Plan: | Buitengebied 2009, herziening uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01 |
Weelink Recreatie Ommen BV beheert en exploiteert het Bungalowpark Hoge Hexel in de gemeente Wierden. Het park is gelegen aan de Bruine Hoopsweg 6 tussen de kernen Wierden en Hoge Hexel. Het park heeft in de huidige omvang een capaciteit van circa 180 recreatiewoningen en een oppervlakte van circa 20 hectare. Op het park zijn verschillende typen bungalows voor de verhuur beschikbaar. De ligging van de bungalows varieert van in het bos verscholen tot wat meer open in het veld. De oudste bungalows zijn inmiddels ruim 30 jaar oud.
Het bungalowpark heeft al geruime tijd plannen om de kwaliteit van het recreatiepark te verhogen en een grotere variatie aan te brengen in het aanbod van recreatiewoningen. Hiertoe is een uitbreiding van het park en het aantal recreatiebungalows noodzakelijk. Daarnaast is de uitbreiding noodzakelijk om het bungalowpark nu en in de toekomst op een gezonde manier te kunnen blijven exploiteren voor recreatieve doeleinden. Concreet bestaat het voornemen om enkele aangrenzende percelen te ontwikkelen ten behoeve van het bungalowpark. Op deze percelen worden, in een ruime en groen vormgegeven opzet, in totaal 145 nieuwe moderne recreatiewoningen met luxe voorzieningen gerealiseerd.
Naast de voornoemde uitbreiding wordt tevens een aan het bungalowpark aansluitend perceel, gelegen tussen de Bruine Hoopsweg en het bungalowpark, ingericht als multifunctioneel terrein ten behoeve van sport, spel en natuur.
Omdat de uitbreiding van het bungalowpark en het inrichten van gronden ten behoeve van het bungalowpark niet in overeenstemming is met het vigerende bestemmingsplan, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. In dit bestemmingsplan zal worden aangetoond dat de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel in overeenstemming is met een 'goede ruimtelijke ordening'.
Het plangebied is gelegen aan de Bruine Hoopsweg te Hoge Hexel in de gemeente Wierden. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kernen Wierden en Hoge Hexel weergegeven. Afbeelding 1.2. geeft de ligging van het plangebied aan de Bruine Hoopsweg weer. In afbeelding 1.2 is tevens aangegeven waar de uitbreiding van het bungalowpark recreatiewoningen zal plaatsvinden en welk gebied zal worden ingericht als een multifunctioneel terrein. Opgemerkt wordt dat de weergegeven begrenzing indicatief is, op de verbeelding wordt de exacte begrenzing van het plangebied weergegeven.
Het huidige bungalowpark maakt geen onderdeel uit van het plangebied.
Afbeelding 1.1: Ligging van het plangebied tussen de kernen Hoge Hexel en Wierden (Bron: ArcGIS)
Afbeelding 1.2: Ligging van het plangebied aan de Bruine Hoopsweg (Bron: ArcGIS)
Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel' bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden weergegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het project zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch harde deel van het bestemmingsplan.
Het plangebied is gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' van de gemeente Wierden. Dit bestemmingsplan is op 12 januari 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Wierden. Op basis van dit bestemmingsplan hebben de gronden in het plangebied de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Bos'. Daarnaast is het plangebied voorzien van de gebiedsaanduidingen 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied” en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.
De regels van de bestemmingsplannen 'Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden' en 'Buitengebied 2009, herziening 2012 (veegplan)' zijn tevens van toepassing.
In afbeelding 1.3 is een uitsnede van het geldend bestemmingsplan weergegeven. Het uitbreidingsgedeelte van het park wordt middels een rode stippellijn globaal weergegeven.
Afbeelding 1.3: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' (Bron: Gemeente Wierden)
Gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn bedoeld voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf (zonder bouwmogelijkheden). Daarnaast zijn deze gronden bedoeld voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensief recreatief medegebruik. Op deze gronden mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de agrarische bestemming worden opgericht.
De gronden met de bestemming 'Bos, een bestaande (toegangs)weg bevindt zich deels binnen deze bestemming, zijn onder andere bedoeld voor bos en/of dichte beplantingsstroken, infrastructurele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden.
De gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' heeft geen directe raakvlakken met de voorgenomen ontwikkeling of het gebruik van de gronden. De gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied', de aanduiding is herzien als gevolg van het 'Buitengebied 2009, herziening waterwinning Wierden', is bedoeld voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding.
De uitbreiding van het bungalowpark met recreatiewoningen en het inrichten van een terrein ten behoeve van sport, spel en natuur is niet in overeenstemming met de ter plekke geldende bestemmingen waardoor een bestemmingsplanherziening vereist is.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de huidige situatie gegeven. Er wordt ingegaan op de landschappelijke structuur in de omgeving van het plangebied en op de huidige situatie van het plangebied.
Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving.
In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het beleid van het Rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Wierden beschreven.
In hoofdstuk 5 passeren alle relevante milieuthema's de revue.
Hoofdstuk 6 gaat in op de wateraspecten.
In de hoofdstukken 7 en 8 wordt respectievelijk ingegaan op de juridische aspecten/planverantwoording en de economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 9 gaat in op het vooroverleg en de inspraak.
In dit hoofdstuk wordt het plangebied beschreven. Dit hoofdstuk gaat zowel in op de landschappelijke structuur van de omgeving van het plangebied als op de huidige situatie van het plangebied.
Hoge Hexel ligt in een zandgebied met kleine hoogteverschillen. Het in cultuur genomen zandgebied is nu herkenbaar als essenlandschap en jong heide- en broekontginningslandschap. Het plangebied ligt in het relatief jonge ontginningslandschap en wordt gekenmerkt door lineaire structuren zoals lanen, bosstroken, waterlopen en ontginningslinten. De verkaveling heeft een grote ruimte maat en de gronden zijn veelal in gebruik als akker en weiland. Daarnaast zijn er kenmerkende blokvormige bospercelen en lange zichtlijnen over de akkers en weilanden. Indien de historische kaarten uit afbeelding 2.1 worden vergeleken met de luchtfoto uit afbeelding 2.2 valt op dat de lineaire structuren nog steeds herkenbaar is in het wegenpatroon. De bospercelen zijn blokvormig en driehoekig. In de huidige situatie zijn er wel meer bospercelen aanwezig en is het gebied verder verkaveld.
Afbeelding 2.1: Historisch topografische kaarten ± 1900 (links) en ± 1950 (rechts) (Bron: Gemeente Wierden)
Zoals uit de historische kaart van 1900 blijkt was er rond die tijd sprake van heidegronden, het bungalowpark zelf bestond nog niet. Uit de historische kaart van 1950 blijkt dat veel heidegronden zijn ontgonnen ten behoeve van de landbouw. De eerste contouren van het bungalowpark zijn rond die tijd echter ook al zichtbaar.
Het plangebied is gelegen aan de Bruine Hoopsweg in Hoge Hexel. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich als een afwisselend landschap met verschillende functies als landbouw, bos en recreatie. Het gebied heeft, door zijn kleinschalige gevarieerde landschap, de aanwezigheid van het natuurgebied Wierdense Veld, de diverse buurtschappen en de ligging nabij de verzorgingskern Wierden een grote recreatieve aantrekkingskracht. De luchtfoto in afbeelding 2.2 geeft een beeld van de gevarieerde opbouw van het landschap. Middels een rode stippellijn wordt het uitbreidingsgedeelte globaal weergegeven.
Afbeelding 2.1: Luchtfoto omgeving plangebied (Bron: Provincie Overijssel)
In de luchtfoto in afbeelding 2.2 is ingezoomd op het plangebied. Middels een rode stippellijn wordt het uitbreidingsgedeelte globaal weergegeven. Duidelijk waarneembaar is het bestaande bungalowpark Hoge Hexel. De uitbreiding van het park met 145 nieuwe recreatiewoningen vindt plaats aan de noordwestzijde van het bestaande park, op gronden die momenteel agrarisch in gebruik zijn. Het perceel dat wordt ingericht als multifunctioneel terrein voor onder meer natuur, sport en spel is nu in gebruik als (speel)weide.
Afbeelding 2.2: Luchtfoto uitbreidingslocatie en bestaande bungalowpark Hoge Hexel (Bron: Provincie Overijssel)
Het bungalowpark is gelegen in een landschappelijke omgeving en het voornemen is om het landschappelijke aspect ook terug te laten komen bij de uitbreiding van het park. Niet waarneembaar op de luchtfoto is een 380 kiloVolt(kV) hoogspanningsverbinding. De bij deze hoogspanningsverbinding behorende beschermingszone valt over een klein deel van het plangebied bedoeld voor de uitbreiding van het bungalowpark. Bij de uitvoering van het plan wordt met deze zone rekening gehouden door hier een groenstrook aan te leggen.
In hoofdstuk 2 is al ingegaan op de landschappelijke structuur van Wierden en de kenmerken van het plangebied zelf. In dit hoofdstuk wordt op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling zelf ingegaan. Alvorens in te gaan op de nieuwe ontwikkeling worden eerst de trends & ontwikkelingen in de verblijfsrecreatieve sector beschreven en wordt kort ingegaan op de voor de beoogde uitbreiding opgestelde bedrijfsplan.
Om goed in te kunnen spelen op de wens van de consument en voor een goede bezetting is meer nodig dan enkel de standaard bungalow. Parken met een herkenbaar en aanstekend profiel doen het beter dan 'gewone' bungalowparken en huisjes met toegevoegde waarde (qua bouwstijl, materiaalkeuze, inrichting, voorzieningenniveau of thematiek) scoren hoger dan standaardwoningen die op elk bungalowpark worden aangetroffen. Uit een onderzoek van Van der Reest Advies voor een bungalowpark in Drenthe blijkt dat 'bungalows met iets extra's' (bijvoorbeeld 'wellnessbungalows') 10-15% beter bezet zijn dan dezelfde bungalows in de standaardcategorie op hetzelfde park.
Hoewel het onderzoek in opdracht van een bungalowpark in Drenthe is uitgevoerd, is het onderzoek niet specifiek gericht op de Drentse bungalowparken. De bezoekers van bungalowparken in Drenthe komen immers, net als in Twente en de overige delen van Nederland, uit het hele land. Derhalve zijn de resultaten van dit onderzoek, waarbij is gekeken welk type bungalow de hoogste bezettingsgraad genereert, van toepassing op bungalowparken in heel Nederland.
Op de verschillende trends & ontwikkelingen die onderscheiden worden wordt hierna op ingegaan.
De roep om rust, ruimte en natuur groeit bij de Nederlandse toerist. De recreant heeft steeds meer de behoefte om zich af te wenden van de hectiek en meer de rust, ruimte en natuur (inclusief landschap) op te zoeken. Dit uit zich in een versterkte wens naar een vakantie of uitstapje in een landelijke en natuurlijke omgeving.
De groeiende behoefte aan rust en ruimte biedt kansen voor het beter benutten van het aanbod verblijfstoerisme in en rondom Wierden. De landschappelijke kenmerken van de omgeving bieden goede uitgangsmogelijkheden voor toeristen om tijdens hun vakantie van de rust, ruimte en groene omgeving te genieten. (Bron: Kenniscentrum Recreatie)
Ruim 12 procent van de Nederlandse bevolking heeft matige of ernstige lichamelijke beperkingen. Door de vergrijzing zal dit percentage de komende jaren sterk toenemen. Aandacht voor gezondheid wordt daardoor steeds belangrijker. Ook de overheid stimuleert mensen om meer te bewegen in het groen in het kader van de gezondheid in samenwerking met maatschappelijke organisaties, sportorganisaties, zorgverzekeraars en terreinbeheerders. Daarbij komt dat vooral onder de 30- tot 59- jarigen een grote vraag bestaat naar wellnessvoorzieningen. Dit betekent dat de komende jaren wellness en gezondheid een belangrijkere rol gaan spelen in de vrijetijdsbesteding. Het gaat daarbij om een mengeling van persoonlijke verzorging, gezondheid, welzijn en ontspanning. Commercieel biedt dit kansen voor de verblijfsrecreatieve markt door verblijfsvoorzieningen te combineren met wellnessmogelijkheden. (Bron: Kenniscentrum Recreatie)
De toerist is steeds meer op zoek naar een unieke beleving. De authenticiteit van een streek als Twente kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Voor Twente betekent dit, dat de bezoeker bewust op zoek kan gaan naar iets Twents en dat het liefst ook herkent in de directe omgeving van het verblijf of zelfs in de verblijfsaccommodatie zelf.
De verblijfstoerist bestaat niet; de ene toerist is de andere niet. Ook 'zappen' toeristen steeds meer tussen verschillende activiteiten. Er bestaan verschillende leefstijlen op basis waarvan toeristen zijn in te delen. Elke leefstijl heeft behoefte aan specifieke voorzieningen met verschillende kwaliteitsniveaus. Daarnaast stelt de recreant steeds hogere eisen aan zijn vrije tijd, deze moet zo optimaal mogelijk ingevuld worden. De vraag naar kwaliteit neemt daardoor toe. Een voorbeeld is de toenemende behoefte aan comfort en luxe onder de oudere doelgroepen en de zogenaamde 3-generatie vakanties: opa & oma en kinderen en kleinkinderen. Maar ook rust en eenvoud zijn een belangrijk onderdeel van kwaliteit. (Bron: Kenniscentrum Recreatie)
Een gedifferentieerd aanbod van verblijfsaccommodaties gericht op deze verschillende leefstijlen is voor de toekomst van de verblijfssector belangrijk. Dit betekent dat, naast het kunnen blijven bieden van een gedifferentieerd aanbod, kwaliteitsverbetering van de bestaande verblijfsvoorzieningen nodig is voor de toekomst van bungalowpark Hoge Hexel.
In verband met de beoogde uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel, dit betrof ook een eis vanuit de gemeente Wierden, is een bedrijfsplan opgesteld door Van der Reest Advies. Dit bedrijfsplan is getoetst door de gemeente en akkoord bevonden. Hierna is de conclusie van het betreffende bedrijfsplan opgenomen:
Van der Reest Advies beoordeelt de uitbreiding van Hoge Hexel dan ook als een haalbaar project.
Het huidige Bungalowpark Hoge Hexel heeft een capaciteit van 180 recreatiebungalows. De oudste woningen zijn nu ruim 30 jaar oud. De jongste dateren van dit jaar. Het park biedt van oudsher een breed palet aan voorzieningen. Daarbij komt dat het bungalowpark een publiek ontvangt dat vooral voor de omgeving komt en graag buiten het park vertoeft om te fietsen en wandelen.
Zoals ook blijkt uit de voorgaande paragraaf wijzen signalen in consumentengedrag en op andere terreinen van de vakantiemarkt, op een mogelijk einde van het traditionele bungalowpark. Het is zaak dat bungalowpark Hoge Hexel zijn doelgroep verder afbakent en zich sterker onderscheidt. De moderne gast wil ruime keuzemogelijkheden hebben, op het park en erbuiten. Men heeft behoefte aan het comfort, gemak en de luxe van thuis gecombineerd met zaken die men thuis niet heeft. Het doorsnee bungalowpark, opgezet als woonwijk met een centrale voorzieningen, loopt op haar einde. Steeds vaker wordt door de consument gekozen op basis van andere accenten. Deze zijn dan vooral ingebouwd in het eigen luxe onderkomen. Men zal zich meer en meer willen kunnen afzonderen en zelf een plek en een moment willen kiezen, op het gebied van uitgaan, ontspanning, inspanning en lichaamsverzorging.
Dit vraagt om een andere opzet van het bungalowpark en om nieuwe kwaliteitsimpulsen. De inrichting en uitstraling van de bungalows alsmede de plaatsing van de bungalows ten opzichte van elkaar en in het plangebied, bepalen in belangrijke mate het succes. Het nieuwe aanbod moet een toevoeging vormen ten opzichte van het bestaande aanbod. Dit nieuwe aanbod moet bovendien voldoende schaal en slagkracht hebben om dit effect te bewerkstelligen. Door het vergroten van de differentiatie in de voorzieningen en het type woningen ontstaat een positieve marktontwikkeling omdat nieuwe doelgroepen worden aangetrokken. Daarbij komt dat in de naaste toekomst een upgrading nodig is van de centrale voorzieningen. Voor een gezonde exploitatie en het in stand houden van deze voorzieningen is een zekere schaalgrootte in aantal eenheden noodzakelijk. Met de uitbreiding van het aantal recreatiewoningen wordt daarin voorzien.
Uitgegaan wordt van een uitbreiding van het park met in totaal 145 nieuwe moderne recreatiewoningen met luxe voorzieningen op een terrein van circa 14 hectare. Dit betekent dat de uitbreiding van het bungalowpark ruim van opzet is. Voor de recreatiewoningen wordt over het algemeen een kavelgrootte van 450 á 500 m² gehanteerd. Deze ruime opzet biedt de mogelijkheid om de recreatiebungalows op voldoende afstand van elkaar te plaatsen om zo enige privacy te garanderen. De woningen staan daarentegen niet zo ver uiteen om ‘er niet meer bij te horen’ (sociale aspect).
De recreatiebungalows variëren van grootte en omvang. De kleinste bungalows zijn geschikt voor maximaal 6 personen. De grootste bungalows zijn geschikt voor maximaal 10 personen. Door enkele recreatiewoningen aaneen te bouwen kan daarnaast flexibel worden omgesprongen met de beschikbare capaciteit en kunnen ook bungalows worden aangeboden die geschikt zijn voor meer dan 10 personen.
Door de ligging van de uitbreidingslocatie naast het huidige bungalowpark en direct bij de centrale toegangsweg ontstaat bovendien een relatief korte afstand tot de centrumvoorzieningen en de hoofdtoegang van het park. Daarnaast biedt de ruime opzet mogelijkheden om veel kwaliteit aan te brengen in de ‘openbare’ ruimte van het park.
In afbeelding 3.1 en afbeelding 3.2 zijn enkele referentiebeelden opgenomen die een beeld geven van de uitstraling die met de uitbreiding van het park wordt nagestreefd.
Afbeelding 3.1: Referentiebeelden uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel (Bron: 't Sikkeler Ruurlo)
Afbeelding 3.2: Referentiebeelden uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel (Bron: 't Sikkeler Ruurlo)
Om de recreant optimaal te kunnen bedienen is het wenselijk een multifunctioneel terrein in te richten tussen de Bruine Hoopsweg en het bungalowpark. Op dit multifunctionele terrein kan de recreant activiteiten op het gebied van sport en spel uitoefenen. Door middel van een stevige groensingel wordt voorzien in voldoende afscherming ten opzichte van de woningen aan de overzijde van de weg.
Bedrijfswoning
Op basis van het geldend bestemmingsplan mogen op het huidige park twee bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' worden gerealiseerd. In beide gevallen is ter plaatse van de aanduidingen een woning aanwezig. Uitsluitend de woning aan de zuidoostzijde van het park, ter plaatse van de betreffende aanduiding, is echter in gebruik als bedrijfswoning. De andere woning, gelegen nabij de centrumvoorzieningen, is in gebruik als recreatiewoning.
Vanuit het oogpunt van beheer en toezicht is het wenselijk om ook op het nieuwe parkgedeelte een bedrijfswoning te realiseren. Door op het uitbreidingsgedeelte een nieuwe bedrijfswoning te realiseren ontstaat tevens een goede spreiding van de bedrijfswoningen (beheer en toezicht). Omdat een toename van het aantal toegestane bedrijfswoningen op het park niet wenselijk wordt geacht, wordt middels dit bestemmingsplan de aanduiding 'bedrijfswoning' ter plaatse van de voornoemde recreatiewoning verwijderd. In de regels van dit plan wordt geregeld dat binnen het bestemmingsvlak 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', dit bestemmingsvlak omvat het uitbreidingsgedeelte en het perceel van de hiervoor genoemde recreatiewoning, maximaal 1 bedrijfswoning mag worden gebouwd. Door deze wijze van regelen wordt de mogelijkheid geboden om op het uitbreidingsgedeelte een nieuwe bedrijfswoning te realiseren terwijl het aantal toegestane bedrijfswoningen (2) op het gehele park niet toeneemt.
Qua aantal te bouwen recreatiewoningen betekent dit dat in de regels van dit plan is geregeld dat in totaal 146 recreatiewoningen zijn toegestaan. Dit betreffen de 145 nieuw te bouwen recreatiewoningen en de bestaande recreatiewoning die nu nog is aangeduid als 'bedrijfswoning'. Omdat bij deze bestaande recreatiewoning sprake is van een bestaand object die gerekend wordt tot het bestaande park en ook als zodanig wordt verhuurd, is deze woning niet meegenomen in het bedrijfsplan en de daarin opgenomen exploitatieopzet. Ook wordt om deze reden in het vervolg van deze toelichting niet (m.u.v. paragraaf 7.3) hier niet nader op ingegaan.
Ontwikkelfasen
De uitbreiding van het bungalowpark met de recreatiebungalows zal in verschillende fasen gaan plaatsvinden. In eerst instantie is gekozen voor 5 ontwikkelfasen waarbij om de 2 jaar een nieuw deel van het park tot ontwikkeling wordt gebracht. In afbeelding 3.3 wordt globaal inzichtelijk gemaakt op welke wijze het park tot ontwikkeling gaat komen.
Afbeelding 3.3: Ontwikkelfasen uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel
Ten aanzien van de in afbeelding 3.3 geschetste ontwikkelfasen wordt opgemerkt dat indien de markt het toelaat of vraagt, het park sneller tot ontwikkeling wordt gebracht. Uitgangspunt voor de ontwikkeling blijft echter ten allen tijde dat eerst aansluitend op het bestaande park wordt ontwikkeld en pas daarna op de gronden richting het Janninksbos.
De ervenconsulent van het Oversticht is gevraagd om advies uit te brengen inzake de uitbreidingsplannen van bungalowpark Hoge Hexel. Het uitgebrachte advies van de ervenconsulent heeft geleidt tot een uitgewerkt Ruimtelijk Kwaliteitsplan dat voorziet in een goede landschappelijke inpassing van het park in de omgeving. Het advies is van de ervenconsulent van het Oversticht is opgenomen in Bijlage 1 bij deze toelichting en het Ruimtelijk Kwaliteitsplan is opgenomen in Bijlage 2 bij deze toelichting. Een uitsnede van het landschappelijk inpassingsplan is weergegeven in afbeelding 3.4.
Afbeelding 3.4: Landschappelijk inpassingsplan bungalowpark Hoge Hexel (Bron: Gemeente Wierden)
Zoals blijkt uit afbeelding 3.4 de randen groen aangeplant. De groene randen die evenwijdig met de (calamiteiten)ontsluiting lopen zijn circa 6 meter breed. De breedte van de overige randen bedraagt in elk geval 10 meter. De noordelijke rand wordt breder uitgevoerd, namelijk 20 meter breed. Onder andere in deze groene rand wordt een grondwal van circa 1 meter hoogte aangebracht. De beplanting in de randen is streekeigen en bestaat uit soorten als zomereik, ruwe berk, vuilboom, lijsterbes, sleedoorn, hazelaar en grauwe wilg.
Opgemerkt wordt dat het inpassingsplan ook een globaal inzicht biedt in de inrichting van de gronden op het park. Op welke wijze de gronden op het park exact ingericht gaan worden is echter aan initiatiefnemer. De beplantingsranden van het park dienen echter wel verplicht te worden aangelegd. Middels deze aanplant wordt het park immers landschappelijk ingepast in de omgeving.
Om te verzekeren dat deze inpassing ook daadwerkelijk zal worden uitgevoerd is in de regels van dit bestemmingsplan een zogenoemde voorwaardelijke verplichting opgenomen die ertoe strekt dat de beplantingsranden aangelegd en in stand gehouden dienen te worden. Op welke wijze de beplantingsranden vorm gaan krijgen is weergegeven in het beplantingsplan dat als bijlage is opgenomen bij de regels en is gekoppeld aan de voorwaardelijke verplichting.
Zoals blijkt uit 4.3.4 dient conform het gemeentelijke beleid 'Beleidslijn toepassing kwaliteitsimpuls groene omgeving' 100% van de meerwaarde die met de ontwikkeling wordt gegenereerd te worden geïnvesteerd in het kader van de KGO. Het voornemen is om dit bedrag, € 107.129,-, te investeren in de directe omgeving waarbij vooralsnog gedacht wordt aan de volgende onderdelen:
Een investering in het kader van de KGO betreft de aankoop van gronden en de aanplant van nieuwe natuur. Initiatiefnemer, gemeente en Landschap Overijssel (eigenaar/ beheerder Janninksbos en andere gronden in de directe omgeving) zijn echter van mening dat de meerwaarde op een betere wijze geïnvesteerd kan worden. Een maatregel waarmee een absolute meerwaarde voor de omgeving gerealiseerd kan worden betreft het inbrengen van een bedrag in het kader van Groene Blauwe Diensten voor de aanleg en het onderhoud van landschapselementen (houtwallen, singels, wandelpaden). Dit omdat het ingebrachte bedrag, kort samengevat, verhoogd wordt als gevolg van subsidies. Wordt bijvoorbeeld een bedrag ingebracht van circa € 50.000,- dan wordt dit bedrag als gevolg van subsidies verhoogd tot circa € 200.000,-. Het voornemen is om het bedrag dat wordt ingebracht in het kader van Groene Blauwe Diensten te investeren in de omgeving van Hoge Hexel.
In overleg met de gemeente, Landschap Overijssel (eigenaar/beheerder Janninksbos) en andere partijen worden de hiervoor genoemde maatregelen nader uitgewerkt in een concreet plan.
Om te verzekeren dat de meerwaarde in het kader van de KGO ook daadwerkelijk wordt geïnvesteerd is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente. Via een concerngarantie wordt gewaarborgd dat de investering daadwerkelijk plaatsvindt. Op deze wijze is verzekerd dat de meerwaarde, het hiervoor genoemde bedrag, in het kader van de KGO ook daadwerkelijk geïnvesteerd wordt.
Bij het nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte die ontstaat door een nieuwe ontwikkeling. Hiertoe kunnen berekeningen worden uitgevoerd op basis van de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317 (oktober 2012)' van het CROW. Het CROW is het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW staat voor Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek). Het CROW ontwikkelt en publiceert kennis onder andere op het gebied van verkeer en parkeren. Specifiek voor verkeersgeneratie en parkeren heeft het CROW de publicatie, 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' opgesteld. Deze kencijfers zijn gebaseerd op literatuuronderzoek en praktijkervaringen van gemeenten. De kencijfers zijn landelijk (en juridisch) geaccepteerd en worden gezien als de meest betrouwbare gegevens met betrekking tot het bepalen van de verkeergeneratie en het benodigde aantal parkeerplaatsen.
Bij het gebruik van kencijfers moet rekening worden gehouden met onder meer de bereikbaarheidskenmerken van de locatie. Ook de stedelijkheidsgraad is van invloed op het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerswijzen en dus op de hoogte van het parkeerkencijfer. Onder stedelijkheidsgraad wordt verstaan het aantal adressen per vierkante kilometer. In de vermelde publicatie van het CROW worden parkeerkencijfers weergegeven onderverdeeld naar functies, de stedelijke zone en de stedelijkheidsgraad.
Voor wat betreft de stedelijkheidsgraad kan ter zake van de gemeente Wierden worden uitgegaan van 'weinig stedelijk' (Bron: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Voor wat betreft de stedelijke zone kan, vanwege de ligging in het buitengebied, worden uitgegaan van de omgevingscategorie 'buitengebied'.
Op basis van de CROW uitgave wordt een bungalowpark aangemerkt als 'bungalowpark (huisjescomplex)'. In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de verkeersgeneratie die wordt gegenereerd als gevolg van de uitbreiding. In dit geval is uitgegaan van het maximaal aantal verkeersbewegingen bij een 100% bezetting van alle huisjes. Omdat dit nagenoeg niet voorkomt zal het werkelijk aantal verkeersbewegingen minder bedragen.
De uitbreiding van het park met het dagrecreatieve deel is niet meegenomen in deze berekening, deze uitbreiding is uitsluitend bedoeld om de bestaande recreatiewoningen (en in de toekomst de nieuwe recreatiewoningen) beter te kunnen faciliteren op het gebied van sport en spel. Hierdoor worden geen extra verkeersbewegingen gegenereerd. Hetzelfde geldt voor de bestaande recreatiewoning die is meegenomen in dit plan.
Verkeersgeneratie | Aantal bungalows | Totaal aantal extra verkeersbewegingen (etmaal) | |
maximaal 2,8 verkeersbewegingen per bungalow | 145 | 406 |
De hierboven genoemde 406 extra verkeersbewegingen per etmaal betreffen allemaal lichte motorvoertuigen. Van zwaar vrachtverkeer anders dan het bestaande vrachtverkeer zal geen sprake zijn.
Al het verkeer van het bungalowpark zal via de Bruine Hoopsweg naar de Hexelseweg (N751) rijden. De 406 extra verkeersbewegingen zullen op de N751 opgaan in het heersende verkeersbeeld en kan eenvoudig en verkeersveilig worden afgewikkeld. Vanuit verkeerskundig oogpunt vormt de toename qua verkeersbewegingen geen belemmering. Opgemerkt dat vanuit de gemeente de wens is uitgesproken om in verband met het extra verkeer een extra verkeersremmer (bijvoorbeeld een verkeersplateau) te realiseren op de Bruine Hoopsweg. Op deze wijze worden hoge snelheden op de Bruine Hoopsweg zoveel mogelijk ingeperkt. Hierover zullen afspraken worden gemaakt met initiatiefnemer die worden vastgelegd in een overeenkomst.
De ontsluiting voor het reguliere verkeer zal plaatsvinden via de bestaande in- en uitrit op de Bruine Hoopsweg. Met de ontwikkeling van het park zal deze in- en uitrit gewijzigd worden waarbij in elk geval de ontsluiting op de Bruine Hoopsweg overzichtelijk vormgegeven gaat worden. Via een aftakking van de bestaande in- en uitrit is het nieuwe parkgedeelte te bereiken.
Naast het Janninksbos zal een nieuwe calamiteitenontsluiting worden gerealiseerd. Deze ontsluiting wordt enigszins slingerend aangelegd zodat vanaf de Bruine Hoopsweg niet direct op het park kan worden gekeken. Benadrukt wordt dat deze ontsluiting niet is bedoeld als extra ontsluiting voor het reguliere autoverkeer (bezoekers) op het park. Middels een verkeerskundige oplossing (bijv. een slagboom) wordt voorkomen dat dit verkeer gebruik zal gaan maken van de calamiteitenontsluiting.
Uitgaande van een 'bungalowpark (huisjescomplex)' geldt een minimale parkeernorm van 2,0 en een maximale parkeernorm van 2,2 parkeerplaatsen per bungalowpark. Veelal wordt bij nieuwe ontwikkelingen het gemiddelde gehanteerd. In dit geval wordt daarom uitgegaan van het gemiddelde van 2,1 parkeerplaatsen per nieuwe bungalow.
Parkeernorm | Aantal bungalows | Totaal aantal benodigde parkeerplaatsen | |
2,1 parkeerplaatsen per bungalow | 145 | 304,5 |
In totaal zijn er 304,5 parkeerplaatsen nodig. Het aantal benodigde parkeerplaatsen per recreatiebungalow is sterk afhankelijk van de capaciteit van de bungalow. Een bungalow die geschikt is voor 6 personen heeft over het algemeen een mindere parkeerbehoefte als een bungalow die geschikt is voor 10 personen. Door de ruime opzet van de kavels voor de recreatiewoningen, over het algemeen een kavelgrootte van 450 á 500 m², is er in elk geval voldoende ruimte aanwezig om te kunnen voorzien in voldoende parkeergelegenheid bij de woningen.
Naast parkeren ten behoeve van de recreanten wordt de centrale parkeerplaats nabij de bestaande in- en uitrit uitgebreid. Bezoekers (familie, vrienden etc.) die geen huisje huren op het park maar op bezoek komen bij recreanten die een huisje huren, moeten parkeren op de centrale parkeerplaats. Op deze wijze worden onnodige verkeersbewegingen op het nieuwe parkgedeelte voorkomen.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland ( de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
De SVIR laat zich niet specifiek uit over de in dit plan besloten ontwikkeling. Ook is geen sprake van strijd met nationale belangen zoals genoemd in het Barro. Aanvullend hierop wordt opgemerkt dat deze uitbreiding geen invloed heeft op het functioneren van de hoogspanningsverbinding.
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijkste plan betreft de Omgevingsvisie Overijssel en de daarbij behorende Omgevingsverordening Overijssel.
De Omgevingsvisie Overijssel is het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. In 2009 is de Omgevingsvisie en -verordening 2009 vastgesteld. Naar aanleiding van monitoring en evaluaties is de Omgevingsvisie en -verordening op onderdelen geactualiseerd. De Actualisatie Omgevingsvisie en -verordening is op 3 juli 2013 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2013 in werking getreden.
Voor wat betreft het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie ten aanzien van recreatie en toerisme zet de provincie met name in op het bieden van ruimtelijke mogelijkheden voor verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit aansluitend bij het ontwikkelingsperspectief ter plekke en met passend binnen de geldende gebiedskenmerken.
De toerisme- en recreatiesector vormt een belangrijke economische factor in Overijssel. Een rijk aanbod van (dag)recreatieve voorzieningen vormt een belangrijke vestigingsfactor voor bedrijven en bewoners. De provincie wil een sterk aanbod voor vrijetijdsbesteding en wil toeristen blijvend aan Overijssel binden. Het doel van de provincie is een vitale en zichzelf vernieuwende sector. Daarom staan innovatie en versterking van het organiserend vermogen in de toeristische sector centraal.
Ondernemers wordt de ruimte geboden om toeristisch-recreatieve voorzieningen te ontwikkelen die bijdragen aan differentiatie van het aanbod en toeristische structuurversterking. Door gebiedsgericht (nieuwe) koppelingen te leggen tussen verschillende sectoren (recreatie, landschap, water, cultuur, zorg en sport) kunnen we de concurrentiekracht van Overijssel als vakantie- en dagtochtbestemming versterken.
Het huidige aanbod van recreatiewoningen in Overijssel sluit niet altijd aan bij de wensen van de hedendaagse consument. De provincie wil met de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving een stimulans bieden voor de verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit in de bestaande verblijfsaccommodaties.
De provincie Overijssel heeft de ambitie om zowel kwalitatief als kwantitatief een betrouwbare drinkwatervoorziening te hebben. Hierbij heeft grondwater als bron de voorkeur. De kwaliteit en beschikbare hoeveelheid van grondwater is stabiel. Dit weegt op tegen het feit dat grondwateronttrekking in een wijde omgeving merkbaar is en nadelige gevolgen kan hebben voor landbouw en natuurwaarden.
Oevergrondwater is een tweede bron. Dit zien wij als alternatief voor grondwater. Er is ervaring met het beheersen van risico's bij oevergrondwater langs de IJssel. Ook langs de Vecht is een oevergrondwaterwinning in ontwikkeling. De ervaringen daarmee kunnen laten zien in hoeverre oevergrondwater ook bij een kleine rivier perspectief biedt.
In de nieuwe Drinkwaterwet is vastgelegd dat de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening een dwingende reden van groot openbaar belang is. De gebieden waar (oever)grondwater voor drinkwater aan de bodem wordt onttrokken of die daarvoor gereserveerd zijn, op het ogenblik 26 waterwingebieden, worden afdoende beschermd door voortzetting van het geldende beleid. De provincie beoogt de kwaliteit van de grondstof voor de openbare drinkwatervoorziening en de industriële winningen waarvoor een hoge kwaliteit is vereist vanwege te beschermen en te voorkomen dat deze kwaliteit verslechtert (stand-still). Uitgangspunten zijn ondermeer:
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
Eén van de provinciale belangen die verankerd is in de Omgevingsverordening Overijssel is de bescherming van het grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening. Daarom worden de bestaande en toekomstige drinkwatervoorzieningen (ook) via de ruimtelijke ordening beschermd. Voor het ruimtelijke ordeningsbeleid is het uitgangspunt dat het risico op verontreiniging van het grondwater binnen grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden wordt tegengegaan.
Naast de bescherming via ruimtelijke ordening wordt de bescherming van onder andere grondwater met het oog op de openbare drinkwatervoorziening ook afzonderlijk geregeld in de Omgevingverordening Overijssel. Voor deze gebieden geldt namelijk dat er op allerlei activiteiten die risico’s opleveren voor de kwaliteit van het grondwater, milieuregels van toepassing zijn. Voor grote en grootschalige activiteiten is een ontheffing nodig.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. 'SER-ladder' gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Afbeelding 4.1. geeft dit schematisch weer.
Afbeelding 4.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
Indien het concrete initiatief, de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel, wordt getoetst aan het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Uit de afweging in de eerste fase 'generieke beleidskeuzes' blijkt dat met name de artikelen 2.1.4, 2.1.5 lid 1 t/m 3, 2.1.6, 2.12.2 en 2.13.6 in dit kader van belang zijn. Op de betreffende artikelen, met uitzondering van artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving), wordt hierna ingegaan. In subparagraaf 4.2.5wordt nader ingegaan op de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (hierna KGO).
Artikel 2.1.4 Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in andere dan stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.4
De uitbreiding van een bestaand recreatiepark met nieuwe recreatiewoningen wordt aangemerkt als een 'andere dan stedelijke ontwikkeling' waardoor artikel 2.1.4 van de Omgevingsverordening Overijssel van toepassing is.
In dit geval is benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving redelijkerwijs geen optie. Er is sprake van een bestaand bungalowpark dat het park wil uitbreiden. Verspreid liggende woningen als gevolg van het gebruik van bestaande bebouwing elders is, zowel vanuit de ondernemer als vanuit de consument, niet gewenst. Voor de ondernemer is het vanuit het oogpunt van een efficiënte en doelmatige bedrijfsvoering niet gewenst op verschillende locatie diverse woningen te hebben. Vanuit de consument is dit niet gewenst omdat zij diverse voorzieningen op korte afstand (op het park zelf) verlangen. Daarnaast is uitbreiding direct grenzend aan de bestaande locatie vanuit kwalitatief en landschappelijk oogpunt de meest verantwoorde gebleken.
Het combineren van een recreatieve voorziening als een bungalowpark met andere voorzieningen op bestaande erven is, met inachtneming van het vorenstaande, geen optie.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.1.5
Artikel 2.12.2 Bouw van nieuwe recreatiewoningen
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.12.2
In dit geval voldoet het project aan het bepaalde in lid 2 van artikel 2.12.2 aangezien de KGO in dit geval van toepassing is. Zoals in 3.5.2 al verwoord wordt in overleg met onder andere de gemeente en Landschap Overijssel een concreet plan uitgewerkt voor de investeringen in het kader van de KGO. Om te verzekeren dat de meerwaarde in het kader van de KGO ook daadwerkelijk wordt geïnvesteerd is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente.
Aangezien de te bouwen recreatiewoningen op bedrijfsmatige wijze verhuurd gaan worden wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 2.12.2 van de Omgevingsverordening Overijssel. Overigens wordt de permanente bewoning van recreatiewoningen in de regels van dit bestemmingsplan aangemerkt als strijdig gebruik.
Artikel 2.13.6 Grote of grootschalige risicovolle functies
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.13.3. en onverlet het bepaalde in artikel 2.13.4. en artikel 2.13.5., kunnen nieuwe grote of grootschalige risicovolle functies in grondwaterbeschermingsgebieden en nieuwe grootschalige risicovolle functies in intrekgebieden alleen worden toegestaan als dit noodzakelijk is vanuit een zwaarwegend maatschappelijk belang, waarvoor redelijke alternatieven ontbreken en mits voldaan wordt aan het stap-vooruit-principe.
Toetsing van het initiatief aan artikel 2.13.6
In het kader van de voorbereiding is in verband met de ligging in het grondwaterbeschermingsgebied een onderbouwing opgesteld waarin achtereenvolgens wordt ingegaan op:
Deze onderbouwing is opgenomen in Bijlage 3 bij deze toelichting, kortheidshalve wordt hiernaar verwezen. Het zogenoemde 'stap-vooruit-onderzoek' waar in de onderbouwing naar wordt verwezen is opgenomen als Bijlage 8 bij deze toelichting.
Op 3 maart 2014 hebben zowel de provincie Overijssel als Vitens ingestemd met de onderbouwing mits er diverse maatregelen ter verbetering van de grondwaterkwaliteit worden getroffen. De betreffende maatregelen worden beschreven in paragraaf 6.2. Gezien het feit dat de betreffende maatregelen worden getroffen en zowel de provincie als Vitens hebben ingestemd met de in Bijlage 3 opgenomen onderbouwing wordt geconcludeerd dat wordt voldaan aan artikel 2.13.6 van de Omgevingsverordening Overijssel.
In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van belang. In de groene ruimte gaat het - kort door de bocht - om het behoud en de versterking van het landschap en het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur alsmede om de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.
Conform de provinciale sturingsfilosofie is ontwikkeling in de Groene omgeving niet langer gebonden aan strikte voorschriften van welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Er wordt ruimte geboden aan economische dynamiek en het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit. In de Groene omgeving wordt meervoudig ruimtegebruik en creatieve en-en oplossingen gestimuleerd.
Op basis van de ontwikkelingsperspectievenkaart is het plangebied gelegen binnen het ontwikkelingsperspectief 'Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte - Mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren'. In afbeelding 4.2 is dit weergegeven.
Afbeelding 4.2: Uitsnede ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
'Buitengebied - accent veelzijdige gebruiksruimte/ mixlandschap'
In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant veehouderijen en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
Deze gebieden zijn bedoeld voor gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouw-water en bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus die de karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschappen in deze gebieden versterken. Naast de bescherming van kwaliteiten wil de provincie vooral ontwikkeling en dynamiek benutten voor duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Toetsing van het initiatief aan het 'Ontwikkelingsperspectief'
Binnen het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief wordt ruimte gebonden aan een mix van functies, ook aan recreatieve functies als een bungalowpark. Daarbij leent het afwisselende landschap ter plaatse zich bij uitstek voor ontspanning en beleving. De uitbreiding van het bungalowpark wordt landschappelijk ingepast waarbij de bestaande groene structuren en kwaliteiten van het landschap leidend zijn. Andere functies als de landbouw worden niet belemmerd in hun ontwikkelingsmogelijkheden door de uitbreiding van het bungalowpark. Eén en ander blijkt ook uit Hoofdstuk 5.
Gezien het feit dat in deze gebieden sprake is van een verweving van functies (waaronder recreatie), wordt geconcludeerd dat de uitbreiding van het bungalowpark in overeenstemming is met het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch-cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Overijssel bestaat uit een rijk en gevarieerd spectrum aan natuurlijke landschappen. Deze vormen de basis voor het gehele grondgebied van Overijssel. Het beter afstemmen van ruimtelijke ontwikkelingen op de 'Natuurlijke laag' kan ervoor zorgen dat de natuurlijke kwaliteiten van de provincie weer mede beeldbepalend worden.
Het plangebied is op basis van de gebiedskenmerkenkaart van de 'Natuurlijke laag' aangeduid met het gebiedstype 'Dekzandvlakte en ruggen'. In afbeelding 4.3. is dat weergegeven.
Afbeelding 4.3: Natuurlijke laag: 'Dekzandvlakte en ruggen' (Bron: Provincie Overijssel)
'Dekzandvlakte en ruggen'
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd. De ambitie in deze gebieden is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem, door beplanting met 'natuurlijke' soorten en door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
Toetsing van het initiatief aan de 'Natuurlijke laag'
Ter plaatse van het plangebied is niet of nauwelijks nog iets waarneembaar van de oorspronkelijke gebiedskenmerken van de 'Natuurlijke laag'. Het betreffen gronden die in het verleden in cultuur zijn gebracht ten behoeve van de landbouw.
Het opnieuw zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen is niet reëel. Wel wordt bij de inrichting van het bungalowpark rekening gehouden met het aanwezige watersysteem. Er wordt onder andere een vijver aangelegd om het benodigde water te kunnen afvangen en om het water weer zichtbaar te kunnen maken. Het zichtbaar maken van het water vergroot de belevingswaarde van het landschap en daarmee de aantrekkelijkheid van het bungalowpark. De bestaande structuren en kwaliteiten van het landschap zijn leidend geweest bij het opstellen van het in Bijlage 2 opgenomen Ruimtelijk Kwaliteitsplan. Door de uitbreiding van het bungalowpark in te passen in de omgeving wordt geen afbreuk gedaan aan het landschap. Extra aandacht bij de inpassing van het bungalowpark gaat uit naar de randen van het plangebied. Door deze goed vorm te geven en stevig aan te zetten is er sprake van een goede landschappelijk inpassing in het landschap.
In de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' gaat het er altijd om dat de mens inspeelt op de natuurlijke omstandigheden en die ten nutte maakt. Hierbij hebben nooit ideeën over schoonheid een rol gespeeld. Wel zijn we ze in de loop van de tijd gaan waarderen om hun ruimtelijke kwaliteiten. Vooral herkenbaarheid, contrast en afwisseling worden gewaardeerd. De ambitie is gericht op het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen door óf versterking óf behoud óf ontwikkeling of een combinatie hiervan.
Het plangebied is op de gebiedskenmerkenkaart de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap' gelegen in het landschapstype 'Jonge heide- en broekontginningslandschap'. In afbeelding 4.4 is dat weergegeven.
Afbeelding 4.4: Laag van het agrarisch cultuurlandschap: 'Jonge heide- en broekontginningslandschap' (Bron: Provincie Overijssel)
'Jonge heide- en broekontginningslandschap'
Kenmerkend voor het jonge heide- en broekontginningslandschap waren oorspronkelijk de grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden. Deze waren functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht.
Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings'landschappen met rommelige driehoekstructuren als resultaat. Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
Toetsing van het initiatief aan het de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'
Zoals reeds vermeld is voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling een Ruimtelijk Kwaliteitsplan opgesteld waarin wordt verwoord op welke wijze de uitbreiding van het bungalowpark wordt ingepast in het landschap.
Met de uitwerking van dit plan zijn de ter plekke geldende gebiedskenmerken mede leidend geweest. Zoals blijkt uit het Ruimtelijk Kwaliteitsplan wordt extra aandacht besteed aan de randen van het bungalowpark waarbij nieuwe groenstructuren worden aangelegd en het water in het plangebied zichtbaar wordt gemaakt. Door middel van enkele zichtlijnen over het nieuwe park worden de lineaire structuren in het landschap benadrukt. De nieuwe beplanting die wordt toegevoegd bestaat uit streekeigen soorten die passen in het jonge heide- en broekontginningslandschap.
Het plangebied heeft op de gebiedskenmerkenkaart van de 'Stedelijke laag' geen bijzondere eigenschappen. Deze gebiedskenmerken worden daarom buiten beschouwing worden gelaten.
Met de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap en de stedelijke laag is het spectrum van de ruimtelijke kwaliteit nog niet compleet. De lust & leisurelaag is het domein van de belevenis, de betekenis en identiteit. Het voegt kenmerken toe als landgoederen, recreatieparken, recreatieve routes maar benut ook vooral de kwaliteit van de andere drie lagen. Het maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Het belevenisaspect wordt een steeds belangrijke pijler onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid.
Het bestaande bungalowpark is op basis van de gebiedskenmerkenkaart van de 'Lust- en leisurelaag' aangeduid als 'Recreatieve voorzieningen - verblijfsrecreatie'. In afbeelding 4.5 wordt dat weergegeven.
Afbeelding 4.5: Lust- en leisurelaag: 'Recreatieve voorzieningen - verblijfsrecreatie' (Bron: Provincie Overijssel)
Recreatieve voorzieningen - verblijfsrecreatie
Campings, complexen van zomerhuizen/ vakantiewoningen liggen veelal in of gekoppeld aan aantrekkelijke natuurlijke landschappen en/of agrarische cultuurlandschappen. Soms voegen deze voorzieningen kwaliteit toe, meestal liften ze mee op bestaande landschappelijke kwaliteiten. De kwaliteit van het omliggende landschap bepaalt vaak de aantrekkelijkheid van de voorziening. Vaak zijn deze terreinen opgezet op basis van een planmatig basisstramien met een sterk door eindgebruikers gekleurde invulling. Ook komen grootschalige bungalowparken voor met een veel uniformer bebouwingstype en planopzet. Iedere gebruikersgroep heeft een eigen kwaliteitsprofiel met bijbehorende kwaliteit voorzieningen.
De ambitie is de verblijfsrecreatie sterker te verbinden met de kwaliteiten van de omgeving en onderdeel uit te laten maken van het hele recreatieve netwerk. Het aanbod wordt hierdoor specifieker en sterker verbonden met de Overijsselse kenmerken. Tegelijkertijd kan de kracht van de sector dan beter worden benut om de kwaliteit van de omgeving te versterken.
Toetsing van het initiatief aan het de 'Lust- en leisurelaag'
Het betreft de uitbreiding van een bestaand bungalowpark met in totaal 145 nieuwe moderne recreatiewoningen.. Daarnaast wordt een perceel, aansluitend aan het bungalowpark, ingericht als een multifunctioneel terrein ten behoeve van het bungalowpark. De uitbreiding van het bungalowpark past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid om de kwaliteit en de diversiteit van bestaande recreatieve verblijfsaccommodaties te vergroten.
De inpassing van het bungalowpark vindt plaats aan de hand van het in Bijlage 2 opgenomen Ruimtelijk Kwaliteitsplan. Teneinde het bungalowpark goed in te passen in het landschap wordt aangesloten bij de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving.
De kwaliteit van het Overijsselse landschap en de sociaal-economische ontwikkeling van het landelijk gebied gaan hand in hand en vormen de basis voor allerlei ontwikkelingen. Nieuwe ontwikkelingen moeten mogelijk zijn onder voorwaarde dat ze bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Met de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving biedt de provincie Overijssel beleidsruimte aan gemeenten voor ontwikkelingen in de groene ruimte. In het buitengebied is ruimte voor grootschalige uitbreidingen en nieuwe ontwikkelingen mits die gelijk opgaan met verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit.
Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.
De methodiek voor het bepalen van de balans tussen ontwikkelingsruimte en de gevraagde investering in de groene omgeving, is gericht op het volgende: hoe meer de ontwikkeling als gebiedsvreemd te beschouwen is en /of hoe groter de schaal en impact op de ruimtelijke kwaliteit is, des te zwaarder weegt dat aan de ontwikkelingskant van de balans en hoe hoger de aanvullende kwaliteitsprestaties dan dienen te zijn. Als het gaat om een gebiedsvreemde ontwikkeling van een grote schaal en met een grote impact op de omgeving, dan zal een forse investering in het landschap nodig zijn.
Om te beoordelen of medewerking kan worden verleend aan het verzoek, dient het model in afbeelding 4.6 gevolg te worden.
Afbeelding 4.6: Modelschema Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (Bron: Provincie Overijssel)
In 4.2.3.1is uitgebreid ingegaan op de generieke beleidskeuzes. Hier wordt gesteld dat geen sprake is van belemmeringen.
In 4.2.3.2is het initiatief getoetst aan het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief. Gebleken is dat het initiatief passend is binnen het ter plekke geldende ontwikkelingsperspectief.
De provincie biedt ruimte voor sociaaleconomische ontwikkelingen, mits deze vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is, past in het ontwikkelingsperspectief ter plekke en tot slot wordt uitgevoerd volgens de Catalogus Gebiedskenmerken.
In 4.2.3.1is reeds verwoord dat het initiatief voldoet aan de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In 4.2.3.3is ingegaan op de gebiedskenmerken. Met de uitwerking van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan is terdege rekening gehouden met de Catalogus Gebiedskenmerken.
In het voorliggende geval is geen sprake van een nieuwe functie maar van een uitbreiding van een bestaande functie. Gezien de omvang van de uitbreiding wordt echter geconcludeerd dat de impact/ schaal in relatie tot de omgeving groot is. Mede om deze reden wordt middels een inrichtingsplan zorg gedragen voor een adequate landschappelijke inpassing van het bungalowpark in de omgeving.
Het onderscheid in gebiedseigen en gebiedsvreemde functies geeft een indicatie voor de mogelijke bijdrage vanuit de functie zelf aan behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Een gebiedseigen functie past in de beleidsdoelstellingen ofwel het ontwikkelingsperspectief van een gebied. Bij een gebiedsvreemde functie is er eerder sprake van gebruikseffecten die een negatieve invloed kunnen hebben op (ontwikkelingsmogelijkheden van functies in) de omgeving (verkeer, milieu, geurgevoeligheid, e.d.).
In het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is voor wat betreft de uitbreiding van verblijfsrecreatieve voorzieningen het volgende opgenomen: Vormgeving van gebouwen en terreinen kenmerkt zich veelal als 'lichte stedenbouw' en is dan voor het bepalen van de kwaliteitsimpuls te beschouwen als gebiedsvreemd.
Ten aanzien hiervan dient wel een nuancering gemaakt te worden. Verblijfsrecreatieve voorzieningen als een bungalowpark komen immers niet voor in het stedelijk gebied maar bevinden zich altijd in het buitengebied/ de groene omgeving. In stedelijk gebied ontbreekt veelal de ruimte voor deze functie.
In de Omgevingsvisie Overijssel is voor het ter plaatse van het bungalowpark geldende ontwikkelingsperspectief (Buitengebied veelzijdige gebruiksruimte - mixlandschap) daarnaast nog het volgende opgenomen:
"In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
In dit perspectief willen we de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische,natuurlijke en landschappelijke elementen."
Indien het vorenstaande in acht wordt genomen, blijkt dat ook het provinciaal beleid recreatieve functies als een bungalowpark niet geheel beschouwd als gebiedsvreemd. Derhalve wordt in dit geval uitgegaan van een beetje gebiedsvreemd.
Zoals ook blijkt uit de in Bijlage 3 opgenomen onderbouwing van artikel 2.13.6 van de Omgevingsverordening Overijssel zijn met de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel niet uitsluitend eigen belangen gediend. In dit geval wordt daarom uitgegaan van een beetje maatschappelijk belang.
De basisinspanning ruimtelijke kwaliteit bestaat uit een goede ruimtelijke inpassing van het totale perceel waar de ontwikkeling deel van uitmaakt. De invulling van de aanvullende kwaliteitsprestaties is maatwerk. Als een gebiedseigen ontwikkeling vanuit de functie zelf al bijdraagt aan de omgevingskwaliteiten, dan kan dat deels gezien worden als invulling van de aanvullende kwaliteitsprestaties.
In de voorgaande paragrafen is al veelvuldig ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling. Hierbij is onder andere aangegeven dat het bungalowpark landschappelijk wordt ingepast door forse groene randen aan te planten. In 3.5.2 is al ingegaan op de kwaliteitsimpuls (KGO-investering) die verricht wordt.
Zoals aangegeven is het voornemen om het KGO-bedrag te investeren in de directe omgeving waarbij vooralsnog gedacht wordt aan de volgende onderdelen:
Om te verzekeren dat de meerwaarde in het kader van de KGO ook daadwerkelijk wordt geïnvesteerd is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente. Op deze wijze is verzekerd dat de meerwaarde in het kader van de KGO ook daadwerkelijk geïnvesteerd wordt.
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende wijzigingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De gemeenteraad heeft op 20 januari 2009 de nota 'Verblijfsrecreatie in het landelijk gebied' vastgesteld. Deze nota geeft een helder beeld van de visie van de gemeente Wierden voor wat betreft de verblijfsrecreatie. In de nota worden duidelijke kaders en criteria gesteld voor diverse vormen van verblijfsrecreatie.
Om de positie op het gebied van verblijfsrecreatie te versterken zet de gemeente Wierden in op een voortdurende kwaliteitsverbetering en vernieuwing van het verblijfsrecreatieve product en wil men een divers en kwalitatief hoogwaardig pakket aan voorzieningen kunnen blijven aanbieden. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Het is wenselijk om het aantal toeristische overnachtingen in de gemeente Wierden te verhogen. Dit heeft een positief effect op de economische betekenis van recreatie en toerisme. Om dit te kunnen bereiken is het van belang dat de kwaliteit van de verblijfsrecreatieve voorzieningen gewaarborgd is. Aan plannen tot modernisering, uitbreiding van verblijfsaccommodaties (standplaatsen, hotelkamers, verblijfseenheden, centrale voorzieningen) die leiden tot een duidelijke kwaliteitsverbetering moet in principe vanuit de gemeente medewerking worden verleend. Het is van groot belang dat de dynamiek in de verblijfsrecreatieve sector beleidsmatig wordt ondersteund, zodat deze ook in ruimtelijk opzicht gestalte krijgt. Ruimte (en privacy) is één van de belangrijkste kwaliteitseisen van de hedendaagse toerist.
Om de kwaliteit van verblijfsrecreatieve bedrijven te kunnen waarborgen kan in de vergunning om een landschapsplan worden gevraagd. Hiermee wordt vereist dat het bedrijf landschappelijk ingepast wordt.
Permanente bewoning van recreatiewoningen is binnen de gemeente Wierden niet toegestaan en hiertegen zal dan ook actief worden opgetreden. Een belangrijke reden is dat permanente bewoning op campings en bungalowparken de aantrekkelijkheid voor toeristische overnachtingen verlaagd.
Algemeen uitgangspunt van de nota verblijfsrecreatie vormt de versterking van het algehele toeristische product. Op hoofdlijnen worden de kaders geschetst voor diverse vormen van verblijfsrecreatie. Een goede handhaving is daarbij echter een noodzakelijk gegeven. Indien voorschriften gesteld worden aan verblijfsrecreatieve vormen met als doel de kwaliteit van de verblijfsrecreatieve sector te verbeteren, dan dient er ook op te worden toegezien dat deze voorschriften daadwerkelijk worden nageleefd.
Op basis van de nota worden voor bungalowparken de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel draagt bij aan het bereiken van gemeentelijke doelstellingen op het gebied van verblijfsrecreatie. Zo wordt met de uitbreiding het aantal overnachtingen verhoogd, wordt de kwaliteit van het (bestaande) bungalowpark verbeterd als gevolg van de uitbreiding en worden hiermee zowel nieuwe doelgroepen bereikt als huidige doelgroepen behouden.
Ten aanzien van de uitgangspunten zoals genoemd in 4.3.1.6 wordt het volgende opgemerkt/ geconcludeerd:
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het initiatief in overeenstemming is met de 'Nota verblijfsrecreatie in het landelijk gebied'.
De structuurvisie Wierden is opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente Wierden en betreft de periode tot 2030. De structuurvisie vormt het toetsingskader voor de beoordeling van nieuwe plannen en initiatieven. Bestemmingsplannen en projectbesluiten moeten getoetst worden aan de structuurvisie. De structuurvisie is op 5 oktober 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.
Ambitieniveau
De gemeente Wierden zet in op de verdere uitwerking van de lijnen die zijn uitgezet in de Ontwikkelingsvisie 2005. De ambitie van de gemeente is “een actieve en zelfbewuste gemeente zijn, die kwaliteit hoog in het vaandel heeft en die onderneemt”. Over 20 jaar is de gemeente nog meer een groene, ondernemende, recreatieve gemeente met (deels) stedelijke trekjes en een hele mooie woon- en leefomgeving. Waar nodig wordt samengewerkt met andere gemeenten of andere overheden. Er wordt aansluiting gezocht bij de Omgevingsvisie Overijssel. Rode draden in de Omgevingsvisie Overijssel vormen duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit.
Centrale waarden
De gemeente Wierden ontleent haar identiteit aan haar ligging op het overgangsgebied tussen de Sallandse Heuvelrug en het Twentse landgoederenlandschap, op de kruising van snelwegen en spoorlijnen, doorsneden door de Regge en dichtbij de Twentse steden. De identiteit kan kort worden samengevat als 'een gemeente die verbindt'. Het gaat daarbij om verschillende soorten verbindingen en verbindingen op verschillende niveaus. Gemeente Wierden verbindt:
Eén van de nader uitgewerkte centrale waarden betreft de waarde 'Recreatief'. Hierover is in de structuurvisie onder andere het volgende opgenomen:
In 2030 is onze gemeente nog aantrekkelijker voor toeristen. We hebben ervoor gezorgd dat onze gemeente op het gebied van het toerisme en recreatie op de kaart staat. Daarbij hebben we met name ingespeeld op het verblijven in onze groene en rustige omgeving. Mensen kunnen dan nog meer genieten van de natuur en cultuur(historie) in Wierden.
Het versterken van de centrale waarden vormt de basis voor de toekomstige ontwikkeling van Wierden. Kiezen voor deze waarden betekent kiezen voor een duidelijke identiteit. Het verder ontwikkelen van deze identiteit vormt dan ook het vertrekpunt voor de visie op de toekomstige (ruimtelijke) ontwikkeling van Wierden en aanknopingspunten voor de uitwerking in projecten en beleidsthema's.
De structuurvisie onderscheidt drie deelgebieden. Per deelgebied is een visie gemaakt. In afbeelding 4.7 wordt een uitsnede van de structuurvisiekaart weergegeven. Het plangebied valt binnen het deelgebied 'Landelijk gebied, inclusief Hoge Hexel en buurtschappen'. Hoewel uit afbeelding 4.7 blijkt dat sprake is van een grondwaterbeschermingsgebied wordt over de bescherming van deze gebied in de structuurvisie niet expliciet iets genoemd.
Afbeelding 4.7: Uitsnede structuurvisiekaart (Bron: Gemeente Wierden)
De visie van dit deelgebied wordt hieronder beknopt beschreven:
Wierden heeft een vitaal platteland. De gemeente streeft naar goede ontwikkelingsmogelijkheden voor agrarische bedrijven en biedt daarnaast kansen voor verbrede landbouw. Ook is er ruimte voor functieverandering in vrijkomende agrarische bebouwing, natuurbeheer en de ontwikkeling van enkele nieuwe landgoederen. Verrommeling en verpaupering worden zoveel mogelijk tegengegaan. De Ecologische Hoofdstructuur is ontwikkeld en de wateropgaven in TOP-gebieden (verdroogde natuurgebieden met nog steeds grote natuurwaarden) en met betrekking tot de beken zijn opgelost. Het landelijk gebied heeft zich nog meer ontwikkeld als aantrekkelijk recreatiegebied op regionaal niveau. De Regge is bevaarbaar. Er is ruimte voor landelijk wonen, waarbij de leefbaarheid in landelijk gebied en buurtschappen optimaal is gebleven.
Ten aanzien van het gemeentelijk recreatief beleid wordt verwezen naar de Nota verblijfsrecreatie in het landelijk gebied.
Met de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel wordt de kwaliteit van het bungalowpark verhoogt en wordt een grotere variatie aangebracht in het aanbod van recreatiewoningen. Dit draagt bij aan de aantrekkelijkheid van de gemeente voor toeristen die willen verblijven omwille van de groene omgeving. Ten aanzien van het grondwaterbeschermingsgebied wordt opgemerkt dat diverse maatregelen worden getroffen met de uitbreiding van het bungalowpark ter verbetering van de grondwaterkwaliteit. Geconcludeerd wordt dat de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel goed past binnen het gemeentelijk recreatief beleid.
Het Landschapsontwikkelingsplan gemeente Wierden (LOP) is op 10 februari 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. De algemene doelstellingen voor het LOP zijn:
In het LOP is de gemeente Wierden onderverdeeld in verschillende deelgebieden, die onderling een sterke samenhang hebben, maar die tegelijkertijd ruimtelijk, functioneel en qua ontwikkelingen en beleid van elkaar verschillen. Per deelgebied zijn de eigen kenmerken, kwaliteiten, ontwikkelingen, kansen en bedreigingen uiteengezet. Daarnaast zijn de verschillende specifieke opgaven voor de deelgebieden bepaald. Het plangebied is gelegen in deelgebied 1: Rug van Hoge Hexel.
De visie in dit deelgebied is er op gericht om de ruimtelijke afwisseling van open en besloten delen met landgoederen en bossen duurzaam in stand te houden. Deze ruimtelijke afwisseling vormt een belangrijke landschappelijke kwaliteit van het gebied. Door de hoogteverschillen en de ruimtelijke afwisseling kent het gebied fraaie vergezichten en kenmerkende zichtlijnen. Kenmerkende zichtlijnen moeten in stand worden gehouden of worden versterkt.
Belangrijk is dat de nieuwe bossen aansluiten bij de kenmerkende relatief grootschalige duidelijk begrensde blokvormige bosstructuren in het gebied en deze structuur versterken. Belangrijke zichtlijnen in het gebied kunnen door bosontwikkeling worden ondersteund. Daarbij is het natuurlijk belangrijk dat de afwisseling aan open en besloten delen in het gebied behouden blijft. Toe te passen beplantingssoorten zijn: Grove den, Lijsterbes, Ruwe berk, Vuilboom, Wintereik, Zomereik, Hulst, Ratelpopulier.
Daarnaast wordt in het LOP voorgesteld om alle recreatieparken groen in te passen, zodat in aansluiting op de bossen groene ensembles ontstaan.
De uitbreiding van het bungalowpark wordt groen ingepast aan de hand van een Ruimtelijk Kwaliteitsplan. Dit plan voorziet onder andere in een groene vormgeving van de randen van het bungalowpark waardoor als het ware een 'groen erf' in het landschap ontstaat. Zoals ook blijkt uit het advies van de Ervenconsulent Bijlage 1 is het wenselijk enkele zichtlijnen op het park aan te brengen, dit is mede ingegeven door het LOP. In het Ruimtelijk Kwaliteitsplan is rekening gehouden met enkele zichtlijnen over het park.
Geconcludeerd wordt dat het plan in overeenstemming is met het 'Landschapsontwikkelingsplan gemeente Wierden'.
De gemeente Wierden heeft de toepassing van Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving uitgewerkt in de Beleidslijn toepassing Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (hierna: de beleidslijn KGO). Om (de schijn van) willekeur en rechtsongelijkheid te voorkomen, is in de beleidslijn KGO een rekenmethode ontwikkeld aan de hand waarvan de investering in de ruimtelijke kwaliteit volgens de KGO wordt bepaald.
De gemeente Wierden heeft een werkwijze ontwikkeld aan de hand waarvan wordt bekeken of een ontwikkeling in het buitengebied gewenst is. Indien de ontwikkeling als wenselijk is beoordeeld, wordt gekeken naar de vereiste kwaliteitsimpuls. In dit geval heeft de gemeente Wierden in haar principebesluit van 4 juli 2012 (verzonden op 9 juli 2012) aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel.
De rekenmethode gaat ervan uit dat als gevolg van een initiatief een bepaalde meerwaarde van de betrokken gronden van het initiatief ontstaat. De KGO-bijdrage is de uitkomst van de opbrengsten minus de kosten. De berekening geschiedt op basis van taxaties. In dit geval is een taxatie uitgevoerd door een onafhankelijk taxateur op basis waarvan de meerwaarde van de betrokken gronden is berekend.
Uit de verrichte taxatie blijkt dat de meerwaarde die met de ontwikkeling wordt gegenereerd € 107.129,- bedraagt.
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt een aantal (wegings)factoren genoemd die van invloed zijn op de hoogte van de aanvullende kwaliteitsprestaties. De gemeente Wierden hanteert deze wegingsfactoren om te bekijken of het bedrag van de meerwaardeberekening naar boven of naar beneden worden bijgesteld. Aan de diverse wegingsfactoren is een percentage gekoppeld. Door de van toepassing zijnde percentages bij elkaar op te tellen worden bepaald op welke wijze de meerwaarde dient te worden aangepast.
De op de uitbreiding van bungalowpark van toepassing zijnde factoren en percentages zijn dikgedrukt in de volgende tabel weergegeven. Onder de tabel wordt dit nader toegelicht.
Percentageberekening | ||
Is de functie gebiedseigen of gebiedsvreemd | Gebiedseigen | 20% |
Beetje gebiedsvreemd | 30% | |
Gebiedsvreemd | 40% | |
Wat is de impact/ schaal in relatie tot de omgeving | Klein | 20% |
Middel | 30% | |
Groot | 40% | |
In welke mate vervult het initiatief eigen belang of ook maatschappelijke belangen | Groot maatschappelijk belang | 20% |
Beetje maatschappelijk belang | 30% | |
Eigen belang | 40% | |
Conclusie (optelsom waardering) | 100% |
Ad 1: In het Werkboek Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving is voor wat betreft de uitbreiding van verblijfsrecreatieve voorzieningen het volgende opgenomen: Vormgeving van gebouwen en terreinen kenmerkt zich veelal als 'lichte stedenbouw' en is dan voor het bepalen van de kwaliteitsimpuls te beschouwen als gebiedsvreemd.
Ten aanzien hiervan dient wel een nuancering gemaakt te worden. Verblijfsrecreatieve voorzieningen als een bungalowpark komen immers niet voor in het stedelijk gebied maar bevinden zich altijd in het buitengebied/ de groene omgeving. In stedelijk gebied ontbreekt veel de ruimte voor deze functie.
In de Omgevingsvisie Overijssel is voor het ter plaatse van het bungalowpark geldende ontwikkelingsperspectief (Buitengebied veelzijdige gebruiksruimte - mixlandschap) daarnaast nog het volgende opgenomen:
In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
In dit perspectief willen we de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische,natuurlijke en landschappelijke elementen.
Indien het vorenstaande in acht wordt genomen, blijkt dat ook het provinciaal beleid recreatieve functies als een bungalowpark niet geheel beschouwd als gebiedsvreemd. Derhalve wordt in dit geval uitgegaan van een 'beetje gebiedsvreemd'.
Ad 2: Gezien de omvang van het plangebied kan uitsluitend worden geconcludeerd dat de impact/ schaal in relatie tot de omgeving 'groot' is.
Ad 3: Eén van de aspecten die in het kader van de grondwaterbescherming (zie ook 4.2.4.1) moet worden onderbouwd betreft het maatschappelijk belang van een ontwikkeling. In dit geval is dit onderbouwd in hoofdstuk 2 van de in Bijlage 3 opgenomen onderbouwing. Uit deze onderbouwing blijkt dat met de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel niet uitsluitend eigen belangen zijn gediend. Voor een nadere toelichting hierop wordt kortheidshalve verwezen naar de betreffende onderbouwing. Hier wordt geconcludeerd dat sprake is van een 'beetje maatschappelijk belang'.
Zoals blijkt uit het vorenstaande dient de meerwaarde van de ontwikkeling niet naar boven of beneden te worden aangepast. De uitkomst van de wegingsfactoren betreft een percentage van 100% wat inhoudt dat de meerwaarde die ontstaat als gevolg van de ontwikkeling, een bedrag van € 107.129,-, geïnvesteerd dient te worden in het kader van de KGO. Het voornemen is om dit bedrag te investeren in de directe omgeving waarbij vooralsnog gedacht wordt aan de volgende onderdelen:
Om te verzekeren dat de meerwaarde in het kader van de KGO ook daadwerkelijk wordt geïnvesteerd is een overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente. Op deze wijze is verzekerd dat de meerwaarde, het genoemde bedrag, in het kader van de KGO ook daadwerkelijk geïnvesteerd wordt.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten zoals verwoord in de in deze paragraaf behandelde beleidsdocumenten.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieu- en omgevingsaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de thema's geluid, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, geurhinder, ecologie, archeologie & cultuurhistorie en het Besluit milieueffectrapportage.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
In het kader van de Wgh worden recreatiewoningen niet aangemerkt als geluidsgevoelige objecten. Zo wordt op basis van jurisprudentie ten aanzien van vakantie-/recreatiewoningen het volgende gesteld; 'Vakantiewoningen die naar hun aard niet bestemd zijn voor bewoning in de zin van de Wet geluidhinder doch voor recreatief verblijf hoeven niet bij de besluitvorming te worden betrokken'. (Bron: ABRvS 30 mei 2000, nr. 199901166/1, Geluid, september 2000)
Overigens zal, indien sprake zou zijn van geluidsgevoelige objecten, ruimschoots voldaan kunnen worden aan de voorkeursgrenswaarde. De dichtstbijzijnde woningen bevinden zich op ruime afstand van de weg. Daarnaast is sprake van een relatief beperkte verkeersintensiteit.
Hoewel ook geen sprake is van een nieuwe geluidsbron als bedoeld in de Wgh, genereert het plan wel extra verkeer. De Bruine Hoopsweg is echter een rustige weg. Het geluidniveau is daardoor niet continu; het betreft telkens het geluid van één of enkele auto’s. Omdat het steeds om enkele auto’s gaat zal het extra verkeer ervaren worden als het drukker worden van de weg, niet als een hoger geluidniveau op zichzelf. De verwachting is daarom dat de toename van het geluid geen significante extra hinder oplevert.
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, zijn diverse bodemonderzoeken verricht.
In verband met de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel heeft Mos Grondmechanica B.V. uit Rhoon in het plangebied diverse onderzoeken uitgevoerd, te weten:
In afbeelding 5.1 wordt weergegeven op welke locatie welk onderzoek is verricht. De herbemonstering grondwater heeft plaatsgevonden doordat in een tweetal peilbuizen uit het onderzoek 'Verkennend bodemonderzoek aan de Oude Zwolseweg 7 te Hoge Hexel' enkele (matig) verhoogde gehalten zijn aangetroffen. Het onderzoek 'Actualiserend grondwateronderzoek' heeft betrekking gehad op het rood weergegeven terrein in afbeelding 5.1, het terrein waar de verhoogde gehalten in het grondwater zijn aangetroffen.
De locatie van deze peilbuizen wordt niet weergegeven in afbeelding 5.1.
Afbeelding 5.1: Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken plangebied
Ter plaatse van het perceel dat wordt ingericht als multifunctioneel terrein ten behoeve van sport, spel en natuur is geen bodemonderzoek verricht. Hier worden immers geen nieuwe bouwwerken ten behoeve van (recreatief) verblijf opgericht.
Hierna zijn de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken -samengevat- weergegeven. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar de betreffende onderzoeksrapportages.
Uit de analyseresultaten van de grondmengmonsters bleek dat er geen verontreinigingen in de grond zijn aangetroffen. In het grondwater zijn sterke koper en nikkel verontreinigingen, een matige zink verontreiniging en lichte barium, nikkel, zink en molybdeen verontreinigingen aangetroffen.
Volgens het regionaal gebruikte beslisschema, welke gebruikt wordt voor de beoordeling van verhoogde gehalten zware metalen in grondwater, is aanvullende historische informatie ingewonnen en heeft een herbemonstering plaatsgevonden.
Uit de resultaten van het aanvullend grondwateronderzoek in de peilbuizen 03 en 04 op 29 oktober 2009 blijkt een dalende tendens van met name zink en nikken en in mindere mate koper. In overleg met de gemeente Wierden is afgesproken een monitoringsronde op een later tijdstip (medio januari 2010) uit te voeren. Deze monitoring zal uitsluitsel moeten geven in hoeverre deze dalende tendens zich doorzet.
Op basis van het vooronderzoek, de zintuigelijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek zijn er met de huidige milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in principe geen belemmeringen te verwachten bij de geplande transactie en herinrichting van de locatie. Dit mede vanwege de gemeten halten in de grond onder de streefwaarde en de afwezigheid van een duidelijke bron. In overleg met de gemeente Wierden wordt echter een extra monitoringsronde ingelast ter beoordeling van het verloop van de gehaltes aan koper en nikkel.
Op 29 januari 2010 heeft een herbemonstering plaatsgevonden van het grondwater uit de peilbuizen 03 en 04 zoals deze geplaatst zijn in het kader van het Verkennend bodemonderzoek aan de Oude Zwolseweg 7 te Hoge Hexel en zijn de monsters aan het laboratorium aangeboden ter analyse op de parameters koper, nikkel en zink. In de onderstaande tabel zijn de gemeten gehaltes samen met de voorgaande resultaten opgenomen:
In geen van beide peilbuizen wordt nog een gehalte boven de interventiewaarde gemeten. In peilbuis 03 is een duidelijke afname van de gehaltes koper en nikkel zichtbaar. Het gehalte aan zink fluctueert sterk en is matig verhoogd. In peilbuis 04 is de stijgende tendens van het gehalte aan koper opmerkelijk en worden de gehaltes nikkel en zink niet meer aantoonbaar aangetroffen.
Geconcludeerd kan worden dat er geen oorzakelijk verband kan worden getrokken tussen de (sterk wisselend) gemeten gehaltes aan koper, nikkel en zink in het grondwater en een lokaal duidelijk en stabiel emitterende bron. Mogelijk spelen vermesting (diffuus) en zuurgraad (lokaal wisselend) een rol.
Voorgesteld wordt de monitoring te staken. Een nader onderzoek naar een mogelijke inkadering lijkt met de gemeten wisselende gehaltes niet zinvol.
Uit de analyseresultaten van de grondmengmonsters bleek dat er geen verontreinigingen zijn aangetroffen. In het grondwater is in één peilbuis een matige nikkel verontreiniging geconstateerd en zijn voor het overige lichte barium, kopen, zink, benzeen, naftaleen, xylenen, dichloormethaam en dichloorethenen verontreinigingen gemeten.
De aangetoond concentratie voor nikkel in het grondwater overschrijdt in één peilbuis (Pb 012) het criterium voor nader onderzoek uit de Wet Bodembescherming. Uitgegaan wordt dat het hier een combinatie van perceelvermesting en lokale zuurgraadverlaging betreft. De matig verhoogde nikkelverontreiniging kan worden beschouwd als verhoogde achtergrondwaarde.
Op basis van het vooronderzoek, de zintuigelijke beoordeling van de grond-, slib- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek zijn er met de huidige milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen belemmeringen te verwachten bij de geplande herinrichting van het terrein. Er bestaat geen noodzaak tot het uitvoeren van nader onderzoek naar nikkel in het grondwater.
Resultaten veldwerk
In totaal zijn er 7 peilbuizen geplaatst. Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn tot matig grof zand en leem. Zintuiglijk zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen. Het freatische grondwater is aangetroffen op gemiddeld 1.24 meter min maaiveld.
Resultaten chemische analyses
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Conclusies en aanbevelingen
Peilbuizen 3 en 4
De fluctuaties in de concentraties worden mogelijk veroorzaakt door seizoensinvloeden (neerslag), diepte plaatsing van de peilbuizen en het feit dat er sprake is van een mobiele verontreiniging. De oorzaak voor de matige tot sterk verhoogde gehalten koper en nikkel wordt gezocht in het gebruik van meststoffen. De matig tot sterk verhoogde gehalten nikkel kunnen mogelijk ook verband houden met het aanwezige keileem.
Overige peilbuizen
De kwaliteit van het grondwater in peilbuizen 2, 6 en 7 is niet significant gewijzigd. Ook hier zijn lichte fluctuaties in de gemeten gehalten waarneembaar. Peilbuis 5 is niet eerder onderzocht in vorige onderzoeken. Alleen in peilbuis 1 overschrijden de gehalten barium en nikkel de tussenwaarden. Deze gehalten waren tijdens de eerste meting, in 2009, in lichte mate aanwezig. De licht tot matig verhoogde gehalten barium kunnen worden beschouwd als natuurlijk verhoogde achtergrondwaarden. Het licht verhoogde gehalte kobaltgehalte in peilbuis 1 houdt mogelijk verband met het leem en kan derhalve als een natuurlijk verhoogde achtergrondwaarde worden beschouwd. De licht verhoogde cadmiumgehalten houden vermoedelijk eveneens verband met het gebruik van meststoffen.
Nader onderzoek naar de matig en sterk verhoogde gehalten wordt niet noodzakelijk geacht, aangezien is aangetoond dat er sprake is van een (grootschalige) diffuse grondwaterverontreiniging, vermoedelijk veroorzaakt door het gebruik van meststoffen (kunstmest en kopersulfaat) of omdat de betreffende stoffen (deels) van nature aanwezig zijn. De aanwezigheid van nikkel kan van nature aanwezig zijn, doordat dit verband houdt met het aanwezige leem. Ook barium wordt in Twente veelvuldig verhoogd gemeten door een natuurlijke oorzaak.
Door toekomstige herontwikkeling (recreatiepark) op de locatie zal geen nieuwe aanvoer plaatsvinden van meststoffen, zodat naar verwachting op den duur door uitspoeling de concentraties (met name koper) af zullen nemen.
Slotconclusie
Uit bodemmilieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen herontwikkeling, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. Er zijn mogelijk wel (humane) risico's aanwezig, wanneer het freatische grondwater gebruikt wordt als drinkwater voor vee of voor de besproeiing van gewassen in een moestuin. Deze risico's worden gering geacht bij de vastgestelde gehalten. Gebruik van het freatisch grondwater wordt echter afgeraden om enig risico uit te sluiten.
Gezien de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in samenwerking met het Kenniscentrum InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld voor ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit als gevolg van een toename in het aantal verkeersbewegingen. Met deze rekentool kan worden berekend of een plan (niet) in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.
Zoals blijkt uit 3.6.2 heeft de ontwikkeling een toename van maximaal 406 verkeersbewegingen per etmaal tot gevolg. Deze verkeersbewegingen bestaan uitsluitend uit lichte motorvoertuigen. In de onderstaande tabel wordt inzichtelijk gemaakt wat deze toename betekent voor de luchtkwaliteit.
Zoals uit de bovenstaande tabel blijkt, is de bijdragen aan NO2 en PM10 ruimschoots minder dan de grenswaarde van 3%. De bijdrage van het extra verkeer is daarom als 'niet in betekenende mate' aan te merken.
Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt dat er, in de omgeving van het projectgebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten.
Tot slot wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling niet wordt aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
Het project is aan te merken als een project welke 'niet in betekenende mate bijdraagt' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen en moet worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.
Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is het tot een minimum beperken van risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het projectgebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende Afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven.
Afbeelding 5.2: Uitsnede Risicokaart (Bron: Risicokaart.nl)
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Het project is in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoewel de richtafstanden in 'Bedrijven en milieuzonering' indicatief zijn, worden deze afstanden wel als harde eis gezien door de Raad van State bij de beoordeling of bedrijven op een passende afstand van woningen worden gesitueerd.
In de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering is een tweetal gebiedstypen onderscheiden; 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Overige functies komen vrijwel niet voor. Langs de randen is weinig verstoring van verkeer. Op basis van de VNG-uitgave wordt het buitengebied gerekend tot een met het omgevingstype 'rustige woonwijk' vergelijkbaar omgevingstype.
Het omgevingstype 'gemengd gebied' wordt in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' omschreven als een gebied met een matige tot sterke functiemenging waarbij bijvoorbeeld direct naast woningen andere functies voor kunnen komen zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.
Het gebied waarin het plangebied is gelegen in het buitengebied en derhalve aan te merken met het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Milieucategorie | Richtafstanden tot omgevingstype rustige woonwijk | Richtafstanden tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Zoals reeds hiervoor genoemd wordt bij het realiseren van nieuwe functies gekeken te worden naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:
Hierbij gaat het met name om de vraag of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een situatie die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ontwikkeling. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
Om een goede inschatting te kunnen maken van de invloed van de in dit plan besloten ontwikkeling op de omgeving wordt onderscheid gemaakt in de verblijfsrecreatieve bestemming (de bestemming waarbinnen recreatiewoningen gerealiseerd kunnen worden) en de dagrecreatieve bestemming (de bestemming waarbinnen sport, spel en natuur wordt gerealiseerd).
Verblijfsrecreatie bestemming
Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' wordt een bungalowpark aangemerkt als 'Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken)' in de milieucategorie 3.1. Voor dergelijke inrichtingen geldt een grootste richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. Voor de aspecten geur en gevaar geldt daarnaast een richtafstand van 30 meter. Het aspect stof kent een richtafstand van 0 meter.
Het dichtstbijzijnde milieugevoelige object betreft de bedrijfswoning van het agrarisch bedrijf aan de Bruine Hoopsweg 3. Deze woning is gelegen op een afstand van circa 40 meter van één van de uitlopers van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Ter plaatse van deze uitloper worden echter geen recreatiewoningen toegestaan. In de regels van dit bestemmingsplan is dit uitgesloten.
Daarnaast wordt aan beide zijden van deze ontsluiting een bomenrij aangeplant waardoor de daadwerkelijke afstand tot aan de ontsluiting groter is dan 40 meter. De aanplant van deze bomenrij heeft tevens tot gevolg dat de (licht)overlast tot een minimum wordt beperkt en dat de ontsluiting vanaf de woning niet of nauwelijks zichtbaar is.
Daar komt bij dat de richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid betrekking heeft op het park zelf en de activiteiten die op het park plaatsvinden. Indien hiervan wordt uitgegaan bedraagt de afstand tot aan de gronden waar recreatiewoningen kunnen worden gerealiseerd ruim 150 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand van 50 meter.
Overige in de omgeving aanwezige milieugevoelige objecten zijn gelegen op een grotere afstand dan 50 meter.
Dagrecreatieve bestemming
Het multifunctionele terrein waar sport, spel en natuur gerealiseerd wordt is in dit plan bestemd als 'Recreatie - Dagrecreatie'. Ter plaatse van deze bestemming mogen geen woningen gerealiseerd worden. een multifunctioneel terrein bedoeld voor sport en spel (dagrecreatie) wordt niet expliciet genoemd in de VNG-uitgave. Een enigszins vergelijkbare functie betreft een 'kinderboerderij' in de milieucategorie 2. Hiervoor geldt een grootste richtafstand van 30 meter voor de aspecten geur en geluid.
Met het leggen van het bestemmingsvlak 'Recreatie - Dagrecreatie' is rekening gehouden met de aan de overzijde van de weg gelegen woningen door ter hoogte van de bestemmingsvlakken waarbinnen deze woningen worden toegestaan een bestemming 'Bos' toe te voegen. De afstand tussen het bestemmingsvlak 'Recreatie - Dagrecreatie' en de betreffende bestemmingsvlakken bedraagt in elk geval 30 meter. Hiermee wordt voldaan aan de aan te houden richtafstanden.
Gezien het vorenstaande mag er van worden uitgegaan dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving. De milieugevoelige functies betreffen in dit geval uitsluitend de recreatiewoningen.
De milieubelastende functies in de omgeving van het plangebied betreffen uitsluitend agrarische bedrijven. Bij agrarische bedrijven geldt, op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' en voor zover het veehouderijen betreft, de grootste richtafstand veelal voor het aspect geur. Bij deze bedrijven zijn echter niet de adviesafstanden maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekenende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige veebedrijven bepalend. Hier wordt in paragraaf 5.6 nader op ingegaan.
Indien het aspect geur buiten beschouwing wordt gelaten geldt voor agrarische bedrijven een grootste richtafstand van maximaal 30 of 50 meter, veelal voor het aspect geluid. Zoals in het voorgaande aangegeven kunnen geen recreatiewoningen worden gerealiseerd op de uitloper ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone'.De afstand van de gronden waar de recreatiewoningen kunnen worden gerealiseerd tot het dichtstbijzijnde bestemmingsvlak waarbinnen een agrarisch bedrijf wordt toegestaan bedraagt ruim 150 meter. Hiermee wordt, het aspect geur buiten beschouwing latend, ruimschoots voldaan aan de richtafstand van maximaal 30 of 50 meter.
Gezien de ruime afstand mag er ook van uit worden gegaan dat ter plaatse van de nieuwe recreatiewoningen een goed woon- en leefklimaat is te realiseren.
Gezien het vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmeringen voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningsplichtige veehouderijen, als het gaat om geurhinder. Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven is het beoordelingskader voor geurhinder opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor meldingsplichtige veehouderijbedrijven gelden tevens vaste afstandseisen. Deze eisen zijn gebaseerd op en komen overeen met de vaste afstanden zoals opgenomen in de Wgv.
Er is diverse uiteenlopende jurisprudentie over de vraag of verblijfsrecreatieve inrichtingen geurgevoelige objecten zijn. De definitie van een 'geurgevoelig object' luidt: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
Gezien de definitie, en ter bescherming van agrarische bedrijven, wordt er in dit geval van uitgegaan dat recreatiewoningen moeten worden aangemerkt als geurgevoelige objecten.
In dit kader zijn uitsluitend de agrarische bedrijven aan de Bruine Hoopsweg van belang. Het agrarisch bedrijf gevestigd aan de Oude Zwolseweg 7 is niet van invloed op de uitbreiding van het bungalowpark. Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' is het bouwvlak van dit bedrijf verkleind waardoor dit bedrijf geen belemmeringen meer oplevert voor de beoogde uitbreiding.
Beide bedrijven aan de Bruine Hoopsweg betreffen intensieve veehouderijen. De geurcontouren van de betreffende bedrijven worden inzichtelijk gemaakt in afbeelding 5.2.
Afbeelding 5.2: Geurcontouren agrarische bedrijven (Bron: Gemeente Wierden)
De geurcontour van het bedrijf aan de Bruine Hoopsweg 1 is in dit kader niet relevant omdat deze niet reikt tot aan de gronden waarop recreatiewoningen gerealiseerd mogen worden. Met de aankoop van de gronden is grotendeels rekening gehouden met de geurcontour van het agrarisch bedrijf aan de Bruin Hoopsweg 3. Daarnaast is daar waar de geurcontour reikt tot de gronden in het plangebied de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' opgenomen. In de regels is bepaald dat ter plaatse van deze zone geen geurgevoelige objecten mogen worden opgericht. Op deze wijze is voldoende rekening gehouden met het agrarisch bedrijf en leidt de uitbreiding van het bungalowpark niet tot een beperking van de bedrijfsvoering van dit bedrijf.
Andersom vormt het agrarisch bedrijf geen belemmering voor de uitbreiding van het bungalowpark.
Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
In verband met de voorgenomen ontwikkeling heeft TAUW uit Deventer Toets natuurwaarden uitgevoerd. De conclusies voortkomend uit dit onderzoek zijn in deze paragraaf verwerkt. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het onderzoeksrapport welke is opgenomen in Bijlage 9 bij deze toelichting.
Eén van de onderdelen die samenhangt met de Toets natuurwaarden betreft een Stikstofdepositieberekening. In de Toets natuurwaarden wordt verwezen naar deze berekening. De betreffende berekening is als Bijlage 10 opgenomen bij deze toelichting.
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 beschermd.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
De beoogde uitbreiding van het recreatiepark ligt op korte afstand van het Natura2000-gebied 'Wierdense Veld' dat tevens EHS is. In dit kader gelden instandhoudingsdoelen voor habitattypen zoals vochtige en droge heide en herstellend hoogveen.
Van directe effecten zoals een toename van geluid of licht is door de afstand tussen park en natuurgebied geen sprake. Als gevolg van de uitbreiding van het recreatiepark kan wel het recreatief medegebruik in het natuurgebied toenemen en zal daarnaast het aantal verkeersbewegingen in van en naar het park toenemen. Het Wierdense Veld is beperkt ontsloten via openbaar toegankelijke paden. Buiten de paden mag en kan het gebied niet worden betreden. Een beperkte toename van wandelaars en fietsers in of nabij het gebied zal geen negatief effect op de habitattypen veroorzaken en ook geen effect hebben op de EHS.
Een toename van verkeersbewegingen zorgt voor een toename van stikstofemissie op de nabij het Natura 2000-gebied aanwezige wegen. Als gevolg hiervan zal naar verwachting sprake zijn van een toename van de stikstofdepositie op de aanwezige habitattypen. Uit de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaart Nederland blijkt dat de achtergronddepositie voor stikstof in deze omgeving 1500 mol/ha/jaar of hoger is. Dit is ruim boven de kritische depositiewaarde van habitattypen zoals vochtige heide (1300 mol/ha/jaar), droge heide (1100 mol/ha/jaar) en herstellend hoogveen (400 mol/ha/jaar). Dit betekent dat ook bij een kleine toename van de stikstofdepositie niet kan worden uitgesloten dat een significant effect op zal treden op deze habitattypen. Daarom is de toename van stikstofdepositie als gevolg van de uitbreiding berekend. Uit de berekening blijkt dat de toename van stikstofdepositie in het Natura2000-gebied Wierdense Veld overal lager is dan 0,02 mol/ha/jaar (Stikstofdepositie uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel; Tauw, 2013). Bij het hanteren van modellen zoals het hier toegepaste Geomilieu Stacks en ook AAgro-Stacks geldt de afrondingsregel (op basis van een NEN-norm) dat een meting van 0,05 mol/ha/jaar of minder wordt afgerond op 0,0.
Hierdoor is geen sprake van een effect op het Natura2000-gebied en is er dus ook geen Nb-wet vergunning nodig. De Raad van State heeft op 19 juni 2013 in een uitspraak (ABRS zaaknrs. 201200593/1/R2, 201205887/1/R2 en 201300402/1/R2) bepaald dat deze modelmatige ondergrens gehanteerd mag worden om een (significant) effect uit te sluiten.
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Toetsing van de beoogde ingreep aan door de Flora- en faunawet beschermde natuurwaarden laat zien dat er geen soorten of soortgroepen zijn waarvoor een negatief effect verwacht wordt. Nader (veld)onderzoek naar de aanwezigheid en gebruik van de planlocatie door beschermde soorten is daarom niet nodig. Een ontheffing van de Flora- en faunawet is evenmin nodig. Vanuit de Flora- en faunawet gelden daarom, met uitzondering van de zorgplicht, geen wezenlijke beperkingen voor de beoogde ontwikkeling. De uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling is daarom reëel.
Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode. Tevens zijn rust- en verblijfplaatsen en de functionele omgeving van een aantal vogelsoorten jaarrond beschermd. Sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dienen buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Voor dit plangebied is alleen het verwijderen van bomen en struiken een aandachtspunt aangezien er geen gebouwen worden gesloopt. Met de toekomstige inrichting van de plangebieden kan rekening gehouden worden met natuur in algemene zin. Er kan hierbij gedacht worden aan voorzieningen voor vleermuizen en vogels.
Er is geen sprake van negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, de EHS of beschermde flora en fauna als gevolg van de in dit plan begrepen ontwikkeling.
Op grond van de Monumentenwet dient er in ruimtelijke plannen rekening gehouden te worden met archeologische waarden. In de Monumentenwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Algemeen
Uit de archeologische verwachtingskaart blijkt dat de gronden in het plangebied zijn aangemerkt met zowel een hoge-, een middelhoge- als een lage archeologische verwachtingswaarde. Het overgrote deel van het plangebied kent een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. In gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde is onderzoek noodzakelijk bij plangebieden groter dan 5 hectare en bij verstoringen dieper dan 50 centimeter. Omdat hier in dit geval sprake van is, is een archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek uitgevoerd. De conclusie van dit onderzoek is hierna weergegeven. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar het onderzoeksrapport welke is opgenomen in Bijlage 11 bij deze toelichting.
Archeologisch bureau- en verkennend veldonderzoek
Op grond van de bestudeerde bronnen kan geconcludeerd worden dat het plangebied een middelmatige verwachting heeft op archeologische resten uit de periode vanaf de prehistorie. Vondsten in de directe omgeving van het plangebied zijn afkomstig uit de periode Neolithicum tot de Nieuwe tijd.
Uit het booronderzoek is te concluderen dat van de 64 boringen, in 9 gevallen sprake is van intacte bodemprofielen. In totaal is in 8 boringen in het zuidelijk deel een intacte veldpodzol aangetroffen. In het nattere noordelijke deel is 1 intacte moerpodzol aangetroffen.
De overige 55 boringen betreffen niet intacte bodemprofielen (43 boringen) bestaande uit A/C of B/C horizonten. De aangetroffen grootschalige bodemverstoring is het gevolg van diepploegen. De in de westelijke randzone aangetroffen bodemverstoring is ontstaan na het rooien van het bos.
De weinige intacte bodemprofielen geven geen indicatie dat er sprake is van aanwezigheid van een vindplaats van jagers/verzamelaars of landbouwende samenlevingen. Bij het uitzeven alle afzonderlijke bodemlagen is in geen enkele boring een relevante archeologisch indicator aangetroffen.
Wat betreft landschappelijke ligging en verwacht oorspronkelijk bodemtype geeft het booronderzoek een overeenstemmend beeld met dat wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek. Alleen het verwachte bodemtype ‘Veen op Zand met een keileem of potklei beginnend tussen 40 en 120 cm en tenminste 20 cm dik’ is niet aangetoond. Overal was sprake van een dunne subrecente bouwvoor op een dun landbouwdek op een ondergrond van dekzand. Vanwege de geringe dikte van het landbouwdek (< 50 cm) kan in dit verband niet over een esdek gesproken worden. Op grond van de resultaten van het verkennend booronderzoek kan geconcludeerd worden dat in het plangebied geen aanwijzingen zijn aangetroffen voor de aanwezigheid van één of meerdere archeologische vindplaatsen.
Op basis van de onderzoeksinspanning, waarbij in 9 van de 64 boringen een intact bodemprofiel is geconstateerd, maar geen archeologisch relevante indicatoren zijn aangetroffen, is er geen reden om archeologische waarden aan te kunnen treffen in het plangebied.
In een telefonisch overleg van 24 maart 2014 met de regioarcheoloog over de resultaten van het booronderzoek, is besloten dat de verspreide ligging van de intacte bodemprofielen en het geringe aantal intacte bodemprofielen, geen aanleiding geven om het verkennend onderzoek op te schalen naar een karterend booronderzoek. Vervolgonderzoek in het kader van archeologie is dan ook niet noodzakelijk.
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Uit de Cultuurhistorische Atlas Overijssel blijkt dat er in het plangebied geen cultuurhistorische waarden voorkomen. In de omgeving van het plangebied, op een afstand van meer dan 400 meter bevindt zich het archeologisch monument Vossebosch. Op een afstand van meer dan 600 meter bevinden zich nog enkele archeologische monumenten. Aangezien deze archeologische monumenten zich in de grond en ver buiten het plangebied bevinden, heeft de uitbreiding van het bungalowpark geen enkel invloed op de waarde deze archeologische monumenten.
Daarnaast bevind zich op een afstand van circa 480 meter de buitenplaats Vossebosch waarbij de villa is aangemerkt als gebouwd monument. De villa bevindt zich verscholen in het bos en is vanaf de uitbreiding van het bungalowpark niet zichtbaar. De voorgenomen ontwikkeling heeft dan ook geen negatieve effecten op de waarden van dit monument.
Het archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden waardoor het aspect archeologie geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan. Het aspect cultuurhistorie vormt eveneens geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
De uitbreiding van het bungalowpark valt onder de noemer van vakantiedorp zoals opgenomen in categorie D10c van het Besluit m.e.r. Op grond van deze categorie geldt de m.e.r.-beoordelingsplicht voor besluiten die:
De aanleg, wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten de stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen mogelijk maken in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 10 hectare of meer in gevoelig gebied.
Het bungalowpark alsmede de uitbreidingen daarvan liggen binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Het grondwaterbeschermingsgebied waarin de uitbreiding van het bungalowpark ligt is in het Besluit m.e.r. gedefinieerd als gevoelig gebied. Aangezien de oppervlakte van de uitbreiding groter is dan 10 hectare geldt er voor de uitbreiding van het recreatiepark, gekoppeld aan het op te stellen bestemmingsplan, een m.e.r.-beoordelingsplicht.
Dit betekent concreet dat op grond van de Wet milieubeheer moet worden beslist of voor dit project de procedure van een milieueffectrapportage (m.e.r.) moet worden doorlopen. Daartoe is door bureau TAUW uit Deventer een zogenoemde aanmeldingsnotitie opgesteld. Deze notitie is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting.
Op basis van de aanmeldingsnotitie is het aan de gemeente in haar rol als bevoegd gezag om op grond van deze notitie te bepalen of er sprake is van een noodzaak tot het opstellen van een milieueffectrapport (MER). Deze beoordeling vindt plaats op basis van het ‘nee, tenzij-principe’: het opstellen van een MER is in principe niet nodig, tenzij er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen betrekking hebben op:
Hierna wordt aan de hand van de aanmeldnotitie ingegaan op de bovengenoemde onderdelen waarna wordt afgesloten met een conclusie. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar Bijlage 12.
Ten aanzien van de plannen voor de uitbreiding van het bungalowpark Hoge Hexel is vooral het aspect ‘verontreiniging en hinder’ van belang. De overige aspecten (gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen en risico van ongevallen) zijn gezien de voorgenomen activiteit minder relevant en met name bedoeld voor meer industrieel getinte initiatieven.
Door het treffen van de aanvullende maatregelen is er geen negatieve impact van het bungalowpark op het grondwaterbeschermingsgebied te verwachten (verontreiniging).
Hinder zal voornamelijk plaatsvinden tijdens de graaf- en bouwwerkzaamheden en heeft daarom grotendeels een tijdelijk karakter. Om de hinder tijdens de uitvoering te beperken en uit oogpunt van veiligheid voor de omgeving en de uitvoerende instantie(s) worden afspraken omtrent de uitvoering gemaakt in het kader van de omgevingsvergunning. Hierbij kan gedacht worden aan:
De hinder tijdens de gebruiksfase is beperkt tot de verkeersaantrekkende werking van de bezoekers van het park. Er is geen sprake van bijzondere nadelige milieugevolgen.
De uitbreiding van het bungalowpark wordt ontwikkeld in of in de nabijheid van gevoelig en beschermd gebied. Uit deze m.e.r.-beoordeling blijkt dat te verwachte hinder ter plaatse van het grondwaterbeschermingsgebied en het nabijgelegen Wierdense Veld (Natura 2000 en EHS) wordt uitgesloten. Er is daarom geen sprake van bijzondere nadelige milieugevolgen.
Er zijn geen andere ontwikkelingen in de omgeving voorzien die in samenhang met deze activiteit moeten worden beschouwd.
In hoofdstuk 3 van de in Bijlage 12 opgenomen notitie zijn voor de relevante thema’s de mogelijke milieugevolgen besproken. Samengevat kan geconcludeerd worden dat er:
Gebleken is dat er geen sprake is van de bijzondere nadelige gevolgen die het opstellen van een MER noodzakelijk maken. De effecten zijn lokaal en beperkt. Om deze reden is het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om in alle Europese wateren de waterkwaliteit chemisch en ecologisch verder te verbeteren. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren, kustwateren en grondwater. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015. Eventueel kan er, mits goed onderbouwd, uitstel (derogatie) verleend worden tot uiteindelijk 2027. Voor het uitwerken van de doelstellingen worden er op (deel)stroomgebied plannen opgesteld. In deze (deel)stroomgebiedbeheersplannen staan de ambities en maatregelen beschreven voor de verschillende (deel)stroomgebieden. Met name de ecologische ambities worden op het niveau van de deelstroomgebieden bepaald.
In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welke beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstroming, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) heeft tot doel om in de periode tot 2015 het hoofdwatersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden. Belangrijk onderdeel is om de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren' in alle overheidsplannen als verplicht afwegingsprincipe te hanteren. In het Nationaal Bestuursakkoord is vastgelegd dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures, waarbij een vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder in de planvorming wordt gewaarborgd.
In de Omgevingsvisie Overijssel wordt ruim aandacht besteed aan de wateraspecten. De ambities zijn, naast de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de kleinere wateren, de veiligheid, de grondwaterbescherming, bestrijding van wateroverlast, de kwantiteit en kwaliteit van grond- en oppervlakte water en waterbeleving zowel in de groene ruimte als stedelijk gebied.
Zoals eerder aangegeven is de uitbreiding van het bungalowpark gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied. In 4.2.4.1 is hier reeds op ingegaan. Kortheidshalve wordt hiernaar verwezen.
In verband met de ligging in het grondwaterbeschermingsgebied is een zogenoemd 'stap-vooruit-onderzoek' uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden in subparagraaf 6.2.2 behandeld.
Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Reest en Wieden, Vechtstromen (voorheen Velt en Vecht en Regge en Dinkel), Groot Salland en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Het nieuwe Waterbeheerplan is één van de resultaten van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit Waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost.
Waterschap Vechtstromen heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2010-2015. Het plan gaat over het waterbeheer in het hele stroomgebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.
Het waterbeleid van het waterschap is met name gericht op een duurzame aanpak van het waterbeheer: geen afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem, streven naar een meer natuurlijker waterbeheer, zoeken naar meer ruimte voor water, water toepassen als ordenend principe middels het gebruik van waterkansenkaarten en water langer vasthouden mede door flexibeler peilbeheer. Ook het streven naar een betere waterkwaliteit als onderdeel van duurzaamheid is een belangrijk speerpunt (tegengaan van lozingen, minder belasting van het water en het zoveel mogelijk tegengaan van diffuse verontreinigingen).
De twee belangrijkste onderdelen van het waterplan worden gevormd door:
Zoals in voorgaande paragrafen uiteen is gezet, wordt in het moderne waterbeheer (waterbeheer 21e eeuw) gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. Belangrijk instrument hierbij is de watertoets, die sinds 1 november 2003 in ruimtelijke plannen is verankerd. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).
Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Algemeen
De geplande uitbreiding van het bungalowpark is gelegen in het grondwaterbeschermingsgebied van winning Hoge Hexel. Dit brengt met zich mee dat het uitbreidingsplan getoetst moet worden aan de methode voor gebiedsgerichte grondwaterbescherming (het 'stap-vooruit-onderzoek'). Bureau Tauw B.V. uit Deventer heeft de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel getoetst aan deze methode. Hieronder wordt kort ingegaan op de toepaste methode en is de conclusie voortkomend uit het uitgevoerde onderzoek opgenomen. Voor een toelichting op het onderstaande en het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 8 van deze toelichting.
Methode voor gebiedsgerichte grondwaterbescherming
De methode voor gebiedsgerichte grondwaterbescherming doorloopt een zestal stappen, waarna bevoegd gezag Provincie Overijssel beoordeelt of de uitbreiding mag plaatshebben, al dan niet onder bepaalde voorwaarden.
Hieronder een korte uitwerking van de doorlopen stappen:
Conclusie
De uitbreiding voldoet aan het stap-vooruit-principe. Vergelijking van de belasting van de nieuwe activiteit en de wettelijk toegestane situatie toont betere (lagere) totaalscores voor diffuse belasting, calamiteiten en handhaving. Hoewel er momenteel in de praktijk wellicht geen intensieve akkerbouw op hoog niveau wordt gepleegd op de percelen, kan dit in het verleden wel het geval zijn geweest en kunnen de percelen daarvoor in de toekomst wel ingezet worden. Op een tweetal punten bij diffuse belasting en op brand en brandbestrijding bij calamiteiten scoort het bungalowpark minder goed dan akkerbouw. De initiatiefnemer compenseert deze uitkomst door maatregelen te nemen (zie hoofdstuk 5 van de rapportage).
Redenerend vanuit de kwetsbaarheid van de winning is sprake van een stap-vooruit als landbouwinvloeden afnemen. De uitbreiding is gelegen in een gebied dat gemiddeld kwetsbaar is wanneer men de bodem en geohydrologische omstandigheden in ogenschouw neemt. Gelet op de grondwaterkwaliteit ter plekke, is de winning in toenemende mate kwetsbaar voor invloed van landbouw. Met de maatregelen die genomen worden om de winning te beschermen tegen grondwaterverontreiniging, is de realisatie van het bungalowpark een stap-vooruit ten opzichte van de huidige agrarische bestemming.
Zoals in 4.2.4.1 al aangegeven dienen er enkele maatregelen te worden getroffen in het kader van de grondwaterbescherming. Dit teneinde de kwaliteit van de drinkwatervoorziening te beschermen dan wel te verbeteren. De te treffen maatregelen betreffen:
De vorenstaande maatregelen zijn middels een voorwaardelijke verplichting verankerd in dit bestemmingsplan. Middels het opnemen van een voorwaardelijke verplichting voor deze maatregelen is de uitvoering ervan verzekerd.
Het Waterschap Vechtstromen (ten tijde van de uitgevoerde watertoets nog het waterschap Regge en Dinkel) is geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de zogenoemde 'normale procedure' van de watertoets is toegepast.
In dit geval heeft bureau TAUW voor de uitbreiding van bungalowpark Hoge Hexel een watertoetsrapportage opgesteld. Deze rapportage omvat een inventariserend geohydrologisch onderzoek en een globale uitwerking van de waterstructuur voor het gebied. Hierbij is specifiek aandacht voor de aspecten afvalwater, grondwater en oppervlaktewater. Onderdeel van het watertoetstraject is een overleg met waterschap Vechtstromen, BJZ.nu (namens Weelink Recreatie) en Tauw dat op 7 april 2014 in Almelo heeft plaatsgevonden.
De waterparagraaf uit de watertoetsrapportage is hierna opgenomen. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar Bijlage 13 bij deze toelichting.
Afvalwater
Afvalwater van de bungalows wordt voor zover mogelijk onder vrijverval ingezameld. Via drukriolering / persleiding wordt het afgevoerd naar het gemeentelijk rioolstelsel. De voorkeur is om het afvalwater op het bestaande drukrioolsysteem van de gemeente Wierden in de Bruine Hoopsweg aan te sluiten. Indien dit systeem de extra belasting niet kan verwerken, dan moet gezocht worden naar een andere oplossing. Mogelijk kan met het afvalwater bufferen en verspreid over de dag / nacht afvoeren. In de meest extreme situatie is een nieuwe persleiding naar het gemeentelijk vrijverval riool nodig.
Op basis van de verkregen woningbezetting van de bungalows en kengetallen uit de Leidraad Riolering is een piekafvoer berekend van 8,2 à 11,1 m3/uur bij respectievelijk een gemiddelde bezetting en een (onrealistische) 100 % bezetting.
In een nader op te stellen rioleringsberekening moet rekening worden gehouden met de realistische piekafvoer van 8,2 m3/uur. In het rioleringsontwerp moet tevens getoetst worden of het huidige gemeentelijk drukrioolsysteem en vrijverval stelsel deze afvoer kunnen verwerken.
Om op voorhand duidelijkheid te kunnen verkrijgen of het afvalwater van het bungalowpark aangesloten kan worden op de bestaande riolering, zijn in deze fase al diverse berekeningen uitgevoerd. Uit de berekeningen is gebleken dat het bestaande bungalowpark aangesloten kan worden op de bestaande riolering.
Hemelwater en oppervlaktewater
Het plangebied bevindt zich volledig in het grondwaterbeschermingsgebied van pompstation Hoge Hexel. Met de provincie Overijssel en Vitens is vastgesteld dat aanvullende maatregelen nodig zijn om verontreiniging van het grondwater te voorkomen. Deze maatregelen zijn in 6.2.2.2 opgesomd.
Hemelwater van het dakoppervlak (0,94 ha) mag rechtstreeks naar de waterpartij worden afgevoerd. De totale peilstijging van de waterpartij is bij een neerslagsituatie van 40 mm (T=10+10%) berekend op circa 7 centimeter (inclusief water van de wegen, parkeerterreinen en neerslag dat op de waterpartij zelf valt). Deze peilstijging is ruimschoots acceptabel. De waterpartij wordt van een stuw voorzien welke is gedimensioneerd op de landelijke afvoer (2,4 l/s·ha).
De huidige leggerwatergang 2-4-2-4 van waterschap Vechtstromen wordt overgenomen voor zover de watergang op het terrein van Weelink Recreatie ligt. De grondeigenaar wordt daarmee verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de watergang.
Omdat de grondwaterstanden op 1,0 à 2,5 meter beneden het maaiveld (+10,5 m NAP) zitten en daarnaast de bodem bestaat uit matig fijn zand, is de kans zeer groot dat de waterpartij niet uit zichzelf watervoerend zal zijn. Evenals de waterpartijen in het huidige bungalowpark moet ook de nieuwe waterpartij kunstmatig wordt afgedicht met kunststof folie of een leem-/kleilaag.
Vanuit het oogpunt van de waterkwaliteit wordt geadviseerd om een waterdiepte van gemiddeld 1,0 m te realiseren in de waterpartij. Met voldoende doorspoeling van water en circulatie door de wind wordt daarmee het risico op blauwalg en andere gevaren geminimaliseerd. Om deze reden wordt ook afgeraden om doodlopende armen aan de waterpartij te realiseren.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de opzet van dit juridische deel. Daarnaast wordt een verantwoording gegeven van de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom een bepaalde functie ergens is toegestaan en waarom bepaalde bebouwing daar acceptabel is.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.
De SVBP geeft normen voor de opbouw van de planregels en voor de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is opgesteld conform de normen van de SVBP2012.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd.
Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de in het plangebied voorkomende bestemmingen. De regels zijn onderverdeeld in o.a.:
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.
In dit artikel worden de algemene gebruiksregels beschreven. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit brengt met zich mee dat de bestemmingsomschrijving van de te onderscheiden bestemming helder en duidelijk moet zijn.
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven. In het voorliggende geval betreft het de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone'.
In dit artikel worden de algemene afwijkingsregels beschreven. Deze regels maken het mogelijk om op ondergeschikte punten van de regels in het bestemmingsplan af te wijken.
In dit artikel worden de procedureregels voor het stellen van een nadere eis beschreven.
In de regels wordt incidenteel verwezen naar wettelijke regelingen en daarin opgenomen artikelen. Dit artikel bepaald dat daar waar naar deze wettelijke regelingen wordt verwezen, deze gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
In Hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt genoemd.
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden.
Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
De meest noordwestelijke uitloper die aansluit op de Bruine Hoopsweg is bestemd als 'Agrarisch'. Ter plaatse van deze gronden zijn geen verblijfsrecreatieve gepland, deze gronden zijn met name bedoeld om een calamiteitenontsluiting te realiseren voor de hulpdiensten. Voor het overige zijn deze gronden onder andere bedoeld voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, het hobbymatig houden van vee, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden.
Binnen deze bestemming worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan. Hierbij is bepaald dat overkappingen, kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest en teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
Voor het uitvoeren van diverse werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen. Dit omgevingsvergunningenstelsel voorkomt, dat door het uitvoeren van diverse activiteiten de gronden minder geschikt worden voor het beoogde gebruik of dat eventueel aanwezige waarden of de waterhuishoudkundige situatie onevenredig worden aangetast.
Zoals in paragraaf 3.5 reeds beschreven worden de meeste randen van het bungalowpark voorzien van een stevige groensingel. In overleg met de gemeente Wierden is tevens bepaald dat onder de beschermingszone voor de hoogspanningsverbinding een groenstrook van 10 meter komt te liggen. Deze groenstroken zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Bos'. De bestemming is onder andere bedoeld voor bos en/of dichte beplantingsstroken, het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden.
Ook binnen deze bestemming worden geen gebouwen toegestaan. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.
Tot slot is ook binnen deze bestemming een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van diverse werken en werkzaamheden opgenomen. Dit omgevingsvergunningenstelsel voorkomt, dat door het uitvoeren van diverse activiteiten de gronden minder geschikt worden voor het beoogde gebruik of dat eventueel aanwezige waarden of de waterhuishoudkundige situatie onevenredig worden aangetast.
Recreatie - Dagrecreatie (Artikel 5)
Het multifunctionele terrein dat wordt ingericht ten behoeve van sport- en speelvoorzieningen, natuur en overige voorzieningen is bestemd als 'Recreatie - Dagrecreatie'. Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor dagrecreatie met de daarbij behorende voorzieningen. Daarnaast zijn deze gronden mede bedoeld voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, paden, groenvoorzieningen, landschappelijke inpassing, sport- en speelvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden opgericht. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen lichtmasten en speeltoestellen, ballenvangers en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Recreatie - Verblijfsrecreatie (Artikel 6)
Conform het toekomstige gebruik is de uitbreidingslocatie van het bungalowpark bestemd als 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Gronden met deze bestemmingen zijn onder andere bedoeld voor terreinen voor recreatiewoningen en groepswoningen, sanitaire voorzieningen en daarbijbehorende centrale voorzieningen, waaronder begrepen dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel en dienstverlenende bedrijven (één ander uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen) en horeca.
Qua bouwregels is onderscheid gemaakt tussen recreatiewoningen, groepswoningen, bedrijfswoningen, overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde.
In de regels is bepaald dat het aantal recreatiewoningen maximaal 146 mag bedragen. Dit betreffen de 145 nieuwe woningen en de bestaande recreatiewoning waarvan de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt verwijderd. Maximaal 15% van de recreatiewoningen mag aaneengebouwd worden (overeengekomen is dat deze percentage mag worden verhoogd tot 25%). Door recreatiewoningen aaneen te bouwen wordt de inhoud van een enkele recreatiewoning niet vergroot, wel wordt de mogelijkheid geboden om verschillende recreatiewoningen te schakelen waardoor deze woningen ook verhuurd kunnen worden aan bijvoorbeeld grote families/ gezinnen die samen op vakantie zijn.
De inhoud van een recreatiewoning is conform het gemeentelijk beleid vastgelegd op 300 m3. De goot- en bouwhoogte mag respectievelijk niet meer bedragen dan 4 en 9 meter.
Groepswoningen zijn vergelijkbaar met recreatiewoningen maar mogen een inhoud hebben van 750 m3. Binnen de bestemming zijn maximaal 10 groepswoningen toegestaan, hierbij wordt het aantal groepswoningen wel in mindering gebracht op het aantal toegestane recreatiewoningen. Groepswoningen dienen vrijstaand te worden gebouwd en er mogen, net als bij recreatiewoningen, geen vrijstaande bijgebouwen worden opgericht. De bouwhoogte van deze woningen mag niet meer bedragen dan 9 meter.
In paragraaf 3.4 is al onderbouwd dat het wenselijk is om op het uitbreidingsgedeelte een bedrijfswoning te realiseren. Door het perceel waar op basis van het geldend bestemmingsplan de aanduiding 'bedrijfswoning' rust mee te nemen in dit bestemmingsplan, deze aanduiding te laten vervallen en in de regels te regelen dat maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan, kan hieraan tegemoet gekomen worden. Het aantal toegestane bedrijfswoningen op het park wijzigt hiermee niet. Voor de bouw van een bedrijfswoning zijn regels opgenomen ten aanzien van inhoud, goothoogte en minimale en maximale dakhelling.
Overigen gebouwen, zoals sanitaire voorzieningen en bergingen of gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen, mogen worden opgericht tot maximaal 2% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak. De bouwhoogte van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 meter.
Tot slot mogen binnen deze bestemming bouwwerken, geen gebouw zijnde worden opgericht. Hierbij is onderscheid gemaakt in verkeers-, sport- en spelvoorzieningen, vlaggenmasten en overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Overigens is permanente bewoning van recreatiewoningen en groepswoningen aangemerkt als strijdig gebruik.
Maatregelen in het kader van de grondwaterbescherming
In verband met de voorgenomen werkzaamheden binnen het grondwaterbeschermingsgebied 'Hoge Hexel' dient een ontheffing te worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel. Deze ontheffing is noodzakelijk in verband met de bouw en de daarbij behorende werkzaamheden voor de realisatie van het nieuwe parkgedeelte binnen het grondwaterbeschermingsgebied.
De betreffende ontheffing kan echter pas worden aangevraagd nadat het voorliggende bestemmingsplan onherroepelijk is aangezien deze ontheffing betrekking heeft op de uitvoeringsfase (bouw en overige werkzaamheden die strekken tot realisatie van het nieuwe parkgedeelte). In het kader van het vooroverleg heeft de provincie aangegeven in te kunnen stemmen met het plan. De maatregelen zoals beschreven in 6.2.2.2 zijn als voorwaardelijke verplichting opgenomen in dit bestemmingsplan. Op deze wijze is de uitvoering van de maatregelen verzekerd.
Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 7)
Net buiten het plangebied bevindt zich een hoogspanningsverbinding. De zogenoemde zakelijke rechtstrook van deze leiding is voor een deel gelegen binnen het plangebied. Middels de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' is dit weergegeven op de verbeelding. Deze dubbelbestemming voorziet in de bescherming van deze leiding.
Binnen deze dubbelbestemming mag, in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen, niet zondermeer worden gebouwd anders dan ten behoeve van deze bestemming. Gebouwen zijn enkel toegestaan indien vooraf advies is verkregen van de leidingbeheerder en de lokale brandweer. Bouwwerken, geen gebouwen mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van maximaal 2,5 meter en de hoogte van de hoogspanningsmast mag maximaal 40 meter bedragen.
Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
Ten aanzien van de economische uitvoerbaarheid van het project wordt opgemerkt dat in dit kader een bedrijfsplan is opgesteld. Uit dit bedrijfsplan blijkt ondermeer dat:
Voor het bestemmingsplan is geen exploitatieplan opgesteld. Conform artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten geen exploitatieplan op te stellen indien het verhalen van kosten anderszins verzekerd is. Voor dit project is een anterieure overeenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. Hierin is tevens het risico van planschade opgenomen zodat het kostenverhaal voor de gemeente volledig is verzekerd. Dit brengt met zich mee dat vaststelling van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Er heeft gezamenlijk overleg plaatsgevonden tussen de provincie Overijssel, waterschap Vechtstromen, Vitens, de gemeente Wierden en initiatiefnemer. De resultaten van dit overleg zijn integraal verwerkt in dit bestemmingsplan. Dit betreffen onder meer de maatregelen die in het kader van de grondwaterbescherming getroffen moeten worden. De te treffen maatregelen zijn middels een voorwaardelijke verplichting verankerd in dit bestemmingsplan.
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In dit geval wordt afgezien van het ter inzage leggen van een voorontwerpbestemmingsplan.
Wel heeft initiatiefnemer een informatieavond voor omwonenden georganiseerd. Deze avond heeft plaatsgevonden op 1 juli 2014. Over het algemeen is het plan positief ontvangen in de omgeving. Opmerkingen van omwonenden op het plan zijn waar mogelijk verwerkt in het plan. Dit betreffen ondermeer het verbreden van de meest noordelijke rand beplanting van 10 naar 20 meter en de aanleg van een grondwal met daarop beplanting in plaats van enkel beplanting voor de aan het bestaande park grenzende groenstrook.