direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Wierden-dorp, herziening Stationsplein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01

Toelichting


Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Wierden wil het Stationsplein graag herontwikkelen. Via een selectieprocedure is Nijhuis Bouw BV geselecteerd om het plangebied in samenwerking met de gemeente opnieuw in te richten.

Het plangebied Stationsplein ligt grotendeels in het bestemmingsplan Wierden-dorp en voor een klein deel in het bestemmingsplan Wierden-centrum 2006. Het plangebied heeft in het bestemmingsplan Wierden-dorp de bestemmingen 'Groen' (donkergroen), 'Sport' (lichtgroen) en 'Verkeer-verblijfsgebied' (grijs).

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0001.png"

Afbeelding 1. Bestemmingsplan Wierden-dorp

Het plandeel dat in het bestemmingsplan Wierden-centrum 2006 ligt, heeft de bestemmingen 'Parkeerterrein' (donkergrijs), 'Groenvoorzieningen' (groen) en 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden' (lichtgrijs).

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0002.png"

Afbeelding 2. Bestemmingsplan Wierden-centrum 2006

Het initiatief is niet mogelijk binnen deze bestemmingen. Voordat medewerking kan worden verleend aan het initiatief, moeten de geldende bestemmingen worden gewijzigd. Hiervoor is deze herziening opgesteld.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan “Wierden-dorp, herziening Stationsplein” bestaat uit de volgende stukken:

  • Verbeelding;
  • Regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting waarin de aanleiding, de motivering en een beschrijving van de planopzet zijn opgenomen.

1.3 Begrenzing plangebied

Het plangebied omvat de percelen kadastraal bekend gemeente Wierden sectie K, nummers 2042 (ged), 2352 (ged), 2564 (ged) en 2576 (ged).

Het Stationsplein ligt aan de noordkant van het centrumgebied. Het plangebied wordt grofweg begrensd door de spoorlijn, de Stationsstraat en de Dikkensweg. De zuidelijke plangrens loopt ongeveer van het mortuarium tot aan de rotonde Dikkensweg/Anjelierstraat. afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0003.png"

Afbeelding 3. Situering plangebied (blauwe stippellijn)

1.4 Planproces en communicatie

Tijdens het planproces is aandacht besteed aan het creëren van maatschappelijk draagvlak en de daarvoor noodzakelijke communicatie met belanghebbenden.


Op de volgende wijze is/wordt gecommuniceerd met betrokken partijen:

  • Landelijke website (www.ruimtelijkeplannen.nl): het bestemmingsplan wordt op de landelijke website gepubliceerd;
  • Overlegpartners: conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening heeft vooroverleg plaatsgehad met:
  • provincie Overijssel;
  • Waterschap Vechtstromen;
  • Vitens;
  • Prorail;
  • Brandweer Twente
  • Formeel wordt geen inspraak verleend op het plan. Reden hiervoor is dat dit plan tot stand is gekomen na uitgebreide burgerparticipatie;
  • Het ontwerp-bestemmingsplan is voor een periode van 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd.

1.5 Opzet van de toelichting

De toelichting van het bestemmingsplan “Wierden-dorp, herziening Stationsplein” is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2: een beschrijving van de huidige en gewenste situatie. De ontstaansgeschiedenis, ruimtelijke structuur en de aanwezige functies worden hier besproken;
  • Hoofdstuk 3: een korte schets van de beleidskaders;
  • Hoofdstuk 4: Randvoorwaarden en onderzoek ten behoeve van de planuitvoering. Hier spelen milieuaspecten en waarden een rol;
  • Hoofdstuk 5. De planbeschrijving. Hier wordt ingegaan op de uitgangspunten en inrichting;
  • Hoofdstuk 6. De toelichting op de regels. De gebruikte bestemmingen en aanduidingen worden hier toegelicht.
  • Hoofdstuk 7. Uitvoering en handhaving. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de grondexploitatie;
  • Hoofdstuk 8. Hier staan de resultaten van het gevoerde overleg en de inspraak.


Hoofdstuk 2 De huidige en gewenste situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Wierden is een dorp, dat is ontstaan in de late middeleeuwen aan de zuidoostrand van een es. De kadastrale minuut-kaart uit de vorige eeuw laat zien dat er nauwelijks sprake is van enige kernvorming. De vrijstaande bebouwing lag aan een aantal in- en uitvalswegen, die ook nu nog in de structuur van Wierden en met name het centrum te zien zijn. De belangrijkste wegen waren de Hexelseweg, de Vriezenveenseweg, de Nijverdalsestraat en de verbindingsweg naar Rijssen en naar Almelo.

Nadat in 1881 de spoorlijn Deventer-Almelo in gebruik kwam, stichtte men ten noorden van het dorp enkele textielfabrieken. Na de Tweede Wereldoorlog breidde het dorp zich noord- en zuidwaarts uit. De bebouwing vormde zich allereerst langs de straten zoals hierboven genoemd en vervolgens ook door bebouwing langs nieuw gerealiseerde straten en woonwijken zoals De Stouwe, De Weuste, Het Loo, De Hooilanden etcetera.

Gesloten straatwanden zijn in het centrum van Wierden nauwelijks aanwezig. Het beeld wordt ook nu nog gekenmerkt door veelal vrijstaande bebouwing die wel vrij dicht naast elkaar is gebouwd. Winkels en andere openbare voorzieningen wisselen elkaar af. Op plaatsen waar meerdere wegen bij elkaar komen zijn bredere, pleinachtige ruimtes ontstaan, waar het verkeer doorheen beweegt. Het stratenpatroon bestaat uit korte, gebogen klinkerstraten met loopstroken.

2.2 Ruimtelijke structuur

Het station Wierden ligt ten noorden van het centrumgebied en vormt van daar uit de beëindiging van de Stationsstraat. Het plangebied wordt grofweg begrensd door de spoorlijn, de Stationsstraat en de Dikkensweg. De zuidelijke plangrens loopt ongeveer van het mortuarium tot aan de rotonde Dikkensweg/Anjelierstraat. Het zuidoostelijk deel van het plangebied wordt omgeven door massieve bebouwing zoals de Multimate, het zwembad en de sporthal. Ten zuiden en westen van het plangebied ligt kleinschaliger bebouwing in de vorm van winkels en woningen. Een uitzondering hierop vormt het aan de zuidwestkant gelegen mortuarium.

Het gebied wordt ontsloten door de Stationsstraat en de Spoorstraat. Recentelijk is een volwaardige auto-/fiets-/voetgangerstunnel in het verlengde van de Dikkensweg aangelegd. Een tunnel op deze plaats heeft het meeste effect voor het eigen interne verkeer, de relatie tussen noordelijke woonwijken met het centrum en de relatie tussen woongebieden onderling. De realisering van de tunnel maakt deel uit van een aanpassing van de totale verkeerscirculatie in en rondom het centrum van Wierden.

2.3 De aanwezige functies

Voor het station ligt de Spoorstraat. In het stationsgebouw is een cafetaria gehuisvest met een bescheiden terras. Aan weerszijden van het station zijn parallel aan het spoor fietsenstallingen gesitueerd. Aan de Spoorstraat is een lus gehecht die dient als een ‘Kiss & Ride’ plek voor komende en gaande reizigers. Kijkend vanuit de Stationsstraat in de richting van het station staat een monumentale boom. Aan de Spoorstraat staat een aantal bushaltes. In de oksel van de Spoorstraat en de Stationsstraat ligt een parkeerterrein. Het grootste deel van het plangebied bestaat uit de zes tennisbanen en de kantine van de tennisvereniging Beukersweide.

2.4 Gewenste situatie

2.4.1 Masterplan Stationsomgeving Wierden

Op 22 januari 2008 heeft de gemeenteraad het Masterplan Stationsomgeving Wierden als richtinggevend document vastgesteld. Het Masterplan is een paraplu voor vijf projecten:

  • 1. realisatie tunnel Dikkensweg-Hogeluchtsweg;
  • 2. ontwikkeling stationslocatie;
  • 3. revitalisering bedrijventerreinen Hogelucht, Kluinveen en Violenhoek;
  • 4. actualisatie verkeersplan voor het centrum van Wierden;
  • 5. herontwikkeling dorpsvernieuwingsgebied Anjelierstraat-Tulpenstraat.

Het eerste en vierde project zijn inmiddels uitgevoerd. Van de hierboven genoemde bedrijventerreinen is alleen Hogelucht gereed. De andere bedrijventerreinen worden momenteel gerevitaliseerd. Het laatste project zal op latere termijn (na 2018) worden uitgevoerd. Hieronder wordt verder ingegaan op de ontwikkeling van de stationslocatie.

2.4.2 Proces stationsplein

Door verplaatsing van het tenniscomplex ontstaat ruimte om deze voor Wierden belangrijke plek een nieuwe invulling te geven. Op dit ontmoetingspunt/verbinding tussen station en centrum is gekozen voor een meer stedelijke ontwikkeling met een gemengde woon-werkfunctie. De stationsomgeving is van iedereen. Het is een plek 'van' veel mensen: inwoners, ondernemers, maar ook bezoekers en treinreizigers. Het station en de directe omgeving is dan ook een visitekaartje van de hele gemeente. Om deze reden heeft het gemeentebestuur gekozen voor een interactieve aanpak bij de totstandkoming van de stedenbouwkundige visie. De gemeente heeft 3 partijen gevraagd een stedenbouwkundige visie voor het Stationsplein te ontwikkelen. Deze 3 visies zijn op alle mogelijke manieren gepresenteerd aan de Wierdense bevolking en gebruikers van het gebied (website, sociale media, Driehoek, Tubantia, informatiebijeenkomst). Via een stemming is de keuze gevallen op het ontwerp Welkom Wierden van Movares.

2.4.3 Stedenbouwkundige visie Welkom Wierden

Het plan bestaat uit vier hoofdbestanddelen:

  • 1. Herinrichting en kwaliteitsverbetering Stationsplein
  • 2. Bebouwing
  • 3. Openbare ruimte
    • a. park
    • b. buitenruimte
  • 4. Optimale bereikbaarheid en oriëntatie

De belangrijkste randvoorwaarden en opgaves van de vier delen worden hieronder toegelicht.

1. Herinrichting en kwaliteitsverbetering Stationsplein

Randvoorwaarden

  • Het Stationsplein wordt ingericht volgens het principe van 'shared space';
  • De met het station samenhangende functies worden in de zone parallel aan het spoor gerealiseerd;
  • Er worden duurzame bestratingsmaterialen en straatmeubilair met een warme uitstraling toegepast;
  • Sociale veiligheid door woningen en publieksfuncties aan het plein.

Opgave

  • Het aanbrengen van een groene en dorpse sfeer door de menselijke maat van het plein;
  • Bestaande volgroeide bomen worden zoveel mogelijk ingepast en met nieuwe aangevuld;
  • Hoogwaardig ontwerp van de buitenruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0004.png"

Afbeelding 4 Stedenbouwkundige visie Welkom Wierden

2. Bebouwing

Randvoorwaarden

  • In het plangebied worden maximaal 80 woningen gebouwd;
  • In de begane grondlaag van het bouwblok aan het Stationsplein worden bij voorkeur publieksfuncties gerealiseerd;
  • De woningen worden in de aangegeven bebouwingsvlakken gerealiseerd;
  • De maximale bebouwingshoogte bedraagt 4 bouwlagen;
  • Binnen het plangebied wordt voorzien in de parkeerbehoefte van de woningen conform de geldende parkeernormen (ASVV CROW);
  • In het plangebied worden in de openbare ruimte maximaal 30 parkeerplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de woningen. De resterende benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd;
  • De woningen hebben een duidelijke voor- en achterzijde. De voorzijden zijn op de aanliggende openbare ruimte georiënteerd;
  • Tuinen bij woningen bevinden zich aan de (privé)achterzijde van de woningen;
  • Buitenruimten bij appartementen worden binnen de rooilijn gerealiseerd.

Opgave

  • De bebouwing sluit aan bij de dorpse sfeer van de omgeving. Dit komt tot uiting in verticale geleding van de woningen, het al niet toepassen van kappen en het materiaalgebruik (bij voorkeur baksteen).


3. Openbare ruimte

Randvoorwaarden

  • Het park krijgt een groene inrichting en is openbaar toegankelijk vanuit verschillende toevoerwegen en –paden;
  • In het ontwerp is een zichtas op de kerktoren aan de Stationsstraat aanwezig van de aanwezige gedenkplaats in de richting van de toren. In de zichtas worden over de gehele lengte van het park geen bomen gesitueerd;
  • Aan de westzijde van het park wordt een ontsluitingstraat voor bestemmingsverkeer aangebracht ter ontsluiting van aan het park gelegen woningen en de parkeerplaats langs het spoor (aan de noordzijde van het plangebied). Deze straat is niet breder dan strikt noodzakelijk;
  • In het park worden wandelpaden aangelegd die aansluiten op de omgeving;
  • In het noordelijk deel van het park wordt een gedenkplaats voor de monumenten ingepast in het ontwerp.

Opgave

  • Het park wordt doorsneden door de Spoorstraat en de nieuwe fietsverbinding tussen Stationsstraat en Dikkensweg. De barrièrewerking van deze verbindingen voor het park dient te worden geminimaliseerd;
  • Bestaand groen in de vorm van volgroeide bomen worden geïnventariseerd en zoveel mogelijk opgenomen in het groenontwerp;
  • Toepassen van duurzame bestratingsmaterialen en straat- en parkmeubilair met een warme uitstraling, overeenkomstig het Stationsplein;
  • Sociale veiligheid door volodende verlichting van paden en parkeerplaatsen.

4. Optimale bereikbaarheid en oriëntatie

Randvoorwaarden

  • Auto
  • nieuw tracé Spoorstraat tussen Stationsplein en Dikkensweg;
  • aanpassing aansluiting op rotonde;
  • onderdeel van shared space op Stationsplein;
  • P&R verplaatst naar zone tussen spoorbaan en Spoorstraat (ten westen van station).
  • Fiets
  • onderdeel van shared space op Stationsplein;
  • nieuwe directe verbinding tussen Stationsstraat en Dikkensweg.
  • Voetganger
  • voetpaden langs de wegen;
  • logische routes van en naar station op het Stationsplein;
  • wandelroutes en verblijf op Stationsplein en in park.

Opgave

  • De oriëntatie van en naar het station staat in het plan voorop;
  • Het plan voorziet in logisch verloop van de verschillende verkeersroutes;
  • De routes zijn veilig en voldoen aan de gebruikelijke richtlijnen voor ontwerp van wegen;
  • De aansluiting van de Spoorstraat op de Dikkensweg wordt geoptimaliseerd;
  • De aansluiting van de nieuwe fietsroute op de Spoorstraat wordt in het ontwerp van deze aansluiting betrokken. Een veilige oversteek die voldoet aan ontwerprichtlijnen staat voorop.

2.4.4 Aanbestedingsprocedure

Vervolgens heeft een selectieprocedure plaatsgehad. Binnen de randvoorwaarden uit de stedenbouwkundige visie 'Welkom Wierden' hebben drie partijen een inrichtingsplan voor het Stationsplein ingediend. Nijhuis Bouw BV heeft de selectie met een ontwerp van IAA Architecten gewonnen. In hoofdstuk 5 wordt dit inrichtingsplan nader toegelicht.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover relevant, de rijks-, provinciale- en gemeentelijke beleidsnota's. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor het plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid wordt in het bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald naar de verbeelding en de regels.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft de rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijk en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door het Rijk worden ingezet. De huidige financiële kaders zijn randvoorwaardelijk voor de concrete invulling van de rijksambities. Verschillende nationale belangen kennen een juridische doorwerking welke zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, ook bekend als AMvB Ruimte).

De structuurvisie bepaalt de ambities voor Nederland in 2040. Deze hebben betrekking op de concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van/in Nederland. Voor deze 3 rijksdoelen worden 13 onderwerpen van nationaal belang genoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor zij verantwoordelijk is en waarop het resultaat wil boeken. De benoemde nationale belangen zijn:

  • 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • 7. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Het project Stationsplein raakt geen nationaal belangen.

3.1.2 Natuurbeschermingswet

Vanaf oktober 2005 vindt de gebiedsbescherming in Nederland plaats via de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet kent de volgende beschermde gebieden:

  • De Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde natuurmonumenten (voorheen (staats)natuurmonumenten);
  • De Ecologische Hoofdstructuur.

Natura 2000-gebieden

Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er voor projecten en handelingen geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, mag optreden. Binnen de Natura 2000-gebieden zijn de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied te onderscheiden.

De Vogelrichtlijn (vastgesteld in 1979) is een regeling van de Europese Unie (EU) die tot doel heeft alle in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De lidstaten van de EU zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Europese Habitatrichtlijn (vastgesteld in 1992) beoogt de biologische diversiteit te waarborgen door het instandhouden van de (half)natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en natuurlijke habitats. Hiervoor zijn eveneens speciale beschermingszones aangemeld.

Het Wierdense Veld is als voormalig hoogveengebied aangemeld volgens de Habitatrichtlijn. Het Wierdense Veld is een restant van een ooit uitgestrekt veenlandschap in Twente. Het gebied is grotendeels afgegraven voor de turf. Het is begroeid met vochtige heide en enkele berkenbosjes. Binnen het hoogveen is het dekzandreliëf plaatselijk zo sterk en uitgesproken dat op dekzandruggen droge heide voorkomt. Op de lage delen zijn enkele met water gevulde veenputten.

Daarnaast zijn de Sallandse Heuvelrug en de Borkeld, die in de buurt van de gemeente liggen, aangewezen als speciale beschermingszone in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn, respectievelijk de Habitatrichtlijn. Vanwege de externe werking van de Vogel- en Habitatrichtlijn moet hiermee rekening worden gehouden in de planvorming. De aanwijzing van de Sallandse Heuvelrug als Vogelrichtlijngebied heeft betrekking op het voorkomen van broedvogels zoals de korhoen, nachtzwaluw en roodborsttapuit. De Sallandse Heuvelrug is aangemeld volgens de Habitatrichtlijn vanwege het voorkomende habitattype Droge Europese Heide. De Borkeld is aangewezen vanwege het voorkomen van Noord-Atlantische vochtige heide met Erica tetralix, Droge Europese Heide en Juniperus communis-formaties in heide of kalkgrasland.

Beschermde natuurmonumenten

Beschermde natuurmonumenten hebben als doel gebieden met een natuurwetenschappelijke of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. Het kan gaan om gebieden met zeldzame plant- en/of diersoorten, maar ook om gebieden die door hun ontstaansgeschiedenis, bodembouw of landschappelijke schoonheid waardevol zijn. Er zijn in (de buurt van) de gemeente Wierden geen beschermde natuurmonumenten aangewezen.

Ecologische Hoofdstructuur

Uitgangspunt van de Ecologische Hoofdstructuur is duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van een zo groot mogelijke verscheidenheid van de in het wild levende dieren- en plantensoorten als wel elementen van ecosystemen. De Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit een groot aantal natuurgebieden. Om deze natuurgebieden te verbinden tot een samenhangend geheel worden er ook nieuwe natuurgebieden en (robuuste) verbindingszones ontwikkeld.

De provincie Overijssel heeft de natuurwaarden in Overijssel begrensd in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De PEHS bestaat uit de bestaande wateren, natuur- en bosgebieden, te ontwikkelen natuurgebieden, beheersgebieden, verbindingszones en afrondingsgebieden. Onder meer het Wierdense Veld, het Reggedal en het Notterveld liggen binnen de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Uitgangspunt is het handhaven van rust en het tegengaan van verstoring en versnippering door het weren van grootschalige nieuwe ontwikkelingen in de PEHS.

Het Stationsplein ligt niet in de nabijheid van een Vogel - en/of Habitatrichtlijngebied. Ook is het plangebied niet gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur.

3.1.3 Waterbeheer 21e eeuw (WB21)

Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Deze Europese richtlijn streeft naar duurzame en robuuste watersystemen en is gericht op zowel oppervlaktewater als grondwater. De KRW gaat uit van standstill: de ecologische en chemische toestand van het grond- en oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt".

In de periode tot 2009 worden de ecologische doelen voor waterlichamen opgesteld en vastgesteld. De doelen moeten in 2015 gerealiseerd zijn. Doelen mogen onder bepaalde voorwaarden ook later gehaald worden of worden verlaagd. Voor beschermde gebieden (onder andere zwemwateren, vogel- en habitatrichtlijngebieden) kan echter niet van de deadline van 2015 worden afgeweken. Hoewel de uiteindelijke chemische normen en ecologische doelstellingen nu nog niet bekend zijn, is de verwachting dat aanscherping van huidige maatregelen genomen door gemeente en andere partijen nodig zal zijn ('tandje erbij'). Het stroomgebiedbeheersplan Rijn-Oost bepaalt de KRW-maatregelen die in de eerste beheersfase tot 2015 worden getroffen.

Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat ten behoeve van de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren dient te worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel zijn op 1 juli 2009 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het Streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. In de Omgevingsverordening zijn instructies opgenomen ten aanzien van de inhoud van de juridisch-planologische documenten. In deze paragraaf komt als eerste de visie aan bod en daarna de verordening.

Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie is opgesteld in het licht van diverse ontwikkelingen die in de provincie Overijssel gaande zijn. Deze ontwikkelingen spelen op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hierbij is sprake van:

  • een afname van de groei en verandering van de samenstelling van de bevolking;
  • een afname van de werkgelegenheid met 10% tot een groei van 20%;
  • een stijgende vraag naar woningen tot 2030, vooral in de grote steden;
  • een toename van de mobiliteit tot 2040. Het goederenvervoer stijgt daarbij sneller dan het personenvervoer.

De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren, met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. De leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie Overijssel willen ondernemen (ruimtelijke kwaliteit). De opgave voor de komende jaren ligt vooral in het waarborgen van een goede afstemming tussen vraag en aanbod, gerelateerd aan de verschillende doelgroepen. Naast een kwantitatieve opgave is dit, gelet op de sterk veranderende bevolkingsontwikkeling, een aanzienlijke kwalitatieve opgave. De woonmilieus moeten flexibel zijn en worden afgestemd op de eisen en wensen van de toekomstige bewoners.

In de Omgevingsvisie is een uitvoeringsmodel ontwikkeld voor het sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid waarbij voor de toelaatbaarheid van nieuwe ruimtelijke plannen drie stappen worden onderscheiden. Hieronder wordt het plangebied Stationsplein aan de hand van het uitvoeringsmodel beoordeeld.

1. Generieke beleidskeuzes

In de eerste stap dient de keuze te worden gemaakt of de ontwikkeling nodig dan wel mogelijk is. Hierbij moet worden getoetst aan de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (SER-ladder) en grondwaterbescherming. In de Omgevingsvisie is aangegeven dat voor gebiedsontwikkelingen op het gebied van woningbouw, bedrijfslocaties en toeristische en recreatieve voorzieningen de zogenaamde SER-ladder moet worden doorlopen. Hierbij worden ruimtelijke keuzes op de volgende wijze gemaakt:

  • gebruik eerst de ruimte die al beschikbaar is of geschikt gemaakt kan worden (herstructurering);
  • vergroot daarbij de mogelijkheden door meervoudig ruimtegebruik;
  • leg dan pas nieuwe terreinen op basis van gebiedsgerichte aanpak en gebiedskenmerken.

Het plangebied betreft een herstructureringslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt optimaal voldaan aan het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Verder ligt het plangebied niet in een grondwaterbeschermingsgebied.

2. Ontwikkelingsperspectieven

De tweede stap is de toets van de beoogde ontwikkeling aan de ontwikkelingsperspectieven voor het plangebied. Voor het plangebied Stationsplein wordt het volgende ontwikkelingsperspectief genoemd: dorpen en kernen als veelzijdige woonmilieus met nadere aanduiding: bebouwing. De voorgenomen plannen passen binnen deze ontwikkelingsrichting.

3. Gebiedskenmerken

De derde en laatste stap is de toets van deze ontwikkeling aan de gebiedskenmerken en stelt de vraag aan de orde hoe de ontwikkeling op een goede wijze kan worden ingepast. Bij de gebiedskenmerken wordt onderscheid gemaakt in normatieve en richtinggevende uitspraken. Voor het Stationsplein zijn de volgende gebiedskenmerken van toepassing:

  • Natuurlijke laag: dekzandvlakte;
  • Laag van agrarisch cultuurlandschap: essenlandschap;
  • Stedelijke laag: westelijk deel plangebied bebouwingsschil 1900-1955 en oostelijk deel plangebied woonwijken 1955-nu;
  • Lust- en leisurelaag: geen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0005.jpg"

Afbeelding 5. Ontwikkelingsperspectieven

Aangezien het al bestaand stedelijk gebied is, worden de kenmerken van de natuurlijke laag en de laag van het agrarisch cultuurlandschap eigenlijk niet meer beleefd. Deze lagen zijn daarom buiten beschouwing gelaten. Alleen de stedelijke laag is beoordeeld. Voor de bebouwingsschil 1900-1955 wordt als richtinggevende uitspraak gedaan: 'Als herstructurering, inbreiding en toevoeging van bebouwing plaats vinden in de individueel ontwikkelde stadswijken van de bebouwingsschil 1900-1955, dan dragen deze bij aan behoud, versterking en vernieuwing van de individuele bebouwing met een eigen karakter en uitstraling. Ontwikkelingen voegen zich in maat, schaal en ritme naar de omliggende omgeving'. Voor de woonwijken 1955-nu wordt als richtinggevende uitspraak gedaan: 'Als ontwikkelingen plaats vinden in de naoorlogse woonwijken, dan voegt nieuwe bebouwing zich in de aard, maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van o.a. wooneenheden en parken), maar is als onderdeel daarvan wel herkenbaar. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp'.

De nieuwe bebouwing in het plangebied Stationsplein hebben door de architectuur en uitstraling een eigen karakter. Qua maatvoering en hoogte is de bebouwing afgestemd op de omgeving. In het inrichtingsplan voor het plangebied is de stedenbouwkundige structuur en de inrichting van de openbare ruimte (groen en verkeer) nauwkeurig op elkaar afgestemd. De plannen voor het Stationsplein worden daarmee als passend beschouwd binnen de Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening

De wijze waarop aan het beleid uit de Omgevingsvisie uitvoering moet worden gegeven is vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening heeft de status van:

  • ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1 Wet ruimtelijke ordening;
  • milieuverordening in de zin van artikel 1.2 Wet milieubeheer;
  • waterverordening in de zin van de Waterwet;
  • verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.

De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van voorschriften. In veel voorschriften is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. In de Omgevingsverordening moet elk inhoudelijk thema geregeld zijn, waar de provincie de mogelijkheid op wil hebben om juridische instrumenten in te kunnen zetten. Het inzetten van juridische instrumenten vindt plaats op basis van de interventieladder. In de Omgevingsverordening zijn geen voorschriften opgesteld die betrekking hebben op de voorgenomen ontwikkeling aangezien het een consoliderend plan betreft, waarin geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan ligt vanwege het consoliderend karakter in lijn met het beleid, zoals dit is opgenomen in de Omgevingvisie en Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Wierden

De structuurvisie Wierden is opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente Wierden en betreft de periode tot 2030. De structuurvisie vormt het toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven. Bestemmingsplannen en projectbesluiten moeten getoetst worden aan de structuurvisie. De structuurvisie is op 5 oktober 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.

Ambitieniveau

De gemeente Wierden zet in op de verdere uitwerking van de lijnen die zijn uitgezet in de Ontwikkelingsvisie 2005. De ambitie van de gemeente is “een actieve en zelfbewuste gemeente zijn, die kwaliteit hoog in het vaandel heeft en die onderneemt”. Over 20 jaar is de gemeente nog meer een groene, ondernemende, recreatieve gemeente met (deels) stedelijke trekjes en een hele mooie woon- en leefomgeving. Waar nodig wordt samengewerkt met andere gemeenten of andere overheden. Er wordt aansluiting gezocht bij de Omgevingsvisie Overijssel. Rode draden in de Omgevingsvisie Overijssel vormen duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.

Centrale waarden

De gemeente Wierden ontleent haar identiteit aan haar ligging op het overgangsgebied tussen de Sallandse Heuvelrug en het Twentse landgoederenlandschap, op de kruising van snelwegen en spoorlijnen, doorsneden door de Regge en dichtbij de Twentse steden. De identiteit kan kort worden samengevat als een gemeente die verbindt. Het gaat daarbij om verschillende soorten verbindingen en verbindingen op verschillende niveaus. Gemeente Wierden verbindt:

  • Stad en land
  • Wonen, werken en recreëren (kruispunt van snelwegen en spoorlijnen)
  • Landschapstypen

In de onderstaande figuur zijn de kernkwaliteiten van deze identiteit schematisch weergegeven. Op basis van de kernkwaliteiten komen de centrale waarden van de gemeente Wierden naar voren. Ook deze zijn in de figuur weergegeven.

Kernkwaliteiten en centrale waarden gemeente Wierden

Het versterken van de centrale waarden vormt de basis voor de toekomstige ontwikkeling van Wierden. Kiezen voor deze waarden betekent kiezen voor een duidelijke identiteit. Het verder ontwikkelen van deze identiteit vormt dan ook het vertrekpunt voor de visie op de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkeling van Wierden en aanknopingspunten voor de uitwerking in projecten en beleidsthema’s.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0006.png"

Afbeelding 6. Kernkwaliteiten

Deelgebiedsvisies

De visie is meer in detail uitgewerkt voor een drietal deelgebieden. Voor de kern Wierden is de volgende visie opgesteld: De kern Wierden kent het meest stedelijke karakter van de deelgebieden. Wierden is dan ook verder ontwikkeld als een aantrekkelijke woonkern voor jong en oud met voldoende en diverse voorzieningen op het gebied van sport en cultuur, welzijn en zorg en een gevarieerd winkelaanbod. Voor plaatselijke bedrijven is er ruimte op de diverse opgeknapte bedrijventerreinen en het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein De Weuste-Noord. Wierden is nog beter bereikbaar en zet in op het verbeteren van de kwaliteit van de stadsrandzones.

De herontwikkeling van het Stationsplein past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie.

3.3.2 Welstandsnota

Eén van de instrumenten die het gemeentebestuur heeft om een actief beleid te voeren om de kwaliteit van de leefomgeving te bevorderen, is het welstandstoezicht. Het welstandstoezicht gebeurt op basis van het door de gemeenteraad vastgestelde beleid. Via haar welstandsnota wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving duurzaam bevorderen. Hiervoor zijn verschillende criteria ontwikkeld die bij de welstandsbeoordeling van een bouwplan een rol spelen.

Het welstandsbeleid van de gemeente Wierden is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Door het opstellen van een welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten. Het welstandsbeleid in de gemeente Wierden kent algemene en gebiedsgerichte welstandscriteria.

Het grootste deel van het plangebied ligt in deelgebied 19 'Bijzondere bebouwing'. In deze gebieden gaat het om gebouwen die afwijken van hun omgeving door hun specifieke uitstraling en functie. Aangezien het hier om individuele bebouwing gaat, zijn er geen algemene kenmerken te geven. Ieder gebouw is geheel anders van vorm, materiaal, kleur en functie. De geldende welstandscriteria geven weinig garantie dat bij herontwikkeling de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit wordt behaald.

Alleen het noordwestelijke puntje van het plangebied ligt in deelgebied 8 'Historische kern Wierden'. Het bebouwingsbeeld is zeer afwisselend en er is een grote variatie in maat en schaal. Daarnaast is er variatie in de stijl en de tijd van ontstaan van de bebouwing. Historisch waardevolle bebouwing in het dorpscentrum is bijna niet meer aanwezig.

Om ervoor te zorgen dat een samenhangende stedenbouwkundige structuur en architectuur in het plangebied wordt gerealiseerd, is besloten een specifiek beeldkwaliteitsplan voor het Stationsplein op te stellen. Na vaststelling door de gemeenteraad treedt het beeldkwaliteitsplan in de plaats van de welstandsnota.

3.3.3 Beeldkwaliteitsplan Stationsomgeving Wierden

Voor de stationsomgeving is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Nieuwe bebouwing in het gebied moet voldoen aan de criteria zoals die in het beeldkwaliteitsplan worden genoemd. De toetsing gebeurt door Het Oversticht. Doel van het beeldkwaliteitsplan is om de ontwikkeling van deze locatie de komende jaren in samenhang te laten gebeuren.

Voor de drie gebouwen De Schakel, Pleinzicht en Tolhuis zijn afzonderlijke welstandscriteria opgesteld. Daarnaast zijn aparte welstandscriteria over reclame opgenomen die voor alle gebouwen gelden. De drie gebouwen vormen samen een ensemble. Ze moeten passen in de schaal van Wierden, waardoor er voor alle bouwblokken is gekozen deze op te delen in kleinere segmenten (verticale geleding). Elk segment kan een eigen karakter en uitstraling krijgen. Hieronder wordt kort ingegaan op deze vier onderdelen. Vervolgens komen de criteria voor de openbare ruimte aan de orde, waarbij wordt ingegaan op de bestrating, het groen en de elementen.

A. De Schakel

Het gebouw vormt met de gebogen gevel een duidelijk gezicht naar het nieuw te vormen Stationsplein. De hoofdelementen bestaan uit een horizontale geleding van een plint, een middengedeelte en een toplaag. De overige gevels aan de Spoorstraat en plantsoen worden gecombineerd met het 'losse pandjes' principe. Het gebouw heeft gedeeltelijk 4 en 3 bouwlagen.

B. Pleinzicht

Het gebouw wordt alzijdig ontworpen. De noordzijde is geluidsbelast en daarmee geschikt als entree-zijde. Het gebouw wordt geleed in verschillende segmenten die ogen als zelfstandige bouwblokken ('losse pandjes' principe). Het gebouw heeft maximaal 4 bouwlagen. Verder moet de verticale ritmiek van de gevel worden benadrukt en moeten afwisselend platte daken en kappen worden toegepast.

C. Tolhuis

Het gebouw moet alzijdig worden ontworpen. De noordzijde is geluidsbelast en daarmee geschikt voor algemene functies (hoofdentree). Ook hier moet het 'losse pandjes' principe worden toegepast, zodat de verschillende elementen als zelfstandige bouwblokken ogen. Dit moet in de materialisering en detaillering doorwerken. Het gebouw heeft maximaal 3 bouwlagen. De verticale ritmiek van de gevel wordt benadrukt en er worden afwisselend platte daken of kappen toegepast.

D. Algemeen (reclame)

Een reclame-uiting dient qua plaatsing, vormgeving, materiaalgebruik, kleurstelling, typografie, detaillering en aanlichten aan te sluiten bij het pand en de omgeving. Er mogen geen lichtbakken, knipperende/bewegende reclame, beplating of andere grote reclame-uitingen worden gebruikt.

Openbare ruimte

Er worden verschillende soorten terreinverharding met specifieke kantafsluitingen en opsluitbanden toegepast:

  • De rijbaan wordt voorzien van gebakken klinkers met een roodschakering;
  • Het plein krijgt gebakken klinkers en wordt begrensd door een betonnen rand;
  • De trottoirs worden voorzien van een grijze betontegel in het formaat 20x40 cm in een Klezoorverband;
  • Het wandelpad door het park wordt voorzien van een halfverharding in een geelbruine tint;
  • De privé parkeerplaatsen worden uitgevoerd in betonklinkers.

Het groen bestaat uit gras gedeeltelijk voorzien van voorjaarsbollen, een vaste plantenborder langs het wandelpad langs de gebouwen en door het park, een border van vaste planten en heesters langs de zuidoostrand van het zwembad en een haagbeuk om de privé parkeerplaatsen.

Uitgangspunt is dat de bestaande bomen zoveel mogelijk worden gehandhaafd en waar mogelijk worden aangevuld met nieuwe bomen. Op het Stationsplein wordt geïnvesteerd in een aantal hoogwaardige voorzieningen. Er worden twee boomeilanden aangelegd. Daarnaast worden er drie zitelementen geplaatst, elk bestaande uit twee chique banken. De twee monumenten krijgen een nieuwe plek en er wordt een jeu de boulesbaan aangelegd.

Het beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 1.

3.3.4 Geluidbeleid

De mate waarin het geluid het (woon)milieu mag belasten is geregeld in verschillende wetten en regelingen. Afhankelijk van de bron en regeling gelden er voorkeursgrenswaarden, streefwaarden of maximale grenswaarden voor geluidgevoelige functies. Bij plannen waarbij geluidgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, is akoestisch onderzoek nodig indien het plangebied binnen de onderzoekszone van geluidsbronnen (weg, spoor, industrie) is gelegen.

De gemeente Wierden start voor nieuwe ontwikkelingen in het plangebied een zelfstandige planologische procedure op. Er moet dan rekening worden gehouden met het gebiedsgericht geluidsbeleid van de gemeente Wierden. Op basis van het functioneel gebruik van de ruimte is de gemeente Wierden onderverdeeld in een negental gebieden:

  • natuur- en extensiveringsgebied;
  • landbouwontwikkelingsgebied;
  • verwevingsgebied;
  • woonwijk;
  • centrum;
  • historisch lint;
  • woon-werkgebied;
  • bedrijventerrein;
  • industrieterrein.

Voor ieder gebied is in het geluidsbeleid voor de thema's bedrijven en verkeer een passende geluidskwaliteit opgenomen. De geluidskwaliteit geeft aan wat de ambitie is voor dat gebied. Daarnaast geeft de ambitietabel ook aan indien dit noodzakelijk is waar de ruimte zit voor mogelijke afwijkingen van de ambitie (bovengrens).

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0007.png"

Figuur 1. Geluidsklasse

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0008.png"

Figuur 2. Gebiedstypering

De nota geluidsbeleid en de hierbij behorende nota hogere grenswaarden van de gemeente Wierden schept het lokale geluidbeleid kader, vormt uitgangspunt voor een eventuele hogere waarden afweging en schetst de voorwaarden en criteria waaraan getoetst wordt.

Op grond van de gebiedstypenkaart ligt het Stationsplein in het gebiedstype 'centrum'. Hier geldt een ambitie van 44-48 dB en een bovengrens van 59-63 dB. Als de ambitiewaarde niet gehaald kan worden, moet worden gecompenseerd. Hierbij dient eerst te worden gekeken welke compensatie op akoestisch gebied kan worden behaald. Als niet op akoestisch gebied kan worden gecompenseerd, moet compensatie worden gezocht in bijvoorbeeld extra groen, situering van geluidgevoelige ruimtes aan luwe zijde etc. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op het akoestisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0009.png"

Afbeelding 7. Gebiedstypenkaart

3.3.5 Klimaatbeleid

De rijksoverheid heeft voor de klimaatproblematiek de volgende doelstellingen geformuleerd:

  • 2% energiebesparing per jaar;
  • 20% duurzame energie in 2020;
  • 30% reductie broeikasgassen in 2030.

In 2007 hebben het ministerie van VROM en de VNG een klimaatakkoord getekend, waarbij de gemeenten deze doelstellingen onderschrijven. De kern van het akkoord is dat gemeenten en Rijk een gezamenlijke inspanning leveren voor een schoner, duurzamer en zuiniger Nederland. Er zijn afspraken vastgelegd over maatregelen op een aantal terreinen: duurzame overheid, duurzame energieproductie, schone en zuinige mobiliteit, energiezuinige gebouwde omgeving, duurzame (agrarische) bedrijven en klimaatbestendige leefomgeving. De gemeente Wierden is bezig met het ontwikkelen van een eigen energiebeleid, in het kader hiervan is een aanvraag ingediend bij de doeluitkering ‘Stimulering Lokale Klimaatinitiatieven’ (SLOK).

3.3.6 Beleidsnota Archeologie

Het gemeentelijke archeologiebeleid staat beschreven in de Beleidsnota Archeologie die door de gemeenteraad op 5 oktober 2010 is vastgesteld. Voor de hele gemeente is onderzoek verricht om inzicht te krijgen in de aanwezige archeologische waarden én in de kans dat archeologische resten in de ondergrond aanwezig zijn. Op basis van het archeologisch onderzoek is een verwachtingskaart opgesteld. Aan de op kaart voorkomende verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. De verwachtingskaart kan worden gebruikt voor toetsing van ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Doel van de verwachtingskaart is dat deze met bijbehorende bestemmingen en regels in de gemeentelijke structuurvisies en bestemmingsplannen wordt overgenomen. De juridische bescherming wordt geregeld in de bestemmingsplanregels. Er zijn drie verschillende categorieën:

  • 1. Beschermd archeologisch monument

Deze terreinen zijn op grond van de Monumentenwet 1988 aangewezen als beschermd archeologisch monument. Het beschermingsregime voor deze terreinen staat geheel los van het bestemmingsplan. Wel moeten deze terreinen opgenomen worden op de verbeelding. De gemeente Wierden heeft 6 terreinen van zeer hoge archeologische waarde beschermd.

  • 2. Archeologisch waardevol gebied

Dit zijn terreinen die staan op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) van Overijssel. In deze terreinen zijn archeologische waarden vastgesteld. Voor deze terreinen geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Binnen de gemeente Wierden zijn 23 van dergelijke terreinen aanwezig. Deze terreinen hebben allemaal een hoge archeologische waarde.

  • 3. Archeologisch onderzoeksgebied

Voor deze gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden. Ontheffing voor ontwikkelingen in het buitengebied ligt voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 10 ha, voor gebieden met een middelhoge en hoge verwachting op 5.000 m², respectievelijk 2.500 m². Bij plannen binnen de bebouwde kom geldt een ontheffing voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde op 5 ha, voor gebieden met een middelhoge verwachting kleiner dan 250 m² en gebieden met hoge verwachting kleiner dan 100 m².

Deze ontheffingen gelden niet wanneer een plangebied binnen een straal van 50 meter van een AMK-terrein of archeologische waarneming ligt.

3.3.7 Handhavingsbeleid

In augustus 2010 is het Handhavingsbeleidsplan Ruimtelijke Ordening door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. In het handhavingsbeleidsplan staat beschreven hoe wordt omgegaan met aan het licht gekomen handhavingszaken die te maken hebben met ruimtelijke ordening. In het beleidsplan wordt beschreven welke instrumenten er bij handhavend optreden tot de beschikking staan en hoe deze worden ingezet. Globaal wordt er een indeling gemaakt van voorkomende handhavingszaken en de prioriteit die daar door Wierden aan wordt toegekend. Vooral het toekennen van prioriteiten is een belangrijk onderdeel van dit beleid. Op basis hiervan worden keuzes gemaakt in de volgorde van het oppakken van handhavingszaken.

3.3.8 Beleid beroep aan huis

In deze beleidsregel wordt het gemeentelijk beleid ten aanzien van beroep en bedrijf aan huis beschreven. Ten opzichte van het voorheen geldende beleid, is het nu ook mogelijk een bedrijf aan huis te starten. In de praktijk bleek het onderscheid tussen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten moeilijk te maken. Daarnaast is de kleinschaligheid en de ruimtelijke uitstraling van een beroep en bedrijf aan huis belangrijker dan het onderscheid daartussen.

Aan een beroep of bedrijf aan huis worden onderstaande voorwaarden gesteld. Er wordt onderscheid gemaakt in voorwaarden ten aanzien van het beroep/bedrijf, de woning en de woonomgeving.

Voorwaarden beroep/bedrijf

  • De beroepsmatige activiteiten moeten in een bureau, kantoor of praktijkruimte worden verricht. Deze ruimte mag privé worden gebruikt wanneer deze een onderdeel van de woning cq het bijgebouw vormt;
  • Het beroep mag niet vallen onder de detailhandelssector. Ook zijn geen café-/restaurant- en/of prostitutieactiviteiten toegestaan;
  • Er worden geen activiteiten toegestaan die volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ worden aangemerkt als categorie 2 of hoger. Verder mogen de activiteiten niet milieuvergunningsplichtig zijn;
  • Diegene die het beroep aan huis gaat uitoefenen moet bij de gemeente staan ingeschreven als bewoner/bewoonster van het pand en daar ook daadwerkelijk wonen.

Voorwaarden woning

  • De beroepsactiviteiten zijn ondergeschikt aan de woonfunctie. De woonfunctie blijft in ruimtelijke, functionele en visuele zin primair;
  • Ten hoogste 35% van het vloeroppervlakte van de woning en aan/uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt voor het beroep/bedrijf aan huis tot een maximale oppervlakte van 50 m²;
  • Er mag geen sprake zijn van opslag danwel bedrijfsactiviteiten buiten de aangegeven ruimte;
  • Ten behoeve van de beroepsactiviteiten mag de woning/het bijgebouw worden verbouwd. De verbouwing moet voldoen aan de bouwregels/verbeelding uit het bestemmingsplan en er moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd;
  • Het te verbouwen deel ten behoeve van het beroep/bedrijf aan huis moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit en Bouwverordening (onder andere ventilatie, daglichttoetreding, brandveiligheid, parkeren);
  • Een reclame-/naambord mag niet verlicht zijn en niet groter zijn dan 0,5 m². Het bord moet dichtbij de voorgevel of de erfafscheiding worden geplaatst.

Voorwaarden woonomgeving

  • Het beroep aan huis mag geen afbreuk doen aan het woonmilieu in de buurt. De activiteit is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter in de omgeving;
  • Er mag geen onevenredige toename van verkeers- en parkeerdrukte plaatshebben.

3.3.9 Woonvisie en volkshuisvestingsbeleid

De gemeente Wierden kent aantrekkelijke dorpse woonmilieus. Ze biedt met deze woonmilieus een woonklimaat die bij veel groepen op de woningmarkt in trek is. De gemeente wil in de komende jaren die aantrekkelijkheid voor alle groepen behouden en waar mogelijk versterken. Recente demografische cijfers laten zien dat de bevolkingsgroei de komende jaren stagneert. Kwantitatieve groei is niet meer dé dominante richting; er zal meer moeten worden ingespeeld op kwaliteit. De bevolking- en huishoudensamenstelling verandert; de bevolking telt steeds minder jongeren en meer ouderen. Op deze ontwikkelingen wil de gemeente Wierden tijdig inspelen onder meer door het uitzetten van een duidelijke koers ten aanzien van woonkwaliteit en een gedifferentieerd woningaanbod voor verschillende groepen.

Om de daad bij het woord te voegen heeft de gemeente Wierden recent haar beleidskader wonen bijgesteld. Op 27 april 2010 heeft de gemeenteraad dit beleidskader in de vorm van de gemeentelijke Woonvisie "Nieuwe dynamiek in wonen" vastgesteld. Deze beleidsomslag is echter niet van vandaag op morgen realiteit. Vanuit het bestaande beleid zijn ontwikkelingen ingezet die nog tot bloei moeten komen. De gemeente wil haalbaar beleid neerzetten dat meer ruimte biedt voor de vraag van de woonconsument, en waarbij op een vloeiende wijze de omslag van beleid wordt gerealiseerd. Initiatieven vanuit het verleden krijgen dan ook de kans om tot ontwikkeling te komen, terwijl bij nieuwe ontwikkelingen het nieuwe beleid wordt ingezet. Zo wil de gemeente Wierden de dynamiek behouden en voorkomen dat wisselende inzichten leiden tot een situatie waarin elke ontwikkeling onmogelijk wordt.

In de door de gemeenteraad op 14 september 2010 vastgestelde Woonvisie is het plangebied Stationsplein opgenomen als kansrijke inbreidings- en herstructureringslocatie. Het is één van de speerpunten in het volkshuisvestingsbeleid.

3.3.10 Onderbouwing woningaantallen Stationsplein

In de gemeentelijke Woonvisie 2010 tot 2015 “Nieuwe dynamiek in Wonen” staat dat de gemeente Wierden in wil spelen op demografische ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen betekenen voor de komende jaren een stagnerende groei. De bevolkings- en huishoudenssamenstelling verandert: de bevolking telt steeds meer ouderen en minder jongeren.

De basis voor de Woonvisie lag in een woonwensenonderzoek uit 2009. Vanuit dit onderzoek zijn vraag en aanbod met elkaar geconfronteerd. Deze confrontatie gaf inzicht in mogelijke fricties op de Wierdense woningmarkt. Hierbij is uitgegaan van een situatie dat alle verhuisgeneigde huishoudens de komende vijf jaar ook daadwerkelijk zouden verhuizen naar de woning van hun keuze.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0010.png"

Figuur 3. Behoefte huurwoningen

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0011.png"

Figuur 4. Behoefte koopwoningen

Uitkomsten van de genoemde confrontatie waren onder andere:

  • Een potentieel tekort aan huurappartementen met lift > € 548,-;
  • Een potentieel tekort aan koopappartementen € 200.000,- en € 300.000,-.

Natuurlijk zullen niet alle verhuisgeneigde huishoudens tussen 2010 en 2015 ook echt verhuizen, maar de fricties geven wel een beeld van kansrijke segmenten en mogelijke toekomstige risico’s. Het mag ook duidelijk zijn dat niet alle plannen na 2009 met één pennenstreep zijn aangepast om in te spelen op de demografische ontwikkelingen. Net als de gemeente hebben ontwikkelaars en de Stichting Wonen Wierden Enter (SWWE) plannen naar voren gehaald, plannen uitgesteld of een fasering aangebracht. Gevolg van deze tijd van bezinning is dat de plannen die echt inspelen op de demografische ontwikkelingen op dit moment in uitvoering zijn en/of gaan. Een van de projecten binnen de gemeente Wierden die zowel inspeelt op de vraag naar huur- als koopappartementen is het project ‘Stationsplein’.

Het bouwprogramma voor het project ‘Stationsplein’ ziet er als volgt uit:

Fase 1 (2015-2016)

  • 21 sociale huurappartementen
  • 9 koopappartementen
  • 985 m² commerciële ruimte

Fase 2 (2017-2018)

  • 22 sociale huurappartementen
  • 15 koopappartementen

Deze ontwikkeling brengt een toevoeging met zich mee van 67 appartementen, waarbij het zwaartepunt op de sociale huurappartementen (43) ligt. Met de ontwikkeling van het Stationsplein wordt een mooie slag gemaakt in de kwalitatieve woonopgave van de gemeente Wierden. Omdat ook de openbare ruimte en de ondergrondse infrastructuur aangepakt worden, kan daar het begrip ruimtelijke kwaliteit aan toegevoegd worden. De appartementen binnen het Stationsplein zijn met name bedoeld voor de toenemende groep ouderen binnen de gemeente Wierden. Zowel de huur- als koopappartementen worden duurzaam (levensloopgeschikt, energielabel A) uitgevoerd.

In het woningbouwprogramma dat onderdeel uitmaakt van de Woonvisie zijn in de periode na 2015 voor het Stationsplein 40 woningen opgenomen. Maar omdat de totale ontwikkeling 67 appartementen behelst, is er een extra capaciteitstoevoeging van 27 woningen. Doordat andere projecten in de gemeente zijn gewijzigd of later worden uitgevoerd is er ruimte ontstaan voor deze toename met 27 woningen.

3.3.11 Visie Vrijetijdseconomie

Op 10 januari 2006 heeft de gemeenteraad de nota Toerisme vastgesteld. Deze nota was niet meer actueel. Daarom is samen met de toeristische sector een nieuwe nota/visie opgesteld. De gemeente Wierden wil de komende jaren het toeristisch-recreatieve product verder versterken in samenwerking met de ondernemers. Hiervoor is op 3 juli 2012 de Visie Vrijetijdseconomie door de gemeenteraad vastgesteld.

De gemeente heeft op toeristisch-recreatief gebied veel te bieden, waarbij de kernen Wierden en Enter elk hun eigen identiteit hebben. De omgeving kenmerkt zich door een bijzonder buitengebied, de rivier de Regge en een unieke ligging.

Als motto voor de visie wordt ingezet op het versterken van de poortfunctie van Wierden. Dit wordt gedaan door Wierden verder te ontwikkelen als Poort van Twente, maar ook door bezoekers te verleiden onze kernen te bezoeken. Basis daarvoor is een goed functionerend toeristisch-recreatief routenetwerk met voldoende rustpunten en horecavoorzieningen. Het bijzondere wordt belicht door bijzondere attracties, die ook uit tijdelijke voorzieningen en evenementen kunnen bestaan.

De strategische visie (deel 1) op vrijetijdseconomie in de gemeente Wierden vormt het kader voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen in de gemeente tot 2017. Hierin wordt ingegaan op de redenen om in te zetten op recreatie en toerisme, wat de trends en de ontwikkelingen binnen de branche zijn en wat het huidige beleid is. Ook is er aandacht besteed aan de leefstijlen van de verschillende doelgroepen, welke aansluit op de Recreantenatlas van de Recron.

Bij deze visie hoort een uitvoeringsprogramma met concrete projecten, waarmee de gemeente zelf en samen met de ondernemers aan de slag gaat. Hierin zijn 4 beleidslijnen genoemd:

  • 1. Wierden zet zich in voor aantrekkelijke dorpscentra:
    • a. Versterken uitstraling en beleving van de dorpskernen;
  • 2. Wierden versterkt de toeristisch-recreatieve potentie:
    • a. Versterken toeristische functie en belevingswaarde van recreatiepark het Lageveld;
    • b. Versterken toeristisch-recreatieve functie en belevingswaarde van de Regge;
    • c. Stimuleren van het dag- en verblijfsrecreatief aanbod in het buitengebied;
    • d. Zichtbaar maken recreatief aanbod cultuurhistorie;
    • e. Optimaliseren routegebonden recreatie en investeren in voorzieningen;
  • 3. Wierden zet in op verbetering van het organiserend vermogen:
    • a. Evenementenbeleid en evenementenorganisatie;
    • b. Stimuleren gastheerschap en ondernemerschap;
  • 4. Wierden zet in op een actieve marketing en promotie:
    • a. De toekomst van de VVV’s in Wierden en Enter: Twents gastheerschap;
    • b. Versterken van de positie van de Reggestreek binnen de Regio Twente.

Het uitvoeringsprogramma is niet bedoeld als vast stramien. In de praktijk zal blijken dat sommige projecten wel uitgevoerd kunnen worden en andere niet. Ook kunnen in de loop van de tijd nog nieuwe ideeën ontstaan en worden toegevoegd.

3.3.12 Kantorenvisie

De gemeente Wierden is bezig met het opstellen van een kantorenvisie. In deze kantorenvisie worden ook de mutaties van de oppervlakte aan kantoorruimte die is/wordt opgeheven naar nieuwe kantoorruimtes verder gemotiveerd. Op de locatie Almelosestraat 46 in Wierden (Countus) verdwijnt circa 1.200 m² aan kantoorruimte, omdat op deze locatie een dierenartsenpraktijk wordt gevestigd. Deze oppervlakte wordt ingezet voor het Stationsplein in Wierden.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden en onderzoek

4.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden. Verder zal in dit hoofdstuk aandacht worden besteed aan de diverse onderzoeksaspecten. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd.

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Hinder

Het aspect hinder is niet van toepassing. Het Stationsplein krijgt grotendeels een woonfunctie en gedeeltelijk een commerciële functie. Deze functies brengen geen hinder met zich mee voor de omgeving.

4.2.2 Bodem

Voor het plangebied Stationsplein is een historisch en verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Aveco de Bondt met de projectnaam 'Milieukundig bodemonderzoek Spoorstraat te Wierden' (projectnummer 131539, d.d. 16 januari 2014).

Zintuiglijke waarnemingen

In de bovengrond van de onderzoekslocatie zijn plaatselijk bijmengingen met puin en/of bakstenen aangetroffen. Ter plaatse van monsterpunt 12 is in de ondergrond (traject 50 – 100 cm-mv) een bijmenging met sintels aangetroffen. In de opgegraven grond ter plaatse van de gaten G04 en G05 zijn zintuiglijk asbestverdachte (plaat)materialen aangetroffen. Op het maaiveld zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen aangetroffen.

Grond

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek is gebleken dat de bovengrond plaatselijk licht verhoogde gehalten aan kwik, lood, PAK en PCB bevat. Voor geen van de onderzochte parameters wordt de interventiewaarde overschreden. In de zintuiglijk onverdachte ondergrond zijn geen van de onderzochte stoffen in verhoogde gehalten gemeten. In de aangetroffen asbestverdachte (plaat)materialen in de opgegraven grond is analytisch bevestigd dat de plaatmaterialen asbesthoudend zijn. In de grond (fijne fractie; ‘MM01’) is analytisch geen asbest aangetoond.

Grondwater

In het ondiepe grondwater van de onderzoekslocatie zijn plaatselijk licht verhoogde concentraties aan zware metalen, naftaleen en tetrachlooretheen gemeten. Voor geen van de onderzochte parameters wordt de interventiewaarde overschreden.

Aanbevelingen

Omdat asbest in de bodem is aangetoond dient formeel een nader asbestonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij bepaald kan worden of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

Verder wordt vanuit milieuhygiënisch oogpunt de bodem geschikt geacht voor het huidige gebruik en voorgenomen ontwikkeling van de projectlocatie.

Voor het volledige onderzoeksrapport wordt verwezen naar de bijlage.

4.2.3 Asbest

Aveco de Bondt heeft nader asbestonderzoek uitgevoerd op de locatie Spoorstraat te Wierden (kenmerk R-GTA/541, d.d. 20 augustus 2014). Aanleiding voor het onderzoek is het aantreffen van asbest in de grond ter plaatse van de locatie en in de grond nabij de locatie tijdens voorgaande bodemonderzoeken. Doel van het nader asbestonderzoek is het vaststellen of in de grond asbestgehalten voorkomen boven de 100 mg/kg.ds (interventiewaarde).

Terreindeel 1

In de grond van terreindeel 1 (tussen de Spoorstraat en het spoor, direct westelijk van de tunnel) is in één sleuf een asbestgehalte aangetoond welke de interventiewaarde overschrijdt (SL03: 487 mg/kg.ds gewogen). Dit gehalte wordt geheel gevormd door asbest in de visueel waarneembare fractie (> 16 mm). In de overige sleuven is geen asbest aangetoond. Conform de norm dient het gehele terreindeel als verontreinigd te worden beschouwd aangezien de onderzoeksresultaten duiden op een niet homogene ruimtelijke eenheid.

Terreindeel 2

In de grond van terreindeel 2 (tussen de tennisbanen en de openbare weg direct oostelijk van de tennisbanen) is in een drietal sleuven asbestverdacht materiaal aangetroffen. In de fijne fractie (< 16 mm) van de grond uit deze sleuven is geen asbest aangetoond. Voor dit terreindeel is een maximaal asbestgehalte berekend van 10,6 mg/kg.ds. Hierdoor is voor dit terreindeel geen sprake van een overschrijding van de interventiewaarde.

Conclusies en aanbevelingen

Terreindeel 1 dient gezien te worden als geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest. De asbestverontreiniging levert geen onaanvaardbare risico's op en hoeft daarom niet met spoed gesaneerd te worden. Op terreindeel 2 is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Aanbevolen wordt voorafgaand aan eventuele grondwerkzaamheden ter plaatse van terreindeel 1 een saneringsplan op te stellen voor de verwijdering van de asbestverontreiniging.

Voor het vollledige asbestonderzoek wordt verwezen naar bijlage 3.

4.2.4 Geluid

In beginsel heeft iedere (spoor)weg een geluidszone, maar dat geldt niet voor de volgende wegen:

  • wegen gelegen in een als woonerf aangeduid gebied;
  • wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur.

Daarnaast geldt een zonering rondom de zogenaamde grote lawaaimakers.

In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder (Wgh) is (in geval van zonering) de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen geluidsgevoelige objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een (spoor)weg of grote lawaaimaker.

Aveco de Bondt heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de heersende geluidbelastingen ter plaatse van de toekomstige woningen van het plan ter hoogte van het stationsgebied te Wierden (projectnummer 13.1539, d.d. 20 mei 2004).

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) wordt een akoestisch onderzoek verricht naar de te verwachten geluidbelastingen ten gevolge van het wegverkeers- en spoorweglawaai op de gevels van de nieuw te bouwen woningen. Omdat het stationsgebied een 30 km-zone betreft, is toetsing aan de Wet geluidhinder voor het wegverkeerslawaai niet van toepassing. Echter in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de geluidbelasting wel inzichtelijk gemaakt.

Op basis van het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:

  • Ten gevolge van de Spoorstraat wordt niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh voldaan ter plaatse van Blok A (Pleinzicht), B (De Schakel) en C (Het Tolhuis). De hoogste overschrijding bedraagt respectievelijk 3, 2 en 7 dB;
  • Ten gevolge van de Stationsstraat wordt voor Blok A en C aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh voldaan. Voor Blok B wordt niet voldaan waarbij de hoogste overschrijding 6 dB bedraagt;
  • Ten gevolge van de Noord Parallelweg wordt ter plaatse van Blok A, B en C aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh voldaan;
  • Ten gevolge van de Dikkensweg wordt voor Blok A en B aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh voldaan. Ter plaatse van Blok C wordt niet voldaan en bedraagt de hoogste overschrijding 4 dB;
  • Ten gevolge van de Anjelierstraat wordt voor Blok A, B en C aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh voldaan;
  • De hoogste gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai ter plaatse van Blok A, B en C bedraagt respectievelijk 61, 60 en 60 exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Er dienen geluidwerende voorzieningen bepaald te worden om aan het maximaal toelaatbare binnenniveau van 33 dB te kunnen voldoen;
  • Voor de Spoorstraat (Blok A, B en C), de Noord Parallelweg (Blok C) en de Dikkensweg (Blok C) wordt niet aan de ambitiewaarde wordt voldaan. Er wordt wel voldaan aan de bovengrens conform het geluidbeleid;
  • Ten gevolge van het spoorweglawaai wordt de voorkeurs- en maximaal toelaatbare grenswaarde van respectievelijk 55 en 68 dB overschreden. Daar waar de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden zullen, conform overleg met de opdrachtgever, dove gevels worden toegepast;
  • Voor Blok A wordt niet aan de ambitiewaarde en de bovengrens voldaan. Voor Blok B wordt aan de ambitiewaarde en bovengrens voldaan. Voor Blok C wordt ter plaatse van een aantal beoordelingspunten wel aan de ambitiewaarde voldaan, maar de bovengrens wordt daarnaast overschreden;
  • Voor de Spoorstraat wordt Stille Elementenverharding toegepast in plaats van de huidige elementenverharding in niet-keperverband. Dit is tevens met de gemeente Wierden afgestemd en akkoord bevonden als bronmaatregel. Het wegdek dient toegepast te worden op de Spoorstraat tussen de Stationsstraat en de rotonde van de Dikkensweg (circa 180 m);
  • Het toepassen van bron- en overdrachtsmaatregelen (raildempers of een geluidscherm) is voor de onderhavige ontwikkeling niet aan de orde. Raildempers zijn reeds aanwezig en het plaatsen van een geluidscherm blijkt niet kosteneffectief;
  • Aangezien er overschrijdingen zijn van de maximaal toelaatbare geluidbelasting, dienen er dove gevels toegepast te worden om de realisatie van het plan mogelijk te maken. Immers een dove of blinde gevel wordt niet als gevel in de zin van de Wet geluidhinder aangemerkt;
  • Indien hogere waarden worden vastgesteld, dienen ten aanzien van de geluidwering van de gevels maatregelen te worden getroffen teneinde een binnenniveau van 33 dB te kunnen garanderen. Voor het bepalen van de geluidwerende voorzieningen dient uitgegaan te worden van de gecumuleerde geluidbelastingen. De maximaal gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 65 dB (exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh).

Uit het bovenstaande blijkt dat een hogere grenswaardenprocedure moet worden gevolgd. Deze wordt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure doorlopen.

Het akoestisch rapport is opgenomen in de bijlage.

Sport- en recreatiebad De Kolk heeft akoestisch onderzoek uit laten voeren naar de geluidemissie van het zwembad. Het 'Akoestisch onderzoek zwembad De Kolk' is uitgevoerd door Aveco de Bondt. (projectnummer: 12.0427, d.d. 9 mei 2012). Op basis van de resultaten van het onderzoek is geconcludeerd dat:

  • Het zwembad De Kolk voldoet aan de gestelde geluidnormen van het Activiteitenbesluit voor wat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau betreft. Het toetsingskader van het Activiteitenbesluit in de huidige situatie wordt bepaald door de momenteel aanwezige woningen;
  • Voor het maximaal (piek)beoordelingsniveau is er sprake van een overschrijding in de dag- en avondperiode ter plaatse van woningen aan de Dikkensweg;
  • Zowel de geluidcontouren voor het langtijdgemiddeld en maximaal (piek)beoordelingsniveau tot 25 meter in het plangebied ten noorden van de inrichting loopt. Wanneer woningen binnen deze geluidcontouren gerealiseerd worden, wordt het zwembad beperkt in haar geluidruimte;
  • De geluidcontouren binnen het plangebied voor woningen zijn te beperken, bijvoorbeeld door het realiseren van een geluidscherm. Hierbij zal een afstemming plaats moeten vinden tussen het zwembad De Kolk en de projectontwikkelaar.

Het akoestisch onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

4.2.5 Verkeer

Het plangebied wordt ontsloten via de (te verleggen) Spoorstraat en Stationsstraat. Ondanks dat de herontwikkeling een intensivering van het aantal woningen betreft, hebben deze straten voldoende capaciteit om de verkeerstoename op te vangen.

Uitgangspunt is dat het parkeren binnen het plangebied plaats heeft. De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de CROW-uitgave Parkeerkencijfers. Hierbij is qua stedelijke zone uitgegaan van 'centrum' en matig stedelijk gebied. De kencijfers voor de parkeernorm kennen een minimale en maximale variant. Voor de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van het gemiddelde van de minimale en maximale variant. Op basis van deze uitgangspunten geldt de volgende parkeerbehoefte voor het plangebied:

Gebouw   Beschrijving   Aantal   Parkeernorm   Parkeerbehoefte  
De Schakel   Commerciële ruimte1   985 m²   2,05 pp per 100 m²   20,2  
De Schakel   Huurappartementen2   21   1,1 pp per woning   23,1  
De Schakel   Koopappartementen3   9   1,4 pp per woning   12,6  
Pleinzicht   Koopappartementen3   15   1,4 pp per woning   21  
Tolhuis   Huurappartementen2   22   1,1 pp per woning   24,2  
Totaal         101,1  

Figuur 5. Berekening parkeerbehoefte

1 categorie commerciële dienstverlening (kantoor met baliefunctie)

2 categorie huur, etage, midden/goedkoop

3 categorie koop, etage, midden

In totaal zijn er 101 parkeerplaatsen voor deze ontwikkeling benodigd. Er worden 101 reguliere parkeerplaatsen in het plangebied gerealiseerd. Daarnaast worden de huidige 2 Kiss & Ride parkeerplaatsen uitgebreid naar 6 Kiss & Ride parkeerplaatsen. Hiermee wordt in het plangebied voorzien in de verwachte parkeerbehoefte.

Overigens wordt het huidige parkeerterrein van tennisvereniging Beukersweide overdag veel gebruikt door treinreizigers. Vooruitlopend op de ontwikkeling van het Stationsplein is het P&R-terrein een aantal jaren geleden uitgebreid met 85 parkeerplaatsen. Hiermee worden de 37 te verwijderen parkeerplaatsen van tennisvereniging Beukersweide ruimschoots gecompenseerd.

Shared Space

Het Stationsplein wordt ingericht volgens het Shared Space principe. Shared Space of Gedeeld ruimtegebruik is een verkeersconcept dat de multifunctionaliteit, en daarmee de relatie tussen verkeersveiligheid en de omgeving, van de openbare ruimte centraal stelt. De openbare ruimte vormt het hart van de samenleving; een gebied om in te verblijven, anderen te ontmoeten, activiteiten te ondernemen of te ontspannen. De inrichting van de openbare ruimte moet daarom recht doen aan de verschillende functies en betekenissen die deze ruimte voor mensen vervult. Het streven bij de inrichting van de openbare ruimte is om te komen tot een balans tussen verkeer, verblijf en alle andere ruimtelijke functies. Een belangrijk kenmerk van Shared Space is de geringe aanwezigheid van verkeersborden en verkeerslichten. Verder moet bij Shared Space de openbare ruimte met een verblijfsfunctie uitnodigen tot sociaal gedrag.

Een ander kernpunt van Shared Space is het verbeteren van de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit. Doordat de wegen niet worden geïnterpreteerd als verkeersruimte maar als verblijfsruimte, is er meer ruimte voor langzaam verkeer. Doordat de asfaltwegen worden vervangen door bestraatte wegen en de verkeersborden bijna allemaal uit het straatbeeld zijn verdwenen wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verhoogd. Ook gaat Shared Space uit van de culturele en historische waarden van een gebied en deze worden als elementen gebruikt voor het inrichten van een straat.

4.2.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Per 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op 28 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In dit besluit zijn de normen voor de risico’s als gevolg van risicovolle inrichtingen vastgelegd. De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Bevi regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:

  • of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds in verband met het plaatsgebonden risico;
  • of (beperkt) kwetsbare objecten liggen binnen in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen en zo ja, wat de bijdrage is aan het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. De wettelijke norm is een kans van eens per miljoen jaar. Het groepsrisico (GR) bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de Circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (Rnvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.

Risicokaart

Aan de hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Hieruit blijkt dat het hele plangebied binnen het invloedsgebied van het spoor ligt (275 m). Over de spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De spoorlijn is daarmee aan te merken als een risicobron in het kader van de cRnvgs. Daarnaast ligt een deel van het plangebied binnen de risicocontour 10-6/jr van het zwembad. Het plangebied bevindt zich niet binnen de risicocontour van een Bevi-inrichting danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit. Er zijn geen routes gevaarlijke stoffen per weg of water in de nabijheid van het plangebied. Ook liggen er geen buisleidingen in de nabije omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0012.png"

Afbeelding 8. Risicokaart Overijssel (bron: www.risicokaart.nl)

Zwembad

Volgens de risicokaart heeft bij het zwembad opslag van aluminiumchloride (150.000 liter) plaats. Hiervoor geldt een risicocontour 10-6 van 75 m. Op dit moment is echter geen aluminiumchloride meer aanwezig omdat er sprake is van zoutelektrolyse. Elektrolyse brengt geen beperkingen met zich mee voor de ruimtelijke ordening. Verder wordt bij het zwembad geen chloorbleekloog gebruikt. Er zijn daarom geen risico's te verwachten. Omdat zwembaden niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) (op basis van artikel 2) vallen, kennen deze inrichtingen geen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het risicobeleid zoals verwoord in het Bevi leidt dan ook niet tot beperkingen. Een verdere verantwoording is niet noodzakelijk.

Spoorlijn

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoortraject Deventer-Almelo waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Er is daarom inzicht nodig in de externe veiligheidsrisico's om het risiconiveau voor activiteiten met gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving aan te geven. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor zijn de toekomstige vervoersaantallen af te leiden uit de cRnvgs. In de circulaire, zijn vooruitlopend op de vaststelling van het Basisnet, de vervoerscijfers opgenomen waarmee de risicoberekeningen door Antea Group zijn uitgevoerd (zie verderop onder het kopje risicoberekening spoorlijn).

Nog niet alle veiligheidsmaatregelen waarop het Basisnet is gebaseerd, zijn getroffen. Deze maatregelen worden getroffen bij of binnen bepaalde periode na inwerking treden van de Wet basisnet. Hierbij is onder meer te denken aan het 'warme-BLEVE' (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) vrij samenstellen van bonte treinen, ERMTS (European Rail Traffic Management System), HBD (hotbox-detectie installatie) en ATBvv (automatisch werkende treinbeveiliging verbeterde versie).

Inmiddels is in plaats van de gelijkvloerse kruising van de Dikkensweg een tunnel onder het spoor aangelegd. Hierdoor is de kans op botsingen tussen wegverkeer en spoorverkeer gereduceerd. Ook dit draagt bij aan een verlaging van de kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0013.png"

Figuur 6. Overzicht vervoerscijfers

Pre-advies brandweer Twente

De brandweer Twente heeft op 29 augustus 2013 een pre-advies gegeven. Het advies van de veiligheidsregio heeft betrekking op de voorbereiding op de rampenbestrijding, specifiek op de thema's bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Op basis van de vervoerde stoffen over het spoor worden als mogelijke calamiteiten genoemd:

  • plasbrand als gevolg van transport van brandbare vloeistoffen;
  • koude/warme BLEVE als gevolg van transport van brandbare gassen;
  • emissie van een toxische stof als gevolg van transport van brandbare vloeistoffen en gassen.

Hoewel de situatie als gevolg van het basisnet spoor voldoet aan de wet- en regelgeving en onder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico blijft, zal het groepsrisico toenemen. De gemeente moet daarom een verantwoording groepsrisico opstellen. Hierin moet worden ingegaan op de maatregelen ter optimalisatie van de rampenbestrijding, welke erop zijn gericht om door de inzet van hulpverlenende diensten de effecten (slachtoffers en schade) te beperken.

De mogelijkheden van het gemeentebestuur om bronmaatregelen te treffen bij het spoorvervoer zijn zeer beperkt. Een belangrijk aspect vormt de zelfredzaamheid. Uitgangspunt is dat de aanwezigen zelfstandig wonen en zich dus ook zelfstandig kunnen redden in noodsituaties. In het plangebied zijn daarnaast voldoende wegen die van het spoor weg leiden en zo als vluchtroute kunnen dienen. In de woongebouwen worden de nooduitgangen zoveel mogelijk van de risicobron afgericht. De brandweer adviseert om toekomstige bewoners en gebruikers te informeren over de risico's van de spoorlijn. De Veiligheidsregio Twente en de gemeente Borne voeren op dit moment een pilot uit naar risicocommunicatie voor spoorrisico's met als doel risicocommunicatiemiddelen en -boodschappen te realiseren. De resultaten worden eind 2014 verwacht en kunnen ook voor dit project worden ingezet.

Naast zelfredzaamheid speelt rampenbestrijding (voorzieningen voor bluswater en bereikbaarheid) een belangrijke rol in de verantwoording van het groepsrisico. Het spoor is ter hoogte van het plangebied bereikbaar voor hulpdiensten. De brandweer Twente adviseert nader onderzoek te doen naar mogelijkheden voor aanvullende bluswatervoorzieningen omdat er op dit moment alleen bluswater met een beperkte capaciteit aanwezig is. De gemeente is bezig met een discussienota hierover. Deze discussienota is bedoeld om de verschillende mogelijkheden voor verbetering van de bluswatervoorziening tegen elkaar af te wegen.

Risicoberekening spoorlijn

Door Antea Group is onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid. Het onderzoek is bekend onder de naam 'Ontwikkeling Stationsgebied Wierden Risicoberekening spoorlijn' (projectnummer 263093 130537 - DM47, revisie 02, d.d. 7 juli 2014). Hieronder zijn de conclusies uit het rapport opgenomen.

Plaatsgebonden risico

De maximale PR 10-6-contour van de spoorlijn ter hoogte van de ontwikkelingslocatie bedraagt 0 meter. Het PR levert dus geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)

Voor het spoortraject ter hoogte van de spoorlijn geldt geen PAG. In het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid van de gemeente Wierden staat beschreven dat binnen het PAG (30 meter) geen bijzonder kwetsbare objecten mogen worden geprojecteerd. Binnen deze 30 meterzone worden alleen parkeerplaatsen en groen aangelegd. Deze voorzieningen vallen niet onder de definitie ‘bijzonder kwetsbaar’.

Groepsrisico

Het groepsrisico van de spoorlijn neemt door de geprojecteerde ontwikkelingen toe, maar blijft ook in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde. Conform de cRnvgs is verantwoording van het groepsrisico verplicht, omdat er sprake is van een toename van het groepsrisico. De overschrijdingswaarde bedraagt in de huidige situatie 0,00011 (1,1 procent van de oriëntatiewaarde) en in de toekomstige situatie 0,00016 (1,6 procent van de oriëntatiewaarde).

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0014.png"

Afbeelding 9. Het berekende groepsrisico in de huidige situatie (blauw) en de toekomstige situatie (rood)

Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

Verantwoording groepsrisico

In de beleidsnota 'Externe Veiligheidsbeleid gemeente Wierden' wordt onderscheid gemaakt tussen de beknopte en de uitgebreide verantwoordingsprocedure. Indien uit de berekening blijkt dat de hoogte van het groepsrisico meer bedraagt dan 10% van de oriënterende waarde (OW) maar niet meer bedraagt dan of gelijk is aan 50% van de OW dan geldt een beknopte verantwoording. Uit de risicoberekening Spoorlijn blijkt dat de overschrijdingswaarde voor het plangebied in de toekomst 1,6 procent van de oriëntatiewaarde bedraagt.

Voor initiatieven waarvan de berekende hoogte van het groepsrisico onder de grens van 10% van de oriënterende waarde blijft, geldt in beginsel dat het groepsrisico verantwoord is en als verwaarloosbaar kan worden beschouwd. Voor deze initiatieven zijn in beginsel geen extra veiligheidsmaatregelen nodig. Bij het verantwoorden van het groepsrisico in dergelijke initiatieven kan worden volstaan met een quickscan waarin de groepsrisico-analyse wordt toegelicht. Ook moet een advies aan de veiligheidsregio worden gevraagd. Voor dergelijke initiatieven hoeft de beknopte verantwoordingsprocedure dus niet te worden doorlopen. Het besluit tot verantwoording van het groepsrisico kan worden genomen door een daartoe door B&W formeel gemandateerde medewerker.

Kort samengevat bestaat de verantwoording van het plan daarmee uit:

  • Bronmaatregelen: de maatregelen van het rijk in het kader van het Basisnet spoor en de aanleg van de spoortunnel Dikkensweg;
  • Beheersmaatregelen: het plan voorziet niet in objecten direct op het spoor;
  • Bestrijdbaarheid: de discussienota bekijkt de mogelijkheden om de bluswatervoorziening in Wierden te verbeteren;
  • Zelfredzaamheid: geen functies met verminderd zelfredzame personen, geen bijzondere objecten in het plasbrandaandachtsgebied, vluchtroutes en nooduitgangen van het spoor af, risicocommunicatie op basis van de te realiseren risicocommunicatiemiddelen uit de pilot Veiligheidsregio Twente in Borne.

Gelet op de (beperkte) hoogte van het risico en de getroffen maatregelen is de gemeente van mening dat er sprake is van een verantwoord evenwicht tussen vervoer, veiligheid en ruimtelijke ordening. De brandweer Twente heeft per mail van 27 juli 2014 ingestemd met de verantwoording van het groepsrisico.

4.2.7 Luchtkwaliteit

Bij besluitvorming is het van belang te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur Niet in betekenende mate (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit als de toename van fijn stof en stikstof niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie (maximaal 1,2 µg/m³).

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt voor kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van maximaal 100.000 m² en woningbouwlocaties voor maximaal 1500 woningen.

Dit initiatief behelst een zodanig kleinschalige ontwikkeling dat duidelijk is dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit brengt geen belemmeringen met zich mee.

Ten aanzien van een goed woon- en leefklimaat kan het volgende worden gesteld. Aangezien voor de stoffen stikstof en fijn stof de grenswaarde van 40 microgram/m³ niet wordt overschreden, kan gesteld worden dat de plaatselijke achtergrondconcentraties (jaargemiddelde) een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied niet belemmerd.

In de bijlage is de memo Luchtkwaliteit ontwikkeling Spoorstraat opgenomen.

4.3 Waarden

4.3.1 Ecologie

Het plangebied ligt in het stedelijk gebied. De bestaande bebouwing (kantine tennisvereniging) wordt gesloopt. Door Tuitert Natuuronderzoek is een verkennend natuuronderzoek voor de locatie tennisvereniging Beukersweide uitgevoerd (rapportnummer: AT/2014/05.05, d.d. 5 mei 2014).

Uit het verkennend natuuronderzoek blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedsfeer ligt van Natura 2000-gebieden (Wierdenseveld) of Beschermde natuurmonumenten. Het plangebied ligt tevens buiten de begrenzing van de EHS. Een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS kan derhalve worden uitgesloten. De bestemmingsplanwijziging is daarmee niet in strijd met de bepalingen uit de Omgevingsvisie 2013 en/of de Omgevingsverordening 2013 van de provincie Overijssel.

In het plangebied is leefgebied voor enkele algemeen beschermde soorten (tabel 1 Flora- en faunawet) zoals egel en huisspitsmuis aanwezig. Hiervoor geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet.

Het plangebied bevat geen groeiplaatsen van zwaarder beschermde plantensoorten of vaste rust- en verblijfplaatsen van zwaarder beschermde grondgebonden diersoorten. In het plangebied kunnen enkele algemeen voorkomende zangvogels broeden. Nesten van deze soorten zijn buiten het broedseizoen niet beschermd op grond van artikel 11 Flora- en faunawet. Wanneer werkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels worden uitgevoerd of begroeiing waarin vogels kunnen broeden buiten het broedseizoen van vogels ongeschikt wordt gemaakt voor broedvogels om te broeden, dan is geen sprake van verstoring van broedende vogels.

Het clubgebouw van de tennisvereniging op het terrein is potentieel geschikt als verblijfplaats voor de gewone en/of ruige dwergvleermuis. Om vast te kunnen stellen of het gebouw door vleermuizen wordt gebruikt als verblijfplaats, is aanvullend veldonderzoek noodzakelijk conform het Vleermuisprotocol van de Gegevensautoriteit Natuur (Ga-N). Indien daadwerkelijk een verblijfplaats van vleermuizen wordt aangetroffen, is een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Omdat de gewone en ruige dwergvleermuis algemeen voorkomende vleermuissoorten zijn waarvoor mitigerende maatregelen getroffen kunnen worden en omdat de voorgenomen ontwikkeling een sociaal maatschappelijk karakter heeft, wordt een ontheffing verleenbaar geacht.

Om zorgvuldig te werken (conform de zorgplicht van artikel 2 Flora- en faunawet), wordt aanbevolen tijdens de werkzaamheden zoveel als redelijkerwijs mogelijk rekening te houden met soorten (zowel beschermde als niet-beschermde soorten). Werkzaamheden worden zoveel mogelijk in één richting uitgevoerd waardoor aanwezige dieren kunnen vluchten in de richting waar geen werkzaamheden worden uitgevoerd. Indien tijdens de werkzaamheden soorten worden aangetroffen, dan worden deze de mogelijkheid geboden om te vluchten of indien ze wegkruipen worden ze verplaatst naar delen van het terrein waar geen werkzaamheden (meer) plaatsvinden.

Het verkennend natuuronderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Uit het nader 'Vleermuisonderzoek locatie tennisvereniging te Wierden', uitgevoerd door Aveco de Bondt (rapportnummer: AT/2014/13.09, d.d. 13 september 2014) blijkt het volgende:

  • In het te slopen clubgebouw van tennisvereniging Beukersweide zijn geen kraamkolonies en/of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. De ingreep leidt derhalve niet tot een aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen;
  • Het plangebied wordt door enkele gewone dwergvleermuizen en laatvliegers gebruikt als foerageergebied. Gelet op het relatief beperkt aantal foeragerende vleermuizen, kan worden geconcludeerd dat het tennispark geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen vormt. In de directe omgeving blijft bovendien ruim voldoende geschikt foerageergebied voor gewone dwergvleermuis en laatvlieger aanwezig. De functionaliteit van buiten het plangebied gelegen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen komt door de voorgenomen ingreep niet in gevaar;
  • In het plangebied zijn geen vliegroutes van vleermuizen aanwezig. De ingreep leidt derhalve niet tot een aantasting van vliegroutes van vleermuizen.

Gelet op het bovenstaande is het aanvragen van een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.

Voor het volledige rapport wordt verwezen naar de bijlage.

4.3.2 Archeologie

Op grond van de Archeologische Verwachtingskaart heeft het plangebied een middelhoge archeologische verwachtingswaarde (donkergeel gekleurd gebied). Daarnaast liggen er 4 historische elementen in het plangebied ( bebouwing circa 1832 (rode blokjes)).

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0015.png"

Afbeelding 10. Archeologische verwachtingskaart

Volgens de beleidsnota Archeologie geldt bij gebieden met middelhoge verwachtingswaarde groter dan 250 m² én verstoring dieper dan 50 cm een onderzoeksplicht. Omdat het gebied reeds verstoord is door bestaande bebouwing is advies gevraagd bij de regio-archeoloog. De regio-archeoloog heeft per mail van 30 augustus 2013 aangegeven dat geen archeologisch onderzoek nodig is. De grond is al teveel geroerd.

4.3.3 Landschap en cultuurhistorie

Het betreft een herontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Dit heeft geen invloed op het landschap. Het te slopen pand heeft geen monumentale of cultuurhistorische waarde.

4.3.4 Water

Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Watertoets

Voor het Stationsplein is een watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets moet de normale procedure worden gevolgd. De waterparagraaf is voorgelegd aan het Waterschap Vechtstromen. Het Waterschap heeft op 17 juli 2014 per mail aangegeven geen opmerkingen te hebben en daarmee in te stemmen met de waterparagraaf.

Beleidsregels Waterschap Vechtstromen

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

Algemeen

  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem;
  • Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan;
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

Afvalwater

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.

Hemelwater

  • De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer;
  • De maximale hoeveelheid te lozen water wordt genormeerd in l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid in mm per tijdseenheid. Binnen het beheergebied van waterschap Vechtstromen is de geldende normering per regio verschillend vastgesteld;
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur;
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal;
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur;
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd.

Grondwater

  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water;
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied;
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI;
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht te maken.

Oppervlaktewater

  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen leidend;
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

Stationsplein

Hieronder wordt aangegeven hoe bovengenoemde beleidsregels in het plangebied Stationsplein worden toegepast. Hierbij is vermeld wat de gevolgen van het plan zijn voor het oppervlaktewater en/of grondwater, alsmede wat er gebeurt met het neerslagwater.

Afvalwater

Binnen het plangebied wordt het afvalwater afgevoerd via het riool.

Hemelwater

Het hemelwater en huishoudelijk afvalwater worden gescheiden afgevoerd, waarbij het hemelwater wordt geïnfiltreerd middels een IT-riool. Uitgangspunt is een bergingscapaciteit van 25 mm/m² verhard oppervlak. Het plangebied heeft een oppervlakte van 14.040 m², waarvan momenteel 10.490 m² is verhard. In de nieuwe situatie is het verhard oppervlak 9700 m². Ten opzichte van de huidige situatie wordt de waterhuishoudkundige situatie aanzienlijk verbeterd doordat enerzijds het verhard oppervlak afneemt met 800 m² en daarnaast het hemelwater apart wordt geïnfiltreerd/afgevoerd.

Grondwater

Er wordt geen grondwater onttrokken binnen het plangebied. Ook is geen sprake van grondwateroverlast. Het plangebied ligt wel in het intrekgebied. De herontwikkeling van het gebied heeft echter geen gevolgen voor de kwaliteit van het grondwater cq het te winnen drinkwater.

Oppervlaktewater

Er is geen oppervlaktewater aanwezig in het plangebied. Ook worden geen nieuwe waterelementen aangelegd omdat deze niet voldoende watervoerend zullen zijn. Door middel van het IT-riool wordt het oppervlaktewater buiten het plangebied gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0016.png"

Figuur 11. Kaart watertoets

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk staat het door de gemeente voorgestane ruimtelijk beleid centraal. De uitgangspunten voor dit beleid worden in de volgende paragraaf beschreven.

5.2 Uitgangspunten

Als uitgangspunt dient het prijsvraag/ontwerp dat is ingediend. Deze wordt hieronder verder beschreven.

Stedenbouwkundige verkaveling

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0017.jpg"

Afbeelding 12. Stedenbouwkundige verkaveling

In totaal is circa 4.420 m² bouwvlak aanwezig, wat betekent dat er circa 8.580 m² aan openbare ruimte rondom de gebouwen aanwezig is. In totaal zijn 67 woningen en 985 m² commerciële ruimte in het plan opgenomen.

De bouwvlakken A en D liggen vrij in de openbare ruimten en zijn hiermee alzijdig. Bouwvlakken B en C zijn ten opzichte van de visie ‘Welkom Wierden’ aangepast door ze aaneen te rijgen. In het vervolg worden deze als één gezien. Hiermee wordt bewerkstelligt dat uitsluitend de voorzijden op de openbare ruimte worden gesitueerd en de achterzijde het parkeren en de privéruimten ontsluit.

Bouwprogramma

De appartementen worden gebouwd voor de doelgroep senioren. Deze worden gebouwd als levensloopgeschikte appartementen. De vraag naar woningen in de sociale huur wordt niet voor niets gesteld. De Woonvisie geeft duidelijk de behoefte naar deze woningen aan. Daarom is het gesprek aangegaan met SWWE voor afname van de huurwoningen. Om zeker te zijn van een gevarieerd woonmilieu wordt een deel van het plan in de koop aangeboden. In de Woonvisie wordt ook de behoefte in deze categorie aangetoond.

Architectuur gebouwen

Het plan is zo ontworpen dat het naadloos aansluit bij het beeld dat Movares heeft geschetst en dat bij de straatinterviews van Movares met de Wierdense bevolking is omschreven. De panden zijn kleinschalig en individueel herkenbaar.

Niveau buitenruimte

Movares heeft in haar presentatie een aantal punten als extra belangrijk genoemd. Deze zijn meegenomen in de verdere planvorming:

  • bestaande bomen moeten blijven;
  • een groene en dorpse sfeer door een nieuw plein met menselijke maat;
  • royale boomeilanden met zitranden en een ruim terras op de zon;
  • levendigheid en sociale veiligheid door woningen en publieksfuncties aan het plein;
  • een nieuw park met wandelpaden, waterpartijen, boomgroepen, bankjes en een speelplekje;
  • inpassing van de oorlogsmonumenten op een respectvolle manier;
  • veilige routes voor fietsers en voetgangers.

Levendigheid Stationsplein

Meetingpoint Wierden zal geen saaie plaats worden om te wachten op je overstap of je taxi naar huis. Het Stationsplein wordt een uitnodigende ontmoetingsplek! Het plein is ingericht volgens het principe van ‘Shared Space’. Aan het plein grenzen twee nieuwe gebouwen: Pleinzicht (bouwvlak A) en de Schakel (bouwvlak B). Op de begane grond wordt rekening gehouden met openbare functies die bijdragen tot de levendigheid van het plein.

Verkeersruimte en parkeervoorzieningen

In de nieuwe verkeerssituatie is de grootste wijziging, ten opzichte van de huidige situatie, het nieuwe verloop van de Dikkensweg vanaf de rotonde direct naar het station. Een heldere route met zichtlijn op het station. Dit bevordert de verkeersveiligheid. Deze straat vormt volgens het verkeerscirculatieplan het noordelijk gedeelte van de centrumring om Wierden. Het autoverkeer mag door de Dikkensweg en de Spoorstraat in twee richtingen rijden. Beide wegen leiden naar het station. De Stationsstraat is een eenrichtingsweg vanuit het centrum richting het station. Vanaf het station tot de inrit van de parkeerplaats is de Stationsstraat een tweerichtingsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0018.jpg"

Afbeelding 13.Verkeersroutes en parkeren

In het centrum van Wierden maken fietsers gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerde verkeer. In het Shared Space gebied wordt de snelheid aangepast aan het gemeenschappelijk gebruik. Alle nieuwe wegen in het plan worden uitgevoerd in klinkers. Dit zorgt automatisch voor een lagere snelheid. Fietsers krijgen vanuit de tunnel de keuze om westwaarts direct richting het station te gaan of via de rotonde zuidwaarts richting het centrum.

Voor de voetgangers worden nieuwe wandelpaden en openbare ruimten aangelegd. Het Stationsplein staat in dienst van de voetganger. Door het slim plaatsen van bankjes en plantenbakken worden veilige zones voor de voetganger gecreëerd. Hiermee vormt het Stationsplein een goede ontmoetingsplek voor mensen van alle leeftijden. Een fijne plek om te wachten op de bus of de trein, met voldoende ruimte om te zitten en te genieten van alle drukte om je heen. Het wandelpad in het plantsoen is uitsluitend bestemd voor voetgangers.

Herplaatsen Monumenten

In het plangebied liggen momenteel twee monumenten in de berm langs de tennisvelden. In de stedenbouwkundige visie van Movares hebben deze monumenten een plek gekregen in het park. De monumenten, die herinneren aan de oorlog en de treinbeschieting, krijgen een nieuwe plek in het plangebied. Burgers hebben er via een stemronde voor gekozen dat de monumenten in de nieuwe situatie een plek krijgen bij het station.

5.3 Inrichting

In nauwe samenwerking hebben de Gemeente Wierden, Nijhuis Bouw, Explorius en IAA Enschede het prijsvraag/ontwerp uitgewerkt en geoptimaliseerd naar een haalbaar plan. Hierbij zijn enkele wijzigingen ten aanzien van de prijsvraaginzending opgetreden. De wijzigingen worden hieronder kort beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0019.jpg"

Afbeelding 14. Inrichtingsplan

Het plangebied is toegenomen van circa 13.000 m² naar circa 14.000 m². Daarnaast zijn de weidewoningen komen te vervallen ten gunste van meer parkeerplaatsen bij de Schakel.

Het Plein

Prorail heeft zijn fietsenstallingen ondertussen verruimd. De 3 boomeilanden op het plein zijn vervangen door 2 grotere. Aan het plein bevindt zich de hoofdentree van de Schakel. De parkeerzone langs het spoor is met 18 parkeerplaatsen toegenomen en de inrit is verplaatst in de richting van Pleinzicht, waardoor er een groene parkachtige ruimte grenst aan de fietsenstalling van Prorail. De monumenten krijgen een plek bij het station (ten westen van Pleinzicht).

Het Park

Het park is een te grote naam voor de groene ruimte. Deze wordt daarom plantsoen genoemd. Langs de Dikkensweg wordt langsparkeren opgenomen en de bergingen van de drie gebouwen worden ontsloten vanaf het plantsoen/de Dikkensweg. Daarnaast zijn de fruitbomen langs de westzijde van de As komen te vervallen, omdat deze niet wenselijk zijn voor het uitzicht van de bewoners.

De Schakel

De parkeerplaatsen bij de Schakel zijn toegenomen met 9 stuks tot 41 plaatsen. De entree van de parkeerplaatsen van de Schakel is verschoven naar de oprit van Aula Memoriam. Het appartementenblokje van de Schakel, dat was georiënteerd op de Stationsstraat, is komen te vervallen. Daarnaast krijgt de vierde bouwlaag een andere vormgeving: de penthouses zijn vervangen voor reguliere appartementen. Ook is de Schakel verlengd met twee appartementen (over 3 lagen, in totaal 4 woningen + bergingen).

Pleinzicht/Tolhuis

Het parkeren van Pleinzicht en het Tolhuis is opgenomen in de parkeerzone langs het spoor. De hoofdentrees van Pleinzicht en het Tolhuis zijn georiënteerd op de centrale parkeerplaats. Het Tolhuis bevindt zich op enkele decimeters boven maaiveld (de plint is komen te vervallen). In Pleinzicht is geen ruimte meer voor commerciële doeleinden. Door de opening van het centrale trappenhuis (er mogen vanwege geluidseisen geen appartementen op het spoor worden gericht) zijn er bij Pleinzicht per laag geen 5 maar 4 appartementen mogelijk. Er zijn daardoor drie appartementen opgenomen in de kap op de 4e laag. Bij het Tolhuis is de bebouwing iets verder doorgetrokken naar de noordzijde.

Verkeer

Om het onderscheid te maken tussen de diverse verkeersfuncties en doelgroepen worden bij het stationsgebied een aantal verschillende soorten terreinverharding toegepast. Uitgangspunt voor de inrichting is aan de ene kant de verkeersfunctie en veiligheid, anderzijds de beoogde uitstraling.

De rijbaan wordt in het gehele plangebied voorzien van gebakken klinkers met een roodschakering. Dit heeft een hoogwaardige uitstraling die past bij de rest van het centrum van Wierden. De te verleggen Spoorstraat maakt deel uit van de parkeerring en krijgt dezelfde bestrating.

Het Stationsplein krijgt een luxere uitstraling dan de rest van het plangebied. Het plein wordt aan alle zijden begrensd door een betonnen rand, welke in de verharding verzonken is. Dit is een duidelijke markering van het plein en fungeert voor automobilisten als signaal oplettend te rijden.

Het wandelpad door het park krijgt een eigen uitstraling, passend bij het park en de wandelfunctie. Het wordt voorzien van een halfverharding in een geel bruine tint.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0020.jpg" Afbeelding 15. Verkeer en parkeren

Parkeren

Er zijn drie verschillende type parkeerplaatsen. Op het plein worden 6 Kiss & Ride parkeerplekken aangelegd. Langs de Dikkensweg worden 12 openbare langsparkeerplaatsen aangelegd. Tot slot worden twee parkeerterreinen met in totaal 90 privéparkeerplaatsen voor de bewoners en bezoekers gerealiseerd. Deze worden waarschijnlijk door middel van een beweegbare bollard afgesloten en via een telecomsysteem verbonden met alle woningen. Zo kan ook bezoek gebruik maken van deze parkeerplaatsen. De markering van de Kiss & Ride wordt subtiel in de bestrating van het plein opgenomen. Strategisch geplaatst straatmeubilair moet voorkomen dat automobilisten het plein oprijden.

Groen

Wierden krijgt er een plantsoen bij. De beplanting en soortkeuze zijn hierin belangrijke sfeervormers. Er wordt een mix van vaste planten gebruikt die een eenheid vormen maar daarnaast de seizoenen laten beleven. De exacte soorten worden in een later stadium afgestemd.

Een deel van het park bestaat uit gemaaid gras. Dit gazon wordt uitgevoerd als recreatiegazon waardoor het een intensief gebruik aankan: kinderen kunnen hier voetballen en spelen, er kan worden gepicknickt en er is de mogelijkheid voor een klein evenement.

Rondom het Stationsplein worden bepaalde grasvlakken voorzien van voorjaarsbollen. Dit is een mix van een aantal soorten zodat in het voorjaar, als de bomen nog kaal zijn, het Stationsplein een kleurige uitstraling krijgt.

Het wandelpad langs de gebouwen en door het park wordt begeleid door een border van vaste planten. Deze border geeft de nodige privacy aan de woningen, maar zorgt ook voor een aantrekkelijke begeleiding van het wandelpad. De border wordt ingeplant met vaste planten in een mix van verschillende kleuren, texturen en hoogtes. Zo ontstaat een aantrekkelijk, seizoenswisselend beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0021.jpg"

Afbeelding 16. Groenplan

De zuid-oostrand langs het zwembad wordt ingeplant met een mix van vaste planten en heesters. De heesters vormen een natuurlijke afscheiding van het zwembad.

De privéparkeerplaatsen worden omzoomd door een haagbeuk. Dit zorgt ervoor dat auto’s deels uit het zicht zijn en geeft het park aan de noordkant een groene uitstraling. Ook de zuidelijke parkeerplekken worden omzoomd door hagen. Deze hagen vormen een groene afscheiding met de naastgelegen panden.

Bomen

Boombeplanting bepaalt naast de bebouwing de ruimtelijkheid van de openbare ruimte. Eén van de uitgangspunten voor de inrichting was het handhaven van de bestaande bomen. Naast bestaande bomen worden er veel nieuwe bomen geplant. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bomen van de 1e of 2e grootte (volwassenhoogte vanaf 10 meter) en bomen van de 3e grootte (volwasssenhoogte 6 tot 10 meter).

Rondom het Stationsplein staan nu diverse bomen. Deze bomen kunnen behouden blijven en vormen de begeleiding van de rijbaan van de Stationsstraat richting de Dikkensweg. De bomen worden opgenomen op het plein, waarvan enkele in twee boomeilanden. De meeste nieuwe bomen zijn soorten die uitgroeien tot een hoogte van meer dan 10 meter. De ambitie is om inheemse soorten aan te planten die goed bestand zijn tegen het Nederlandse klimaat. Langs de Dikkensweg en op de hoek van het Tolhuis wordt een aantal kleinere bomen aangeplant die volgroeid een maximale hoogte hebben van 10 meter. Er wordt gekozen voor een smalle ranke soort met een mooie uitstraling.

Aan de zuidzijde tussen het park en het parkeerterrein is ruimte om een grote bloeiende heester te plaatsen. Hierdoor blijft er voldoende licht in de woningen en ontstaat er een mooi doorzicht van het parkeerterrein naar het park.

Er moeten enkele bomen worden gekapt, waaronder twee grotere bomen op de plek van de Schakel. Op bovenstaande afbeelding wordt aangegeven welke bomen worden gekapt, behouden en geplant. Voor de te kappen bomen geldt een herplantplicht (compensatie). De herplantplicht wordt voldoende in het plangebied ingevuld. Op grond van artikel 2 lid 3 sub b (Groenplan) van de gemeentelijke Bomenverordening 2010 is voor de te kappen bomen geen omgevingsvergunning nodig. In bijlage 7 is een grotere afbeelding van het groen-/bomenplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0189.BP2013000015-VA01_0022.jpg"

Afbeelding 17. Bomenplan

Hoofdstuk 6 Toelichting op de planregels

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de bij het bestemmingsplan behorende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de plankaart aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd mag worden.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:

  • a. Inleidende regels
  • b. Bestemmingsregels
  • c. Algemene regels
  • d. Overgangs- en slotregel

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.

In hoofdstuk 2 worden specifieke regels gegeven voor de op de plankaart aangegeven bestemmingen en aanduidingen. De artikelen bestaan in elk geval uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels. In beginsel is de bestemmingsomschrijving bepalend voor het gebruik (zowel in ruime als in enge zin) van de grond.

Hoofdstuk 3 bevat regels die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

Hoofdstuk 4 bevat de overgangsregels en de slotregel.

Bij de opzet van de regels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is. Niettemin is, gezien het speciale karakter van het gebied de regeling relatief uitvoerig. Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn in het bestemmingsplan diverse flexibiliteitsregels opgenomen, zoals:

  • 1. afwijkingsregels;
  • 2. ontwikkelingsregelingen (wijzigingsregels);
  • 3. omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De afwijkingsregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Ontwikkelingsregelingen (wijzigingsregels) maken een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. In sommige bestemmingen zijn nadere eisen opgenomen. Met deze nadere eisen kan de situering van gebouwen worden getoetst aan de omgeving.

Het systeem van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden is bij een aantal bestemmingen opgenomen, met name ter veiligstelling van bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden. Door middel van het opnemen van een vergunningstelsel bij een bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet op elke plaats, in elke omvang en op elk moment in strijd met de onderkende waarden hoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel biedt het gemeentebestuur de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Hierbij kan in het algemeen worden opgemerkt dat het rooien van houtgewas niet is opgenomen in het aanlegvergunningstelsel, aangezien voor het rooien van houtgewas in beginsel een kap(verordening)verbod geldt.

Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen te allen tijde zonder vergunning uitgevoerd worden. In de praktijk levert het echter nogal wat problemen op om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. Ondanks deze regel zullen in de praktijk problemen kunnen blijven bestaan. In ieder geval zal het bij 'normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden' moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen per definitie niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

In de volgende paragraaf worden, voor zover nodig, enige regels artikelsgewijs van een nadere toelichting voorzien.

6.2 Nadere toelichting op de regels

Groen

De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor groenvoorzieningen, fiets- en/of voetpaden, speelvoorzieningen en hierbij passende openbare verblijfsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, bijbehorende verhardingen en waterhuishoudkundige voorzieningen met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en verhardingen. Op de voor Groen aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte daarvan mag niet meer dan 2 m bedragen.

Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied zijn bestemd voor wegen, woonstraten en paden, voet- en rijwielpaden, groenvoorzieningen, bermen, vijvers en watergangen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke, speel- en verblijfsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Op de gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.

Wonen - Woongebouw

De gronden binnen de bestemming Wonen - Woongebouw zijn bestemd voor wonen in woongebouwen, met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

In de Stedenbouwkundige Visie 'Welkom Wierden is aangegeven dat op de begane grondlaag bij voorkeur publieksfuncties worden gerealiseerd, waarbij wordt gedacht aan praktijk- of kantoorruimte aan huis, een fietshandel of een toeristen informatiepunt. Doel hiervan was een levendig plein te creëren. Om hier invulling aan te geven is op een gedeelte van de begane grondlaag van De Schakel de aanduiding 'commerciële ruimte' gelegd. Binnen deze commerciële ruimte zijn (categorie 1 en 2) horecabedrijven, dienstverlening gericht op uiterlijke verzorging, zakelijke dienstverlening al dan niet met baliefunctie en maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Daarnaast wil de gemeente bijzondere winkelfuncties toestaan, die een bijdrage leveren aan de stationsvoorzieningen en de beleving van een 'levendig' plein. Dit mag echter niet ten koste gaan van de reguliere winkelvoorzieningen in het centrum. In artikel 5.4 is daarom een afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels opgenomen. Met deze afwijking kan na een evenredige belangenafweging detailhandel worden toegestaan, niet zijnde textiel, schoeisel, lederwaarden, huishoudelijke artikelen, voedings- en genotmiddelen en consumentenelectronica. In deze belangenafweging wordt onder meer betrokken in hoeverre de betreffende detailhandel wenselijk is in het stationsgebied.

Op de gronden met de bestemming Wonen- Woongebouw mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor gebouwen geldt dat een gebouw binnen een bouwvlak moet worden gebouwd. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte'.

Hoofdstuk 7 Uitvoering en handhaving

7.1 Economische uitvoerbaarheid

7.1.1 Grondexploitatie

Sinds 1 juli 2008 heeft de Grondexploitatiewet als Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening rechtskracht gekregen. Doel van de wet is te komen tot een verbetering van het stelsel van kostenverhaal en het kunnen stellen van locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. In de wet is opgenomen dat een gemeente de gemaakte kosten op een particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot ontwikkeling van een bouwplan overgaat. Daarnaast kan de gemeente eisen stellen met betrekking tot de te ontwikkelen locatie, zoals kwaliteitseisen van het openbaar gebied of eisen met betrekking tot woningbouwcategorieën (particulier opdrachtgeverschap en sociale woningbouw).

De wet geeft in principe twee manieren voor gemeenten om de kosten te verhalen op grondeigenaren en locatie-eisen te stellen:

  • 1. Via een privaatrechtelijke overeenkomst met een grondeigenaar op vrijwillige basis. In deze overeenkomst kunnen beide partijen over alle mogelijke onderwerpen afspraken met elkaar maken.
  • 2. Wanneer het niet lukt om er met de grondeigenaar via een privaatrechtelijke overeenkomst uit te komen, dan moet de gemeente een exploitatieplan opstellen. In het exploitatieplan legt de gemeente het verhalen van kosten bindend op aan de grondeigenaar.

Het exploitatieplan moet tegelijkertijd worden vastgesteld en bekendgemaakt met het bestemmingsplan. Als het kostenverhaal en het stellen van locatie-eisen via een privaatrechtelijke overeenkomst is geregeld, dan moet de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan expliciet het besluit nemen geen exploitatieplan vast te zullen stellen.

Bij de realisatie van dit bestemmingsplan is het kostenverhaal en het stellen van locatie-eisen geregeld door middel van het sluiten van een overeenkomst met de ontwikkelaar. Er wordt dan ook geen exploitatieplan vastgesteld. De economische uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee gewaarborgd.

7.1.2 Planschade

In de samenwerkingsovereenkomst met Nijhuis is opgenomen dat de kosten van eventuele planschadeaanvragen voor rekening van de ontwikkelaar komen. Overigens wordt het planschaderisico als beperkt ingeschat omdat het plangebied grotendeels een woonfunctie krijgt en alleen aan de west- en zuidwest kant van het plangebied particulieren wonen.

7.2 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde voorschriften. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De planregels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

8.1 Inspraak

Het Stationsplein is een herontwikkelingslocatie. De stedenbouwkundige visie voor het gebied is mede tot stand gekomen door een intensief burgerparticipatieproces. Bewoners en gebruikers van het gebied hebben in 2012 uit een drietal schetsen de stedenbouwkundige visie gekozen. Deze stedenbouwkundige schets heeft vervolgens als uitgangspunt gediend in de aanbestedingsprocedure om te komen tot een uitgewerkt inrichtingsplan. Ook in het vervolgproces is bij de totstandkoming van het beeldkwaliteitsplan gebruik gemaakt van burgerparticipatie. Om deze redenen is afgezien van een formele inspraakperiode door het ter inzage leggen van een voorontwerp bestemmingsplan.

8.2 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties.

Rijk

In het plan zijn geen rijksbelangen betrokken zoals in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (paragraaf 3.1) zijn benoemd. Er hoeft daarom geen vooroverleg met het Rijk te worden gevoerd.

Provincie

Het plan is op 3 december 2013 en 21 januari 2014 voorbesproken met de provincie Overijssel. De provincie is akkoord met het concept-bestemmingsplan Wierden-dorp, herziening Stationsplein onder de voorwaarde dat er geen bestemming Kantoren in komt. Naar aanleiding van het vooroverleg is de functie kantoor in de regels van de bestemming Wonen komen te vervallen. In haar reactie van 21 augustus 2014 in het kader van het vooroverleg constateert de provincie dat het plan past in het provinciaal ruimtelijk beleid en ziet zij vanuit het provinciale belang geen beletselen voor het verdere vervolg van deze procedure.

Waterschap Vechtstromen

De gemeente Wierden heeft het waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De procedure in het kader van deze watertoets is goed doorlopen. Het Waterschap heeft op 17 juli 2014 per mail aangegeven in te kunnen stemmen met de waterparagraaf. De wijze waarop binnen het plangebied Stationsgebied wordt omgegaan met afvalwater, hemelwater en grondwater voldoet aan het vigerende beleid van het Waterschap Vechtstromen.

Vitens

In het plangebied ligt een waterleiding van Vitens. Het plan is daarom naar Vitens gestuurd. Vitens heeft geen reactie gestuurd.

Prorail

Vanwege de ligging van het plangebied nabij het spoor is het plan naar Prorail opgestuurd. Prorail heeft geen reactie gestuurd.

Brandweer Twente

Vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de nabij gelegen spoorlijn is diverse malen overleg geweest met de Brandweer Twente. De brandweer Twente heeft per mail van 27 juli 2014 ingestemd met de verantwoording van het groepsrisico.

Gasunie

Per mail van 15 augustus 2014 heeft de Gasunie een reactie gegeven in het kader van het vooroverleg. Het plan is door de Gasunie getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid. Op grond van deze toetsing komt de Gasunie tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van hun dichtstbij gelegen aardgastransportleiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Conclusie vooroverleg

In het kader van het vooroverleg zijn geen reacties ingediend die een belemmering vormen voor de herontwikkeling van het Stationsplein. De formele bestemmingsplanprocedure kan worden gestart.