Gemeente: | Wierden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Team: | |
Contact: |
De initiatiefnemers zijn voornemens een nieuwe woning te realiseren op het perceel naast de Wittebeltsweg 5 (kadastraal bekend als WDN02-Q-1178). Op dit moment is het perceel naast de Wittebeltsweg 5 nog onbebouwd. In ruil voor de sloop van 1.000 m2 aan landschapsontsierende opstallen wordt het recht voor een woningbouwkavel op het naastgelegen perceel verkregen. Op twee locaties, gelegen aan de Sluizendijk 1 te Wierden en de Schapendijk 37 te Notter, wordt in totaal aan ruim 989 m2 aan landschapsontsierende opstallen gesloopt. Daarnaast wordt aan de Westerveenweg 2 een losse veldschuur gesloopt van 34 m2. Hiermee komt het totaal te slopen oppervlak op 1.023 m2. Op de locaties aan de Sluizendijk en Schapendijk worden tevens de aanwezige mest- en kuilplaten verwijderd en worden beide locaties landschappelijk ingepast om zo extra kwaliteit toe te voegen. Vanwege het verwijderen van de landschapsontsierende agrarische bebouwing komen tevens twee milieubelastende bestemmingen te vervallen. Dit is vanuit milieutechnisch oogpunt ook een kwaliteitsimpuls.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is op 14 oktober 2021 door het college van burgermeester en wethouders een positief principebesluit afgegeven ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling.
Het beleid biedt kansen!
Op 8 maart 2022 heeft de gemeenteraad van de gemeente Wierden het beleidskader 'Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente' vastgesteld. Dit betreft het nieuwe beleidskader, waar Rood voor Rood ook een onderdeel van is. Samen met andere deelnemende gemeenten in Zuidwest-Twente is het nieuwe beleidskader opgesteld. De nieuwe spelregels hebben als doel om een verbreding en versimpeling van het oude te zijn, waarbij ingezet wordt op de verbetering van ruimtelijke kwaliteit.
Een beleidskader welke onder de nieuwe spelregels valt is Rood voor Rood. Hierbij mag in ruil voor de sloop van 1.000 m2 aan landschapsontsierende bebouwing één compensatiewoning worden gebouwd. Wanneer de beleidsregels niet voldoende ruimte bieden, kan maatwerk worden toegepast.
Partiële herziening van het bestemmingsplan
De voorgenomen ontwikkeling, de realisatie van een nieuwe woning op het perceel naast de Wittebeltsweg 5, is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Hiertoe is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied voor de realisatie van de nieuwe woning is gelegen naast de Wittebeltsweg 5 te Wierden en ligt ten zuidwesten van de kern Wierden. Ten zuidoosten van de nieuw te bouwen kavel is de spoorlijn tussen Rijssen en Wierden gelegen. De slooplocatie aan de Schapendijk 37 is gelegen in het buurtschap Notter, ten zuidwesten van het plangebied. De Sluizendijk 1 ligt ten zuiden van het plangebied, in het buurtschap Rectum. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van de drie locaties weer.
Afbeelding 1. Ligging plangebied en de twee slooplocaties ten opzichte van de omgeving.
Het plangebied voor de nieuwe woning is gelegen in het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2009'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Wierden op 12 januari 2010 vastgesteld. Daarnaast behoort het plangebied tot de herziening 2012 ('Bestemmingsplan 2009, herziening 2012 (veegplan)', zoals vastgesteld op 2 juli 2013). Verder gelden het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden', het 'Paraplubestemmingsplan bouw van gebouwtjes voor algemeen belang', het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren gemeente Wierden' en de herziening 2019 (bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)).
De locatie aan de Wittebeltsweg kent de enkelbestemming 'agrarisch'. Tevens zijn ter plaatse van het plangebied een tweetal gebiedsaanduidingen van toepassing te kennen: 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'recronstructiewetzone - verwevingsgebied'. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling, de realisatie van de nieuwe woning, niet past binnen het vigerend bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van het bestemmingsplan weer.
Afbeelding 2: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2009, met het plangebied binnen het rode kader (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Slooplocaties
De twee locaties waar gesloopt gaat worden zijn tevens gelegen binnen het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Buitengebied 2009'. Daarnast zijn ook de bestemmingsplannen 'Bestemmingsplan 2009, herziening 2012 (veegplan)', 'Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden', het 'Paraplubestemmingsplan bouw van gebouwtjes voor algemeen belang', het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren gemeente Wierden' en de herziening 2019 (bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)) van toepassing op de twee slooplocaties.
Sluizendijk 1
De locatie aan de Sluizendijk kent de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwervingsgebied'. Afbeelding 3 geeft een uitsnede van het bestemmingsplan weer.
Afbeelding 3: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2009, met de locatie aan de Sluizendijk 1 binnen de rode cirkel (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Schapendijk 37
De locatie aan de Schapendijk 37 kent de enkelbestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Daarnaast is ter plaatse van het erf ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' van toepassing. Verder kent de slooplocatie de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwervingsgebied'. Afbeelding 4 geeft een uitsnede van het bestemmingsplan weer.
Afbeelding 4: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied 2009, met de locatie aan de Schapendijk 37 binnen de rode cirkel (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37, Sluizendijk 1' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van het plangebied weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van de voorliggende toelichting.
De toelichting is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt eerst ingegaan op het plangebied en de ontwikkeling. Dit betreft een gebiedsbeschrijving en een planbeschrijving. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het van toepassing zijnde rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Het voorgenomen plan wordt getoetst aan de randvoorwaarden die hieruit volgen. Hoofdstuk 4 bevat een waardentoets. Hieruit blijkt welke waarden er in het plangebied aanwezig zijn en of deze worden aangetast door de ontwikkeling. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 een korte toelichting gegeven op de juridische aspecten en planverantwoording. In hoofdstuk 7 wordt tot slot ingegaan op de ruimtelijke, maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving gegeven van de ligging van het plangebied en de omgeving. Daarnaast wordt de voorgenomen ontwikkeling beschreven.
Beschrijving plangebied
Het plangebied van de nieuwbouwkavel is gelegen ten westen van de woning aan de Wittebeltseweg 5. De nieuw te realiseren woning schikt zich in de lintbebouwing aan de Wittebeltsweg. Langs de Wittebeltsweg is een verspringende rooilijn aanwezig. Afbeelding 5 geeft een impressie van het plangebied weer.
Historie van het landschap
Tot begin van de 20e eeuw was ter plaatse van het plangebied sprake van woeste grond (onontgonnen gebied, hoog veen, verstoven heiden, voedselarme heidevelden en stukken bos) (zie historische kaarten hierboven). Een restant hiervan is het Wierdenseveld. Door de ontginning is de meeste heide verdwenen en is een rechte verkaveling ontstaan, met de Wittebeltsweg als een van de ontginningsassen waaraan diverse boerderijen als lintbebouwing liggen. Het gebied heeft een overwegend functioneel, agrarisch karakter. Er zijn nog vrij veel bosjes, houtwallen en boomsingels aanwezig. Bijvoorbeeld het Notterveld (ten westen) en Grimberg (ten zuidwesten). Langs de spoorlijn is recentelijk een zone ingericht als waterwingebied, met nieuwe natuur. Rond 2014 is er reeds een rood voor rood ontwikkeling geweest op het erf, waarbij de woning ten oosten van het erf gerealiseerd is en een groot stuk nieuw bos achter het erf is aangeplant ter compensatie voor deze rood voor rood regeling.
Afbeelding 5: Historische kaarten gebied rondom de Wittebeltsweg 5.
De nieuwe woning aan de Wittebeltsweg dient landschappelijk te worden ingepast, maar ook de twee locaties van de te slopen opstallen dienen een nieuwe inpassing te krijgen. Op de locatie aan de Schapendijk 37 vindt naast de basisinspanning tevens een aanvullende inpassing plaats ten behoeve van de nieuwe functie van het erf. Deze maatregelen zijn beschreven in het ruimtelijke kwaliteitsplan, welke is opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aspecten van het ontwikkelplan beschreven.
De initiatiefnemers zijn voornemens om op het weiland naast de Wittebeltsweg 5 een nieuwe woning te realiseren. Het plangebied wordt daarnaast landschappelijk ingepast, zodat het nieuwe erf past binnen het agrarisch landschap.
In ruil voor de sloop van 1.023 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen wordt een nieuw bouwrecht verkregen. De sloop van de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen vindt plaats op twee externe locaties aan de Sluizendijk 1 te Wierden en de Schapendijk 37 te Notter. Op deze twee locaties wordt in totaal 989 m2 gesloopt. Afbeeldingen 7 en 8 geven de te slopen bedrijfsgebouwen weer. Na de sloop van de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen worden beide locaties landschappelijk ingepast, zodat de slooplocaties ook een kwaliteitsimpuls krijgen. Aan de Westerveenweg 2 is reeds een losse veldschuur van 34 m2 gesloopt, welke als sloopvoucher wordt ingezet bij voorliggegnde ontwikkeling.
Aansluiten op het bestaande erf
Om het nieuwe erf en de nieuwe woning te laten passen in het agrarische landschap wordt het nieuwe erf landschappelijk ingepast, passend bij een compact erfprincipe. De nieuwe woning en het bijgebouw vormen gezamenlijk een compact ensemble rond het bestaande erf aan de Wittebeltsweg 5. Het uitgangspunt voor de landschappelijke inpassing van het nieuwe erf zijn de reeds aanwezige elementen, zoals de huidige boerderijwoning, de rooilijn van het lint langs de Wittebeltsweg, de oprit en de bomenlaan.
Door het huidige erf vandezelfde bestrating te voorzien als het nieuwe erf van de nieuwe woning, ontstaat een uniform beeld van een gezamelijk erf, waaraan de huidige boerderijwoning en de nieuwe woning komen te liggen. De bestaande inritten blijven gehandhaafd. De westelijke oprit dient recht van overpad te houden, zodat de schuur achter het perceel altijd bereikbaar blijft voor de initiatiefnemers. De bestaande rode beuk, midden op het erf, zorgt voor een markante blikvanger.
Landschappelijke inpassing
Ten westen van de nieuwe woning, achter de kavelgrens wordt een nieuwe houtsingel aangeplant voor meer privacy. Ook cultuurhistorisch gezien zijn deze houtsingels waardevol. Hiermee wordt het oude cultuurlandschap met struweelhagen en houtsingels langs de Wittebeltsweg hersteld. Langs de kavelgrens met de Wittebeltsweg wordt een rij hoogstam fruitbomen aangeplant. Door de aanplant van deze fruitbomen wordt het kleinschalige karakter dat van oudsher aanwezig was rond het erf hersteld.
Afbeelding 6: Weergave inrichtingsplan (zie voor een betere weergave het inrichtingsplan in Bijlage 1 van de toelichting van voorliggend bestemmingsplan).
Beplanting nieuw erf
Met de landschappelijke inpassingen van de woning wordt ingezet op een compacte erf opzet. Door het aanplanten van een houtsingel langs de westrand van het perceel, ontstaat er weer een robuust groen kader en een meer kleinschalig landschap. Daarnaast draagt het bij aan het herstel van het cultuurhistorische coulissenlandschap. De privacy van zowel de nieuwe woning als die van de buren wordt hierdoor tevens gewaarborgd.
Door het gehele perceel te extensiveren, in te zaaien met een bloemrijk mengsel en natuurlijk te beheren ontstaat er een ecologische meerwaarde. Dit zorgt voor een andere habitat, meer diversiteit in de beplanting en versterkt het groene kader. Dit is goed voor de biodiversiteit van het gebied. Insecten zoals wilde bijen & vlinders, maar ook vogels en andere kleine zoogdieren hebben baat bij dit kleinschalige landschap en worden hierdoor aangetrokken.
De inrichting van het erf is nader uitgewerkt in het landschappelijk inrichtingsplan welke is opgenomen in Bijlage 1 behorende bij voorliggende toelichting.
De slooplocaties
Als kwalitatieve tegenprestatie voor het verkrijgen van een nieuw bouwrecht wordt er in totaal 1.023 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen gesloopt. De sloop van de landschapsontsierende bedrijfsgebouwen vindt plaats op twee locaties, gelegen aan de Sluizendijk 1 en de Schapendijk 37. Daarnaast is aan de Westerveenweg 2 een losse veldschuur van 34 m2 gesloopt, welke middels een sloopvoucher wordt ingezet.
Sluizendijk 1
Aan de Sluizendijk 1 wordt voor ruim 741 m2 gesloopt, waarvan 621 m2 wordt ingezet voor de woning aan de Wittebeltsweg. De overige 120 m2 wordt teruggebouwd als bijgebouw voor hobbymatig agrarisch gebruik. De te slopen schuren aan de Sluizendijk 1 betreffen hoofdzakelijk oude varkenstallen.
Afbeelding 7: Weergave te slopen schuren aan de Sluizendijk 1.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de locatie aan de Sluizendijk 1 landschappelijk ingepast, zodat deze ook een kwaliteitsimpuls krijgt. Het erf krijgt een landschappelijke inpassing, welke passend is bij het erfprincipe. Onderstaande afbeelding geeft de landschappelijke inpassing van de locatie aan de Sluizendijk weer. De locatie wordt ingepast met inheemse soorten, zoals verschillende fruitbomen, lindebodem en eik.
Afbeelding 8: Landschappelijke inpassing Sluizendijk 1.
Schapendijk 37
Aan de Schapendijk 37 wordt voor ruim 368 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen gesloopt. Dit betreffen ook hier hoofdzakelijk oude varkensstallen. Daarnaast wordt aan de Schapendijk een externe mestkelder gesaneerd. Onderstaande afbeelding laat de te slopen opstallen zien.
Afbeelding 9: Weergave te slopen schuren aan de Schapendijk 37.
Op de locatie aan de schapendijk 37 vindt naast de basisinspassing een aanvullende kwaliteitsinvestering plaats ten behoeve van de beoogde aanvullende activiteiten op het nieuwe erf.
Minicamping onder de hoogstam fruitboomgaard
Op de plek waar de hoogstam fruitboomgaard is beoogd wordt een mini-camping gerealiseerd met maximaal 10 plekken. Hier kunnen mensen recreëren met een tent en/of camper (niet groter dan 6 meter).
Kookhuisje
Het kookhuisje op het erf wordt omgebouwd tot recreatieverblijf. Het kenmerkende aanzicht van het kookhuisje wordt niet aangetast. De verbouwing betreft enkel een interne verbouwing.
Verbouw of vervanging oude kapschuur voor een recreatieverblijf
De oude kapschuur zal vervangen worden door een recreatieverblijf in een stijl die past bij de boerderij als geheel. Op dit moment zijn er nog geen concrete plannen voor het recreatieverblijf, maar de maatvoering zal in de beoogde situatie niet afwijken van hetgeen wat aanwezig is. Het recreatieverblijf zal geschikt zijn voor circa 6 personen. Het uiteindelijke ontwerp van de recreatiewoning wordt bij de gemeente ter goedkeuring ingediend na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
De andere schuur op het erf blijft behouden voor opslag en stalling van werktuigen voor het onderhoud van het erf en omliggende gronden.
Afbeelding 10: Landschappelijke inpassing Schapendijk 37
Toekomstige bestemming slooplocaties
Op dit moment hebben de twee slooplocaties beide een agrarische bestemming. Ter plaatse van de Sluizendijk 1 zal de agrarische bestemming worden omgezet in de enkelbestemming 'Wonen', aangezien het erf haar agrarische functie verliest. Ter plaatse van de Schapendijk 37 wordt de agrarische bestemming behouden, mede vanwege de aanwezigheid van een agrarisch bedrijf aan de overzijde. Om te voorkomen dat de gesloopte gebouwen terug worden gebouwd, wordt op het erf aan de Schapendijk 37 een bebouwingsbeperking opgelegd tot een maximum van 350 m2 (hetgeen wat na sloop van de stallen blijft behouden).
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid dat betrekking heeft op de plangebieden en de voorgenomen ontwikkelingen beschreven. Het wordt benaderd vanuit het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Uit het beleid volgen randvoorwaarden die worden getoetst aan het voorgenomen plan.
Nederland staat in de komende jaren voor een aantal opgaven van nationaal belang. De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) stelt dat grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw Nederland flink zullen veranderen. Deze opgaven moeten benut worden om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden. De NOVI biedt perspectief om de grote opgaven aan te pakken. Hierbij is omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.
Vanuit de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor zowel nationale als decentrale keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. In de NOVI wordt gesproken over een 'omgevingsinclusief' beleid. De NOVI beschrijft enerzijds een toekomstperspectief met ambities en anderzijds de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven. Deze opgaven zijn het verschil tussen de ambitie, de huidige situatie en de verwachten ontwikkelingen. Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. Op deze vier prioriteiten zijn beleidskeuzes gemaakt:
Om de beleidskeuze weloverwogen te maken worden drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven, gehanteerd namelijk:
Het Rijk formuleert in de NOVI dat de huidige woningvoorraad onvoldoende aansluit op de toename van het aantal inwoners en huishoudens. Het doel is om tussen 2019 en 2035 de woningvoorraad aan te vullen met circa 1,1 miljoen woningen, die aansluiten op de huidige en toekomstige woonbehoeften in een fijne, leefbare omgeving. In bepaalde regio's kan transformatie of sloop van vastgoed uitkomst bieden, zodat de ruimtelijke structuur in gebieden wordt behouden. Het Rijk zet in op het behoud van compacte kernen in de regio. Bij transformatie en groei dient rekening te worden gehouden met cultuurlandschappen, landschappelijke structuren en objecten en andere waardevolle elementen in de omgeving. Het streven is om deze unieke kwaliteiten te versterken en te waarborgen in het ruimtelijk ontwerp. Daarnaast richt het Rijk zich op de realisatie van meer natuur en biodiversiteit in steden en het landelijk gebied. Bij nieuwe ruimtelijke opgaven dienen natuur en natuur-inclusief ontwikkelen meegenomen te worden.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van een nieuwe woning, waarbij Rood voor Rood wordt toegepast. Het nieuwe erf aan de Wittebeltsweg 5 wordt landschappelijk ingepast in de omgeving door gebruik te maken van inheemse beplanting. Hiermee wordt tevens een bijdrage geleverd aan de versterking van natuurwaarden en biodiversiteit. Daarnaast worden de twee slooplocaties aan de Sluizendijk 1 en Schapendijk 37 ook landschappelijk ingepast met versterking van de natuurwaarden. Met het voorgenomen plan wordt voldaan aan de prioriteit voor toekomstbestendige ontwikkelingen van het landelijk gebied en is daarmee in overeenstemming met de NOVI.
Vanuit de NOVI komen geen randvoorwaarden of uitgangspunten naar voren die rechtstreeks doorwerken op het voorliggend plan. Geconcludeerd kan worden dat het plan passend is binnen het rijksbeleid.
De Omgevingsvisie Overijssel betreft een integrale visie. Het plan is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden. De twee grote thema's van de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “Het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt wat voor mens, plant en dier belangrijk is”. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen.
De provincie heeft een hoofdambitie, zorgen voor een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met daarbij een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
Provinciale Staten hebben op 3 juli 2013 de actualisatie Omgevingsvisie vastgesteld, evenals de actualisatie van de verordening. Daarmee staat onder andere ook de herbegrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / Natuurnetwerk Nederland (NNN) vast. Binnen de begrenzing van de NNN heeft de provincie de gronden opgenomen die nodig zijn om de doelen te halen voor Natura 2000. Voor de begrenzing van de ontwikkelopgave Natura 2000 heeft de provincie gebiedsdocumenten en maatregelkaarten laten opstellen. Voor het realiseren van de NNN en de Ontwikkelopgave Natura 2000 zijn landbouwgronden nodig. Deze gronden worden gebruikt voor het realiseren van nieuwe natuur of om maatregelen te nemen voor de naastgelegen natuurgebieden. Deze maatregelen zorgen veelal voor vernatting van de gronden en/of hebben betrekking op minder of geen bemesting. Hierdoor worden deze gebieden minder of ongeschikt voor de landbouw.
Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken kleur' en de Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Met de vaststelling van het nieuwe Omgevingsbeleid is invulling gegeven aan de:
Eind 2021 is de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met de eisen van de nieuwe Omgevingswet. Dat deed de provincie 'beleidsarm': eerder vastgesteld beleid is verwerkt in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
Om de opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities van de provincie waar te maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel (zie afbeelding 11). Dit model is gebaseerd op drie verschillende niveaus. Aan de hand van deze drie niveaus kan worden bepaald of er een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de Omgevingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De volgende niveaus komen aan de orde:
Afbeelding 11: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
1. Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit keuzes van de EU, het Rijk of de provincie. Deze keuzes kunnen bepalen of ontwikkelingen mogelijk zijn of niet. Op diverse terreinen verlangt de provincie van gemeenten dat ze goede afspraken maken over plannen met buurgemeenten. Zo blijft het evenwicht bewaard tussen ruimte voor gemeenten en anderzijds het voorkomen van inefficiënte concurrentie. Op deze manier bereikt de provincie een goed afgestemd en zuinig ruimtegebruik en wordt er overcapaciteit voorkomen. Daarnaast zorgt de provincie voor reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden en begrenzing van nationale landschappen. Deze beleidskeuzes zijn vaak normstellend.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Wittebeltsweg 5
Voorliggend plan voorziet in het toevoegen van één nieuwe woning in het kader van de Rood voor Rood-regeling. De impact op de omgeving is relatief klein, aangezien gerealiseerd wordt bij het bestaande erf en daarnaast landschappelijk wordt ingepast. Tevens worden op twee locaties landschapsontsierende bedrijfsgebouwen gesloopt, wat leidt tot een kwaliteitsimpuls op de twee betreffende locaties. . Geconstateerd wordt dat het voorliggende plan aangaande deze generieke beleidskeuzes niet op belemmeringen stuit. Wel zijn er relevante gebiedsspecifieke beleidskeuzes van toepassing op voorliggend plangebied. Dit betreffen 'Drinkwater- / grondwaterbeschermingsgebieden'. Het ruimtelijk beleid richt zich in deze gebieden onder meer op het weren van strijdige functies (functies met risico op grondwaterverontreiniging). Voorliggend plan voorziet niet in het toevoegen van functies met risico op grondwaterverontreiniging.
Afbeelding 12: Uitsnede gebiedsspecifieke beleidskeuzes Drinkwater- / grondwaterbeschermingsgebieden (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
Slooplocaties
Gezien de beperkte omvang van de (landschappelijke) inpassing op de slooplocaties wordt in deze paragraaf enkel ingegaan op de leidende ontwikkeling aan de Wittebeltsweg 5 en de slooplocatie aan de Schapendijk 37, aangezien ter plaatse van de Schapendijk 37 een mini-camping als nevenfunctie wordt gerealiseerd. De Sluizendijk 1 wordt landschappelijk ingepast als onderdeel van de Rood voor Rood-regeling. Ter plaatse van het erf aan de Schapendijk 37 zijn geen generieke op gebiedsspecifieke beleidskeuzes van toepassing.
2. Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn daarnaast geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie vorm gegeven. Het beleid voor de ontwikkelingsperspectieven is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de Omgevingsverordening. In dit artikel is bepaald dat gemotiveerd moet worden dat een voorziene ontwikkeling past binnen de vastgestelde ontwikkelingsperspectieven.
De plangebieden aan de Wittebeltsweg en Schapendijk 37 behorent tot het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' (zie afbeelding 13 en 14).
In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Met aan de ene kant een melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik en aan de andere kant ruimte voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De kwaliteitsambitie 'voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' staat hierbij voorop. De provincie wil de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met het behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Uitgangspunten voor mixlandschappen zijn:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het voorgenomen plan voldoet aan het ontwikkelingsperspectief. Het plan beperkt geen omliggende functies en de ontwikkeling gaat gepaard met een goede landschappelijke inrichting van het perceel.
Afbeelding 13: Weergave uitsnede kaart ontwikkelingsperspectieven 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
Afbeelding 14: Weergave uitsnede kaart ontwikkelingsperspectieven 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
3. Gebiedskenmerken
In het provinciale beleid zijn voor alle gebieden gebiedskenmerken aangegeven. Het beleid voor deze gebiedskenmerken is vastgelegd in artikel 2.1.5 van de provinciale verordening. Hierin is bepaald dat inzichtelijk moet worden gemaakt dat voldaan wordt aan dit beleid. Wanneer in het beleid normerende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze normerende uitspraken. Wanneer in het beleid richtinggevende uitspraken worden gedaan, voorziet het bestemmingsplan (voor zover deze uitspraken zich daarvoor lenen) in een bestemmingsplanregeling conform deze richtinggevende uitspraken.
De gebiedskenmerken zijn opgenomen in verschillende lagen; de natuurlijke laag, de agrarische cultuur laag, de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag. Op basis van deze kenmerken is er ingezoomd op het plangebied en gekeken welke specifieke kwaliteitsvoorwaarden en opgaven (normerend en richtinggevend) voor ruimtelijke ontwikkelingen van toepassing zijn.
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag is ontstaan doordat abiotische en biotische processen inwerken op de ondergrond van bodem en geologie. Van oudsher bestaat er een sterke samenhang tussen het natuur- en watersysteem. Vervolgens heeft de natuurlijke laag plek en betekenis gekregen in het menselijke occupatie proces. Lange tijd is de natuurlijke laag sturend geweest voor een groot deel van de ruimtelijke ontwikkelingen. Mensen vestigden zich op de droge plekken en wegen werden aangelegd bij goed doorwaadbare plekken in de beek. Pas de laatste eeuw is deze samenhang door technische mogelijkheden verminderd en zijn de kwaliteiten van de natuurlijke laag aangetast. Het beter afstemmen van de ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag, kan voorkomen en er voor zorgen dat natuurlijke kwaliteiten weer medebepalend worden.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Onderstaande afbeeldingen laten zien dat de plangebieden behoren tot het gebiedstype 'dekzandvlakte en ruggen'. De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.
De ambitie is om de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag, tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten.
Van oudsher zijn de hoger gelegen gronden goed bewoonbaar. In het landschappelijk inrichtingsplan (zie Bijlage 1) wordt rekening gehouden met de normerende en richtinggevende uitgangspunten. Gelet op de kleinschaligheid van de ontwikkeling en de bijbehorende landschappelijke inpassing vindt er geen afbreuk plaats op het gebiedstype 'dekzandvlakte en ruggen'.
Afbeelding 15: Uitsnede kaart gebiedskenmerken, natuurlijke laag, met daarop in het rood het plangebied aan de Wittebeltsweg 5. (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
Afbeelding 16: Uitsnede kaart gebiedskenmerken, natuurlijke laag, met daarop in het rood het plangebied aan de Schapendijk 37. (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Vanuit de nederzettingen zijn de omliggende gronden ooit ontgonnen, daardoor is er een sterke ruimtelijke en functionele relatie met het omringende landschap ontstaan. Afhankelijk van de stand van de techniek en de beschikbaarheid van meststoffen is door de eeuwen heen een geschakeerd patroon van akkers, weiden, hooiland en bebouwing gegroeid. Dit verschil in tijd geeft mede richting aan de ontwikkeling van deze gebieden. Binnen de regionale landschappen is er vaak op korte afstand sprake van verschillen: de es, de flank en het beekdal. Het plangebied aan de Wittebeltsweg is op de gebiedskenmerkenkaart de “Laag van het agrarisch cultuurlandschap” gelegen in het landschapstype 'jonge heide- en broekontginningenlandschap'. Het plangebied aan de Schapendijk 37 in het 'essenlandschap'.
Afbeelding 17: Uitsnede kaart gebiedskenmerken, laag van het agrarische cultuurlandschap, met daarop in het rood het plangebied weergegeven (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
Afbeelding 18: Uitsnede kaart gebiedskenmerken, laag van het agrarische cultuurlandschap, met daarop in het rood het plangebied weergegeven (bron: Omgevingsvisie Overijssel).
De ambitie voor het 'jonge heide- en broekontginningslandschap' is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen.
Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende, lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
De ambitie voor het 'essenlandschap' is het behouden van de es als ruimtelijke eenheid en het versterken van de contrasten tussen de verschillende landschapsonderdelen: grote open maat van de essen, het mozaïek van de flank van de es, de open beekdalen en vroegere heidevelden. De samenhang hiertussen krijgt opnieuw vorm en inhoud door accentuering van de verschil lende onderdelen en over gangen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt. Dit betekent dat de es en de flanken slecht geschikt zijn voor het plaatsen van windturbines.
Als ontwikkelingen plaats vinden in het essenlandschap, dan krijgen deze in de flanken een plaats, met respect voor en bijdragend aan de aanwezige bebouwingsstructuren (lint, erf) en versterking van het landschappelijk raamwerk.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling aan de Wittebeltsweg voorziet in het toevoegen van één vrijstaande woning. Met de realisatie van de woning vindt ook een landschappelijke inpassing plaats. De landschappelijke inrichting sluit aan op het landschapstype 'jonge heide- en broekontginningenlandschap'. Zie hiervoor tevens het Landschappelijk inrichtingsplan Wittebeltsweg 5, Schapendijk 37 en Sluizendijk 1, welke is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. De landschappelijke inpassing sluit aan op het achterliggende bos en daarnaast wordt een nieuwe houtsingel aangeplant om de landschapstuctuur te verstevigen.
De kleinschalige ontwikkelingen aan de Schapendijk 37 passen binnen het 'essenlandschap'. Het betreffen kleinschalige ontwikkelingen, welke als aanvullende activiteit op het bestaande erf gaan gelden. Zo vinden de ontwikkelingen plaats binnen de bestaande contouren van het erf aan de Schapendijk 37. Door het erf landschappelijk in te passen (Bijlage 1) wordt een bijdrage geleverd aan de versterking van het landschappelijk raamwerk.
Stedelijke laag
In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Efficiëntie en nabijheid zijn belangrijke vestigingsoverwegingen. Daarbij wordt kwaliteit, eigenheid en onderscheidend vermogen van de regio steeds belangrijker. Agrarische erven hebben van oudsher een hele sterke binding met het landschap. Vanuit het erf werden de omliggende gronden in cultuur gebracht en vervolgens eeuwenlang bewerkt. Bijzonder is dat elk landschap zijn eigen erftype heeft. De opbouw, erfbebouwing, erfbeplantingen en relaties met de omliggende gronden zijn specifiek voor het betreffende landschapstype, alsof in het erf de genen van het landschap besloten liggen. Bij de transformatie van erven in het landelijk gebied vervalt vaak de vanzelfsprekende samenhang tussen erf en landschap. De ambitie is de erven levend te houden, verbonden met het landschap.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voor de plangebieden zijn de aanduidingen 'informele trage netwerk' en 'verspreide bebouwing' van toepassing. Relevante uitgangspunten zijn:
Met deze uitgangspunten is, waar mogelijk, rekening gehouden in het inrichtingsplan. Zo wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd (landschappelijk inpassing).
Laag van beleving
De laag van de beleving heeft geen rechtstreekse doorwerking op dit plan.
Aan de Schapendijk 37 wordt in aanvulling op de landschappelijke inpassing van de twee slooplocaties tevens een minicamping en twee recreatieverblijven toegevoegd. Deze zijn als aanvullende functie bij de agrarische bedrijfsbestemming. In de omgevingsverordening is beleid opgenomen voor het toevoegen van recreatiewoningen.
Artikel 2.12.2 Nieuwe recreatiewoningen
Lid 1. Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in de bouw van nieuwe recreatiewoningen als:
Lid 2. In afwijking van het eerste lid geldt de eis van complexgewijs realiseren van recreatiewoningen niet als:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het concept van recreëren op het erf aan de Schapendijk 37 betreft een innovatief concept, waarbij ingezet wordt op de kleinschaligheid in een agrarisch landschap. Zo wordt in het kader van de KGO-investering de recreatiemogelijkheden gecreërd, waarbij (voormalige) agrarische bedrijfs- en bijgebouwen een nieuwe functie krijgen. Daarnaast worden enkel een tweetal recreatiewoningen gerealiseerd en een minicamping in de aan te planten boomgaard. Zowel de camping als de reacreatiewoningen worden bedrijfsmatig geëxploiteerd. Hiermee zijn de voorgenomen plannen aan de Schapendijk 37 passend binnen het recreatiebeleid van Overijssel.
Door de Omgevingsvisie is het eerdere detailkader, zoals o.a. 'Rood voor Rood', 'Rood voor Groen' en 'Nieuwe landgoederen' vervallen en is er een nieuw document opgesteld: de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' (KGO). KGO is vastgelegd in de provinciale verordening (artikel 2.1.6). De KGO gaat er vanuit dat er ruimte is voor grootschalige uitbreidingen en nieuwe functies in het buitengebied, uitsluitend indien hier sociaal economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn en er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving. Twee principes zijn leidend:
Afbeelding 19: Weergave KGO-balansmodel (bron: Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving).
Uitgangspunt is dat plannen ontwikkelingsruimte krijgen als deze passen binnen het generieke beleid en de ontwikkelingsperspectieven van de provincie en worden uitgewerkt conform de gebiedskenmerken. Voorwaarde daarbij is dat de geboden ontwikkelingsruimte in evenwicht is met de te leveren kwaliteitsprestaties. Bij elke ontwikkeling hoort een basisinspanning in de vorm van een goede ruimtelijke inpassing zoals situering van gebouwen en erfbeplanting. Voor het bepalen van de hoogte van aanvullende kwaliteitsprestaties wordt het plan getoetst aan de hand van de volgende drie variabelen:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De ontwikkeling betreft een gebiedseigen ontwikkeling, passend bij het landschapstype, waarbij ruimte is voor de ontwikkeling van bestaande erven en de oprichting van nieuwe erven. De schaal en impact van voorliggende ontwikkeling is dan ook vrij beperkt. Als compensatie voor de realisatie van de nieuwe woning worden op twee locaties landschappelijke bedrijfsgebouwen gesaneerd. Op deze slooplocaties vindt tevens een basis landschappelijke inspanning plaats, wat zorgt voor een aanvullende kwaliteitspresetatie op de sloop van de landschapsontsierende opstallen. Daarnaast krijgt de Schapendijk 37 een aanvullende reacreatieve nevenfunctie.
Daarnaast wordt het nieuw op te richten erf aan de Wittebeltsweg landschappelijk ingericht, zodat deze aansluit op het bestaande erf de reeds aanwezige landschappelijke elementen. Het voorgenomen plan past binnen het KGO-beleid, zoals vastgelegd in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening. De ontwikkelingsruimte die geboden wordt is in balans met de investeringen in ruimtelijke kwaliteit.
Met de regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente heeft de gemeente Wierden - in samenwerking met andere deelnemende gemeenten - het provinciale KGO-beleid vertaald naar eigen beleidskaders. In paragraaf 3.4.4 wordt ingegaan op de specifieke spelregels.
Het voorliggende ruimtelijke plan past binnen het provinciale beleid, zoals ook vastgelegd in de provinciale verordening. Het plan past binnen de geldende ontwikkelingsperspectieven en de geldende gebiedskenmerken.
De gemeente Wierden verleend planologische medewerking aan het voorliggende plan door het toepassen van de 'regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente'
Op 5 oktober 2010 heeft de gemeenteraad van de gemeente Wierden de 'Structuurvisie Wierden' vastgesteld. Dit betreft een toekomstvisie voor ruimtelijke ontwikkelingen tot aan 2030. Nieuwe ontwikkeling in de gemeente Wierden dienen getoetst te worden aan de structuurvisie.
Ruimtelijke ontwikkelingsvisie
De structuurvisie uit 2010 betreft een verdere uitwerking van de ontwikkelingsvisie voor de gemeente Wierden uit 2005. In de ontwikkelingsvisie uit 2005 is beschreven waar de gemeente in 2030 wil staan. Deze lijn is in de strucuurvisie verder uitgewerkt. De ambitie van Gemeente Wierden in de structuurvisie is “een actieve en zelfbewuste gemeente zijn, die kwaliteit hoog in het vaandel heeft en die onderneemt”. In 2030 wil de gemeente een groene, ondernemende, recreatieve gemeente met (deels) stedelijke trekjes en een hele mooie woon- en leefomgeving zijn.
Centrale waarden
Gemeente Wierden is een gemeente, die verbindt. Dit is ook op te maken uit de ligging van de gemeente. Zo ligt de gemeente Wierden op het overgangsgebied tussen de Sallandse Heuvelrug en het Twentse landgoederen landschap, dichtbij de natuur en vlakbij de Twentse steden. De gemeente Wierden verbindt:
Afbeelding 20 laat schematisch de kernkwaliteiten van de gemeente Wierden zien.
Afbeelding 20: Kernkwaliteiten en centrale waarden gemeente Wierden (bron: Gemeente Wierden).
Deelgebiedvisies
Naast de centrale waarden onderscheidt de structuurvisie ook een drietal deelgebieden, waarvoor per deelgebied een visie is gemaakt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het plangebied aan de Wittebeltsweg is gelegen in het deelgebied 'Landelijk gebied'. In dit deelgebied wordt gestreeft naar goede ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven en biedt daarnaast kansen voor verbrede landbouw. Daarnaast is er ook ruimte voor functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing, natuurbeheer en de ontwikkeling van enkele nieuw landgoederen. Het doel is om verrommeling en verpaupering zo veel mogelijk tegen te gaan. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt ruim 1.000 m2 aan landschapsontsierende opstallen gesloopt, wat ten goede komt van de doelen en ambitities uit de structuurvisie. Met de voorgenomen ontwikkelingen worden omliggende agrarische bedrijven niet belemmerd in hun bedrijfsvoering en ontwikkelmogelijkheden. Verder draagt de landschappelijke inpassing van het perceel bij aan een kwaliteitsimpuls van de directe omgeving. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de Structuurvisie Wierden.
Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Wierden betreft onder andere een landschappelijk toetsingkader voor beoordelen van ruimtelijke projecten. Het doel van het LOP is om een duidelijke visie te ontwikkelen op het veranderende landschap. Voor het LOP van de gemeente Wierden zijn een drietal doelstellingen geformuleerd:
De gemeente Wierden is nader onder te verdelen in 13 verschillende deelgebieden. Gebieden die onderling een sterke samenhang hebben, maar die tegelijkertijd ruimtelijk en functioneel van elkaar verschillen. Over al deze 13 deelgebieden doet het Landschapsontwikkelingsplan uitspraken op basis van landschappelijke kwaliteiten, bestaande en gewenste ontwikkelingen. Het plangebied aan de Wittebeltsweg is gelegen in deelgebied 2 'Dorpsrand Wierden'. De kansen voor dit deelgebied zijn de ontwikkeling van een aantrekkelijk landelijk gebied voor wonen en werken met een duidelijke herkenbare structuur, de ontwikkeling van een aantrekkelijk uiloopgebied voor Wierden en onder andere de kans voor een goede landschappelijke inpassing van (nieuwe) erven en ontwikkelingen, welke gekoppeld worden aan een landschappelijke tegenprestatie.
Het plangebied van de nieuwbouwlocatie aan de Wittebeltsweg te Wierden ligt daarnaast in het "jonge ontginningenlandschap ". Dit betreft een grotendeels open gebied waar de boerderijen verspreid in het landschap staan, vaak omgeven met erfbeplanting. Daarnaast worden enkele wegen begeleid door laanbeplanting. Dit sluit aan op de structuur die wordt nagestreefd zoals beschreven in de Omgevingsvisie. Het plangebied aan de Wittebeltsweg ligt in een zone tussen de hogere stuwwal waarop Wierden ligt en het Reggedal. Het "jonge ontginningslandschap" is van oudsher woeste grond dat relatief laat is ontgonnen.
Afbeelding 21: Uitsnede kaart LOP, met daarop globaal aangegeven de ligging van het plangebied.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Bij het voorgenomen plan is ingespeeld op de uitgangspunten uit dit LOP. Zo wordt aan de rand van het plangebied een nieuwe houtsingel aangeplant. Daarnaast wordt aangesloten bij de kenmerken, kansen en opgaven van deelgebied 2 'Dorpsrand Wierden'. Met de landschappelijke inpassing van het erf wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van een aantrekkelijk landelijk gebied voor wonen en werken. Zie hiervoor tevens paragraaf 2.3 en het landschappelijk inrichtingsplan in Bijlage 1.
Gemeente Wierden heeft een specifieke nota vastgesteld voor verblijfsrecreatie in de gemeente Wierden. Het doel van de opgestelde nota is een heldere visie weer te geven voor de verblijfsrecreatie alsmede duidelijke kaders en criteria vast te stellen voor diverse vormen van verblijfsrecreatie, met de intentie om de verblijfsrecreatie in de gemeente Wierden te bevorderen.
Gemeente Wierden streeft met de nota naar een verhoging van het aantal verblijfsrecreatieve mogelijkheden, waarbij ingezet wordt op een voortdurende kwaliteitsverbetering en vernieuwing van het product. Hiervoor heeft de gemeente een aantal uitgangspunten, waaronder de ontwikkeling van nieuwe, kleinschalige kwalitatief hoogwaardige verblijfsrecreatieve voorzieningen. Voor kleinschalig kamperen zijn afwijkingsmogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Gemeente Wierden wil kleinschalig kamperen toestaan bij agrarische bedrijven en burgerwoningen in het buitengebied. Bij kleinschalige kampeerterreinen zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen plannen aan de Schapendijk 37 sluiten aan bij de nota verblijfsrecreatie in het landelijk gebied. Op het erf vindt in de toekomstige situatie kleinschalig kamperen plaats voor 10 kampeermiddelen en twee recreatiewoningen binnen de bestaande bebouwing. Hiermee past het plan binnen de nota van de gemeente Wierden. Daaraast wordt het erf landschappelijk ingepast, zie hiervoor hoodstuk 2.
Op 8 maart 2022 heeft de gemeenteraad van de gemeente Wierden het beleidskader 'Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente' vastgesteld. Dit betreft het nieuwe beleidskader, welke en verbreding en versimpeling van het huidige beleid moet zijn. Nieuwe ontwikkelingen moeten leiden tot een verbetering van ruimtelijke kwaliteit. Onderdeel van de spelregels is het Rood voor Rood-beleid. Bij Rood voor Rood (RvR) gaat het om de sloop van landschapsontsierende gebouwen in ruil voor een bouwkavel voor één of meer (compensatie)-woningen.
De basisinspanning bij RvR-ontwikkeling betreft de sloop van landschapsontsierende gebouwen. In ruil voor de sloop van 1.000 m2 aan landschapsontsierende opstallen kan één woningbouwrecht worden verkregen, waarbij in de basis een woning van 750 m3 met een bijgebouw van 150 m2 gerealiseerd mag worden. Het is hierbij mogelijk om verschillende slooplocaties in te zetten om een woningbouwrecht te verkrijgen. Uitgangspunt is dat er op elke locatie ten minste 300 m2 aan landschapsontsierende schuren wordt gesloopt.
De gemeente Wierden stelt daarnaast hoge eisen aan haar buitengebied, waardoor een aanvullende kwaliteitsinvestering noodzakelijk is. Een van de eisen is dat elk initiatief gepaard gaat met een ruimtelijk kwaliteitsplan, waarin de investering ruimtelijke kwaliteit wordt vastgelegd. Daarnaast kunnen initiatiefnemers - naast de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen als primaire investering - onder voorwaarden ook andere balansinvesteringen doen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling, waarbij op drie locaties in de gemeente Wierden landschapsontsierende bedrijfsgebouwen en een veldschuur worden gesloopt, past binnen het nieuwe beleid van de gemeente Wierden. In de ruil voor de sloop van in totaal 1.023 m2 aan landschapsontsierende bedrijfsgebouwen wordt op het perceel naast de Wittebeltsweg 5 een nieuwe woning gerealiseerd, passend binnen de kaders van Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente. Hoofdzakelijk geldt dat nieuwbouw enkel plaatsvindt op slooplocaties. Echter kan er sprake zijn van maatwerk, waarbij sprake moet zijn van een aantoonbare extra kwaliteitsslag en dat de nieuwe woning moet aansluiten op bestaande bebouwing. De nieuwe woning van aan de Wittebeltsweg 5 sluit aan op een lint van bebouwing, welke allemaal een woonbestemming kennen. Daarnaast wordt op een tweetal locaties landschapsontsierende agrarische bebouwing gesloopt, waarmee deze twee locaties ook een kwaliteitsimpuls krijgen.
Ten behoeve van voorliggende ontwikkeling is een ruimtelijke kwaliteitsplan opgesteld, welke als bijlage is bijgevoegd bij voorliggende toelichting. Twee slooplocaties worden, middels een basisinspanning, landschappelijk ingepast. De slooplocatie aan de Schapendijk 37 betreft een (voormalig) agrarisch bedrijf. Op deze locatie blijft wordt naast de basisinpassing tevens een minicamping en twee recreatieverblijven in bestaande bijgebouwen gerealiseerd. Om de voorkomen dat de voormalige bedrijfsgebouwen terug worden gebouwd, wordt in dit bestemmingsplan een bebouwingbeperking op de locatie gelegd.
Op het erf aan de Sluizendijk worden de aanwezige bedrijfsgebouwen gesloopt. Een deel van de te slopen bedrijfsgebouwen (120 m2) wordt teruggebouwd in de vorm van een bijgebouw voor de bewoners aan de Sluizendijk 1. De terug te bouwen 120 m2 is ook het maximum wat teruggebouwd mag worden. Daarnaast vindt op het erf een landschappelijke inpassing plaats. Hiermee past de voorgenomen ontwikkeling binnen de Regionale spelregels voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidwest-Twente.
Uit de voorgaande beleidstoets is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het nationale, provinciale en gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk wordt de impact van de ontwikkeling op verschillende waarden beschreven. Hieronder vallen ecologie, archeologie en water. Er wordt beschreven wat er is onderzocht en welke resultaten hieruit zijn gekomen. Vervolgens wordt hier een conclusie uit getrokken met betrekking tot de gewenste ontwikkeling.
Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de relevante natuurwetgeving en het relevante natuurbeleid. De bescherming van houtopstanden, de bescherming van soorten en de bescherming van gebieden is geregeld in de Wet Natuurbescherming. De kern van het natuurbeleid wordt gevormd door het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat een samenhangend netwerk van natuurgebieden vormt. De provincies zijn het bevoegd gezag. Alleen in een aantal situaties, zoals bij ruimtelijke ingrepen waarmee grote nationale belangen zijn gemoeid, is het Rijk het bevoegd gezag.
Door Eelerwoude is een quickscan uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming. Deze is opgenomen in Bijlage 2 behorend bij deze toelichting. Volgend op de quickscan is door Eelerwoude nader onderzoek uitgevoerd naar een aantal soorten. Deze is opgenomen in Bijlage 3. De belangrijkste conclusies zijn weergegeven in deze paragraaf.
Het uitgangspunt bij het onderdeel soortenbescherming is dat geen schade mag worden toegebracht aan beschermde dieren of planten. De wet kent een drietal beschermingsregimes; beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn, beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn en beschermingsregime “andere soorten”. Elk beschermingsregime heeft zijn eigen verbodsbepalingen. Voor ieder ruimtelijk plan of ruimtelijke ontwikkeling is het verplicht om te toetsen of deze leidt tot overtreding van de betreffende verbodsbepalingen. Wanneer er sprake is van een overtreding dient er onderzocht te worden of er een vrijstelling geldt. Indien er geen vrijstelling geldt, kan het aanvragen van een ontheffing noodzakelijk zijn.
Soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt
De ontwikkeling zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van een aantal beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. De ingreep heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten, omdat er sprake is van een tijdelijke en plaatselijke verstoring, er voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft.
Soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt
Vleermuizen
Voor de locaties aan de Sluizendijk 1 en Schapendijk 37 geldt dat de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen niet op voorhand uit te sluiten is. Door de voorgenomen sloop gaan de eventuele verblijfplaatsen verloren en treden mogelijk negatieve effecten op. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd op de twee slooplocaties. Uit het onderzoek komt naar voren dat verblijfplaatsen, foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen niet aanwezig zijn binnen de plangebieden. Door de voorgenomen werkzaamheden treedt geen verstoring of vernietiging op van verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes die onderdeel uitmaken van het (essentieel) leefgebied van vleermuissoorten. De geplande werkzaamheden hebben geen negatief effect op vleermuizen. Maatregelen of een ontheffing worden hierom niet noodzakelijk geacht.
Egel
Door de sloop van de gebouwen op de locaties aan de Sluizendijk 1 en Schapendijk 37 gaan mogelijk verblijfplaatsen van de egel verloren. Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is tevens nader onderzoek gedaan naar de egel. Uit dit nadere onderzoek blijkt dat het leefgebied van de egel op en rondom het plangebied grotendeels intact blijft. Negatieve effecten op de egel als gevolg van de geplande werkzaamheden worden uitgesloten. Er is geen aanleiding voor het aanvragen van een ontheffing, mits de werkzaamheden aan potentieel leefgebied (struiken en houtopstanden) van deze soort buiten de kwetsbare periode van deze soort worden uitgevoerd.
Huismus
Tijdens de quickscan die op de plangebieden is uitgevoerd is bepaald dat het plangebied aan de Schapendijk 37 potentieel geschikt is voor de huismus. Dit is een soort die gebruik maakt van pannendaken. Tijdens de twee veldbezoeken die voor deze soort zijn uitgevoerd is er geen (territoria van de) huismus waargenomen. Tijdens de vleermuisonderzoeken zijn ook geen waarnemingen van deze soort gedaan. Vanwege het ontbreken van nestplaatsen en territoria van de huismus zijn negatieve effecten als gevolg van de geplande werkzaamheden uit te sluiten. Maatregelen ter voorkoming van negatieve effecten op de huismus worden hierom niet noodzakelijk geacht.
Broedvogels
Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk in gebruik zijnde nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of beschadigen, als ook op het wegnemen van in gebruik zijnde nesten van vogels. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. In veel situaties kan dit voorkomen worden door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren (In het kader van de Wet natuurbescherming wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. Globaal gaat het echter om de periode van 1 maart tot 15 juli).
Algemeen zorgplicht
In de Wet natuurbescherming is in artikel 1.11 een omschrijving opgenomen over de algemene zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen ‘voldoende zorg’ in acht neemt voor alle in het wild levende dieren en planten, dus ook niet-beschermde soorten en hun directe leefomgeving. Dit is een algemene verantwoordelijkheid die voor iedereen geldt. Het betekent bijvoorbeeld dat er niet onnodig dieren en planten worden gedood, wanneer er redelijkerwijs een andere oplossing voor is, bijvoorbeeld door de dieren te verplaatsen naar een ander gebied.
Niet stikstof-gerelateerde effecten:
De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkelingen maken dat de effecten uitsluitend tot de locaties of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden (ruim 3 km tot aan het Wierdense Veld), de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er geen sprake van mogelijk negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking. Een toetsing op grond van de Wet natuurbescherming van niet stikstof-gerelateerde effecten wordt daarom niet noodzakelijk geacht.
Stikstof-gerelateerde effecten
In het plangebied verdwijnt het agrarisch gebruik van het perceel. In de plaats daarvan wordt een nieuwe, duurzame en gasloze woning gerealiseerd. Met de afname van het agrarisch gebruik is het aannemelijk dat er sprake zal zijn van een afname van de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden.
Er worden binnen de locaties geen bomen gekapt. Een nadere toetsing van houtopstanden is daarom niet noodzakelijk.
De ontwikkeling is in strijd met het bestemmingsplan, maar de locaties liggen niet binnen het NNN. Het NNN kent in deze provincie ook geen externe werking. Een toetsing aan het natuurbeleid is daarom niet noodzakelijk.
Aardkundige, archeologische en cultuurhistorische waarden moeten zoveel mogelijk worden behouden. Op basis van het verdrag van Malta en de wet op de archeologische monumentenzorg is het uitgangspunt gesteld om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren en maatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. De verstoorder van de bodem is verantwoordelijk voor het behoud van de archeologische resten. Daar waar behoud ter plekke niet mogelijk is, betaalt de verstoorder het archeologisch onderzoek en de mogelijke opgravingen. Voor ruimtelijke plannen die archeologische waarden bedreigen, moeten betrokken partijen in beeld brengen welke archeologische waarden in het geding zijn.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De gemeenteraad van de gemeente Wierden heeft op 5 oktober 2010 de 'Archeologische waardenkaart' en de 'Beleidsnota archeologie gemeente Wierden' vastgesteld. In deze beleidsnota is de Indicatieve kaart van Archeologische Waarden opgenomen. Op deze kaart kent het plangebied een middelhoge indicatieve waarde (zie afbeelding 22).
Afbeelding 22: Uitsnede Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Gemeente Wierden, met daarbij globaal aangegeven de ligging van het plangebied aan de Wittebeltsweg.
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009', vastgesteld op 12 januari 2010, kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch verwachtingswaarde'. Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan de archeologische dubbelbestemming.
Conclusie
Er worden met het voorgenomen plan geen archeologische en cultuurhistorische waarden aangetast. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, ook cultuurhistorische waarden in het plangebied worden meegewogen bij ruimtelijke ontwikkelingen die met een nieuw bestemmingsplan planologisch mogelijk worden gemaakt.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Met het voorliggende plan worden geen cultuurhistorische waarden gesloopt of aangetast. Er bevinden zich in het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten die worden gesloopt en/of aangetast.
Het is verplicht om in elk bestemmingsplan een waterparagraaf op te nemen. In deze waterparagraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid dat van toepassing is op het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden aangetoond dat in het plan mogelijkheden bestaan voor een goede waterhuishouding.
Europees beleid
Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater verbeterd zodat het water chemisch en ecologisch (weer) gezond wordt. Alle waterbeheerders moeten ervoor zorgen dat de waterkwaliteit in 2015 op orde is. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op stroomgebied niveau plannen opgesteld. In deze stroomgebiedplannen staan de concrete doelstellingen en maatregelen beschreven voor de verschillende stroomgebieden.
Rijksbeleid
Het Nationaal Water Programma 2022–2027 geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast. Er wordt gewerkt aan schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is. Ook is er aandacht voor de raakvlakken van water met andere sectoren. Er liggen grote opgaven voor het waterdomein:
Daarnaast zijn allerlei functies afhankelijk van water, zoals de scheepvaart, de landbouw en de natuur. Op de Noordzee moeten vele functies, waaronder de opgaven voor windenergie, natuurontwikkeling, duurzame visserij, scheepvaart en zandwinning, in balans met elkaar een plek krijgen. Om aan te geven hoe we omgaan met de uitdagingen van ons water, ontwikkelde de Rijksoverheid het Nationaal Water Programma 2022-2027.
Het Nationaal Water Programma 2022-2027 is vastgesteld op 18 maart 2022. In hetNationaal Water Programma (NWP) 2022-2027 beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen.
Provinciaal beleid
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied. De provincie werkt nauw samen met Waterschappen om haar ambities te realiseren. Hiervoor hebben de waterschappen eigen regionale waterbeheerplannen opgesteld. De Provinciale staten hebben de wettelijke bevoegdheid tot het instellen en opheffen van waterschappen, tot regeling van hun gebied, taken, inrichting, samenstelling van hun bestuur en tot de verder reglementering van waterschappen. De manier waarop de waterschappen hun taak uitoefenen is onderhevig aan provinciaal, toezicht doordat het waterbeheerplan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft. Dus de provincie stelt de regels en de waterschappen doen de verdere uitvoering van het waterbeheer.
Waterschap Vechtstromen
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in een Watervisie 2050 en Waterbeheerprogramma 2022-2027. De drie belangrijkste opgaven voor waterschap Vechtstromen uit de Watervisie 2050 zijn de toenemende droogte en overlast als gevolg van klimaatverandering, de waterkwaliteit die onder druk staat en de transitie naar een duurzame ontwikkeling. Maar deze opgaven bieden ook kansen. De Watervisie van Vechtstromen benoemt zeven hoofdlijnen, maakt een doorkijk naar 2050, richt het denken en werken van de waterschapsorganisatie en biedt belanghebbenden duidelijkheid hoe we het gesprek over de leefomgeving insteken en we moeilijke keuzes niet willen ontwijken. Het Waterbeheerprogramma vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie en beschrijft hoe het waterschap in de periode van 2022-2027 werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.
De Keur en Legger
Op de Leggerkaart, behorende bij de Keur waterschap Vechtstromen, is te zien dat er nabij het plangebied geen watergangen met waterschapsbelangen zijn gelegen. Daarnaast betreft het een kleine ontwikkeling, welke geen schadelijke gevolgen heeft voor de waterkwaliteit. De toename van verharding bedraagt niet meer dan 1.500 m2 en hemelwater wordt geïnfiltreerd in de bodem.
Afbeelding 23: Uitsnede legger van Waterschap Vechtstromen.
Digitale watertoets
Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien worden van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie Bijlage 9) . Uit de digitale watertoets komt dat de 'korte procedure' gevolgd kan worden.
Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen aanwezige waarden aangetast.
Nieuwe initiatieven hebben te maken met milieuaspecten. Een aantal van deze milieuaspecten zijn ruimtelijk relevant. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op:
Sinds 1 januari 2008 is in het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) vastgelegd hoe we in Nederland omgaan met het hergebruik van schone en licht verontreinigde grond en de bescherming van de bodem. Bij vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de gewenste ontwikkeling.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling zijn door Kruse een verkennenden bodemonderzoeken conform NEN5740 uitgevoerd ter plaatse van de nieuw te bouwen woning aan de Wittebeltsweg en de te slopen locaties aan de Schapendijk 37 en Sluizendijk 1. Voor de locatie aan de Sluizendijk 1 is tevens nader (asbest)bodemonderzoek gedaan. Deze onderzoeken zijn separaat bijgevoegd in bijlage 4, 5, 6 en 7 . Het onderzoeksbureau concludeert dat vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaren zijn tegen de realisatie van de nieuwe woning aan de Wittebeltsweg en de bijbehorende bestemmingsplanwijziging. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin). Voor de locatie aan de Schapendijk 37 zijn vanuit milieukundig oogpunt tevens geen bezwaren.
Voor de locatie aan de Sluizendijk 1 is naar aanleiding van de verkennende (asbest)bodemonderzoeken een nader asbestonderzoek uitgevoerd door EcoReest (Bijlage 7). Op basis van de onderzoeksresultaten van het asbestonderzoek wordt geconcludeerd dat er sprake is van niet-spoedeisende gevallen van ernstige bodemverontreiniging met asbest. Geadviseerd wordt om de met asbest verontreinigde bodem- en verhardingslagen te saneren en een BUS-melding in te dienen. Begin maart 2023 is door projectbureau BAS een BUS-melding ingediend bij de Omgevingsdienst Twente. De verontreinigde bodem zal gesaneerd worden, waarbij de saneringsdoelstelling 'wonen' wordt bereikt. Parallel met de planologische procedure gaat de sanering plaatsvinden. Voorafgaand het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan wordt aan het bevoegd gezag een document overhandigd waarin wordt aangetoond dat de saneringsdoelstelling 'functie Wonen' op de Sluizendijk 1 is bereikt.
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:
Wet geluidhinder
Per 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Deze wet heeft als doel het terugdringen van hinder als gevolg van geluid. Op basis van deze wet dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect geluid door de akoestische situatie te beoordelen. De geluidsbronnen die de Wet geluidhinder behandelt zijn industrielawaai, verkeerslawaai en railverkeerslawaai. Industrielawaai is op deze locatie niet van toepassing, omdat er geen industrie in de nabije omgeving gelegen is.
De mate waarin geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder. De wet stelt dat in principe de geluidsbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB), dan wel een nader bepaalde waarde (hogere grenswaarde). Onder deze waarde hoeft wettelijk gezien aan verkeerslawaai geen aandacht te worden besteed. Indien de waarde wordt overschreden kan noodzakelijk verzocht worden naar een ontheffing, om de waarde te verhogen tot 53 dB.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het toevoegen van een nieuwe woning aan de Wittebeltsweg. Om de geluidsbelasting van wegverkeer op het plangebied te bepalen is gebruik gemaakt van de kaart 'Geluid in Nederland van wegverkeer (Lden)'. Op basis van deze kaart valt te concluderen dat het plangebied in een gunstige geluidscontour zit voor wat betreft wegverkeer. Het plangebied is namelijk grotendeels gelegen in een zone van <45 dB. In een zone van langs de Wittebeltsweg is het plangebied gelegen in een contour van 46-50 dB. Vanwege de relatief rustige ligging van de Wittebeltsweg met een beperkte verkeersintensiteit is verkeerslawaai niet aan de orde.
Afbeelding 24: Uitsnede kaart 'Geluid in Nederland van wegverkeer (Lden)' (bron: Atlas Leefomgeving).
Railverkeerlawaai
Ten zuiden van het plangebied is de spoorlijn Almelo-Rijssen gelegen. Deze ligt op circa 300 meter ten zuiden van het plangebied.
In 2013 is in het kader van het vorige rood voor rood-traject, waarbij een compensatiewoning is gerealiseerd (Wittebeltsweg nr. 3), een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor wat betreft het railverkeerlawaai. Het vorige bestemmingsplan (NL.IMRO.0189.WB2013000009-VA01), met bijbehorend onderzoek, is op 6 mei 2014 vastgesteld door de gemeenteraad van Wierden.
Uit het onderzoek van 2013 blijkt dat de geluidsbelasting op de zuidelijk gevel van de compensatiewoning op nummer 3 maximaal 56.7 dB bedraagt. Hiervoor is door de gemeente een hogere waarde van 57 dB vastgesteld. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB (geluidbelasting LDEN op gevels van woningen als gevolg van spoorwegen) overschreden, maar wordt de maximale ontheffingwaarde van 68 dB niet overschreden.
In het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling is ter plaatse van de nieuwe nieuwbouwkavel een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van railverkeerlawaai op de gevels van de beoogde nieuwe woning. Dit onderzoek is als Bijlage 8 bij voorliggende toelichting gevoegd.
Uit de rekenresultaten vanwege het railverkeerslawaai blijkt dat de geluidbelasting vanwege het spoor op de gevels van de nieuwbouw ten hoogste 54 dB bedraagt. Daarmee wordt bij de nieuwbouw overal voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.
Omdat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden is de geluidbelasting vanwege het spoor niet relevant voor het woon- en leefklimaat bij de planlocatie en kan onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting te reduceren achterwege blijven. Hiermee wordt de voorgenomen ontwikkeling voor het aspect 'geluid' uitvoerbaar geacht.
Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt.
In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen, hoeven niet meer te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. Voor een woningbouwlocatie geldt bijvoorbeeld dat deze niet in betekenende mate bijdraagt wanneer deze niet meer dan 1.500 woningen omvat (met de bijbehorende verkeersbewegingen).
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het voorliggende plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging. Aan de Wittebeltsweg 5 wordt enkel één woning, die een beperkt aantal extra verkeersbewegingen met zich meebrengt.
Externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving door onder andere productie, opslag, verlading en gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Vanaf 1 januari 2010 zijn er strikte risicogrenzen die in milieuvergunningen en bestemmingsplannen moeten worden vastgelegd. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Dit gaat concreet om bedrijven die risicovol zijn, vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Externe veiligheid kan op twee manieren ingedeeld worden:
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten om afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Er wordt gewerkt met een plaatsgebonden risicocontour (PR) en een groepsgebonden risico (GR):
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is vanaf 1 januari 2011 het toetsingskader bij planontwikkeling in de nabijheid van hogedrukaardgasleidingen en overige leidingen met gevaarlijke stoffen. De afweging van de externe veiligheidssituatie van buisleidingen heeft grondslag in de Wet Milieubeheer (Wm) en in de Wro.
Afbeelding 25: Uitsnede Risicokaart (met in het rood het plangebied) (Bron: www.risicokaart.nl)
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Op de risicokaart van Nederland is te zien dat er in de directe omgeving van het plangebied aan de Wittebeltsweg geen buisleidingen en/of andere trransportleidingen aanwezig zijn. Wel is ten zuidoosten van het plangebied de spoorlijn tussen Almelo en Wierden gelegen. De as van de spoorlijn is gelegen op circa 290 meter vanaf het plangebied.
De betreffende spoorlijn kent geen 10-6-contour voor plaatsgebonden risico. Wel betreft het een transportroute waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Op basis van het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) geldt een risico afstand van 200 meter (artikel 8, lid 1). Bij bestemmingsplannen of omgevingsvergunningen welke betrekking hebben op een gebied binnen 200 meter van een transportroute dient aandacht besteed te worden aan het groepsrisico.
Het plangebied aan de Wittebeltsweg ligt buiten de risicocontour van 200 meter. De ontwikkeling betreft daarnaast een kleinschalige ontwikkeling, waarbij 1 woning wordt gerealiseerd. Hiermee is het aannemelijk dat het groepsrisico niet significant toeneemt. Het voorliggende bestemmingsplan wordt met betrekking tot het aspect externe veiligheid uitvoerbaar geacht.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Rondom het plangebied aan de Wittebeltsweg naast nr. 5 zijn diverse woonerven gelegen. De realisatie van de nieuwe woning aan de Wittebeltsweg zorgt daarmee niet voor een belemmering van de bedrijfsvoering van andere agrarische bedrijven. Daarnaast zijn er in de directe omgeving van de Wittebeltsweg naast nr. 5 ook geen agrarische bedrijven gelegen, welke een negatieve impact kunnen hebben op het woon- en leefklimaat aan de Wittebeltsweg.
Sluizendijk 1
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt ter plaatse van de slooplocatie de agrarische bestemming omgezet, om zo herbouwmogelijkheden te beperken en het feitelijk gebruik te bestemmen. Aan de Sluizendijk 1 wordt de reeds bestaande agrarische bestemming omgezet naar een woonbestemming. Tegenover de Sluizendijk 1 is aan de Sluizendijk 4 een agrarisch bedrijf (melkveehouderij) gelegen. De afstand tussen de woning aan Sluizendijk 1 en nr. 4 bedraagt circa 60 meter. Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' wordt niet voldaan aan de richtafstand voor Rundvee (100 meter). Echter, op basis van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgh) uit geldt voor diercategorieën waarvoor geen geuremissie is vastgesteld (zoals melkkoeien) de volgende afstanden:
In het activiteitenbesluit is voor geurhinder een dergelijke beoordeling gehanteerd. Zo gelden dezelfde afstanden als hierboven benoemd. De afstand tussen de Sluizendijk 1 en 4 is groter dan 50 meter, waardoor voldaan wordt aan de afstanden in de Wgh en het activiteitenbesluit. Voor het houden van paarden en/of overige graasdieren geldt een richtafstand van 50 meter. Hier wordt in voorliggende ontwikkeling aan voldaan.
Schapendijk 37
Tegenover de Schapendijk 37, de Schapendijk 22, is agrarisch bedrijf gelegen. Echter blijft met de voorgenomen ontwikkeling de agrarische bestemming aan de Schapendijk 37 behouden. Wel worden herbouwmogelijkheden op het erf beperkt, zodat er geen belemmeringen zijn op omliggende bedrijven en/of (burger)woningen.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, ook wel de 'vergewisplicht' genoemd. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze lijst aangeeft of er voor activiteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Het gehele plangebied wordt voorzien in directe eindbestemmingen waardoor, indien activiteiten mogelijk worden gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden, sprake kan zijn van een m.e.r-beoordelingsplichtig plan. In het voorliggende geval is geen sprake van activiteiten die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn. Wel is sprake van een activiteit die is opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r., namelijk: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject.' Aangezien hier sprake van is, dient te worden getoetst of sprake is van m.e.r-beoordelingsplicht. Hier is sprake van indien de activiteiten de volgende drempelwaarden uit onderdeel D overschrijden:
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Als voorliggend plan wordt vergeleken met de drempelwaarden uit de D-lijst kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Echter, zoals ook in het voorgaande aangegeven, dient ook, wanneer ontwikkelingen onder drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er van te vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.
Indien hierbij de drempelwaarden uit de D-lijst voor deze activiteit wordt vergeleken met de omvang van ontwikkeling (toevoegen van twee nieuwe woningen), wordt geconcludeerd dat sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleiner is.
Gelet op de kenmerken van het plan (zoals het karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke nadelige milieugevolgen optreden. Eén en ander is tevens bevestigd in de aan bod gekomen milieu- en omgevingsaspecten in dit hoofdstuk en de daarvoor, indien van toepassing, uitgevoerde onderzoeken. Op basis van de beschikbare informatie kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige milieueffecten met zich meebrengt. Dit plan is daarom niet m.e.r.- (beoordelings-)plichtig.
Ontsluiting vindt plaats via een nieuwe inrit over een reeds bestaande duiker aan de Wittebeltsweg. Parkeren vindt plaats op eigen erf. Hier is voldoende parkeergelegenheid.
De verschillende aspecten van de milieutoets, zoals besproken in dit hoofdstuk, duiden niet op nadelige milieueffecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Er kan geconcludeerd worden dat de milieuaspecten geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling (de regels en de verbeelding) van dit bestemmingsplan zijn vormgegeven. De regels en de verbeelding zijn toegesneden op de voorgenomen ontwikkeling en, betreffende de regels en de verbeelding, is waar mogelijk aangesloten op het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009', de herziening 2012 (Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)) en de herziening 2019 (bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening 2019 (veegplan 2)).
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) die op 1 juli 2008 in werking is getreden, is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen wat daadwerkelijk van noodzaak is. Hiervoor zijn een aantal standaarden ontwikkeld. Dit zijn o.a. de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012) en de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen (PRBBP2012). In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van deze standaarden.
Het juridische bindende deel van het plan bestaat uit de verbeelding en regels. Deze worden digitaal en analoog verbeeld. De verbeelding en regels dienen in samenhang te worden bekeken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken namelijk:
1. Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
2. Bestemmingsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. .
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf: De gronden waar het agrarisch bedrijf voorlopig behouden blijft krijgt deze bestemming.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap : De gronden die agrarisch in gebruik blijven met behoud van landschapswaarden behouden de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap'.
Artikel 5 Wonen: De voor Wonen aangewezen gronden zijn hoofdzakelijk bestemd voor woon-activiteiten. Daarnaast zijn enkele nevenactiviteiten toegestaan.
Artikel 6 Waarde - Agrarische verwachtingswaarden: deze dubbelbestemming zorgt er voor dat, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), de gronden tevens bestemd zijn voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden;
3. Algemene regels
Deze regels zijn algemene regels die voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen:
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene bouwregels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene procedureregels
Artikel 13 Overige regels
4. Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht: In de overgangsregels zijn de juridische consequenties aangegeven betreffende bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
Artikel 15 Slotregel: Dit artikel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
In art. 3.1.6 lid 1 Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat onderzocht moet worden of een bestemmingsplan uitvoerbaar is en beschreven moet worden hoe burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.
In voorgaande hoofdstukken is beschreven hoe het voorgenomen project past binnen de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Er wordt geconstateerd dat er geen waarden aangetast worden in de betrokken plangebieden en in de directe omgeving. Verder zijn er geen milieukundige belemmeringen geconstateerd (zie hoofdstuk 5). Ruimtelijk zijn de voorgenomen ontwikkelingen daarmee uitvoerbaar.
Vooroverleg
Het Rijk
Geoordeeld is dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
Het ontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van wettelijk vooroverleg toegezonden aan de provincie Overijssel
Waterschap Vechtstromen
Tevens is het plan middels de digitale watertoets afgestemd met het waterschap Vechtstromen. De resultaten van deze afstemming zijn weergegeven in paragraaf 4.4. Daarnaast hebben de initiatiefnemers al contact gehad met het waterschap over de voorgenomen ontwikkeling.
Zienswijzen
Het bestemmingsplan wordt voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingediend.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
In het voorliggende geval wordt een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemers en de gemeente Wierden. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Uit de voorgaande paragrafen blijkt dat het voorgenomen plan ruimtelijk, maatschappelijk en economisch uitvoerbaar is. De voorgenomen ontwikkeling kan dus worden gerealiseerd.