direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied 2009, herziening uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, herziening uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel' met identificatienummer NL.IMRO.0189.BP2010000043-VA01 van de gemeente Wierden.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of Afbeelding, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afvalcontainer

container voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (d.w.z. afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen);

1.6 afwijking

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (kwekerijen en houtteelt daaronder niet begrepen) en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, fruitteeltbedrijf, een (boom)kwekerijbedrijf, een gebruiksgerichte paardenhouderij of een vis- of wormenkwekerij;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingsconcentratie

het centraliseren van bebouwing;

1.10 bestaande bungalowpark:

het ten tijde van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan bestaande en als zodanig bestemde bungalowpark 'Hoge Hexel', gevestigd aan de Bruine Hoopsweg 6 te Hoge Hexel;

1.11 bestaande recreatiewoningen:

de ten tijde van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan als zodanig op het bestaande bungalowpark aanwezige recreatiewoningen;

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming;

1.14 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 calamiteitenontsluiting

ontsluiting voor nood- en hulpdiensten (o.a. ambulances en brandweerwagens);

1.21 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en activiteiten;

1.22 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 geurgevoelig object:

een geurgevoelig object als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;

1.26 groepswoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten, veelal in groepen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.27 hobbymatig houden van vee

het niet bedrijfsmatig houden van vee;

1.28 horeca(bedrijf)

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het bedrijfsmatig verschaffen van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.29 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.30 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.31 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.32 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.33 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.34 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.35 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.36 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een van boven afgesloten of afgedekte ruimte met niet meer dan twee wanden;

1.37 paardenbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining.

1.38 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  • c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.39 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.40 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.41 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.42 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 uitloogbare materialen:

zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen;

1.44 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen ten behoeve en/of ten dienste van de waterhuishouding, waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, bruggen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers, (ondergrondse) voorzieningen voor infiltratie, buffering, berging en afvoer van water, voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (secundaire en/of tertiaire) bluswatervoorzieningen.

1.45 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen

1.46 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.3 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de hiermee gelijk te stellen denkbeeldige gevels van overkappingen en aanbouwen en de buitenzijde van daken en dakkapellen, met dien verstande dat een kelder dient te worden meegerekend indien er sprake is van een ruimtelijke uitstraling en de kelder van buiten toegankelijk is met uitzondering van de inhoud van een kelder bij een recreatiewoningen, deze moet altijd worden meegerekend bij de inhoudsbepaling.

2.1.4 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf niet zijnde opslag van veevoer en agrarische producten;
  • b. het hobbymatig houden van vee;
  • c. infrastructurele voorzieningen, niet zijnde een calamiteitenontsluiting, zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals onverharde en (half)verharde wandel-, fiets- en ruiterpaden;

alsmede:

  • f. een calamiteitenontsluiting met bijbehorende voorzieningen zoals een slagboom;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat geen overkapping mag worden gerealiseerd;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. landschappelijke inpassing;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen van sloten en/of greppels;
  • b. het aansluiten van hemelwaterafvoer en drainage op gemeentelijke sloten;
  • c. het dempen van kleine geïsoleerde wateren;
  • d. het aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m²;
  • e. het aanleggen van (half-)verharde recreatieve paden en voorzieningen met een grotere oppervlakte dan 200 m².

3.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die dienen ten behoeve van de uitvoering van het in Bijlage 1 opgenomen Beplantingsplan.

3.4.3 Afwegingskader

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en/of dichte beplantingsstroken;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

4.2 Bouwregels

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van informatievoorzieningen niet meer mag bedragen dan 2,50 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 en toestaan dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot 2,50 m.

4.3.1 Afwegingskader

Bij toepassing van de bevoegdheid als bedoeld in lid 4.3 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Daar waar de tot 'Bos' bestemde gronden tevens bestemd zijn voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. de hoogte van de beplanting mag maximaal 5 m bedragen waarbij de diameter, gemeten op 1,3 m boven maaiveld, niet groter mag zijn dan 30 cm;
  • b. de beplanting wordt als hakhout beheerd en moet regelmatig worden gedund;
  • c. de hoogspanningsverbinding moet bereikbaar blijven voor de leidingbeheerder.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van een perceel of delen/deel van een perceel met meer dan 20 cm (gemeten vanaf het maaiveld);
  • b. het afgraven van een perceel of delen/deel van een perceel met meer dan 20 cm (gemeten vanaf het maaiveld);
  • c. het aanbrengen van een wallichaam ten behoeve van een houtwal met een hoogte van maximaal 1 m en een aangrenzende greppel met een diepte van maximaal 30 cm (gemeten vanaf het maaiveld);
  • d. het vergraven;
  • e. het diepploegen en woelen van gronden (maximaal tot 2 m);
  • f. het aanleggen van een drainagestelsel;
  • g. het aanleggen, verbreden en verbeteren van sloten en/of greppels;
  • h. het dempen van sloten en/of greppels;
  • i. het aansluiten van hemelwaterafvoer en drainage op gemeentelijke sloten;
  • j. het aanbrengen van geïsoleerde wateren;
  • k. het dempen van kleine geïsoleerde wateren;
  • l. het aanbrengen van verhardingen met een oppervlakte groter dan 200 m²;
  • m. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
  • n. het aanleggen van (half-)verharde recreatieve paden en voorzieningen met een grotere oppervlakte dan 200 m².

4.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die dienen ten behoeve van de uitvoering van het in Bijlage 1 opgenomen Beplantingsplan.

4.5.3 Afwegingskader

Van strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.11 lid 1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geen sprake indien de waarden van deze gronden niet onevenredig worden geschaad, dan wel de mogelijkheid voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden verkleind.

Artikel 5 Recreatie - Dagrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie met de daarbij behorende voorzieningen;

met daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen, waarbij tevens parkeervoorzieningen ten behoeve van recreatiewoningen worden toegestaan;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. landschappelijke inpassing;
  • g. sport- en speelvoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en speeltoestellen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,50 m mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat de bouwhoogte van ballenvangers 10 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Recreatie - Verblijfsrecreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen voor recreatiewoningen en groepswoningen;
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. sanitaire voorzieningen;
  • d. daarbijbehorende centrale voorzieningen, waaronder begrepen dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel en dienstverlenende bedrijven (één ander uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste van de verblijfsrecreatieve voorzieningen) en horeca;

met daarbijbehorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. landschappelijke inpassing;
  • k. sport- en speelvoorzieningen;
  • l. afvalcontainers;
  • m. waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de tot 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Recreatiewoningen

Voor recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen bedraagt maximaal 146;
  • b. recreatiewoningen worden vrijstaand gebouwd, met dien verstande dat maximaal 50% van de recreatiewoningen aaneen mag worden gebouwd;
  • c. de inhoud van een recreatiewoning, inclusief onderkeldering en bijgebouwen, mag niet meer dan 300 m3 bedragen;
  • d. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.

6.2.2 Groepswoningen

Voor groepswoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal groepswoningen bedraagt maximaal 10, met dien verstande dat het aantal groepswoningen in mindering wordt gebracht op het aantal toegestane recreatiewoningen als bedoeld in lid 6.2.1 onder a;
  • b. groepswoningen worden vrijstaand gebouwd;
  • c. de inhoud van een groepswoning, inclusief onderkeldering en bijgebouwen, mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
  • d. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen.

6.2.3 Bedrijfswoning

Voor bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk is met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen.

6.2.4 Overige gebouwen

Voor overige gebouwen, waaronder in ieder geval sanitaire voorzieningen, bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal en gebouwen ten behoeve van het bepaalde in lid 6.1 onder d worden verstaan, gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer mag bedragen dan 2% van het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verkeers-, sport- en spelvoorzieningen mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. het bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van recreatiewoningen en groepswoningen voor permanente bewoning of als tweede bedrijfswoning;
  • b. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming indien er uitlogende materialen worden toegepast op of in de bouwwerken die kunnen leiden tot een verslechtering van de (grond)waterkwaliteit;
  • c. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming indien voor het beheer en onderhoud van de wegen, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen chemische bestrijdingsmiddelen worden toegepast die kunnen leiden tot een verslechtering van de (grond)waterkwaliteit;
  • d. het lozen van verontreinigd water op oppervlaktewater.

6.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Beplantingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen twee jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Beplantingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b dient bij de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen rekening te worden gehouden met het bepaalde in lid 4.4. Indien als gevolg van het bepaalde in lid 4.4 niet wordt voldaan aan het bepaalde onder a en b wordt dit niet aangemerkt als strijdig gebruik.

6.4.3 Voorwaardelijke verplichting maatregelen grondwaterbescherming
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming indien niet binnen een termijn van 48 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan bij de bestaande bungalows, ter voorkoming van een verslechtering van de (grond)waterkwaliteit, een zuiverende voorziening met waterdoorlatend en zuiverend materiaal is geplaatst voor het van de bestaande bungalows afstromende hemelwater;
  • b. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming indien niet binnen een termijn van 48 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan op het bestaande bungalowpark een inspectie naar de kwaliteit van het bestaande rioleringstelsel heeft plaatsgevonden, waarbij voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de inspectie dient uitgevoerd te worden door een terzake deskundig en gecertificeerd bedrijf en/of persoon;
    • 2. indien uit de inspectie blijkt dat onderdelen van het rioleringstelsel in een slechte staat verkeren en kunnen leiden tot een verslechtering van de (grond)waterkwaliteit, dienen deze onderdelen binnen een termijn van 18 maanden na inspectie door een terzake deskundig en gecertificeerd bedrijf en/of persoon vervangen te worden;
    • 3. van de inspectie als bedoeld onder 1 wordt (schriftelijk) verslag uitgebracht. Indien uit de inspectie blijkt dat sprake is van in slechte staat verkerende onderdelen die kunnen leiden tot een verslechtering van de (grond)waterkwaliteit wordt in het verslag tevens aangegeven op welke wijze wordt omgegaan met de in slechte staat verkerende onderdelen van het rioleringsstelsel;
    • 4. alvorens wordt overgegaan tot het treffen van werken en werkzaamheden als bedoeld onder 2 dienen burgemeester en wethouders het (schriftelijk) verslag als bedoeld onder 3 en de daarin beschreven werkwijze goed te keuren;
  • c. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming indien het op de wegen en parkeerplaatsen vallende hemelwater in het plangebied, ter voorkoming van een verslechtering van de (grond)waterkwaliteit, niet middels een zuiverende voorziening met waterdoorlatend en (organisch) zuiverend materiaal wordt gezuiverd alvorens dit water wordt geïnfiltreerd of wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater, waarbij voldaan dient te worden aan de volgende voorwaarden:
    • 1. alvorens wordt overgegaan tot de aanleg van wegen en parkeerplaatsen in het plangebied dient te worden aangetoond op welke wijze het vallende hemelwater wordt gezuiverd, hoe dit wordt gemonitoord en hoe de zuiverende voorziening zo in stand wordt gehouden dat dit ook op termijn niet leidt tot een verslechtering van de (grond)waterkwaliteit;
    • 2. uitsluitend indien het bevoegd gezag haar goedkeuring verleend aan de wijze van zuivering, monitoring en instandhouding mag worden overgegaan tot de aanleg van wegen en parkeerplaatsen.

6.4.4 Voorwaardelijke verplichting KGO
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 6.1 opgenomen bestemmingsomschrijving indien niet binnen een termijn van 12 maanden na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan een 'plan Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' is uitgewerkt waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze het in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving te investeren bedrag, a € 107.129,-, zegge honderdzevenduizendhondernegenen-twintig euro, wordt geïnvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving van Hoge Hexel. Dit 'plan Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' dient te worden geaccordeerd door de gemeente Wierden;
  • b. Van het onder a genoemde bedrag wordt circa € 50.000,-, zegge vijftigduizend euro, ingebracht in de regeling Groene en Blauwe Diensten;
  • c. In het 'plan Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' als bedoeld onder a worden de (landschaps)maatregelen beschreven die in het kader van de investering van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving getroffen dienen te worden en vervolgens in stand gehouden moeten worden, waarbij per maatregel in elk geval het volgende wordt opgenomen in het 'plan Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving':
    • 1. Een beschrijving van de (landschaps)maatregel;
    • 2. De (afgebakende) locatie waar de betreffende (landschaps)maatregel is voorzien;
    • 3. De termijn waarbinnen de betreffende (landschaps)maatregel wordt aangelegd;
    • 4. Een inschatting van de kosten die met de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregel zijn gemoeid.
  • d. De in het 'plan Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' beschreven (landschaps)maatregelen dienen binnen de termijn als beschreven in het plan te worden uitgevoerd en vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4.2 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1 andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

6.5.2 Voorwaardelijke verplichting maatregelen grondwaterbescherming

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4.3 indien in plaats van de in lid 6.4.3 beschreven maatregelen andere maatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de maatregelen minimaal gelijk zijn aan de in lid 6.4.3 beschreven maatregelen en voorzien in een minimaal gelijkwaardig beschermingsniveau van de (grond)waterkwaliteit waarvoor de in lid 6.4.3 genoemde maatregelen zijn bepaald;
  • b. zowel de waterbeheerder als de provincie Overijssel in moeten kunnen stemmen met de te treffen andere maatregelen;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

6.5.3 Voorwaardelijke verplichting KGO

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid a van artikel 6.4.4 indien in plaats van de (landschaps)maatregelen als beschreven in het (op te stellen) 'plan Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving', andere landschaps(maatregelen) worden getroffen, met dien verstande dat deze landschapsmaatregelen dienen te voorzien in een minimaal soortgelijke investering in de ruimtelijke kwaliteit als waarvoor het 'plan Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' is opgesteld.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van de hoogspanningsverbinding, alsmede:

  • a. (een) bovengrondse verbinding(en) ten behoeve van het transport van elektriciteit;

met daarbij behorende:

  • b. leidingzone;
  • c. veiligheidszone;
  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde.
7.2 Bouwregels

Op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2 en toestaan dat wordt gebouwd ten dienste van de basisbestemming.

7.3.1 Afwegingskader

Een in lid 7.3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien uit een schriftelijk advies van de leidingbeheerder blijkt dat daartegen met het oog op het doelmatig functioneren van de hoogspanningsverbinding(en) en/of het aspect veiligheid geen bezwaar bestaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 milieuzone - geurzone
10.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de overige bestemmingen, geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.

10.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1

  • a. indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
  • b. indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.

10.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' wordt verwijderd, indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
  • b. de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.
10.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
10.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat die gronden – naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen – tevens bestemd zijn voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding, met daarbijbehorende bouwwerken.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van het grondwaterbeschermingsgebied, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming(en) worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad.

10.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven van een perceel of delen/deel van een perceel met meer dan 20 cm (gemeten vanaf het maaiveld);
  • b. het vergraven;
  • c. het diepploegen en woelen van gronden (maximaal tot 2 m);
  • d. het aanleggen van een drainagestelsel;
  • e. het aanleggen, verbreden en verbeteren van sloten en/of greppels;
  • f. het dempen van sloten en/of greppels;
  • g. het aansluiten van hemelwaterafvoer en drainage op gemeentelijke sloten;
  • h. het aanbrengen van geïsoleerde wateren;
  • i. het dempen van kleine geïsoleerde wateren.
10.2.4 Uitzonderingen op verbod

Het in 10.2.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

10.2.5 Strijd met bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of van de werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de kwaliteit van het water kan plaatsvinden.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages, met uitzondering van oppervlakte- en inhoudsmaten, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels en toestaan dat telecommasten tot een hoogte van niet meer dan 40 m worden geplaatst;
  • f. de bestemmingsregels en toestaan dat wordt gebouwd voor nutsvoorzieningen tot een bouwhoogte van niet meer dan 3 m en een oppervlakte van niet meer dan 25 m²;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale hoogte van gebouwen en toestaan dat de hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en schotelantennes, indien de oppervlakte van de vergroting van de verhoging niet meer bedraagt dan 1 m², met dien verstande dat de oppervlakte van de vergroting ten behoeve van een liftkoker niet meer bedraagt dan 4 m²;
  • h. de bestemmingsregels ten behoeve van tijdelijk kamperen in groeps- of verenigingsverband met een duur van niet meer dan 10 dagen (opbouw- en afbreekdagen daaronder begrepen).
11.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de bevoegdheid als bedoeld in lid 11.1 vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of van eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  • c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  • d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

Artikel 12 Algemene procedureregels

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening uitbreiding bungalowpark Hoge Hexel van de gemeente Wierden.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De griffier, De voorzitter,

……………… ………………