| Plan: | Buitengebied 2009, herziening verbreding van de Regge, deelgebieden De Grimbergen en Zuna |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2012000014-VA01 |
Het landinrichtingsplan voor de ruilverkaveling Rijssen is opgesteld door de landinrichtingscommissie Rijssen en in december 1999 vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Overijssel.
Het plan heeft betrekking op een gebied van circa 3.800 hectare. Het landinrichtingsplan is afgestemd op bestaand beleid, zoals bijvoorbeeld het beleid voor nieuwe natuurgebieden (lokatie en oppervlakte). Het plan bevat maatregelen voor een verbetering van het landelijk gebied tussen Rijssen, Holten, Nijverdal en Wierden. Hoofddoel is het landelijk gebied mooier en vitaler te maken. Dit betekent een gezonde landbouw, een betere natuur, meer recreatie, een mooi landschap, verkeersveilige situaties en een schoon milieu.
De volgende maatregelen kunnen hieraan een bijdrage leveren:
In het landinrichtingsplan zijn de natuurontwikkelingsprojecten Zunasche Heide, Middelveen/Overtoom en de het aanleggen van beekbegeleidende natuurgebiedjes langs de Regge (inclusief een vernatuurlijking van een aantal lager gelegen delen) opgenomen. Het natuur- en landschapsontwikkelingsproject langs de Regge is eveneens als concreet planonderdeel benoemd. Daarnaast wordt onder de noemer van landschappelijke inrichting een aantal lagere delen langs de Regge ingericht voor vernatuurlijking van de Regge. De gebieden leveren een bijdrage aan een meer natuurlijke inrichting van de laaglandrivier de Regge. Een rivier met een natuurlijke dynamiek en natuurlijke oevers en aangrenzende natte laagtes. Een rivier die ook moet gaan functioneren als een ecologische verbinding tussen grotere natuurgebieden in Overijssel. Vegetaties die bij deze inrichting horen zijn broekbos, struweel, grote zegge-moeras, oeverruigten en graslanden.
De volgende maatregelen worden genomen:
De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel zijn op 1 juli 2009 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van het streekplan, Verkeers- en Vervoersplan, Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan. Deze visie is opgesteld met een doorkijk tot 2030. In de Omgevingsverordening zijn instructies opgenomen ten aanzien van de inhoud van de juridisch-planologische documenten. In deze paragraaf komt als eerste de visie aan bod en in navolging hierop de verordening.
Voor de omgevingsvisie heeft de provincie twee thema's die leidend zijn voor alle beleidskeuzes: duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen in projecten en regels.
Ontwikkelingsperspectieven
Ontwikkelingsperspectieven schetsen de ontwikkelingsrichtingen voor gebieden. Voor de groene omgeving worden de volgende ontwikkelingsperspectieven geschetst:
Het plangebied ligt binnen het ontwikkelingsperspectief 'realisatie groene hoofdstructuur', het betreft hier de begrensde Ecologische Hoofdstructuur. De aangewezen nieuwe natuur moet nog gerealiseerd worden. Het plangebied is daarnaast aangeduid als 'buitendijks gebied, beekdal'.
Het watersysteem van brongebieden, beken, weteringen, rivieren, watervlaktes is een essentieel onderdeel van de identiteit en de ontstaansgeschiedenis van Overijssel. Alleen de zichtbaarheid, toegankelijkheid, uitstraling en ruimtelijke continuïteit van het stelsel kunnen aanmerkelijk verbeteren. Ook hier is de praktijk er een van aandacht voor afzonderlijke gebieden, terwijl de aandacht meer op het geheel gericht zou moeten zijn. De waterlopen (beken, weteringen, aanvoerkanalen) moeten in de komende periode zowel vanuit kwantitatief oogpunt (vergroting van het bergend vermogen) als vanuit kwalitatief oogpunt (‘schone’ waterstructuren over zo lang mogelijke lengte schoonhouden) een opknapbeurt krijgen. Dat vormt een prima gelegenheid om de inrichtingskwaliteit en de toegankelijkheid er langs (de schouwpaden als langzaam routenetwerk) te verbeteren.Het watersysteem wordt zo een verbinding voor mens, plant en dier. Het wordt een bindmiddel voor de onderdelen van de EHS en kan helpen om de afzonderlijke natuurgebiedjes en -gebieden aaneen te smeden en beleefbaar te maken.
Lagenbenadering
De verordening onderscheidt verder de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust en leisurelaag. De stedelijke laag is in dit geval niet van toepassing.
In de natuurlijke laag maakt het plangebied deel uit van de beekdalen en natte laagtes en de dekzandvlaktes en -ruggen. De beekdalen en natte laagtes zijn belangrijke ruimtelijke en functionele dragers van de zandgebieden. De beken voeren het water af naar lager gelegen delen,maar vormen ook belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier. Samenhang en dynamiek zijn belangrijk voor het functioneren van het watersysteem. De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.
In de laag van het agrarisch cultuurlandschap maakt het plangebied onderdeel uit van het 'maten- en flierenlandschap'.
Het maten- en flierenlandschap is de natte contramal van het essen- en oude hoevenlandschap. Het zijn de beekdalen en laagtes tussen de essen met hun flanken en (voormalige) heidevelden. Kenmerkend zijn het hoge waterpeil, het onbebouwde karakter, de continuiteit van de beekloop, het lineaire landschap met open "kamers" en coulissen en de duidelijk zichtbare overgang naar hogere gronden.
De dragende structuren van het landschapstype 'maten- en flierenlandschap' zijn het historisch lineaire landschap met open 'kamers' en coulissen, de overgang naar de hogere gronden en de toegankelijkheid, beleefbaarheid en het vasthouden van water.
Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan het behoud en de versterking van deze structuren.
In de lust- en leisurelaag is aangegeven dat langs de Regge een aantal recreatieve routes liggen. Als ontwikkelingen plaatsvinden in de gebieden die in de directe invloedssfeer van stad en dorp liggen dan dragen deze ontwikkelingen bij aan het behoud en de verkleining van de maaswijdte van het padennetwerk. Nieuwe mogelijkheden voor lange afstandswandel- en fietsroutes worden benut. Een bestemmingsplan richt zich op de bescherming en de continuïtiet van routes.
De Omgevingsvisie is gedeeltelijk uitgewerkt in de Omgevingsverordening Overijssel 2009. In de verordening is aangegeven welke gebieden onder de werkingssfeer van de regels voor de Ecologische Hoofdstructuur vallen. De regels hebben dan met name betrekking op eisen die gesteld worden aan ruimtelijke ontwikkelingen, anders dan natuurontwikkeling. Bestemmingsplannen voor de Ecologische Hoofdstructuur "strekken uitsluitend tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscatgorieen nieuwe, nog niet gerealiseerde natuur en zoekgebied" (artikel 2.7.3. onder b van de Omgevingsverordening). Een natuurbestemming is bij de realisatie van nieuwe natuur dus noodzakelijk.
Het Natuurbeheerplan (ontwerp-wijziging, april 2012) is het toetsingskader voor de Subsidieregeling Natuur en Landschapsbeheer. In het Natuurbeheerplan staan de natuurdoelen per gebied met daarbij om welk beheertype het gaat (bijvoorbeeld moeras of bos). Er staat in voor welk (agrarisch) natuurbeheertype subsidies verleend kunnen worden en of het gaat om de ontwikkeling van nieuwe natuur en/of kwaliteitsverbetering
van bestaande natuur.
In hoofdlijnen wordt in dit gebied (Zuid-Twente, met daarbinnen het Reggedal) naar de ontwikkeling van de volgende typen natuur gestreefd:
Gebiedsbeschrijving
Het rivierdal van de Regge kent veel verschillende biotopen in zowel natte als droge milieus. Warmte- en droogteminnende soorten komen voor op dijken, rivierduinen en oeverwallen. Veel meanders langs de Regge zijn eind 19e eeuw en begin 20e eeuw geheel of deels dichtgeschoven. Zeer dynamische natuur, welke kenmerkend is voor een levend rivier-systeem ontbreekt op landschapsschaal en slechts plaatselijk komt in het rivierdal bos voor. Het rivierdal is door de variatie aan biotopen en geleidende beplantingen geschikt of geschikt te maken als leef- en migratiegebied voor vogels (IJsvogel), vleermuizen, insecten (libellen en vlinders), vissen en kleine zoogdieren (o.a. Otter). De vele oude meanders en poelen spelen een belangrijke rol in het voorkomen van amfibieën, waaronder Knoflookpad en Kamsalamander. Voor veel diersoorten is de combinatie van bosrijk gebied en gevarieerd dal belangrijk; er zijn veel ecologische relaties. De begrenzing ten noorden van Hellendoorn betreft gevarieerde gebieden die in de Landinrichting Den Ham-Lemele al ingericht zijn voor natuur. In de andere gebiedsdelen in Hellendoorn zijn Reggemeanders, gevarieerde graslanden en bos- en landschapselementen aanwezig. Het gebied van de Faanke ligt in een geologisch en landschappelijk zeer bijzonder deel. De Regge is hier ter hoogte van de Steile Oever door de stuwwal gebroken. Aan de zuidzijde van de Regge ligt een cultuurlandschap. Het gebied bij de kruising Regge-Overijssels kanaal zijn tamelijk laag gelegen graslanden. Er ligt een oude arm van de Regge.
De benedenloop van het Reggedal is een relatief laag gelegen gebied met enkele Reggemeanders met veel planten die op kwel wijzen aan de dalrand. Natuurontwikkeling heeft hier laten zien dat herstel van Dotterbloemhooiland mogelijk is. Via de Besthmenerleiding komt water van het zuidelijk deel van Ommen in het gebied. Het gebied is door een kade gescheiden van de Regge. Via een gemaal wordt het water van het Ommense achterland op de Regge gebracht.
Streefbeeld Gehele Regge
De belangrijkste doelen voor natuur en landschap in het Reggegebied zijn:
Status van de gronden
In het Natuurbeheerplan 2012 is het grootste deel van het plangebied aangemerkt als "nog om te vormen landbouwgrond naar natuur". Deze gebieden moeten na inrichting als natuurgebied ook een bestemming "Natuur" krijgen. Voor een klein deel van de percelen kan subsidie voor agrarisch natuurbeheer (kruiden- en faunarijk grasland) worden aangevraagd. Dit laatste is op vrijwillige basis.
Het plangebied ligt in het verwevingsgebied. Dit gebied is als zodanig aangewezen in het kader van het Reconstructieplan Salland-Twente. De hoofdlijn van het beleid in het verwevingsgebied is:
Natuurontwikkeling past in de hoofdlijnen van het beleid uit het Reconstructieplan.
Uitvoering van dit bestemmingsplan draagt bij aan de twee hoofdthema's uit de Omgevingsvisie Overijssel: duurzaamheid (in dit geval: vergroten waterbergend vermogen en veerkracht van het watersysteem, zoals in de beekdalen) en ruimtelijke kwaliteit (de landschappelijk waardevolle structuren worden versterkt en beleefbaar gemaakt).
De provincie Overijssel heeft de Regge en de direct aangrenzende percelen in meerdere beleidsdocumenten aangewezen als een nieuw natuurgebied dat nog gerealiseerd moet worden. De ontwikkeling past ook in het Reconstructieplan. Een natuurbestemming is gewenst omdat het gebied van functie veranderd: agrarisch gebruik wordt natuurgebied.
De kenmerkende landschapsstructuren van het jonge heide- en broekontginningenlandschap en het maten- en flierenlandschap moeten behouden en/of versterkt worden.