Plan: | Diezerpoort, Hobbemastraat 6 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0193.BP17003-0004 |
Door dit bestemmingsplan wordt de realisatie van appartementen op de locatie Hobbemastraat 6 planologisch mogelijk gemaakt.
De realisatie van appartementen op de locatie Hobbemastraat 6 maakt onderdeel uit van de versnellingsactie sociale woningbouw die de gemeente Zwolle en woningbouwcorporatie deltaWonen gezamenlijk hebben opgestart (locaties 5 op onderstaande kaart).
De gemeente Zwolle en woningcorporatie deltaWonen zijn op 3 juni 2015 een overeenkomst aangegaan om samen versneld circa 300 sociale huurwoningen te bouwen in Zwolle. Er zijn 14 locaties geselecteerd die daarvoor in aanmerking komen. De gemeente en deltaWonen gaan deze intensieve samenwerking aan om tegemoet te komen aan een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid, namelijk: het realiseren van meer sociale woningbouw in Zwolle.
Hobbemastraat 6 in de wijk Diezerpoort
Het perceel is kadastraal bekend onder: ZLE00, sectie A, nummer 5524.
Bestemmingsplan 'Diezerpoort' (NL.IMRO.0193.BP10017-0004)
Vastgesteld door de raad op 13 mei 2013, nr. EC1303-0113, in werking getreden op 8 augustus 2013.
De locatie Hobbemastraat 6 heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk'.
Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur (hierna: SVIR) vastgesteld. Daarmee is het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid zoals uiteengezet in de SVIR van kracht geworden. De SVIR geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn slechts 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:
Conclusie
Er is bij het plan geen sprake van rijksbelangen, waardoor de conclusie is dat het plan niet in strijd is met het rijksbeleid.
Aan artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking (hierna te noemen: ladder) toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd moet worden dat er een regionale behoefte is aan die ontwikkeling en dat bovendien de gekozen locatie daarvoor geschikt is.
In artikel 1.1.1 is omschreven wat verstaan moet worden onder een stedelijke ontwikkeling. Namelijk een ruimtelijke ontwikkeling van bijvoorbeeld een woningbouwlocatie. Met het voorliggende bestemmingsplan worden in totaal maximaal 22 woningen planologisch mogelijk gemaakt.
Of bij de bovengenoemde voorzieningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, hangt af van de omvang en de gebruiksmogelijkheden. Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State (ABRvS 18 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2471, ABRvS 9 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1252 en ABRvS 4 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:653) laten zien dat woningbouwplannen met een omvang vanaf 14 woningen in ieder geval als stedelijke ontwikkeling kunnen worden gezien. Woningbouwplannen kleiner dan 10 woningen worden vanwege de beperkte omvang niet als stedelijke ontwikkeling gezien.
Dit betekent dat er sprake is een woningbouwlocatie, welke aan te merken is als een stedelijke ontwikkeling. Voor deze stedelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan planologisch mogelijk maakt, worden de treden van de ladder als volgt doorlopen.
Trede 1: Regionale behoefte
De eerste stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Om die behoefte te kunnen onderbouwen wordt in eerste instantie verwezen naar de in 2005 opgestelde Woonvisie 2005-2020. Vervolgens is deze woonvisie nadrukkelijk gekoppeld aan het Structuurplan 2020, die in juni 2008 werd vastgesteld. Ook hierin is te lezen dat er op regionaal niveau afstemming heeft plaatsgevonden over het woningbouwprogramma.
Maar de wereld om ons heen verandert snel. Zowel woonwensen veranderen, als ook de woningmarkt en de verhouding tussen partijen. Daarbij kwam bovendien het uitbreken van de crisis in 2008.
Reden waarom de woonvisie uit 2005 geactualiseerd zou moeten worden. Daarbij is er echter niet gekozen voor het opstellen van een nieuwe visie, maar voor het opstellen van een zogenaamd Woonplan 2011-2015, waarin gekeken is naar de onderdelen die aan revisie of bijstelling toe zijn. De woonvisie 2005-2020 blijft dan ook gelden tot het einde van de looptijd, maar daarnaast gold tevens het Woonplan 2011-2015.
Daarnaast is er nog een uitvoeringsgerichte Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.
De Woonagenda is een actieplan voor de Zwolse woningmarkt, waarin analyse van en visie op het functioneren van de woningmarkt is vertaald in een aantal ambities, (bijgestelde) kaders en concrete uitvoeringsmaatregelen. Het is een dynamische agenda die, indien nodig, op elk moment geactualiseerd en aangevuld zal worden met aanvullende maatregelen. Met die Woonagenda wordt geen nieuw beleid omschreven, maar wordt voortgeborduurd - op basis van actuele inzichten - op de Woonvisie (2005) en het Woonplan (2011).
Omdat wij goed willen kunnen schakelen tussen de lange termijn en de actualiteit van de korte termijn op de woningmarkt, is er sprake van een cyclus binnen het woonbeleid, waarbij de lange termijn doelen en ontwikkelingen zoals zij verwoord zijn in de Woonvisie, via vijfjaarlijkse Woonplannen en jaarlijkse Woonprogramma's steeds kunnen worden bijgesteld en geactualiseerd.
De Woonagenda vormt, samen met de Woonvisie en het Woonplan de basis voor de Zwolse gebiedsontwikkelingen, stedelijke vernieuwingsopgaven en een nieuw partnership met de Zwolse woningcorporaties en de prestatieafspraken.
De huidige prestatieafspraken liepen per 1 januari 2016 af. Het proces om te komen tot nieuwe prestatieafspraken is afgerond. Door de Stec groep is het rapport RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering), (hierna te noemen "RWP") opgesteld. In dit document - RWP West-Overijssel (Regionale Woon Programmering) dat als bijlage bij de toelichting is gevoegd - is opgenomen wat de afspraken zijn in West-Overijssel en is voorgelegd aan de gemeentebesturen en provincie ter besluitvorming. De gemeenten en de provincie hebben op 27 januari 2016 een samenwerkingsovereenkomst getekend waarin afspraken zijn gemaakt over woonregio's en nadere afspraken over aantallen woningen en afstemming met de regio.
De gemeenten in West-Overijssel hebben de afspraak gemaakt afspraak dat iedere gemeente maximaal 100% van de eigen vraag naar woningen als harde plancapaciteit beschikbaar maakt. Dat is in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking en de visie van provincie. Daarnaast is de afspraak gemaakt om vraag en aanbod ten aanzien van uitbreiding en vervanging (sloop gevolgd door nieuwbouw) apart bij te houden. Monitoring van vraag en aanbod is een noodzakelijk en continu proces om gezamenlijke uitgangspunten actueel te houden. De gemeenten in het RWP West-Overijssel maken samen met de provincie de afspraak om, om de 2 jaar een gezamenlijke behoefteraming vast te stellen. Ieder jaar wordt door de gemeenten en provincie vastgesteld of de behoefteraming nog actueel is.
In het RWP is aangegeven dat veruit de meeste verhuisbewegingen plaats vinden binnen de gemeentegrenzen. Daarmee zijn woningmarkten in West-Overijssel in eerste instantie lokaal georiënteerd. West-Overijsel wordt onderscheiden in vier subregio's zodat op lager schaalniveau naar de marktsituatie kan worden gekeken en afstemming van plannen kan plaatsvinden. Zwolle valt in de subregio Kop Zuid (Zwolle, Kampen en Zwartewaterland)
Behoefte: PRIMOS 2013 aangevuld met scherpere sloopopgave
De West-Overijsselse gemeenten, waaronder Zwolle gebruiken de huishoudingsprognose van Primos 2013 als basis voor het vaststellen van de vraag naar nieuwe woningen en programmering. Primos wordt alom in Nederland hiervoor gebruikt. Zodra er goede inzichten ontstaan over Primos 2015 - in 2016 - kijkt West-Overijssel opnieuw naar de situatie. Zie tabel 1.
In Zwolle is sprake van een kwantitatieve actuele behoefte van 2311 woningen voor de periode 2016-2026. Hiertoe komen we door de vraag op basis van Primos 2013 te confronteren met het aanbod in harde plannen (directe bouwtitel en uitwerkingsplichten). De woningvraag in Zwolle bedraagt 6121 woningen. Het aanbod in harde plannen is 1790 woningen en voor woningen in uit te werken bestemmingsplannen 2010. Totaal bedraagt dit 3810 woningen. De resterende actuele behoefte die hieruit volgt is 2311 woningen. Het aantal van 22 woningen maakt deel uit van de zachte plancapaciteit. Gelet op het feit dat er een ondercapaciteit is in de vraag naar het aantal woningen, is er ruim voldoende kwantitatieve ruimte voor de woningen.
Procedure regionale afstemming
Zoals aangegeven werken gemeenten in Overijssel met dezelfde uitgangspunten om overprogrammering te voorkomen. Binnen de RWP is de afspraak gemaakt maximaal 100% van de gemeentelijke vraag naar woningen beschikbaar te maken in harde plannen.
Door te programmeren voor de eigen behoefte zorgen gemeenten ervoor dat er geen overaanbod in harde plannen ontstaat op de (regionale) woningmarkt. Hierdoor gaat er in principe geen extra aanzuigende werking uit naar huishoudens van andere gemeenten. Daarbij zijn migratiecijfers verwerkt in de huishoudensprognose en daarmee ook de regionale behoefte.
In de samenwerkingsovereenkomst hebben de provincie en de gemeenten in West Overijssel opgenomen dat ten behoefte van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en de regionale onderbouwing en afstemming voor de ladder van duurzame verstedelijking gemeenten en provincie afspraken maken over programmeren. Deze zijn verder uitgewerkt in rapport RWP.
De afspraken over de regionale afstemming zijn de volgende:
*Voor woningbouwplannen van de gemeenten Deventer en Zwolle ligt de ondergrens hoger. In deze gemeenten worden woningbouwplannen vanaf 50 woningen regionaal afgestemd.
Het bestemmingsplan is regionaal afgestemd.Gemeenten in de subregio vinden het plan daarmee ook passend binnen de Ladder en programmering in de regio.
Ook is onderzoek gedaan naar de kwalitatieve behoefte van Zwolle (WoOn 2012).
Kwalitatief zien we met name een toenemend tekort bij de volgende categorieën:
In dit plan wordt voorzien in eengezinswoningen in de (sociale)huur-en koopsfeer.
Vanuit het woningbouwprogramma is de omslag gemaakt van programmeren naar stimuleren, zodat vanuit de kracht van de locatie en met de nodige flexibiliteit kan worden ingespeeld op de marktvraag. De gemeente schrijft niet vooraf in detail voor welke woningen, waar en wanneer gebouwd moeten worden. Maar vanuit haar publieke rol toetst de gemeente de plannen op ruimtelijke kwaliteit en het ontstaan van een mix van producten en woningtypen. Daarbij is de opgestelde Kleurenwaaier, onderdeel van de Woonagenda, een hulpmiddel. Deze inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.
Voor de woningen die binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt betekent het dat deze zijn te categoriseren als sociale huurwoningen, zoals die is terug te vinden in de kleurenwaaier.
Trede 2: Bestaand stedelijk gebied
De tweede stap die de ladder voorschrijft is om te motiveren of de behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied is op te vangen. Daarbij wordt verstaan onder bestaand stedelijk gebied het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
De locaties waar de woningen zijn voorzien zijn bestaand stedelijk gebied, namelijk midden in de wijk Aalanden, midden in de wijk Holtenbroek en midden in de wijk Diezerpoort. In deze wijken wordt ingezet op revitalisering en woningbouw door middel van inbreiding/herstructurering. Bij de plannen voor het realiseren van sociale huurwoningen op 3 locaties in bestaande wijken is sprake van herstructurering. Hiermee wordt voldaan aan de tweede trede.
Trede 3: Aanbod multimodale locaties buiten bestaand stedelijk gebied
De derde stap die de ladder voorschrijft moet worden doorlopen als de behoefte niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen. De beoogde ontwikkelingen wordt gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied, daarom behoeft deze stap niet verder te worden uitgewerkt.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft op 1 juli 2009 de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd. In het beleid van de provincie staan de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. Deze elementen zijn derhalve binnen de hele omgevingsvisie terug te vinden.
De sturingsfilosofie van de provincie is als volgt samen te vatten: als sprake is van een bepaalde ontwikkeling, dan moet eerst worden nagegaan, aan de hand van de generieke beleidsuitgangspunten die in de Omgevingsvisie zijn opgenomen, of er behoefte is aan de ontwikkeling. Indien dat zo is, moet worden nagegaan of de gekozen plek geschikt is voor het aldaar doorvoeren van de ontwikkeling.
Om antwoord te kunnen geven op die laatste vraag dient de ontwikkelingsperspectievenkaart bekeken te worden. Wanneer uit die kaart blijkt dat een ontwikkeling, zoals gepland, niet in strijd is met deze kaart, kan verder worden bezien hoe de ontwikkeling vormgegeven moet worden. Hierbij heeft de provincie gekozen voor een vierlagenbenadering, in welke benadering vier kaarten/lagen worden onderscheiden. Dit zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Samen met de catalogus gebiedskenmerken kan worden geconstrueerd welke kenmerken per laag van belang zijn om rekening mee te houden bij de planvorming.
Ontwikkelingsperspectief
Uit de kaart Ontwikkelingsperspectieven blijkt dat de locaties in het gebied liggen dat is aangemerkt voor 'veelzijdige leefmilieus, breed spectrum woon-, werk- en mixmilieus' met de subcategorie 'woonwijk' en de beleidsaanduiding 'beekdal'. In de gebieden aangemerkt als 'woonwijk' is ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon- werk- en gemengde stadsmilieus.
Gebiedskenmerken
Op de Gebiedskenmerken kaarten blijkt dat de natuurlijke laag van het plangebied aangemerkt dient te worden als 'dekzandvlakte'. Het agrarische cultuurlandschap wordt aangeduid als 'bebouwing' en de stedelijke laag als 'bebouwing: woonwijken 1955 - nu'. De vierde laag, de lust en leisurelaag is niet aangeduid.
Conclusie
Gezien de bovenstaande ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken valt de herontwikkeling van de in het generieke beleid van de provincie.
Structuurplan Zwolle 2020
Het structuurplan dat op 16 juni 2008 door de raad is vastgesteld geeft de gemeentelijke visie op de gewenste sociale, economische en ruimtelijke structuur in 2020 weer. Het Structuurplan verwoordt niet alleen een kwantitatieve opgave, maar heel nadrukkelijk ook een kwalitatieve opgave. De visie wordt uiteengerafeld in programma's voor de verschillende beleidsterreinen. De globale visies op de toekomstige sociale, economische en ruimtelijke structuur zijn uitgewerkt tot de kern van het structuurplan: de plankaart met een beschrijving in hoofdlijnen van de meest gewenste ontwikkelingen voor de komende vijftien jaar. De plankaart geeft zo een integraal beeld van de beoogde functies van stad en ommeland tot 2020.
De Hobbemastraat 6 in de wijk Diezerpoort is op de kaart van het Structuurplan aangemerkt als 'Woongebied' en meer specifiek het 'stedelijk' woonmilieu.
Voor het woongebied is de ambitie uit het Structuurplan: "op peil houden dan wel verbeteren van de kwaliteit en vitaliteit van bestaande wijken". Dit omvat onder andere het afronden van de herstructurering Holtenbroek, verder planvorming en uitvoering van de herstructurering Kamperpoort en Diezerpoort, revitalisering van delen Zwolle-Zuid, bij inbreidingslocaties veel aandacht voor woonmilieu en prijscategorie.
Beschreven wordt dat de meeste woonwijken in Zwolle vitaal en attractief zijn. Sommige oudere buurten lijken kwetsbaar, zoals delen van Assendorp en Pierik, delen van Aa-landen, delen van Zwolle-zuid Oost, Westenholte-Stins, Holtenbroek IV en Zeeheldenbuurt. Wanneer het mogelijk is om in deze buurten in te breiden moet meteen gekeken worden welk woonmilieu, woningtype en prijscategorie de vitaliteit van de buurten kunnen versterken.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het gemeentelijke structuurplan.
Archeologisch beleid
Het archeologisch beleid is gebaseerd op de Wet op de archeologische monumentenzorg. Deze wet is per 1 september 2007 in werking getreden. Deze wet voorzag in een nieuwe regeling voor de archeologie in de Monumentenwet 1988.
Als uitwerking van deze wet heeft de gemeenteraad op 18 augustus 2008 besloten het archeologiebeleid gemeente Zwolle vast te stellen. Het beleid is uitgewerkt aan de hand van een viertal kernbegrippen: kenbaarheid, verankering, betaling en kwaliteit. Centraal thema daarbij is dat de archeologische waarden waar nodig worden beschermd, zonder dat er meer maatschappelijke lasten in het leven worden geroepen dan noodzakelijk zijn. Het archeologiebeleid Zwolle bevat onder andere de Archeologische Waarderingskaart Zwolle (welke gebieden hebben een hoge archeologische waarde), kaders wanneer en hoe archeologisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan worden bestemd met een dubbelbestemming en de Lokale Onderzoeksagenda Archeologie Zwolle (archeologische onderzoeksthema's).
Cultuurhistorisch beleid
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief modernisering monumentenzorg (MoMo). Het behoud en de bescherming van monumenten is hiervan een belangrijk doel én er vindt een verbreding plaats naar de omgeving. Overal in steden, dorpen en landschappen zijn plaatsen van herinnering, plaatsen met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. Goede ruimtelijke ordening betekent dat alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte in de besluitvorming worden betrokken. Daarom is de eerste pijler van MoMo gericht op cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening zullen gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Het Zwolse beleid zoals verwoord in de vastgestelde beleidsnota voor het Zwols monumenten- en archeologiebeleid (Dynamiek van Oud & Nieuw, 2000) is gericht op de instandhouding van historisch waardevolle objecten, complexen, openbare ruimte en stedenbouwkundige en landschappelijke structuren.
Op grond van de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedverordening Zwolle 2010 is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning een beschermd (rijks- of gemeentelijk) monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigingen. Ook is het verboden een beschermd monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het archeologisch en cultuurhistorisch beleid.
Mobiliteitsvisie
Het op dit moment vigerende Zwolse mobiliteitsbeleid vloeit voort uit het rijks – en provinciaal beleid en is verwoord in de Mobiliteitsvisie. De Mobiliteitsvisie is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 februari 2009.
Uit de Mobiliteitsvisie komt naar voren dat de verdere groei van de mobiliteit niet opgevangen kan worden door de mobiliteitsvraag te faciliteren met nieuwe infrastructuur. Zwolle heeft een gunstige positie qua ontwikkeling. In de na te streven doelen op het gebied van duurzaamheid, milieu, bereikbaarheid, economische groei, leefbaarheid en dergelijke is het daarom noodzakelijk om prioriteiten te stellen. Zwolle wil de kwaliteiten als bereikbare en gezonde stad vasthouden door, naast de noodzakelijke uitbreiding van de infrastructuur, de samenleving te mobiliseren om de groeiende vraag naar mobiliteit om te buigen in een duurzame richting.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het verkeersbeleid.
Groenbeleidsplan en Structuurplan 2020
Het Groenbeleidsplan, vastgesteld door de gemeenteraad op 30 maart 1998, geeft aan dat de hoofdgroenstructuur stevig genoeg moet zijn om duurzaam in stand te worden gehouden. Het groen zal meerdere functies vervullen, zal natuurwaarden in zich bergen en duidelijk herkenbaar zijn in de stad. Het netwerk van groene dragers in het Structuurplan 2020 is grotendeels afgeleid van het Groenbeleidsplan en aangevuld met nieuw structuurgroen dat voor de periode tot 2020 op het programma staat. Buurtgroen staat niet zelfstandig op de plankaart van het Structuurplan. Wel vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de ruimtelijke opzet en inrichting van woon- en werkmilieus.
Bomenverordening
Voor de bomen geldt de in 2013 vastgestelde Bomenverordening.
Voor het vellen van een boom binnen de op de Groene Kaart weergegeven groenstructuren (Hoofdgroenstructuur, Wijkgroenstructuur, Groenvoorzienend boomgebied en Hoogstedelijk boomgebied), zoals die staan aangegeven op de Groene Kaart, is een (kap)omgevingsvergunning nodig voor bomen met een omtrek groter dan 30 cm, die staat op een perceel van 400 m² en groter. Onder vellen valt ook het rooien, het verplanten en het verrichten van handelingen die de dood, ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand als gevolg kunnen hebben.
Bomen die, vanwege ouderdom, omvang, soort of andere redenen bijzonder zijn, staan op de Groene Kaart aangegeven als bijzondere boom. Voor deze bomen geldt dat ze in principe niet gekapt mogen worden, tenzij daarvoor een uitzonderlijke reden is. Dit verbod geldt voor alle bijzondere bomen, ongeacht de locatie op de Groene Kaart, de stamomvang van de boom en de perceelsgrootte van het perceel waarop de bijzondere boom staat. Het basisprincipe is dat bij kap van bomen herplant plaats vindt; voor iedere gekapte boom een nieuwe boom. Wanneer er geen mogelijkheden zijn voor (voldoende) herplant, moet financiële compensatie plaatsvinden.
Op het perceel staat een monumentale boom, die behouden blijft.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het groenbeleid.
Europees en nationaal beleid
Duurzaam schoon oppervlaktewater en bescherming van het drinkwater voor de toekomst. Dat zijn heel in het kort de belangrijkste doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Waterbeheer 21e eeuw (WB21), die voortaan samengaan via het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat “een goede ecologische toestand”. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen.
Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand).
In de geldende Europese richtlijnen en de EU richtlijn Prioritaire Stoffen staat precies omschreven wat een goede chemische toestand voor oppervlaktewater is. De ecologische doelstellingen stellen de lidstaten onderling vast in zogeheten (internationale) stroomgebiedbeheersplannen. Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
Waterbeheer 21e eeuw
WB21 anticipeert op toekomstige ontwikkelingen zoals klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Deze ontwikkelingen stellen strengere eisen aan het waterbeheer. In WB21 wordt uitgegaan van twee principes (tritsen) voor duurzame waterkwantiteit- en duurzaam waterkwaliteitsbeheer:
Bij 'vasthouden, bergen en afvoeren' wordt regenwater zoveel als mogelijk bovenstrooms vastgehouden in de bodem en het oppervlaktewater. Wanneer er toch een wateroverschot ontstaat wordt het water eerst tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en dan pas afgevoerd. Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het om een voorkeursvolgorde waarbij de voorkeur uitgaat naar het voorkomen van verontreiniging (schoonhouden). Als toch verontreiniging ontstaat, moeten schoon en vuil water zoveel mogelijk worden gescheiden. Ten slotte wordt het verontreinigde water zo goed mogelijk gezuiverd.
Deltawet
Het doel van de Deltawet, aangenomen op 28 juni 2011, is ons land nu en in de toekomst beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde houden.
De afgelopen eeuw is de zeespiegel gestegen, de bodem gedaald en het is warmer geworden. Dat zet door, blijkt uit de cijfers van het KNMI. Hevigere weersomstandigheden, zoals meer regen en periodes van droogte, zijn zaken om rekening mee te houden. Het Deltaprogramma is er om de huidige veiligheid op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat ons land is voorbereid op de toekomst. En om daarbij de juiste maatregelen te nemen voor een veilig en aantrekkelijk Nederland met voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samen met maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstituten. Dit gebeurt onder regie van de Deltacommissaris, waarvan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu de coördinerende bewindspersoon is.
Naast de lopende programma's, zoals Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, Zwakke Schakels Kust en Hoogwaterbeschermingsprogramma, staan in het Deltaprogramma vijf deltabeslissingen centraal. Deze beslissingen gaan over de normen van onze belangrijkste dijken en andere waterkeringen en de strategieën voor onze waterveiligheid, over de beschikbaarheid en verdeling van zoetwater, over het peil van het IJsselmeer, over de manier waarop gebieden veilig kunnen blijven zonder aan economische waarde in te boeten en over hoe bij het bouwen van buurten en wijken rekening kan worden gehouden met water. In 2014 zijn de deltabeslissingen in de Tweede Kamer besproken.
Provinciaal beleid
Provincie Overijssel heeft haar beleid vastgelegd in een omgevingsvisie en de omgevingsverordening. Op 1 juli 2009 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk beleid van de provincie vastgelegd, dat onder meer in plaats treedt van het Streekplan Overijssel 2000+ en de Verordening voor de Fysieke Leefomgeving (VFLO). De Omgevingsvisie heeft tevens de status van Regionaal Waterplan onder de Waterwet en het Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
Waterschapsbeleid
Het algemene beleid van Waterschap Drents Overijsselse Delta is verwoord in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Het beleid van het waterschap sluit nauw aan bij de uitgangspunten van WB21. In 2007 is de nota "Leven met Water in stedelijk gebied" vastgesteld. Deze nota beschrijft de voor het waterschap gewenste situatie in bestaand en nieuw stedelijk gebied. Om deze situatie te bereiken heeft het waterschap in 2015 het beheer en onderhoud van deze wateren overgenomen van de gemeente Zwolle. Op watergangen van Waterschap Drents Overijsselse Delta is de keur van toepassing. In de keur is aangegeven wat wel en niet mag bij watergangen, waterkeringen en kernzones. Bijvoorbeeld regels voor bouwwerken op of langs watergangen. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ook zijn deze te raadplegen op de website: www.wdodelta.nl.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Zwolle heeft in de Wateragenda (2015) uitgangspunten vastgelegd om vorm te geven aan de opgaven rondom water en (aanpassen aan het) klimaat. Gemeente Zwolle heeft haar beleid ten aanzien van hemelwaterinfiltratie vastgelegd in de gemeentelijke bouwverordening. Verder zijn in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (GPR) ontwerprichtlijnen en beleidskeuzes beschreven waaraan voldaan moet worden. In het GPR 2016-2020 ligt de focus, naast de zorg voor de riolering, regenwater en grondwater (de rioleringszorg), op de klimaatbestendige stad. Hevige neerslag en langdurige droogte kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor het welzijn van mens en dier en de ontwikkeling van de stad Zwolle. In het GPR is aangegeven dat bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen rekening gehouden dient te worden met het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
Woonvisie 2005-2020 en Woonagenda 2013-2017
Het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid, waaronder de woningbouw, is vastgelegd in de Woonvisie 2005-2020 (vastgesteld raad april 2005). De Woonvisie 2005-2020 geeft de gemeentelijke koers voor de woningbouw in de komende jaren weer. Naast blijvende aandacht voor het realiseren van productieaantallen (bouwopgave) ligt de ambitie in een versterking van de woonmilieudifferentiatie waarbij wordt ingespeeld op de woonwensen vanuit de leefstijlprofielen.
Vanaf medio 2008, dus na de vaststelling van de Woonvisie, is de woningmarkt echter sterk teruggevallen als gevolg van de financiële en economische crisis. De wereld om ons heen is sindsdien ingrijpend gewijzigd, dit geldt ook voor de woningbouw. De raad heeft in december 2012 ingestemd met de gedachte dat het beleid minder programmerend moet zijn, en meer faciliterend. Tevens is besloten de verwachtingen omtrent de woningproductie in de komende vijf jaar te halveren tot gemiddeld 400 woningen per jaar, waarvan de helft op locaties in bestaand stedelijke gebied. Voor de jaren na 2017 zou van een iets hogere productie mogen worden uitgegaan.
Deze nieuwe inzichten zijn uitgewerkt in de Woonagenda 2013-2017 (vastgesteld raad juni 2013). In de Woonagenda is onder meer vastgelegd dat voor ontwikkelaars op woningbouwlocaties in beginsel programmatische vrijheid bestaat, maar dat de plannen worden beoordeeld op basis van de 'kleurenwaaier'. De kleurenwaaier heeft als toekomstbeeld: toevoeging sociale huurwoningen, geen grootschalige clustering van koopwoningen met matige kwaliteit, toevoeging van de vrije sector huurwoningen, toevoeging ruime en goede middeldure koopwoningen, realiseren bijzondere architectuur en/of woonmilieus, realiseren functiemenging, realiseren pauzewoningen.
In paragraaf 2.1.1.1 Ladder voor duurzame verstedelijking is een uiteenzetting gegeven over hoe het woonbeleid van de gemeente Zwolle in elkaar zit, omdat in die paragraaf is ingegaan op de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hier is nadere informatie over het woonbeleid te lezen.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het volkshuisvestingsbeleid.
Milieubeleid
De gemeenteraad van Zwolle heeft in 2005 de milieuvisie "Milieu op scherp" vastgesteld. De milieuvisie geeft de richting aan van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie worden ambities en
doelstellingen geformuleerd en worden prioriteiten gesteld in de ontwikkeling en uitvoering van het Zwolse milieubeleid. In de milieuvisie is de strategie geformuleerd die Zwolle wil hanteren om te komen tot een effectief en efficiënt milieubeleid. Er worden parallelle sporen gevolgd.
Per sector (geluid, bodem, externe veiligheid, luchtkwaliteit enz.) wordt beleid geformuleerd.
Op dit moment is voor de sectoren energie, duurzaam bouwen, bodem, grondwater, geluid, afval en externe veiligheid beleid vastgesteld.
Het beleid voor de aspecten die relevant zijn voor het plangebied worden in de volgende paragrafen beschreven.
Geluid
In de milieuvisie 'Milieu op scherp' wordt de ambitie voor geluid als volgt omschreven:
Zwolle is een dynamische stad met geluidniveaus die passen binnen de wettelijke grenswaarden. Er zijn alleen geluiden die passen bij de functie van een gebied en ook de geluidbelasting binnen het gebied is gerelateerd aan de functie van het gebied. Dit is vastgelegd in de 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle'. Een belangrijke doelstelling is het verminderen van geluidshinder in bestaande woningen en voorkomen van geluidshinder bij renovatie en nieuwbouw. Een belangrijke maatregel om deze doelstelling te bereiken is het toepassen van stillere wegdeksoorten. Een andere maatregel is het meenemen van de geluidsdoelstellingen bij de ruimtelijke planontwikkeling.
In de door de gemeenteraad vastgestelde 'Handreiking gebiedsgericht werken aan milieu gemeente Zwolle' (juli 2007) en in de beleidsregel 'Hogere waarden Wet geluidhinder' (2 april 2007) worden de ambities en de grenswaarden (dit is de maximale waarde waarvoor nog hogere grenswaarden worden vastgesteld) per gebiedstype genoemd.
Is de geluidsbelasting lager dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid dan kan na een eenvoudige administratieve toets de hogere waarde worden vastgesteld. Is de geluidsbelasting hoger dan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht Milieubeleid, maar onder het wettelijke maximum dan is een meer diepgaande beoordeling noodzakelijk. Bij de beoordeling komt het onderzoeken van varianten nadrukkelijk aan bod en wordt gekeken naar mogelijkheden van bijvoorbeeld een geluidsluwe gevel, aangepaste indeling van de woning (hoofdslaapkamer aan de geluidsluwe gevel), een balkon of tuin aan de geluidsluwe zijde van de woning, indien het balkon aan de voorzijde is gesitueerd wordt gekeken naar mogelijkheden om deze afsluitbaar te maken, waardoor akoestische compensatie wordt verkregen.
Het plangebied ligt in het gebiedstype Gemengd gebied (stedelijk). Hiervoor geldt vanuit geluid een ambitiewaarde van 48 dB en een grenswaarde van 58 dB.
Luchtkwaliteit
Het luchtkwaliteitsplan gemeente Zwolle 2007-2011 beschrijft de luchtkwaliteitssituatie in Zwolle, de opgave, de ambitie en de aanpak om de vastgestelde doelen te bereiken.
Zwolle wil binnen de beïnvloedingssfeer van de gemeente, een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit. Om dat te bereiken zijn de volgende doelen geformuleerd:
Externe veiligheid
De beleidsvisie externe veiligheid is in maart 2007 vastgesteld door de gemeenteraad en geactualiseerd in 2013. Grote lijn van de visie is het voldoen aan de basisveiligheid binnen de gemeentelijke grenzen. Dit betekent dat:
In januari 2009 hebben burgemeester en wethouders het gebiedsgerichte beleidskader externe veiligheid vastgesteld. Het gaat om een ruimtelijke uitwerking van het externe veiligheidsbeleid dat aansluit op het gebiedsgerichte milieubeleid. Hier is een ruimtelijke vertaling gemaakt van het groepsrisico en het plaatsgebonden risico voor de verschillende gebiedstypen. Hierbij gelden de wettelijke PR-normen als uitgangspunt. Op basis van kenmerken (fysieke omgeving, hulpverleningsniveau en zelfredzaamheid) die bij een bepaald gebiedstype horen is een beleidsstandpunt bepaald ten aanzien van een mogelijke toename van het groepsrisico.
Tevens is op basis van dezelfde kenmerken van een gebiedstype bepaald of er plaats is voor nieuwe risicobronnen. Een afwijkend gebiedstype vormen de stroomzones. Stroomzones zijn gebieden rondom infrastructuur (spoorlijnen, wegen en waterwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor stroomzones is een apart beleidskader geformuleerd. Het beleidskader voor de stroomzone wijkt af van de overige gebiedstypen. Het risiconiveau in de stroomzone wordt bepaald door het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en het spoor. De gemeente heeft niet of nauwelijks invloed op de omvang van deze transportstroom. Wanneer de gemeente binnen de stroomzone wil gaan ontwikkelen betekent dit dus (zeker als het kwetsbare objecten en of grote groepen mensen betreft) dat er een zware verantwoordelijkheid op de gemeente (en de ontwikkelaar) rust om deze ontwikkelingen op een verantwoorde manier te realiseren. Deze verantwoordelijkheid is groter naarmate deze dichter bij de transportas plaatsvindt. Met andere woorden: binnen de stroomzone dient er nadrukkelijk geïnvesteerd te worden in het zoveel mogelijk beperken en verantwoorden van het groepsrisico.
Het beleidskader voor de stroomzone is anders dan de overige gebieden niet normatief (t.a.v. het groepsrisico) maar is vooral gericht op een goede borging van de externe veiligheid belangen in het gebiedsontwikkelingsproces. Dit betekent dat er bij het ontwerpproces op voorhand geen maximaal groepsrisiconiveau voorgeschreven wordt maar dat er gezamenlijk gezocht wordt naar een verantwoorde ontwikkeling. Dit gebeurd door vanuit het beleidskader randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen aan het ontwerp mee te geven ten aanzien van functies, inrichting en eventuele maatregelen. Op deze manier zal het groepsrisico zoveel mogelijk beperkt worden en kan het bestuur een verantwoord besluit nemen over het eventueel te accepteren restrisico.
Bij de ontwikkeling van het planologische en het verantwoordingskader voor groepsrisico is voor het gebiedstype stroomzone zwaar (en de directe omgeving) aangesloten bij de maatgevende zones zoals deze ook gelden bij de bepaling van het groepsrisico en het invloedsgebied van de verschillende stofcategorieën :
• zone 1: 0-30 meter - invloedsgebied plasbranden - brandbare vloeistoffen
• zone 2: 0-250 meter - invloedsgebied BLEVE
• zone 3: 0-300 meter - invloedsgebied brandbaar gas
• zone 4: 0-1500 meter of meer - invloedsgebied toxisch gas
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het milieubeleid.
In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied omschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten die gehanteerd zijn bij het maken van dit bestemmingsplan.
De Hobbemastraat 6 ligt in de Diezerpoort. Diezerpoort is een uitbreidingswijk met voornamelijk een woonfunctie, die projectmatig is gebouwd vanaf 1922. Daarvoor waren al aan de binnenstad grenzende delen vanaf de 19e eeuw langzaam volgebouwd.
Dieze-West is een woonbuurt met een grote diversiteit aan stedelijke functies en opgebouwd uit verschillende planstructuren van de diverse in- en uitbreidingen. Het wordt voor een groot deel gekenmerkt door grotendeels gesloten bouwblokken. Langs de historische lijnen Diezerenk en Holtenbroekerweg volgt de bebouwing het verloop van de weg en is herkenbaar aan het individuele karakter. De kleinschalige bebouwing aan de zuidelijke rand vormt een contrast met de grootschalige, solitaire bebouwing langs de Burgemeester Roelenweg, Schuttevaerkade en de Burgemeester Drijbersingel. De planmatige opzet van de oudere uitbreidingswijken heeft geresulteerd in bijzonder gewaardeerde woongebieden. De grote diversiteit aan woningentypologieën, openbare ruimte en de samenhangende groenstructuur vormen hiervoor de basis.
Op de Hobbemastraat is het voormalig schoolgebouw van de Hobbemaschool aanwezig, tegenwoordig ookwel het Hobbemahuis genoemd. Het gebouw staat in een omgeving met veelal reeksen rijenwoningen van 2 lagen afgedekt met een kap. Nabij liggen ook de appartementenflats aan de Minervalaan, bestaand uit 3 bouwlagen en een onderbouw.
afbeelding: foto in vogelvlucht van Hobbemastraat 6 in noordelijke richting.
Het gebouw aan de Hobbemastraat 6 wordt niet gesloopt. Het betreft één groot gebouw, een stedenbouwkundige eenheid, met een duidelijke hoofdentree aan de zuidzijde van het gebouw. Deze entree blijft gehandhaafd. Op de locatie worden woningen in de vorm van 22 appartementen gerealiseerd in het bestaande gebouw. De stedenbouwkundige opzet is als Bijlage 5 opgenomen.
In de nieuwe situatie krijgt de locatie hoofdzakelijk de bestemming Wonen - Meergezinshuis, die past bij de ontwikkeling van appartementen op deze locatie.
Aan de zijde van de Albert Cuypstraat is het in een strook van ca.1,5 meter breed mogelijk om de stoep te kunnen gebruiken als buitenruimte. Deze strook is aangeduid d.m.v de “specifieke bouwaanduiding – stoeptuin”. Qua inrichting wordt gedacht aan een iets verhoogde stoep, zonder bouwwerken en muurtjes, obstakels en potentiële fietsenrekken. Bewoners kunnen wel zelf, indien gewenst, een bankje neerzetten.
De locatie Hobbemastraat 6 heeft een archeologische verwachtingswaarde van 10%.
Een 10% gebied staat gelijk aan 'onbekend'. We weten hier niets van. Een 'grondverstoorder' kan derhalve niet verantwoordelijk gesteld worden voor onderzoek dat gedaan zou moeten worden om meer inzicht in het gebied te krijgen. Er kan verzocht worden om bij grondverstorende activiteiten de aanvangsdatum te melden bij de archeologische sectie van de gemeente, zodat die in de gelegenheid gesteld wordt om een kijkje bij de werkzaamheden te nemen. Er zijn hier geen financiële consequenties aan verbonden.
Voor de locatie Hobbemastraat 6 is, gelet op de geringe archeologische verwachtingswaarde, geen onderzoeken of maatregelen nodig.
De locatie Hobbemastraat 6 ligt in Diezerpoort. Voor de wijk Diezerpoort zijn de cultuurhistorische waarden geïnventariseerd (Cultuurhistorische quickscan Diezerpoort, september 2010). Uit deze inventarisatie blijkt dat het gebouw aan de Hobbemastraat 6 niet als van hoge cultuurhistorische waarde wordt beoordeeld. Het pand heeft een zogenaamde 'attentiewaarde'. Deze waardering is gegeven aan objecten die wel van (enig) historisch belang zijn, maar niet direct beschermenswaardig; behoud is mogelijk, maar niet noodzakelijk.
Met de ontwikkeling van woningen binnen het bestaande gebouw aan de Hobbemastraat 6 blijft het kenmerkende casco van het bestaande gebouw op de locatie behouden.
afbeelding: foto voorzijde pand Hobbemastraat 6
Er zijn geen cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig. Er zijn dan ook geen gebouwen of structuren die in het plan bescherming behoeven.
De locatie Hobbemastraat 6 ligt in Diezerpoort onder de A28. Deze wijk ligt ten noorden van het stadscentrum en wordt ontsloten door de Rembrandtlaan en de Burgemeester Roelenweg. Het plangebied wordt begrensd door de Ruysdaelstraat aan de westzijde, de Albert Cuypstraat aan de westzijde, de Hobbemastraat aan de zuidzijde de Minervalaan de noordzijde.
Verkeersstructuur (ontsluiting)
De nieuwe functie van het gebouw is geen aanleiding voor wijzigingen aan de verkeersinfrastructuur.
Parkeren
Voor wat betreft de eisen ten aanzien van parkeervoorzieningen zal de nieuwe functie moeten voldoen aan de eisen van Regeling Parkeernormen 2016. Parkeerplaatsen moet zoveel mogelijk op eigen terrein worden aangelegd.
De inrichting van het belendende gebied bij de woningen met parkeerplaatsen gebeurt volgens Bijlage 5. van de toelichting. Bezoekers van de bewoners kunnen met de bezoekersvergunning 16 uur per week terecht op parkeerapparatuurplaatsen.
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde bushaltes bij het plangebied liggen aan de Rembrandtlaan. Dit is op loopafstand van het plangebied.
Het plangebied wordt gevormd door de voormalige Hobbemaschool. Het terrein heeft een afmeting van 2.355 vierkante meter en bestaat uit een plein aan de achterzijde (noord) en een gazon met een strook plantperken aan de voorzijde (zuid). Opgaande begroeiing is beperkt tot een Ruwe berk aan de voorzijde en een Tamme kastanje aan de achterzijde. Langs de oostzijde van het plein staat een lage beukenhaag.
Voor de locatie is door Bureau Bleijerveld een quikscan uitgevoerd. De resultaten van de quikscan zijn als Bijlage 6 Quikscan Hobbemastraat 6 aan de toelichting toegevoegd.
Het bestaande gebouw wordt gehandhaafd en herontwikkeld tot appartementen
De locatie ligt midden in de bebouwde kom van Zwolle. Buiten de grenzen van de stad liggen diverse beschermde gebieden in het kader van Natura 2000 en het NNN. De gebieden zijn voornamelijk gerelateerd aan de IJssel en Vecht. De locatie ligt op minimaal drie kilometer afstand van de beschermde gebieden. Gelet op de ligging van de locatie, de grote afstand tot beschermde gebieden en de beperkte schaal van het project, zijn negatieve effecten op beschermde gebieden op voorhand uit te sluiten.
In het plangebied is de nationaal beschermde zoogdiersoort Huisspitsmuis te verwachten. Daarnaast moet rekening worden gehouden met broedsels van vogels zonder vaste nestplaats. De broedsels kunnen aanwezig zijn in zowel de opgaande begroeiing als onder de pannen van het gebouw.
Voor Huisspitsmuis geldt een algemene vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb zolang het een ruimtelijke ingreep betreft.
Broedsels van vogels en de dieren zelf kunnen schade ondervinden wanneer de uitvoering in het broedseizoen plaatsvindt. Dit is verboden volgens de Wnb. Hiervoor is geen ontheffing mogelijk
Maatregelen
Er moet bij de uitvoering rekening gehouden worden met de broedtijd van vogels. In dit verband dienen sommige werkzaamheden buiten het broedseizoen te gebeuren. Het betreft dan buitenwerkzaamheden, zoals het verwijderen van pannen, het reinigen van gevels of het rooien van groen. De piek van het broedseizoen valt in de periode van half maart tot half juli. Eerdere en latere broedgevallen zijn mogelijk, met name van duiven. In de periode november-februari is de kans op broedgevallen zeer klein. Vanuit de Wnb zijn geen verdere maatregelen vereist. Ook is geen ontheffing nodig, mits rekening wordt gehouden met broedvogels.
Conclusie
De conclusie van de quickscan is dat de Wet Natuurbescherming door het wijzigen van het bestemmingsplan en/of het verlenen van toekomstige vergunningen niet wordt overtreden indien (voorzorgs)maatregelen worden getroffen. De quickscan maakt het aannemelijk dat op basis van de bevindingen het bestemmingsplan uitgevoerd kan worden. Nader onderzoek is niet nodig en een ontheffing, mits rekening wordt gehouden met broedvogels.
Watergangen, waterkeringen
Op of nabij de locatie aan Hobbemastraat zijn geen watergangen of waterkeringen gelegen.
Waterwinning
De locatie aan de Hobbemastraat ligt niet in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied.
Riolering
De inzameling van afvalwater in het gebied rondom Hobbemastraat vindt plaats middels een gemengd rioolstelsel.
Quickscan
De Hobbemastraat is gelegen in dijkring 53, Salland (zie figuur 1). Deze dijkring wordt omsloten door de Vecht aan de noordzijde, de IJssel aan de westzijde en het Zwarte Water aan de noordwestzijde. Omdat het bestemmingsplan ruimte biedt aan de ontwikkeling van niet incidentele over-stromingsgevoelige functies en omdat het plangebied gelegen is in dijkring 53 is een overstromings-risicoparagraaf verplicht.
Figuur 1 Dijkring 53
Risico-inventarisatie
Voor de keringen van dijkring 53 geldt een veiligheidsnorm van 1/1250 per jaar (overschrijdingskans). Op basis van de risicokaart wordt de maximale waterdiepte in het plangebied tijdens een overstroming geschat tussen de 0,8 tot 2 meter (figuur 2). De mogelijke waterdiepte kan daarmee worden aangeduid als ondiep. In figuur 3 is de tijd tot overstroming van dijkring 53 bij een dijkdoorbraak bij de IJsselcentrale weergegeven (maatgevend scenario t.a.v. tijd tot overstroming).
Figuur 2 Maximale waterdiepte in dijkring 53 tijdens een overstroming
Figuur 3: Tijd tot overstroming na dijkdoorbraak bij Berkum
Maatregelen
Bij de ontwikkeling van het plangebied dient rekening te worden gehouden met mogelijke overstroming(en). Het betreft ook een stuk bewustwording dat bouwen in risicovolle gebieden bepaalde risico's met zich meebrengt en dat hier adequaat mee omgesprongen dient te worden. Wat betreft maatregelen kan worden gedacht aan: aanvullend ophogen (voor zover mogelijk) van het plangebied, voldoende hoog aanbrengen vloerpeil, verhoogde drempels, zodanige inrichting gebouw dat bij eventuele overstroming schade zoveel mogelijk wordt beperkt (denk aan materiaalgebruik en minder gevoelige ruimten op de begane grond), aansluiting van het plangebied op dichtstbijzijnde weg waardoor bereikbaarheid gewaarborgd blijft en opstellen van een evacuatieplan. Meer informatie is onder andere te vinden op de website www.onswater.nl.
Riolering
De inzameling van afvalwater in de gebieden rondom Hobbemastraat vindt plaats middels een gemengd rioolstelsel. Voor de droogwaterafvoer (DWA) uit het plangebied naar dit gemeentelijk riool moeten nieuwe huisaansluitingen worden gerealiseerd.
De toename van het hoeveelheid afvalwater door de ontwikkeling in het plangebied is gering. Er is geen sprake van overbelasting van het bestaande rioolstelsel en de afvalwaterzuiveringsinstallatie.
De hemelwaterafvoer (HWA) van daken, terrassen en parkeerplaatsen moet binnen het plangebied worden geborgen en worden geïnfiltreerd in de bodem. Binnen het plangebied dient daartoe minimaal een statische berging gecreëerd te worden van 20 mm per vierkante meter afvoerend oppervlak.
Drooglegging
In het plangebied wordt een ontwateringsdiepte van minimaal 0,7 meter gehanteerd om grondwateroverlast te voorkomen. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en de kruin van de weg in de openbare ruimte. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte.
Wateroverlast
Om wateroverlast en schade in gebouwen te voorkomen, wordt geadviseerd om een drempelhoogte van minimaal 15 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders) moet aandacht worden besteed om wateroverlast te voorkomen (bijvoorbeeld toepassing van waterdichte materialen).
Op de locatie is in de huidige situatie een andere functie dan de woonfunctie aanwezig,nl een voormalig schoolgebouw van de Hobbemaschool tegenwoordig ook wel het Hobbemahuis genoemd.
Op de locatie worden 22 sociale huurwoningen gerealiseerd in de vorm van appartementen in het bestaande gebouw.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten die van belang zijn bij het toekennen van bestemmingen. Tevens komt de ligging van kabels, leidingen en straalpaden aan bod.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt in het gebiedstype Gemengd gebied (stedelijk). Hiervoor geldt vanuit geluid een ambitiewaarde van 48 dB en een grenswaarde van 58 dB. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de A28. Uit het akoestisch onderzoek (ABOVO Acoustics, Rapportage herontwikkelingsplan appartementen Hobbemastraat 6 te Zwolle, 1 november 2016, Z1802a-2-GB Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Hobbemastraat 6) blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale berekende geluidwaarde bedraagt 53 dB waardoor voldaan kan worden aan de (wettelijk) maximale grenswaarde van 58 dB. Om het plan te kunnen realiseren, zal een hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder moeten worden vastgesteld.
Het bestaande gebouw aan de Hobbemastraat 6 zal worden getransformeerd naar appartementen. Omdat door de toepassing van transformatie nieuwe geluidgevoelige objecten ontstaan (in dit geval 22 appartementen) is de Beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder ook van toepassing op transformatie. Daarom is hier ook aan getoetst.
Op basis van de Beleidsregel Hogere waarden wet geluidhinder is in het akoestisch onderzoek gekeken naar het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen. Op de A28 is al dubbellaags ZOAB (zeer open asfalt beton) aangebracht. Dit wegdektype heeft ten opzichte van een regulier wegdek al een sterk reducerend effect op de geluidbelasting. Het toepassen van een nog stiller wegdektype wordt niet doelmatig geacht. Langs de A28 zijn al geluidschermen aangebracht. Het verhogen van de bestaande geluidschermen wordt niet als doelmatig beschouwd omdat dit bezwaren ondervindt vanuit financieel oogpunt (de kosten staan niet in verhouding tot de baten). Ook het vergroten van de afstand tussen de A28 en het plangebied is niet mogelijk.
Concluderend geldt dat bron- en overdrachtsmaatregelen niet doelmatig zijn en derhalve op grond van de Wet geluidhinder hogere waarden moeten worden vastgesteld (maximaal 53 dB).
De nieuwe functie van wonen komt ten goede aan het woon- en leefklimaat in het gebied (is nu al overwegend wonen). Hierbij wordt ervan uitgegaan dat ook de bestaande groenstructuur opnieuw wordt overwogen wat een positief effect zal hebben op het bestaande leefklimaat in het gebied.
Gelet op het bovenstaande wordt het aanvaardbaar geacht om voor het realiseren van de 22 appartementen af te wijken van de ambitiewaarde.
Cumulatie wegverkeerslawaai
Er liggen diverse 30 km/u-wegen in de directe omgeving (waaronder de Hobbemastraat, Ruysdaelstraat en Albert Cuypstraat). Vanuit een goede ruimtelijk ordening is de (gecumuleerde) geluidbelasting als gevolg van die wegen in beeld gebracht. Hieruit blijkt dat sprake is van een gecumuleerde geluidbelasting die uiteenloopt van 50 dB tot maximaal 58 dB (zonder wettelijke aftrek).
De transformatie van het bestaande gebouw in wonen past binnen het karakter van het gebied: wonen. Het gebied is min of meer al (volledig) ingericht en uitontwikkeld. Maatregelen om de geluidbelasting te reduceren, kunnen als niet doelmatig en haalbaar worden beschouwd. Daarnaast is sprake van een stedelijk gebiedstype en in dit gebied vinden wij een wat hoger geluidniveau acceptabel. Het voldoet immers wel aan de grenswaarde uit het Gebiedsgericht milieubeleid. De herontwikkeling van de locatie wordt van uit de gemeente wenselijk geacht en komt ten goede aan het gebied. De verwachting is niet dat de gecumuleerde geluidbelasting leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Transformatie en binnenniveau
Voor transformatie geldt dat nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. De gemeente acht het van belang dat ook binnen sprake is van goed woon- en leefklimaat. Daarom hanteert de gemeente het uitgangspunt dat het binnenniveau in de appartementen voldoet aan het wettelijk binnenniveau dat ook geldt voor nieuwbouw: 33 dB. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een goede geluidwering van het bestaande pand. Hiertoe zal onderzoek moeten worden gedaan (o.a. in beeld brengen bouwjaar, gebouw uitgevoerd conform regelgeving, gebruikte materialen voor de gevel, etc.). En als hier geen sprake van is, dan zal onderzocht moeten worden welke maatregelen (bijv. vervangen glas, kozijnen, extra isoleren bestaande gevel, etc.) getroffen kunnen worden om hier alsnog aan te voldoen. In ieder geval mag het bestaande binnenniveau niet verslechteren door de transformatie (en hiermee gepaard gaande werkzaamheden). Het bevoegd gezag kan van dit uitgangspunt afwijken, mits de initiatiefnemer in voldoende mate heeft aangetoond en gemotiveerd dat (in redelijkheid) niet voldaan kan worden aan het wettelijk binnenniveau van 33 dB.
Naast geluid van buitenaf verdient ook de geluidsituatie in het gebouw aandacht. Contactgeluid tussen wooneenheden moet zoveel mogelijk voorkomen worden.
In de nabij gelegen omgeving bevinden zich geen functies waarmee rekening moet worden gehouden met het oog op de functie van het plangebied, te weten wonen.
Besluit gevoelige bestemmingen
In het plan worden 22 appartementen gerealiseerd. Woningen vallen niet onder de definitie 'gevoelige bestemming' op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen. Verder blijkt uit de Monitoringstool Luchtkwaliteit 2016 (van het ministerie van Infrastructuur en Milieu) dat het plangebied voldoet aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit (grenswaarde van 40 µg/m3). Nader detailonderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.
NIBM
In de AMvB Niet in betekenende mate, is voor diverse categorieën aangegeven bij welke omvang van een initiatief de 3%-grens bereikt is. Voor de categorie woningbouw is de omvang tot waar geen toetsing nodig is, gesteld op 1.500 woningen (Regeling NIBM bijlage 3A). Aangezien het project 22 appartementen omvat, is het plan per definitie NIBM en hoeft geen verdere toetsing plaats te vinden. Een nader detailonderzoek naar de luchtkwaliteit als gevolg van het plan is derhalve niet noodzakelijk..
In augustus 2015 heeft de raad van Zwolle de geactualiseerde Nota bodembeheer regio IJsselland vastgesteld. Hieruit blijkt dat het plangebied ligt in het deelgebied Stedelijke uitbreiding voor 1987 en valt in de klasse Landbouw/natuur. Het ontgraven en toepassen van grond dient te gebeuren binnen de voorwaarden van de Nota bodembeheer.
Op de locatie is een ondergrondse tank aanwezig (bron: Bodeminformatiesysteem gemeente Zwolle). Deze is nagevuld met zand. Voor zover op dit moment bekend vinden op de locatie geen werkzaamheden in de bodem plaats. Hierdoor bestaan vanuit het milieuaspect bodem(kwaliteit) geen belemmeringen voor het nieuwe gebruik, te weten wonen. Mocht om welke reden dan ook toch worden overgegaan tot werkzaamheden in de bodem, dan wordt geadviseerd een verkennend bodemonderzoek uit te voeren.
De grens van het plangebied ligt op ruim 100 meter van de rijksweg A28. Hierdoor ligt het plangebied in het gebiedstype Stroomzones. Gelet op de afstand kan worden aangenomen dat wordt voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico, omdat de Basisnetafstand (6 meter) ruimschoots buiten het plangebied ligt. Verder ligt het plangebied buiten het Plasaandachtsgebied (30 meter vanaf A28). Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van BLEVE, brandbaar gas en toxisch gas. Het plangebied ligt ook deels binnen de invloedssfeer van de hoge druk gasleiding (deze ligt langs de A28). De gasleiding ligt binnen dezelfde stroomzone (A28). En de te nemen maatregelen om de risico's te beperken voor de A28 gaan verder dan voor de ligging van de gasleiding noodzakelijk is. Geconcludeerd wordt dat het planologische kader voor zone 2 van toepassing waarbij BLEVE (zie onderstaande tabel) maatgevend is.
Zone 2
Afstand | 30-250 meter |
Maatgevend | BLEVE (binnen invloedsgebied zeer kleine overlevingskans; maatregelen tegen BLEVE hebben niet/nauwelijks effect) |
Functie | Bevorderen: functies met een hoge mate van zelfredzaamheid e/o lage personendichtheid e/o lage kwetsbaarheid (gebiedstypen: kantoren en voorzieningen, bedrijventerrein licht en zwaar) Beperken/uitsluiten: functies met een hoge personendichtheid en een laag zelfredzaamheidsniveau, o.a. grote zorgcomplexen, ziekenhuizen, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijf, gevangenis (gebiedstype groen stedelijk) |
Inrichting | Hoogbouw met hoge personendichtheid zoveel mogelijk beperken (aantal gebouwen en aantal bouwlagen) en zo ver mogelijk van de transportroute af projecteren. Bij verdeling personendichtheid over gebied rekening houden met groepsrisico (van de weg af verdichten, spreiding objecten met hoge personendichtheid) Bij indeling panden kwetsbare functies (bijvoorbeeld kantine) zoveel mogelijk van de transportroute af (risicoluwe zijde) situeren. Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de bron (transportroute) af gericht zijn. |
Maatregelen | Maatregelen om de vluchttijd en -mogelijkheden te vergroten en maatregelen om de gevolgen van brand zoveel mogelijk te beperken: bijvoorbeeld brandwerend glas, voldoende bluswatervoorzieningen (bv. in de vorm van vijvers). Centrale afgrendelen van het luchtcirculatiesysteem of andere maatregelen aan nieuwe gebouwen of specifieke bestaande gebouwen die veel mensen huisvesten om de schuilmogelijkheden in geval van een toxisch gas te vergroten. Naast fysieke maatregelen dient er ook voldoende aandacht te zijn voor risicocommunicatie en het voorbereiden/oefenen van bewoners/werknemers op het handelen bij een calamiteit. Het verdient aanbeveling om dit gebiedsgericht op te pakken bijvoorbeeld in de vorm van parkmanagement. Naast specifieke maatregelen gericht op een BLEVE gelden voor zone 2 ook de maatregelen voor zone 3 en 4 (tegen brandbaar en toxisch gas). |
In de Quick scan bedrijven en milieuzonering en externe veiligheid door BOOT van 30 mei 2016 (Bijlage 4) is met een kwalitatieve beoordeling bepaald dat door de bouw van de 22 appartementen het groepsrisico niet significant toeneemt. De aanwezigheid van het aantal personen overdag zal minder zijn dan bij het voormalige gebruik als schoolgebouw. In de nacht zal wel een toename zijn, maar gelet op de hoge personendichtheid in het hele gebied kan deze toename als niet significant worden beschouwd.
Gezien het beleid voor ontwikkelingen in de Stroomzone en de kwalitatieve beoordeling is voor dit plangebied verder onderzoek naar groepsrisico's niet nodig . Voor het (maximaal) groepsrisico geldt op basis van het beleid geen norm, maar de ontwikkeling moet wel verantwoord zijn. Dit gebeurt door het stellen van randvoorwaarden, uitgangspunten en handreikingen ten aanzien van functies, inrichting en eventueel maatregelen. Voor het plangebied en de beoogde functie-uitoefening zijn op basis van het planologische kader in afstemming met de Veiligheidsregio en de initiatiefnemer de volgende voorwaarden en beperkingen bepaald:
Voor de woningen in het plangebied geldt dat deze gebruik kunnen maken van de bestaande afvalinzamelingstructuur in de wijk. Dit houdt in dat voor het restafval gebruik kan worden gemaakt van de bestaande ondergrondse afvalcontainer. Voor het overige afval zijn de woningen aangewezen op de daarvoor bestemde inzamelvoorzieningen.
In de buurt van de locatie zijn geen hoofdwaterleidingen, -gasleidingen of -rioolleidingen gelegen.
Ook zijn er geen straalpaden in de buurt van de locatie gelegen
Bij dit plangebied zal er sprake zijn van een kwaliteitsverbetering van de sociale woningvoorraad in de gemeente Zwolle, zowel op het gebied van wooncomfort als energieprestatie. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaamheid. Ambitie is dat alle bestaande woningen in 2023 energielabel B hebben. Ook ten aanzien van veel nieuwbouw wordt een extra duurzaamheid ambitie geformuleerd. Voor de te realiseren woningen van deze versnellingsactie is de ambitie om de woningen aan een EPC te laten voldoen die 10% beter is dan de geldende wettelijke voorschriften.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21. Dit handboek is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De regels zijn binnen de systematiek van de SVBP2012 aangepast aan de Zwolse situatie en uitgebreid met extra standaardbestemmingen, waaraan in Zwolle behoefte is. De regels van Diezerpoort, Hobbemastraat 6 zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied van het bestemmingsplan Diezerpoort, Hobbemastraat 6.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels:
De inleidende regels zijn van algemene aard en bestaan uit de volgende regels:
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels:
Toelichting op de regels voor de enkelbestemmingen:
Het gehele plangebied is onderverdeeld in enkelbestemmingen. Dit in tegenstelling tot een bestemming die andere bestemmingen als dubbelbestemming overlapt. De dubbelbestemmingen behoeven niet in het gehele plangebied voor te komen.
Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar ook op meerdere plaatsen voorkomen. De bij deze bestemmingen behorende regels zijn per bestemming in een apart artikel ondergebracht.
Alle regels die op een bepaalde bestemming van toepassing zijn, worden zoveel mogelijk in de bestemmingsregels zelf geregeld. Op deze wijze wordt bij de digitale versie van het plan bij het aanklikken op adres of bestemmingsvlak zo veel mogelijk informatie gegeven zonder dat er verder doorgeklikt behoeft te worden.
De opbouw van een bestemmingsregel is als volgt:
Per bestemmingsonderdeel wordt hierna een korte toelichting wordt gegeven.
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De hoofdfunctie wordt als eerste genoemd. Indien van toepassing, worden ook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk gemaakt. De ondergeschiktheid wordt aangegeven door de zin 'met daaraan ondergeschikt'. De ondergeschikte functies staan ten dienste van de hoofdfunctie in de bestemming. De bestemmingsomschrijving is niet alleen functioneel maar bevat ook inrichtingsaspecten.
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld.
Bij woningen wordt een onderscheid gemaakt tussen 'hoofdgebouwen', 'bijbehorende bouwwerken' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zonder dak'. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een 'uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak'. Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Voor de andere functies geldt dat er meestal geen sprake is van 'bijbehorende bouwwerken'. Bij deze functies wordt dan alleen gebruik gemaakt van de begrippen 'gebouwen' en 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'.
De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te voldoen wordt in deze regel opgenomen. De maximum goothoogte en maximum bouwhoogte worden in meters weergegeven, de dakhelling in graden.
De hoogte van de gebouwen wordt op de kaart aangegeven, indien er geen uniforme hoogteregels voor de gehele bestemming van toepassing zijn. Dit wordt in de verbeelding op papier van het plan gedaan door middel van een symbool in de vorm van een rondje verdeeld in een matrix met 2 of 3 vlakken. Linksboven staat bijvoorbeeld de maximum goothoogte in meters vermeld, rechtsboven de maximum bouwhoogte in meters en onderaan staat zo nodig het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Het symbool is gekoppeld aan het bouwvlak, of indien er geen bouwvlak aanwezig is, aan het bestemmingsvlak.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder d, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen worden gesteld. Het betreft hier nadere eisen ten behoeve van bepaalde doorgaans kwalitatief omschreven criteria, zoals stedenbouwkundig beeld, woonsituatie, en verkeersveiligheid. De nadere eisenregeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden door het stellen van nadere eisen. De criteria zijn in de bepaling van nadere eisen zelf opgenomen.
De procedure voor het stellen van nadere eisen is in deze bestemmingsregels omschreven in Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 8 Algemene procedureregels.
Op grond van artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat bij een omgevingsvergunning van het bestemmingsplan kan worden afgeweken. In deze bepaling wordt een opsomming gegeven van de bouwregels waarvan kan worden afgeweken. Een afwijkingsmogelijkheid van de bouwregels wordt alleen opgenomen, indien dit noodzakelijk wordt geacht in verband met het gewenste beleid en het een afwijking of verduidelijking betreft van de algemene afwijkingsregels. De criteria zijn in de afwijkingsregel zelf opgenomen.
De procedure voor het afwijken van de bouwregels is omschreven in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo wordt aangegeven dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ter verduidelijking worden in een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels specifieke vormen van gebruik met name uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan.
Bij specifieke gebruiksregels wordt in een aantal bestemmingen een daarop gerichte afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid zijn ook hier de criteria opgenomen. Ook deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wro
De procedure voor het afwijken van de gebruiksregels is omschreven in de Wabo.
Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen wordt niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning wordt met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel opgenomen.
Het gaat hier om een specifieke op een bepaalde bestemming gerichte wijzigingsbevoegdheid als bedoel in artikel 3.6, eerste lid onder a, van de Wro. Hierin wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de betreffende bestemming op de aangegeven punten te wijzigen.
Op het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (Uov) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
In de algemene regels zijn de volgende regels in onderstaande volgorde opgenomen:
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel;
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels;
Artikel 8 Algemene procedureregels.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels:
In dit laatste hoofdstuk komen de overgangsregels en de slotbepaling aan de orde.
Hierin worden de in de regels gebruikte begrippen gedefinieerd. Ze zijn alfabetisch gerangschikt met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingplan die als eerste zijn genoemd.
Het doel van deze regels is om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Dit als aanvulling op de gevallen waarbij het woordenboek van Van Dale geen uitsluitsel geeft.
Dit is de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan bepaalde maten.
Hierna wordt - voor zover nog nodig - een toelichting op een aantal artikelen van de bestemmingsregels gegeven:
Uitgangspunten:
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en carports bij recht worden gebouwd. Via een afwijking zijn bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bouwwerken wel mogelijk, mits geen aantasting plaatsvindt van de in de afwijkingsbevoegdheid genoemde criteria. Het gaat hier om bebouwing ten behoeve van uitbreiding van hoofdgebouwen, bij een aangrenzend hoofdgebouw behorende bijgebouwen en carports. Tevens moet zo nodig rekening worden gehouden met de Wet geluidhinder.
Ter plaatse van de “specifieke bouwaanduiding – stoeptuin” mogen geen gebouwen en bouwwerken zonder dak worden gebouwd.
Artikel 5 Wonen - Meergezinshuis
Deze bestemming is bedoeld voor meergezinshuizen. Dit zijn flats en andere gebouwen met meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen, welke in tegenstelling tot het eengezinshuis qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kunnen worden. De definitie van eengezinshuis en meergezinshuis is opgenomen in de begrippen.
Uitgangspunten:
Beroep aan huis:
Volgens vaste jurisprudentie moet binnen een woonbestemming ook een aan huis verbonden beroep worden toegelaten. Uit de jurisprudentie kan als enige ruimtelijk relevant criterium worden afgeleid het hebben van 'een ruimtelijke uitwerking of uitstraling, die in overeenstemming is met de woonfunctie van het betrokken perceel'.
Er is in dit plan een regeling opgenomen voor het gebruik van een deel van een woning voor een aan huis verbonden beroep, zoals in de gemeente Zwolle bij deze bestemming gebruikelijk is. De beperking van het ruimtebeslag van de woning met inbegrip van de bijgebouwen tot 30% van het vloeroppervlak van de woning (met een absoluut maximum van 50 m²) dient om het verlies of de bovenmatige aantasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Op deze wijze wordt tevens voorkomen dat de verkeersaantrekkende werking te groot zal worden.
Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden voor de uitoefening van een beroep of bedrijf, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.
In de begrippen is een definitie opgenomen over wat onder een aan huis verbonden beroep moet worden verstaan. Het gaat om een dienstverlenend beroep. De definitie van beroep aan huis is gelijk aan de landelijk gehanteerde standaarddefinitie. Indien er personeel in dienst wordt genomen kan er eerder sprake zijn van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die niet met de woonfunctie in overeenstemming is.
Bouwwerken, zonder dak:
Bij de regeling van deze bouwwerken is geen verschil gemaakt tussen verschillende soorten bouwwerken. Elk bouwwerk dat functioneel past in de bestemming kan worden toegelaten. Volstaan is met algemene bepalingen omtrent de maximum hoogte. Daarbij is voor erf- of perceelafscheidingen aansluiting gezocht bij het criterium voor vergunningvrij bouwen van het Bor en voor de afwijking bij het criterium van de Bouwverordening.
Bijgebouwenregeling:
Ten behoeve van algemene voorzieningen voor het meergezinshuis mag buiten het bouwvlak 25 m² worden gebouwd. Waar geen bijbehorende bouwwerken gewenst zijn, komt de bestemming 'Tuin'.
De anti-dubbeltelregel moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
In deze regels is als eerste de op grond van vaste jurisprudentie vereiste algemene afwijking in de vorm van de zogenaamde 'toverformule' opgenomen. Bij een omgevingsvergunning moet van het gebruiksverbod worden afgeweken, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Daarnaast wordt in deze regels de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Deze regels zijn niet van toepassing, indien en voor zover er specifieke in de bestemming zelf geregelde afwijkingsregels van toepassing zijn.
Ten slotte zijn de criteria voor de toepassing van deze afwijkingsregels hier opgenomen.
Artikel 8 Algemene procedureregels
Hierin wordt de standaardprocedure bij Zwolse bestemmingsplannen voor de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eis beschreven.
In dit artikel wordt geregeld dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor motorvoertuigen. Daarbij moet worden voldaan worden aan de parkeeropgave, zoals neergelegd in de “Regeling Parkeernormen 2016”. Indien deze regeling wordt gewijzigd, moet rekening worden gehouden met deze wijziging.
Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, indien anderszins in voldoende ruimte kan worden voorzien. Ten slotte kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, onder andere op basis van criteria van de “Regeling Parkeernormen 2016”
Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Bro is voorgeschreven.
Tevens is een hardheidsclausule opgenomen in de vorm van persoonsgebonden overgangsrecht op de wijze zoals door de regering bij de totstandkoming van het Bro werd aanbevolen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan als de vaststellingsregel van het plan.
Dit bestemmingsplan is vervaardigd conform de richtlijnen van het 'Handboek bestemmingsplannen Zwolle' versie 21.
Inleiding
Indien sprake is van een of meerdere aangewezen bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, (hierna “een aangewezen bouwplan”), in combinatie met een bestemmingsplan, wijzigingsplan, projectuitvoeringsbesluit of omgevingsvergunning is de afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatiewet) van toepassing. Dit houdt in dat de gemeenteraad een exploitatieplan dient vast te stellen tenzij middels gemeentelijke gronduitgifte dan wel, of in combinatie met, een anterieure overeenkomst de kosten in de grondexploitatie anderszins verzekerd zijn en, indien noodzakelijk, er afspraken zijn gemaakt over een tijdvak, fasering en locatie-eisen.
Aangewezen bouwplan
In het onderhavige bestemmingsplan is op het perceel kadastraal bekend gemeente Zwolle ZLE00, sectie A, nummer 5524 (Hobbemastraat 6 als onderdeel versnellingsactie met deltaWonen) voorzien in een aangewezen bouwplan.
Voor zover er in het onderhavige bestemmingsplan is voorzien in een aangewezen bouwplannen zijn deze gesitueerd op percelen welke in eigendom zijn bij de gemeente. De kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan en de uitvoeringskosten van het project worden gedekt zoals omschreven in het raadsbesluit 'Versnellingsactie Sociale Huurwoningen' (20150511-7). Dit besluit is vastgesteld door de gemeenteraad op 11 mei 2015. Hierin zijn de benodigde financiële middelen voor het gezamenlijke project veiliggesteld. Met dit raadsbesluit is de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan Diezerpoort, Hobbemastraat 6 dan ook verzekerd. Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt dan ook geen exploitatieplan opgesteld aangezien het kostenverhaal anderszins verzekerd is door opname in de grondprijs.
Conclusie
Op basis van het bovenstaand wordt het bestemmingsplan geacht economisch uitvoerbaar te zijn.
Op woensdag 28 september 2016 is een inloopavond gehouden in het Hobbemahuis. Belangstellenden konden het concept-voorontwerp bestemmingsplan inzien en vragen stellen. Het concept inrichtingsplan kon ook worden ingezien. Deze gaf meer duidelijkheid over de uitwerking van het bestemmingsplan. De meeste vragen waren over het aantal/grootte/aard van de sociale huurwoningen, het parkeren, de privacy van omwonenden, inschijn van auto's bij omwonenden, de huidige ontsierde plek met container/opslag.
Tijdens de inloopavond werden ook de schetsontwerpen gepresenteerd van het plan door deltaWonen. Hierdoor werd een impressie gegeven van het aanzicht van het gebouw, de inrichting van het terrein en de indeling van het gebouw.
Provincie Overijssel
Samenvatting reactie
Binnen het plan worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het doel is het mogelijk maken van 22 sociale huurwoningen. Dit plan draagt bij aan realisatie van sociale woningbouw en dat juichen wij van harte toe.
Wel zouden we graag zien dat er in het ontwerpbestemmingsplan wat dieper wordt ingegaan op de externe veiligheid. De Hobbemastraat ligt op ca.125 meter van de A28 en daarmee in het invloedsgebied/effectgebied van de A28. Er is geen onderbouwing gegeven voor wat betreft het groepsrisico en het plaatsgebonden risico: een beschouwing, rapportage of toetsing ontbreekt.
Hiermee is, voor zover het de provinciale diensten betreft, voldaan aan het ambtelijke vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Reactie gemeente
Er wordt met instemming kennisgenomen van de opmerking dat het plan bijdraagt aan de realisatie van sociale woningbouw en dat dit wordt toegejuicht.
Met betrekking tot het aspect van de externe veiligheid wordt het volgende opgemerkt.
In de toelichting is het beleidskader aangescherpt wat één van de redenen is om niet verder onderzoek te laten doen naar het groepsrisico.
In de toelichting van de planbeschrijving 3.8.5 Externe veiligheid is nu ook de verwijzing opgenomen naar de Quick scan van 2016, welke o.a. was gericht op externe veiligheid, waarin de kwalitatieve beoordeling is gedaan. Deze kwalitatieve beoordeling, het Zwolse beleid en de afstemming met de veiligheidsregio, dat verder onderzoek niet nodig is, is dan ook bepalend geweest in het besluit om af te zien van verder onderzoek en verder in te zoomen op de te nemen maatregelen/voorwaarden. Dit is in eveneens in de nieuwe tekst opgenomen. Een samenvatting hiervan was al opgenomen in de eerdere tekst, maar door de verwijzing naar de Quick scan en deze op te nemen in de bijlagen, is hiermee ook duidelijkheid gegeven over de mate van onderzoek.
Verder is te tekst verduidelijkt dat gezien de Basisnetafstand wordt voldaan aan de normen van plaatsgebonden risico.
Brandweer IJsselland
Samenvatting reactie
Tijdens het vooroverleg is de externe veiligheid van deze locatie en de mogelijke maatregelen al besproken. Bij de maatregelen ging het om het toepassen van afsluitbare mechanische ventilatie, het uitsluiten van functies voor verminderd zelfredzamen en het toepassen van risicocommunicatie. Dit is goed verwerkt in de toelichting van het bestemmingsplan.
Reactie gemeente
Hier wordt kennis van genomen.
Waterschap Drents Overijsselse Delta
Samenvatting reactie
In het hoofdstuk waterhuishouding staat niet vermeld hoe met het hemelwater wordt omgegaan. Het beleid is afkoppeling en zo mogelijk infiltratie in de bodem. Het gaat het om gewijzigd gebruik van een bestaand gebouw en is er volgens de Digitale Watertoets geen waterschapsbelang. De ontwateringsdiepte zal niet wijzigen.
Reactie gemeente
In de toelichting is abusievelijk niet opgenomen hoe met het hemelwater zal worden omgegaan en er zal alsnog worden opgenomen hoe hiermee zal worden omgegaan.
Rijkswaterstaat Oost Nederland
Samenvatting reactie
Het voorontwerpbestemmingsplan Diezerpoort, Hobbemastraat 6, geeft geen aanleiding tot opmerkingen.
Reactie gemeente
Hier wordt kennis van genomen.