Plan: | Buitengebied 2009, herziening Erve Kleilutte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2011000010-VA02 |
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel 2009.
De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
De definitie van duurzaamheid luidt: 'duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte van de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien'. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: 'het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is'. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
De provincie wil ontwikkelingen in de Groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de "Kwaliteitsimpuls Groene omgeving" ontwikkeld als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab’s, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar.
Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de Groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en "Catalogus Gebiedskenmerken".
Ontwikkelingen in de Groene omgeving worden als volgt benaderd:
Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de "Catalogus Gebiedskenmerken" wordt uitgevoerd.
Aan de geboden ontwikkelruimte worden dus voorwaarden verbonden om ruimtelijke kwaliteit te handhaven danwel in voorkomende gevallen de gewenste ruimtelijke kwaliteit te kunnen realiseren. Het gaat hierbij in alle gevallen in ieder geval om een goede ruimtelijke inpassing van de ontwikkeling. Op deze manier wordt aantasting van de omgevingskwaliteit en een verlies aan ecologisch en landschappelijk kapitaal als gevolg van de nieuwe ontwikkeling voorkomen danwel in voldoende mate gecompenseerd. Een en ander moet nader worden onderbouwd in een bij het ruimtelijk plan behorende toelichting.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. ‘SER-ladder’ gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Afbeelding 3.1 geeft dit schematisch weer.
Afbeelding 3.1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Indien het concrete initiatief, de uitbreiding van het terrein van het familiepark en vernieuwing van bestaande voorzieningen, wordt getoetst aan de regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene omgeving'en de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
De in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling voorziet enerzijds in een kwaliteitsslag van de voorzieningen op een bestaand vakantiepark en anderzijds in een uitbreiding in zuidelijke richting ten behoeve van een sport- en spelterrein, wandelpad en dierenweide.
Om de nieuwe omvang van het terrein goed in te kunnen passen in het landschap is een inrichtingsplan opgesteld. Dit plan voorziet in de landschappelijke inpassing van deze uitbreiding in zuidelijke richting. In het inrichtingsplan is met name aandacht besteed aan de randen van het plangebied. Het inrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 4 van deze toelichting.
Door het inrichten van het terrein conform het inrichtingsplan ontstaat een goed landschappelijk ingepast vakantiepark. Door extra aandacht te besteden aan de randen van het plangebied wordt als het ware een nieuw boscomplex ruimtelijk ingepast in de omgeving. Hiermee is de in dit bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in harmonie met het landschap.
Naast de ruimtelijke kwaliteitsimpuls is er bij onderhavig initiatief sprake van een maatschappelijke meerwaarde van de betreffende uitbreiding. Naast de gebruikers en bezoekers van het park, kunnen ook dagrecreanten (te denken valt aan passanten van wandel- en fietsroutes) een bezoek brengen aan de dierenweide. Om de directe omgeving aantrekkelijk te maken zal initiatiefnemer ten behoeve van deze groep recreanten onder meer enkele zitgelegenheden (picknicktafels) creëren.
Zoals uit de volgende paragrafen zal blijken, past deze ruimtelijke ontwikkelingen, binnen het ontwikkelingsperspectief ter plekke en wordt het plan volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' uitgevoerd.
Hiermee wordt voldaan aan de wens van de provincie Overijssel met betrekking tot de impuls aan de groene omgeving.
Bij de afwegingen in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' is gebleken dat het een uitbreiding van een verblijfsrecreatieve voorziening betreft. De Omgevingsvisie biedt mogelijkheden voor bouw van nieuwe recreatiewoningen en/of uitbreiding van het terrein om een kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijven te realiseren.
De Omgevingsverordening Overijssel 2009 kent bepalingen ten aanzien van 'verblijfsrecreatie'. Deze hebben echter betrekking op bouw van nieuwe recreatiewoningen. Daar is op Erve Kleilutte echter geen sprake van. Het aantal recreatiewoningen blijft namelijk gelijk. De uitbreiding betreft een terrein voor kamperen, een speelweide en dierenweide.
Met deze uitbreiding van het vakantiepark wordt rekening gehouden met de groene omgeving. Aan de hand van een Ruimtelijk Kwaliteitsplan worden het park ingepast in de omgeving. Bij de inpassing van de uitbreiding wordt met name aandacht besteed aan de randen van het plangebied. Hierbij zijn de bestaande landschappelijke structuren en kwaliteiten van het landschap leidend. Door de randen te voorzien van een stevige groenstructuur, passend bij het landschap, wordt de uitbreiding groen ingepast in het kleinschalige landschap. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar het inrichtingsplan dat is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
Voor het overige zijn in de fase van de generieke beleidskeuzes geen aspecten van belang die een nadere afweging vragen of belemmeringen met zich mee kunnen brengen.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vorm gegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.
Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen.
Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.
De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.
In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van belang. In de groene ruimte gaat het - kort gezegd - om het behoud en de versterking van het landschap en het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur alsmede om de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.
In afbeelding 3.2 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen.
Afbeelding 3.2 Uitsnede perspectievenkaart Omgevingsvisie (bron: provincie Overijssel)
Buitengebied - accent veelzijdige gebruiksruimte - mixlandschap
Het plangebied is aangewezen als 'Buitengebied- accent veelzijdige gebruiksruimte- mixlandschap". Deze gebieden zijn bedoeld voor gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouw-water, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. Naast de bescherming van kwaliteiten wil de provincie vooral ontwikkeling en dynamiek benutten voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Toetsing van het initiatief aan het "Ontwikkelingsperspectief"
De in voorliggend bestemmingsplan besloten uitbreiding van het terrein van vakantiepark Erve Kleilutte past goed binnen het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief. Het betreft een afwisselend landschap dat zich bij uitstek leent voor het ontspannen en het beleven van het landschap. Het bestaande park, inclusief de uitbreiding aan de zuidzijde, wordt landschappelijk ingepast waarbij de bestaande groene structuren en kwaliteiten van het landschap leidend zijn. Andere functies als de landbouw worden niet belemmerd in hun ontwikkelingsmogelijkheden door de ontwikkelingen op het vakantiepark. Met de landschappelijk inpassing door middel van een Ruimtelijk Kwaliteitsplan wordt een goede harmonie gevonden tussen de omgevingskwaliteiten en de uitbreiding van het vakantiepark.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.
1. De natuurlijke laag.
Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de natuurlijke laag kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden. Ook in steden en dorpen bij voorbeeld in nieuwe waterrijke woonmilieus en nieuwe natuur in stad en dorp.
De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstype "Dekzandvlakte en ruggen". In afbeelding 3.3 is dat aangegeven.
Afbeelding 3.3 Gebiedstype “Dekzandvlakte en ruggen" (bron: provincie Overijssel)
Dekzandvlakte en ruggen
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. De ambitie in deze gebieden is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
Als ontwikkelingen plaatsvinden, dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beide zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
Toetsing van het initiatief aan het de "Natuurlijke laag"
Teneinde de kwaliteit van het plangebied te versterken, is een inrichtingsplan opgesteld voor Erve Kleilutte. De bestaande structuren en kwaliteiten van het landschap zijn leidend geweest bij het opstellen van dit inrichtingsplan. Door de uitbreiding van het vakantiepark in te passen in de omgeving wordt geen afbreuk gedaan aan het landschap. Extra aandacht bij de inpassing van het vakantiepark gaat uit naar de randen van het plangebied. Door deze goed vorm te geven en stevig aan te zetten is er sprake van een goede landschappelijk inpassing in het landschap.
2. De laag van het agrarische cultuurlandschap
In het agrarisch cultuurlandschap gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.
De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de laag van het agrarisch-cultuurlandschap' aangeduid met het gebiedstype “Jonge heide- en broekontginningslandschap". In afbeelding 3.4 is dat aangegeven
Afbeelding 3.4 Gebiedstype 'Jonge heide- en broekontgingslandschap' (bron: provincie Overijssel)
Jonge heide- en broekontginningslandschap
Kenmerkend voor het jonge heide- en broekontginningslandschap was oorspronkelijk de grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden. Deze waren functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht.
Aanvankelijk kleinschalig en min of meer individueel door keuterboertjes, later werd de ontginning planmatig en grootschalig aangepakt (tot in de jaren 60 van de 20e eeuw). De grote natte broekgebieden ondergingen een vergelijkbare ontwikkeling, waardoor de natte en de droge jonge ontginningen nu gelijkenis vertonen. Daarnaast zijn vanaf 1750 vanuit de landgoederen en buitens ook veel van de voormalige heidegronden voor de jacht en houtproductie bebost. Dit heeft geresulteerd in grote en kleinere landbouwontginningslandschappen en in landschappen van grote boscomplexen en (nooit ontgonnen) heidevelden, zoals op de Sallandse Heuvelrug.
Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings'landschappen met rommelige driehoekstructuren als resultaat.
Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
Toetsing van het initiatief aan het de "Laag van het agrarisch cultuurlandschap"
Zoals reeds vermeld is voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld. Met het opstellen van dit ruimtelijk kwaliteitsplan is rekening gehouden met de ter plekke geldende gebiedskenmerken. In het ruimtelijk kwaliteitsplan wordt onder andere extra aandacht wordt besteed aan de randen waarbij de nieuwe groenstructuren worden aangelegd en het water in het plangebied weer zichtbaar wordt gemaakt. Kortheidshalve wordt ook verwezen naar Bijlage 4 waarin nader wordt ingegaan op de investeringen die in het landschap gedaan zullen plaatsvinden.
3. De stedelijke laag
De locatie heeft op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken kunnen derhalve feitelijk buiten beschouwing worden gelaten
4. De lust- en leisurelaag
Met de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap en de stedelijke laag is het spectrum van de ruimtelijke kwaliteit nog niet compleet. De lust & leisurelaag is het domein van de belevenis, de betekenis en identiteit. Het voegt kenmerken toe als landgoederen, recreatieparken, recreatieve routes maar benut ook vooral de kwaliteit van de andere drie lagen. Het maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevenisaspect wordt een steeds belangrijke pijler onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid.
De ambitie is gericht op sterke ruimtelijke identiteiten als motor voor gebiedsontwikkeling. Het gaat er om beleving, betekenis en kwaliteit van de omgeving te versterken en de beleefbaarheid en toegankelijkheid van het landschap te vergroten.
De locatie is op de gebiedskenmerkenkaart 'de lust- en leisurelaag' aangeduid met 'gebieden voor verblijfsrecreatie'. In afbeelding 3.5 is dat aangegeven.
Afbeelding 3.5 Lust & leisurelaag: 'Gebieden voor verblijfsrecreatie' (bron: provincie Overijssel)
Gebieden voor verblijfsrecreatie
Campings, complexen van zomerhuizen/ vakantiewoningen liggen veelal in of gekoppeld aan aantrekkelijke natuurlijke landschappen en/of agrarische cultuurlandschappen. Soms voegen deze voorzieningen kwaliteit toe, meestal liften ze mee op bestaande landschappelijke kwaliteiten. De kwaliteit van het omliggende landschap bepaalt vaak de aantrekkelijkheid van de voorziening. Vaak zijn deze terreinen opgezet op basis van een planmatig basisstramien met een sterk door eindgebruikers gekleurde invulling. Ook komen grootschalige bungalowparken voor met een veel uniformer bebouwingstype en planopzet. Iedere gebruikersgroep heeft een eigen kwaliteitsprofiel met bijbehorende kwaliteit voorzieningen.
De ambitie is de verblijfsrecreatie sterker te verbinden met de kwaliteiten van de omgeving en onderdeel uit te laten maken van het hele recreatieve netwerk. Het aanbod wordt hierdoor specifieker en sterker verbonden met de Overijsselse kenmerken. Tegelijkertijd kan de kracht van de sector dan beter worden benut om de kwaliteit van de omgeving te versterken. Zo kan het aanbod van recreatieve verblijfsmogelijkheden verbreden: in Noordoost-Twente verblijf je op een boerenerf, in het wilde hart midden in de bossen met de reeën voor je huisje. In de Wieden-Weerribben vaar je, bij wijze van spreken, naar je lodge in het rietland. Hergebruik van vrijkomende gebouwen en kwaliteitsverbetering van bestaande terreinen zijn belangrijke strategieën.
Toetsing van het initiatief aan het de 'Lust- en leisurelaag'
Het betreft de uitbreiding van een bestaand, relatief kleinschalig vakantiepark, met een kampeer-, speel- en dierenweide en een nieuw multifunctioneel gebouw. Het aantal recreatiewoningen neemt niet toe. De uitbreiding van het vakantiepark aan de zuidzijde vindt plaats conform een inrichtingsplan. Dit plan voorziet in de landschappelijk inpassing van het vakantiepark en een aanzienlijke kwaliteitsimpuls in de groene omgeving.
Voor wat betreft het provinciaal beleid ten aanzien van recreatie en toerisme zet de provincie met name in op het bieden van ruimtelijke mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van het recreatief-toeristisch aanbod. Dit aansluitend bij het ontwikkelingsperspectief ter plekke en passend binnen de geldende gebiedskenmerken.
De toerisme- en recreatiesector vormt een belangrijke economische factor in Overijssel. Een rijk aanbod van (dag)recreatieve voorzieningen vormt een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven en bewoners. De provincie wil een sterk aanbod voor vrijetijdsbesteding en wil toeristen blijvend aan Overijssel binden. Provinciaal doel is een vitale en zichzelf vernieuwende sector. Daarom staan innovatie en versterking van het organiserend vermogen in de toeristische sector centraal.
Ondernemers wordt de ruimte geboden om toeristisch-recreatieve voorzieningen te ontwikkelen die bijdragen aan differentiatie van het aanbod en toeristische structuurversterking. Door gebiedsgericht (nieuwe) koppelingen te leggen tussen verschillende sectoren (recreatie, landschap, water, cultuur, zorg en sport) wil men de concurrentiekracht van Overijssel als vakantie- en dagtochtbestemming versterken.
Het huidige aanbod van recreatiewoningen in Overijssel sluit niet altijd aan bij de wensen van de hedendaagse consument. De provincie wil met de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving een stimulans bieden voor de verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit in de bestaande verblijfsaccommodaties met innovatieve concepten.
Het bestaande vakantiepark wordt uitgebreid aan de zuidzijde met een gedeelte voor kamperen, een speelweide en een dierenweide. Deze beoogde ontwikkelingen sluiten goed aan bij de wens van de (recreatieve) consument en worden ingepast in het landschap zoals blijkt uit het in Bijlage 4 opgenomen inrichtingsplan. Leidend bij dit plan zijn de gebiedskenmerken en de bestaande landschappelijke structuren en kwaliteiten van het landschap. Geconcludeerd wordt dan ook dat de in dit voorliggend bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.