouwvlak is hierop bijgesteld ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan. Wel wordt vanuit stedenbouwkundig oogpunt de entree en ook de kantine aan de zijde van de Grote Voort (richting de A28) gerealiseerd. Wel is het glasoppervlak aan de A28-zijde redelijk beperkt. Verder worden aan de achterzijde van het gebouw de nooduitgangen gerealiseerd. Daarnaast zijn ruimten aan de A28-zijde die een afschermende werking hebben richting de sporthal, zoals bergingen, een afvalruimte en een werkplaatsruimte.
Opmerking 2:
De Veiligheidsregio adviseert om te zorgen voor een goede bereikbaarheid van de planlocatie waarbij de aanrijdroutes voor de hulpdiensten de vluchtwegen van de aanwezigen zo min mogelijk kruisen.
Reactie:
De locatie is bereikbaar via de Grote Voort. Daarnaast wordt een nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Russenweg naar de Grote Voort gerealiseerd. Dit draagt bij aan de goede bereikbaarheid van de planlocatie.
Opmerking 3:
De Veiligheidsregio adviseert om te zorgen voor voldoende bluswater bij de A28.
Reactie:
Dit is een aspect wat de reikwijdte van het bestemmingsplan te boven gaat. Geadviseerd wordt om dit aan de orde te stellen bij het periodiek overleg tussen Veiligheidsregio en de gemeente Zwolle.
Planologisch kan worden opgemerkt dat de bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan en in bestemmingsplan Voorsterpoort in zijn algemeenheid bluswatervoorzieningen toestaan.
Opmerking 4:
De Veiligheidsregio adviseert om de tekst in 3.7.5 aan te passen. Zo staat er bij de verantwoording als potentieel effect aangegeven dat een calamiteit met toxische vloeistoffen (met mogelijke drukgolf) relevant is. Een drukgolf is niet te verwachten bij een calamiteit met toxische vloeistoffen. Waarschijnlijk is dit bedoeld bij een calamiteit met brandbare gassen. Even verderop wordt brandwerend glas genoemd als mogelijke maatregel bij brand. Als het gaat om brand als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen dan heeft brandwerend glas bij de sporthal, vanwege de afstand tot de A28, geen meerwaarde. Daarom adviseer ik u om de tekst op deze punten aan te passen.
Reactie:
Paragraaf 3.7.5 is aangepast aan deze opmerking.
Opmerking 5:
De Veiligheidsregio adviseert om het pand te voorzien van mechanisch afsluitbare ventilatie zodat er bij een incident waarbij toxische stoffen vrijkomen langer veilig binnen geschuild kan worden.
Reactie:
Dit zal worden meegenomen bij de planontwikkeling.
Opmerking 6:
De Veiligheidsregio adviseert om de toekomstige gebruikers (waaronder ook BHV-ers) voor te lichten over de risico's die zij lopen en wat zij bij een incident zelf kunnen doen.
Reactie:
Dit zal worden meegenomen bij de planontwikkeling en communicatie met toekomstige gebruikers.
4. TenneT TSO B.V.
Opmerking:
Zoals te zien is op de toegezonden afbeelding, ligt de dichtstbijzijnde kabel op circa 16,80 meter vanaf het randje van de weg. Dit houdt in dat de hoogspanningsverbinding niet opgenomen hoeft te worden in het bestemmingsplan. Verder heeft TenneT binnen de grenzen van dit plan noch bovengrondse-, noch ondergrondse hoogspanningsverbindingen in beheer.
Reactie:
Naar aanleiding van de vooroverlegreactie is de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' van de verbeelding verwijderd en zijn de regels behorend bij deze bestemming uit het plan verwijderd.
5. Enexis B.V.
Opmerking:
Aangegeven wordt dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
Reactie:
Van de vooroverlegreactie is kennisgenomen.