Plan: | Kanaal N.Z. 33 Albergen, Oude Uelserdijk 12 Mander en Pöttersweg 3 Manderveen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.BUIBPRVR3LOCATIES-VG01 |
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op drie locaties in de gemeente Tubbergen welke gezamenlijk deelnemen aan het rood voor rood traject. De combinatie van drie locaties ten behoeve van het rood voor rood traject komt voort uit een onderlinge afhankelijkheid. Aan de Oude Uelserdijk nabij 12 in Mander is sprake van een agrarisch bedrijfsperceel met de grootste oppervlakte ten behoeve van sloop aanwezig, namelijk 1.709 m². Ter plaatse wenst initiatiefnemer één compensatiewoning te realiseren. Daarnaast wordt de locatie Pöttersweg 3 in Manderveen gebruikt, waar 555 m² sloopoppervlakte aanwezig is. In totaliteit is er daarom sprake van circa 2.264 m² sloopoppervlakte binnen de gemeente Tubbergen.
Aan de Uelserdijk nabij 12 in Mander wensen initiatiefnemers zoals gezegd één compensatiewoning te realiseren. Op deze locatie moet tevens de naastgelegen (voormalige bedrijfs)woning meegenomen worden, aangezien de agrarische bedrijfsbestemming ter plaatse komt te vervallen. De Pöttersweg 3 in Manderveen betreft enkel een slooplocatie. Door middel van het Rood voor Rood beleid wordt een inpandige bedrijfswoning op de locatie Kanaal Noordzijde 33 te Albergen toegestaan. Hierdoor kan de bestaande bedrijfswoning worden gesplitst. Initiatiefnemer aldaar wenst namelijk de bestaande, vrijstaande bedrijfswoning af te splitsen van de horecagelegenheid en er een reguliere woonbestemming aan te geven.
Deze ontwikkelingen passen niet bij recht binnen het geldende bestemmingsplan, waardoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om deze ontwikkeling in juridisch-planologisch opzicht mogelijk te maken.
Oude Uelserdijk nabij 12
Het plangebied bestaat uit het erf Oude Uelserdijk nabij 12 te Mander. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen, tussen de dorpen Mander en Manderveen. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente kadastrale gemeente Tubbergen, sectie C, perceelsnummers 2723 en 2358 In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied (bron: Google Maps)
Pöttersweg 3 in Manderveen
Het plangebied bestaat daarnaast uit het erf Pöttersweg 3 in Manderveen. Deze locatie ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen, ten zuiden van Manderveen.
Figuur 1.2: ligging plangebied (bron: Google Maps)
Kanaal Noordzijde 33 Albergen
De derde locatie die onderdeel uitmaakt van het plangebied betreft het perceel Kanaal Noordzijde 33 in Albergen. Het perceel is gelegen in het buitengebied van de gemeente Tubbergen, ten zuiden van Albergen en aan het kanaal Almelo-Nordhorn.
Figuur 1.3: ligging plangebied (bron: Google Maps)
Het perceel waarop de bedrijfswoning gelegen is staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie H, nummer 7762 en 7763. Het bedrijfsperceel bestaat uit de nummers 7764 en 7765.
De locaties liggen binnen het vigerende bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' van de gemeente Tubbergen. Op 23 mei 2016 is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Onderstaand zijn uitsneden van de verbeelding voor de locaties weergegeven en is een nadere toelichting verschaft.
Zenderseweg 53/Kanaal Noordzijde 33, Albergen
Figuur 1.4: Uitsnede bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' van de gemeente Tubbergen is aan het gehele bedrijfsperceel van Fraans Marie de bestemming 'Horeca' toegekend. De bedrijfswoning is middels een functieaanduiding geprojecteerd op de locatie. Voor het noordelijke deel van de horecabestemming (parkeerplaatsen en midgetgolf) geldt dat er geen gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd. De toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing is vastgelegd en bedraagt maximaal 970 m2. De percelen kennen gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3'. Gronden met deze bestemming zijn mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Dit houdt in dat in principe voor werkzaamheden en bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2500 m2 en dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld plaatsvinden, archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. De percelen kennen ook de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 4'. Hiervoor geldt dat in principe archeologisch onderzoek vereist is bij werkzaamheden en bouwwerkzaamheden bij een oppervlakte groter dan 5000 m² en dieper dan 40 centimeter.
Oude Uelserdijk 12 en nabij 12, Mander
Figuur 1.5: uitsnede verbeelding 'Tubbergen Buitengebied 2016' ter plaatse van Oude Uelserdijk 12 in
Mander (bron:ruimtelijkeplannen.nl)
In het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' van de gemeente Tubbergen is aan het perceel Oude Uelserdijk 12 en het perceel nabij Oude Uelserdijk 12 de bestemming 'Agrarisch - 2' toegekend met een bouwvlak en de functieaanduidingen 'bedrijfswoning uitgesloten', 'intensieve veehouderij' en 'plattelandswoning'. De gronden zijn hiermee hoofdzakelijk bestemd voor agrarisch gebruik en de uitoefening van een (intensief) agrarisch bedrijf zonder bedrijfswoning. Daarnaast kennen de percelen de aanduidingen 'milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied', 'milieuzone-intrekgebied' en 'overige zone-geen boom- en sierteelt toegestaan'. Tenslotte is de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3' aanwezig.
Pöttersweg 3, Manderveen
Figuur 1.6: uitsnede verbeelding 'Tubbergen Buitengebied 2016' ter plaatse van Pöttersweg 3 in
Manderveen
Aan de locatie aan de Pöttersweg 3 in Manderveen is in het bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch - 1' met een bouwvlak toegekend. De gronden zijn zodoende bestemd voor agrarisch gebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf. Ook kent deze locatie de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie 3'.
Het geldende bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden om het rood voor rood voornemen op de locaties mogelijk te maken. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Kanaal N.Z. 33 Albergen, Oude Uelserdijk 12 Mander en Pöttersweg 3 Manderveen' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
In deze paragraaf wordt de huidige situatie van de verschillende percelen/deelgebieden beschreven.
Oude Uelserdijk 12 en naast 12, Mander
Op het perceel Oude Uelserdijk 12 zijn een woning (plattelandswoning), alsmede enkele schuren aanwezig.
Figuur 2.1: zicht vanaf Oude Uelserdijk op perceel Oude Uelserdijk 12
Ter plaatse van het erf Oude Uelserdijk naast 12 is sprake van een erf van circa 9900 m2 met daarop gelegen voormalige varkensschuren. Deze zijn gebouwd in de tweede helft van de vorige eeuw. Het betreft traditioneel gebouwde varkensschuren. Enkele schuren zijn evenwijdig aan de weg gelegen, enkele zijn haaks geplaatst. De daken van de schuren bestaan uit asbest.
Figuur 2.2: zicht op agrarische bedrijfsbebouwing vanaf Oude Uelserdijk
Pöttersweg 3 in Manderveen
Het agrarische erf heeft een oppervlakte van circa 5100 m2. Slechts een gedeelte daarvan is bebouwd met agrarische schuren. Het betreffen traditionele agrarische schuren uit de vorige eeuw, waarvan het dak uit asbest bestaat. Het onbebouwde gedeelte van het erf betreft agrarische grond/weiland. Er is daarnaast een bedrijfswoning met bijbebouwen aanwezig. In figuur 2.3 is het vooraanzicht van het perceel vanaf de Pöttersweg weergegeven.
Figuur 2.3: aanzicht perceel Pöttersweg 3 in Manderveen (bron: atlasvanoverijssel.nl)
Zenderseweg 53/Kanaal Noordzijde 33 Albergen
De bedrijfswoning behorend bij Fraans Marie is gelegen ten oosten van de bedrijfsbebouwing. De oppervlakte van het perceel bedraagt circa 2060 m2. Op het perceel zijn de woning en een bijgebouw gelegen en rondom de woning is tuin aanwezig. Het perceel heeft een eigen ontsluiting, vanaf de Kanaal Noordzijde.
De woning is op enige afstand (circa 28 meter) van de dichtstbijzijnde bedrijfsbebouwing gelegen. De grens van het bedrijfsperceel is op minimaal circa 14 meter van de woning gelegen. Tussen de woning en de bedrijfsbebouwing van de horecagelegenheid is de tuin van de woning gelegen, evenals een inrit en parkeerplaatsen ten behoeve van de horecagelegenheid. In figuur 2.4 is de bedrijfswoning te zien.
Figuur 2.4: aanzicht deellocatie Kanaal Noordzijde 33 te Albergen (bron: Fraans Marie)
Op de percelen Pöttersweg 3 in Manderveen en Oude Uelserdijk nabij 12 in Mander wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt.
Voor beide percelen heeft Hannink Landschapsvormgeving een landschapsplan opgesteld. Hierin is de te slopen bebouwing weergegeven, evenals de te behouden bebouwing en de aangepaste erfinrichting met bijbehorende landschapsmaatregelen na uitvoering van de plannen.
Oude Uelserdijk 12 en nabij 12, Mander
Voor het perceel Oude Uelserdijk nabij 12 in Mander geldt dat alle agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De agrarische bestemming wordt gewijzigd in een woonbestemming. Er zal ter plaatse een compensatiewoning worden gerealiseerd, alsmede een nieuw bijgebouw. Het nieuwe bijgebouw wordt als bijgebouw bij de woning gebruikt. In het kader van het noodzakelijke onderhoud van het perceel en omliggende gronden wordt een schuur van 250 m² gerealiseerd. Het naastgelegen perceel aan de Oude Uelserdijk 12 zal in het kader van de toekenning van de woonbestemming worden ontdaan van de agrarische bestemming (met bouwvlak). De aanduiding 'plattelandswoning' zal daarbij worden omgezet in een reguliere woonbestemming.
Figuur 2.1: toekomstige erfinrichting Oude Uelserdijk, nabij 12 Mander
(bron:www.hanninklandschapsvormgeving.nl)
Bovenstaand figuur geeft de landschappelijke inpassing weer van het plangebied aan de Oude Uelserdijk, nabij 12 Mander. In de toekomstige situatie zullen 3 schuren gesloopt worden. In de nieuwe situatie zullen er twee nieuwe gebouwen komen (woning en bijgebouw). Aan de oostkant van het perceel zullen nieuwe bomen, zomer eiken, geplant worden. Daarnaast zullen aan de noord- en westkant, de bestaande boomgroepen versterkt worden. Hiervoor zullen vooral inheemse boomsoorten gebruikt worden om aan te kunnen sluiten bij de omgeving.
Pöttersweg 3, Manderveen
Voor Pöttersweg 3 in Manderveen geldt dat de agrarische bedrijfsvoering zal worden beëindigd en de agrarische bedrijfsbestemming van het perceel zal worden verwijderd. De bestaande (bedrijfs)woning blijft behouden, evenals enkele bijgebouwen met een totale oppervlakte van 120 m2. Aan het perceel zal een woonbestemming worden gegeven. De toekomstige erfinrichting is weergegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2: toekomstige erfinrichting Pöttersweg 3 Manderveen
(bron:www.hanninklandschapsvormgeving.nl)
Bovenstaand figuur geeft de gewenste situatie weer aan de Pöttersweg 3 in Manderveen. Het gele kader, aangegeven met c, geeft de te slopen schuren weer. De boom- en haaglijnen aangegeven D, E, F en G blijven behouden op het perceel. Hierdoor onstaat er een open ruimte binnen de hout structuur. Tot slot zal er een stuk erfverharding verwijderd worden tussen de schuren.
Zenderseweg 53/Kanaal Noordzijde 33, Albergen
In de toekomstige situatie zal de bestaande bedrijfswoning afgesplitst worden, met het Rood voor Rood beleid wordt een nieuwe inpandige bedrijfswoning mogelijk gemaakt. De bedrijfswoning krijgt een reguliere woonbestemming. Deze woonbestemming komt mede tot stand door elders in de gemeente Tubbergen minimaal 1.000 m2 landschapsontsierende bebouwing te slopen. De sloop van de landschapsontsierende bebouwing vindt plaats aan de Pöttersweg 3 in Manderveen en tevens is een gedeelte van de sloopoppervlakte afkomstig van de Oude Uelserdijk nabij 12 in Mander, zoals hierboven beschreven.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:
Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit deze Structuurvisie heeft het Rijk op basis van de Wet ruimtelijke ordening, twee besluiten waarmee dat mogelijk is. Deze twee besluiten zijn verschillend van elkaar in aard (beleidsmatig versus procesmatig):
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met de nationale belangen zoals deze benoemd zijn in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Derhalve wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van strijd met het rijksbeleid.
Artikel 3.1.6, leden 2 t/m 4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijven voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Onderhavig plan heeft betrekking op de sloop van landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing op twee locaties binnen de gemeente Tubbergen middels toepassing van de sloop voor sloop regeling. Op de locatie Oude Uelserdijk nabij 12 in Mander wordt na sloop van de bebouwing een compensatiewoning gerealiseerd. Voor de locatie aan de Pöttersweg 3 in Manderveen geldt dat landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.
Op het Kanaal Noordzijde 33 wordt een bestaande bedrijfswoning omgezet in een reguliere woning. Daarnaast wordt er een nieuwe inpandige bedrijfswoning mogelijk gemaakt
Er is inmiddels verschillende jurisprudentie ontstaan over het begrip 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in relatie tot woningbouw. Hieruit blijkt dat bij 11 woningen geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921)
In onderhavige situatie worden er twee woningen toegevoegd (een extra gebouwd en één inpandig), wordt een bestaande bedrijfswoning omgezet in een reguliere woning. Vastgesteld kan worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling. Een nadere toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking kan om die reden achterwege blijven.
Ook wanneer de Ladder niet van toepassing is, zal gemotiveerd moeten worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921).
De toevoeging van een woning op het perceel Oude Uelserdijk nabij 12 in Mander en de omzetting van de bedrijfswoning aan de Kanaal Noordzijde 33 in Albergen alsmede de plattelandswoning Oude Uelserdijk 12 naar een reguliere woonbestemming voldoet aan het beleid van rijk, gemeente en provincie. Daarnaast zijn er geen milieuhygienische belemmeringen voor uitvoering van het plan.
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie is op 12 april 2017 vastgesteld en op 1 mei 2017 in werking getreden.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel 2017. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en laag van de beleving) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2017 (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling nodig of mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. In Hierbij is onder andere het principe van 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' (artikel 2.1.3) van belang die er voor staat dat in eerste instantie bestaande bebouwing en stedelijk gebied wordt benut, voordat er nieuwbouw in de groene omgeving plaatsvindt. In onderhavig plan is sprake van (her)ontwikkelingen op bestaande erven. Landschapsontsierende agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en de bestemming wordt aangepast in een woonbestemming. Er wordt geen beslag gelegd op ruimte in de groene omgeving.
In artikel 2.1.5 is bepaald dat in de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Naast van de toepassing van rood voor rood en de sloop van de landschapsontsierende bedrijfsbebouwing aan de Pöttersweg 3 in Manderveen en Oude Uelserdijk nabij 12 in Mander worden de betreffende erven op een landschappelijk passende wijze ingepast in het landschap. Hannink Landschapsvormgeving heeft hiervoor een landschapsplan opgesteld. De versterking van de ruimtelijke kwaliteit middels de sloop en de landschappelijke ingrepen wordt middels een voorwaardelijke verplichting in de regels geborgd.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In de afbeeldingen hieronder zijn fragmenten van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Oude Uelserdijk 12 en naast 12, Mander
Pöttersweg 3 Manderveen
Kanaal Noordzijde 33 Albergen
De locatie Pöttersweg 3 in Manderveen is gelegen in het perspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'. Initiatieven binnen dit ontwikkelingsperspectief mogen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw in principe niet beperken en dienen onder meer aan te sluiten bij de bestaande bebouwing en weginfrastructuur.
De locaties Oude Uelserdijk naast 12 in Mander en Zenderseweg 53/Kanaal Noordzijde 33 zijn gelegen in het ontwikkelingsperspectief 'wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Oude Uelserdijk 12 is aangegeven als 'zone ondernemen met natuur en water buiten de NNN'. De ontwikkeling van het perceel waarbij de agrarische bestemming in een woonbestemming wordt gewijzigd past binnen dit ontwikkelingsperspectief.
Het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap' richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De plannen op de percelen doen geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied en leveren geen extra belemmeringen op voor de verschillende functies in de omgeving van de verschillende locaties die onderdeel uitmaken van het plangebied.
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag geeft aan de verschillende deelgebieden het kenmerk 'dekzandvlakten en ruggen'.
De dekzandgronden beslaan een grootgedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat gebied. In de occupatiegeschiedenis zijn de dekzandgebieden voor het overgrotedeel in cultuur gebracht als essenlandschap, oude hoevenlandschap en heideontginningslandschap.
Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, b.v. door egalisaties ten behoeve van de landbouw. Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaaren beleefbaar maken van de hoogteverschillenen het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)-richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'jonge heide- en broekontginningslandschap aan het gebied toe, voor elk deelgebied.
De grote oppervlakte aan –voormalige –natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap. Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het ‘inbreidings’landschappen met een rommelige driehoekstructuren als resultaat.
Wat betreft ontwikkelingen in dit landschap is sprake van schaalvergroting van bebouwing op agrarische erven. Daarnaast vindt er transformatie van landbouwerven plaats tot burgererven en vindt er de introductie van het ‘hobby’-vrijetijds/woon landschap met bijbehorende vormen van grondgebruik en dierhouderij (paardenbakken) plaats. Van werklandschap verandert het langzaam in een vrijetijds- en consumptielandschap.
Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
Toets
Wat betreft de erven Pöttersweg 3 in Manderveen, Oude Uelserdijk 12 en naast 12 in Mander is sprake van een transformatie van agrarisch erf naar woonerf. De landschappelijke inpassingsmaatregelen die worden genomen zorgen voor versterking van de dragende lineaire structuren en dragen daarmee bij aan de versterking van de gebiedskenmerken. De kenmerken van de natuurlijke laag en de laag van het agrarisch cultuurlandschap zijn geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Stedelijke laag
De locaties hebben in de stedelijke laag geen specifieke kenmerken.
Laag van de beleving
In de laag van de beleving kennen de percelen die onderdelen uitmaken van het plangebied geen specifieke kenmerken, behalve het perceel Oude Uelserdijk 12 en naast 12 in Mander en het Kanaal Noordzijde 33 in Albergen. Deze kennen het kenmerk 'donkerte' (het perceel Kanaal Noordzijde 33 in Albergen voor een klein gedeelte). Donkerte wordt een te koesteren kwaliteit. De ambitie is de huidige ‘donkere’ gebieden, ten minste zo donker te houden, maar bij ontwikkelingen ze liever nog wat donkerder te maken. Dit betekent op praktisch niveau terughoudend zijn met verlichting van wegen, bedrijventerreinen e.d. en verkennen waar deze ‘s nachts uit kan of anders lichtbronnen selectiever richten.
Toets
Wat betreft de bestaande woning Oude Uelserdijk 12 en Kanaal Noordzijde 33 zal er ten opzichte van van de huidige situatie geen wijziging plaatsvinden. Er zal met de sloop van de agrarische bedrijfsbebouwing en de bouw van de nieuwe compensatiewoning aan de Oude Uelserdijk naast 12 in Mander geen toename van de verlichting ten opzichte van de huidige situatie plaatsvinden. Het woonperceel zal op gebruikelijke (functionele) wijze worden verlicht.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 14 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de structuurvisie gemeente Tubbergen 'Op en top Tubbergen' vastgesteld. Het is een actueel strategisch beleidsdocument, waarin belangen worden gedefinieerd en ruimtelijke keuzes worden uitgewerkt, die gebaseerd zijn op sociaal-maatschappelijke, demografische - en ruimtelijke ontwikkelingen en trends. In een groot aantal documenten en visies voor thema's en gebieden, is het beleid van de gemeente Tubbergen uitgewerkt. De structuurvisie vormt hiervoor de koepel. De structuurvisie omvat daarnaast de hoofdlijnen van actueel beleid.
Met nieuwe verzoeken voor woningen in het buitengebied gaat de gemeente Tubbergen terughoudend om: landschappelijke kwaliteiten staan hier voorop en leegstand van oudere woningen willen we voorkomen. Onder voorwaarden zijn er beperkte mogelijkheden voor nieuwe burgerwoningen, wanneer gebruik gemaakt wordt van de ‘rood-voor-rood-regeling’ of bijvoorbeeld de ‘regeling nieuwe landgoederen’.
Kwaliteit door dynamiek is daarbij het motto. Voorwaarde is dat elke ontwikkeling goed landschappelijk ingepast wordt, gebaseerd op de gebiedskenmerken. Wat echter voor een specifieke ontwikkeling op een specifieke locatie, een goede inpassing is, is maatwerk. Belangrijke instrumenten zijn net als voor de kernen het bestemmingsplan en de welstandsnota. Voor het buitengebied zijn daarnaast van belang ‘de beleidslijn rood-voor- rood‘, ‘het VAB+-beleid’, 'het ‘cascobeleid’ en de ‘Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving’.
Toets
De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt in het onderhavige plan betreft de realisatie van een nieuwe woning aan de Oude Uelserdijk naast 12 in Mander op basis van het zogenoemde rood voor rood beleid en de toekenning van een woonbestemming aan het naastgelegen perceel Oude Uelserdijk 12. Daarnaast wordt een bedrijfswoning behorend bij een horecabedrijf omgezet in een reguliere woonbestemming.
Zoals benoemd in de structuurvisie is het beleid gericht op een verbetering van de ruimtelijk kwaliteit, waarmee onder voorwaarden het toevoegen van een extra woning in het buitengebied van de gemeente Tubbergen is toegestaan. Het plan voldoet aan de voorwaarden uit het rood voor rood beleid.
Ten aanzien van de omzetting van een bedrijfswoning naar een reguliere woning wordt feitelijk geen nieuwe woning toegevoegd, aangezien er sprake is van een bestaande woning. Binnen de bedrijfsbestemming blijft een bedrijfswoning mogelijk. Door toepassing van rood voor rood zonder dat er een nieuwe woning wordt gebouwd wordt verstening van het buitengebied voorkomen en is er sprake van verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
Het plan is in lijn met de structuurvisie Tubbergen.
Op 13 juli 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de Woonvisie 2016+ vastgesteld. In deze woonvisie wordt de gemeentelijke visie op het wonen in Tubbergen tot 2020 geschetst, met een doorkijk naar 2025. De visie vormt de basis voor strategische afwegingen op het gebied van wonen. Het vergroten van de woonaantrekkelijkheid staat centraal.
Om de woonaantrekkelijkheid van Tubbergen te vergroten zijn drie ambities benoemd:
1. Aantrekkingskracht kernen versterken:
2. Het zoveel als mogelijk bieden van woningen in de eigen kern:
3. Minder betalingsproblemen door effectieve inzet van goedkope woningen:
Bij het opstellen van het kader zijn verschillende ontwikkelingen meegenomen. Zo is er sprake van een aantrekkende woningmarkt en toegenomen vertrouwen van de consument. Daarnaast zijn hypotheekeisen verscherpt en is vraaggestuurd ontwikkelen van belang (juiste plan op juiste moment). Daarnaast speelt extramuralisering en vergrijzing een rol. Het aantal oudere huishoudens zal de komende jaren flink gaan toenemen. De veranderingen in de zorgwetgeving zorgen ervoor dat mensen geen intramurale zorg meer ontvangen, maar de zorg in de eigen woonomgeving of in beschutte woonomgeving wordt gegeven. Aanpassing van woningen is daarbij nodig. Naast de vergrijzing is er sprake van ontgroening. Het aantal jonge huishoudens neemt af, waardoor ook de woningbehoefte de komende jaren afneemt.
Bestemmingsplannen moeten worden getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij onder meer bepaald is dat er sprake moet zijn van een actuele regionale behoefte. De provincie Overijssel en de Twentse gemeenten (waaronder Tubbergen) hebben in nauwe samenwerking woonafspraken gemaakt over de woningbouwprogrammering in de regio Twente. Daarbij zijn op basis van een raming van de actuele regionale behoefte ook regionaal afspraken gemaakt over de hoeveelheid woningen die gemeenten in de komende jaren gaan bouwen. Het woningbouwprogramma voor de verschillende delen van de gemeente is in de Woonvisie opgenomen. Daarbij is uitgegaan van het voorzien in de lokale woningbehoefte volgens Primos 2013 voor de periode 2015-2024. Dit is in overeenstemming met de regionale afspraken.
Consumenten en ontwikkelaars vragen om meer ‘ontwikkel-vrijheid’, meer maatwerk en mogelijkheden om eigen ideeën te kunnen vormgeven. Een nieuwbouwprogramma moet flexibel zijn naar type woning, prijsklassen, eigendomsvormen en woonconcepten. De gemeente volstaat in de Woonvisie met een prioritering voor welke doelgroepen het bestemmingsplan geschikt is.
Voor de kleine kernen wordt de woningdifferentiatie op andere wijze bepaald, omdat het erg moeilijk is om inzicht te krijgen in de woonwensen van verschillende doelgroepen. Daarom worden er bestemmingsplannen gerealiseerd met een flexibele woningdifferentiatie. Verder wordt aan marktpartijen en corporatie gevraagd om concrete bouwplannen te ontwikkelen. Bij het niet voldoende op gang komen van de bouwproductie in een bepaalde kern worden de verschillende doelgroepen die actief zijn op de woningmarkt betrokken en worden concrete woonwensen geinventariseerd.
Toets
Er is ruimte in het woningbouwprogramma voor de realisatie van het totale plan.
Onderhavig plan voldoet aan de uitgangspunten van de Woonvisie en de uitvoeringsnota woningbouw.
De beleidsnotitie 'rood voor rood met gesloten beurs 2014' is door de gemeenteraad vastgesteld op 15 december 2014.
Dit beleid biedt het toetsingskader voor rood voor rood plannen binnen de gemeente.
Aanleiding voor het vaststellen van het beleid is dat steeds meer agrarische bedrijven veranderen in hobbymatige agrarische activiteiten of volledig stoppen met hun agrarische activiteiten. Het gevolg hiervan is een toename van leegstaande landschapsontsierende bedrijfsgebouwen. Middels Rood voor Rood is het mogelijk om deze gebouwen te slopen en er een woning voor terug te bouwen. Centrale doelstelling is om een ruimtelijke kwaliteitsverbetering te realiseren.
Uitgangspunt van beleid is dat een oppervlakte van minimaal 1.000 m2 landschapsontsierende bebouwing of 5.400 m2 aan kassen dient te worden gesloopt op de slooplocatie om een compensatiekavel (woning) te kunnen verkrijgen. Daarnaast dient een erfplan te worden ontwikkeld waaruit blijkt dat wordt geinvesteerd in ruimtelijke kwaliteit. De deelnemer aan Rood voor Rood zal uit de opbrengst van de bouwkavel het slopen van de bedrijfsgebouwen en de bijdrage voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit moeten bekostigen. De deelnemer mag 30% van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de te slopen gebouwen behouden.
In het beleid zijn verschillende uitgangspunten voor de sloop- en herbouwlocatie opgenomen, waaraan het plan in principe dient te voldoen. In het beleid is ook de mogelijkheid tot maatwerk opgenomen.
Toetsing
Met dit plan zal, zoals aangegeven in paragraaf 2.2, een veelvoud van 1000 m² gesloopt worden, namelijk ca. 2264 m² . Op basis van de Rood voor Rood regeling geeft dit recht op twee compensatiewoningen. Een van deze compensatiewoningen zal gesitueerd worden op het perceel nabij Oude Uelserdijk 12 in Mander. Aangezien meer bebouwing dan 1000 m2 wordt gesloopt aan de Oude Uelserdijk 12, namelijk circa 1709 m2, kan 709 m2 aan sloopoppervlakte elders worden ingezet. Gezamenlijk met de sloopoppervlakte die aan de Pöttersweg 3 is gevonden, betekent dit dat een bouwrecht verkregen wordt. Dit bouwrecht wordt verplaatst naar Kanaal Noordzijde 33 in Albergen voor de mogelijkheid tot realisatie van een inpandige bedrijfswoning.
Bovendien worden op alle plangebieden, alle landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, inclusief erfverhardingen en dergelijke gesaneerd.
Zoals blijkt uit het erfinrichtingsplan wordt de nieuwe woning aan de Oude Uelserdijk op het bestaande erf gesitueerd. Deze sluit daarmee goed aan bij de bestaande erfstructuur en het naastgelegen erf Oude Uelserdijk 12. Er wordt een mooi ensemble gevormd met het nieuwe bijgebouw. Bovendien leidt de gewenste woning niet tot een onevenredige aantasting van agrarische en andere belangen in de omgeving. Er is een rood voor rood inrichtingsplan opgesteld dat als bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is gevoegd.
In dit plan is de te slopen bebouwing, de situering van de bouwkavel aan de Oude Uelserdijk naast 12 in Mander en de woning (inclusief inpassing in het landschap) weergegeven. Daarnaast zijn de erfinrichting en landschappelijke maatregelen van het perceel Pöttersweg in deze bijlage weergegeven. Het erfplan is tot stand gekomen op basis van de beeldkwaliteitsprincipes Rood voor Rood, het landschapsontwikkelingsplan (LOP), het Cascobeleid en Kwaliteitskader Gebiedskenmerken van de gemeente (een uitwerking van de gebiedskenmerken uit de Omgevingsvisie Overijssel) en is goedgekeurd door het Kwaliteitsteam.
Ten behoeve van de vormgeving van de woning geldt een algemeen Beeldkwaliteitsplan voor Rood voor Rood plannen. Deze is bijgevoegd als bijlage 2. Het ontwerp van de woning zal hier binnen passen. Op basis van het rood voor rood inrichtingsplan is met de initiatiefnemer een Rood voor Rood-overeenkomst gesloten waarin alle afspraken zijn vastgelegd.
Het plan voldoet daarmee grotendeels aan de criteria van het gemeentelijk Rood voor Rood-beleid. Het inpandig mogelijk maken van de bedrijfswoning aan de Kanaal Noordzijde 33 te Albergen past niet direct binnen het Rood voor Rood beleid, maar omdat de ontwikkeling niet voor extra verstening in het buitengebied zal zorgen is het voorliggende plan akkoord bevonden.
De Nota Omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen 2016 bevat het welstandsbeleid voor de gemeente Dinkelland. In de nota is het grondgebied opgedeeld in deelgebieden voor de kernen en het buitengebied. Voor elk deelgebied is een waarderingsblad en een ambitiekaart gemaakt. Ieder blad bestaat uit een kaartje van het gebied, een toelichting, en een weergave van de beoogde omgevingskwaliteit dat bij de welstandstoets voor de omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) van toepassing is. Het welstandsbeleid van de gemeentes bestaan uit drie niveau’s van omgevingskwaliteit:
Het niveau dat van toepassing is geldt voor de algemeen heersende karakteristiek van een gebied. De waarde is dus door de bestaande omgeving bepaald. Het komt voor dat binnen een gebied een gebouw of complex ligt dat zich door de bijzondere kwaliteit onderscheidt. Deze wordt apart genoemd. De welstandsbeoordeling in deze gebieden is gericht op het behouden en versterken van de basiskwaliteiten van de gebieden. Bij de welstandsbeoordeling wordt vooral gekeken of het bouwplan bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving (van hoofdvorm tot materiaal en detail). Afhankelijk van het soort
bouwwerk komen de volgende beoordelingsmodellen voor:
Voor bepaalde gebieden is een specifiek beleidskader van toepassing. Dergelijke specifieke beleidskaders worden doorgaans beeldkwaliteitplannen genoemd. Zij regelen het nieuwe beleid voor een specifieke locatie en vervangen daarmee het gebiedsgerichte beleid uit de nota omgevingskwaliteit. In het verleden zijn er dan ook specifieke rood-voor-rood beeldkwaliteitsplannen opgesteld. Deze specifieke rood-voor-rood beeldkwaliteitsplannen blijven ook onder de nieuwe Nota omgevingskwaliteit Dinkelland en Tubbergen hun kracht behouden. In een beeldkwaliteitplan wordt aangegeven, welk beleid en welke criteria er op het bouwwerk van toepassing zijn als het bouwwerk gerealiseerd gaat worden.
Toets
Ten aanzien van de vormgeving van rood voor rood woningen en erfstructuren geldt een algemeen beeldkwaliteitsplan. Deze is als bijlage 2 bijgevoegd. Bij het ontwerp van de nieuwe woning aan de Oude Uelserdijk naast 12 in Mander wordt rekening gehouden met deze uitgangspunten. Toetsing op welstandseisen vindt uiteindelijk plaats bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de woning en bijbehorende bouwwerken.
De gemeente Dinkelland heeft de beleidsnota 'De casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Het Nationaal Landschap Noordoost Twente is een gebied met zeldzame en unieke landschapskwaliteiten. Het is een gebied met stuwwallen, bronnen, beken en fraaie cultuurlandschappen. Kernkwaliteit is het waardevolle cultuurlandschap met een variatie in open en een kleinschalig besloten landschap. Schaalvergroting in de grondgebonden landbouw staat op gespannen voet met deze kleinschaligheid. Het verdwijnen van landschapselementen op perceelsgrenzen tast het kleinschalige groene karakter aan en leidt tot een afname van landschapsdiversiteit. De gemeente Dinkelland heeft samen met de provincie Overijssel en de gemeenten Tubbergen, Losser en Oldenzaal de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap.
Om vorm en inhoud te geven aan deze ambitie is een generieke methode ontwikkeld: de casco benadering. Voor de gemeente is de casco-benadering te gebruiken als beoordelingskader voor ingrepen in het landschap. Aan de hand van de casco-kaart (figuur 3.4) kan bezien worden of landschappelijke structuren deel uitmaken van het casco. In figuur 3.4 zijn de twee deellocaties zichtbaar waar fysieke ingrepen plaatsvinden. De locatie Kanaal Noordzijde 33 is niet opgenomen, aangezien hier enkel sprake is van functiewijziging en de mogelijkheid tot het realiseren van een inpandige bedrijfswoning. Deze ontwikkeling heeft geen invloed op de cascoelementen.
locatie Oude Uelserdijk, Mander
locatie Pöttersweg, Manderveen
Figuur 3.4: Fragmenten casco-kaart (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Op basis van de casco-kaart kan vastgesteld worden of het landschapselement tot het casco behoort of niet; daaruit volgen drie mogelijk aanvragen op basis van het casco, dit zijn:
Toets
Uit bovenstaande fragmenten van de casco-kaart is te achterhalen dat binnen de deellocaties aan de Oude Uelserdijk en de Pöttersweg geen casco elementen aanwezig zijn. De groene structuren in de omgeving vallen buiten het plangebied en worden derhalve niet aangetast door voorliggende planvorming. De ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de casco benadering voor Noordoost Twente.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Middels dit bestemmingsplan wordt de uitvoering van de rood voor rood regeling vastgelegd. Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en de agrarische bestemming wordt verwijderd. In plaats daarvan wordt een nieuwe woning met bijgebouwen mogelijk gemaakt (Oude Uelserdijk naast 12 in Mander). Het perceel Pöttersweg 3 in Manderveen krijgt een woonbestemming.
Daarnaast wordt een inpande bedrijfswoning mogeljk gemaakt en een bestaande bedrijfswoning bij een horecabedrijf omgezet naar een reguliere woonbestemming. De ontwikkeling is concreet beschreven in hoofdstuk 2. Het huidige gebruik van het plangebied wat betreft de percelen Oude Uelserdijk naast 12 in Mander en Pöttersweg 3 in Manderveen betreft agrarisch. Het perceel Kanaal Noordzijde 33 kent een horecagebruik.
Woningbouw wordt in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage aangemerkt als de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. De m.e.r.- plicht geldt bij projecten van een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden. Het ruimtebeslag van het onderhavige project ligt ruimschoots beneden de drempelwaarde. Conclusie die op grond hiervan getrokken kan worden is dat het onderhavige project niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is. In de nota van toelichting op het Besluit mer wordt het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' geduid. Hier wordt het volgende over gezegd:
“Bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan het gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Er kan overigens geen misverstand over bestaan dat ook «dorpen» hieronder vallen. Wat «stedelijke ontwikkeling» inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Van belang hierbij is of er per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats, zal dit in de regel per saldo geen of weinig milieugevolgen hebben. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke gevolgen.”
Uit voorgaande volgt dat de bouw van één woning, de omzetting van een bedrijfswoning in een reguliere woning en een nieuwe inpandige bedrijfswoning in algemene zin niet te kwalificeren is als stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. De kwalificatie is wel afhankelijk van specifieke omstandigheden van een project en de ruimtelijke gevolgen die het project met zich meebrengt. In die gevallen is het Besluit m.e.r. niet van toepassing en hoeft geen aanmeldnotitie te worden opgesteld.
De ontwikkeling wordt op passende wijze in het landschap opgenomen. De ruimtelijke uitstraling/de verandering die de ontwikkeling per saldo op de omgeving heeft is daardoor beperkt. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als in de zin van het Besluit m.e.r. Een nadere toets op dit aspect kan derhalve achterwege blijven.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
In voorliggend geval is er sprake van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' wat betreft de locaties Oude Uelserdijk naast 12 in Mander en Pöttersweg 3 in Manderveen. Onderzocht is of er sprake is van bedrijvigheid in de omgeving van het perceel om te bepalen om enerzijds te bepalen of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en anderszijds of bedrijven in de omgeving door de nieuwe woning belemmerd zouden kunnen worden.
Pöttersweg 3 Manderveen
De agrarische bestemming van Pöttersweg 3 in Manderveen wordt gewijzigd in een woonbestemming. Aan de Pöttersweg 5 is een agrarisch bedrijf gelegen (melkvee). De afstand tussen de grens van het agrarisch bouwperceel en grens van de woonbestemming bedraagt circa 90 meter. Ten aanzien van het aspect geur geldt specifieke wetgeving (Wet geurhinder en veehouderij). Zie hiervoor ook paragraaf 4.3. Aan de vaste afstand die op basis daarvan dient te worden aangehouden (50 meter) wordt derhalve voldaan. Aangezien de aspecten stof en geluid een indicatieve afstand van 30 meter kennen wordt hieraan ook voldaan.
Op circa 130 meter van het perceel is het agrarische bedrijf Manderveenseweg 57 gelegen. Dit betreft een agrarisch bedrijf met mogelijkheid voor intensieve veehouderij. De bedrijfswoning zal worden omgezet in een reguliere woning c.q. er zal een woonbestemming aan worden toegekend. Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij geldt voor voormalige bedrijfswoningen die op of na 19 maart 2000 geen onderdeel meer uitmaakten van een andere veehouderij, dat hiervoor een vaste afstand geldt (50 meter). Hieraan wordt ruimschoots voldaan. Aan de richtafstand voor stof en geluid (30 en 50 meter) wordt eveneens ruimschoots voldaan.
Oude Uelserdijk 12 en naast 12 Mander
Aan de Oude Uelserdijk naast 12 wordt een nieuwe woning gerealiseerd in het kader van rood voor rood. De plattelandswoning en omliggend erf aan de Oude Uelserdijk 12 wordt voor wonen bestemd.
De dichtstbijzijnde (agrarische) bedrijvigheid is gelegen op circa 350 meter afstand van het perceel. Dit betreft een agrarisch bedrijf op de Vleerhoeksweg 10. Dit betreft een agrarisch bedrijf waar sprake is van het houden van melkvee. De activiteiten vallen onder de categorie 'fokken en houden van rundvee'. De indicatieve richtafstanden voor stof en geluid bedragen 30 meter. Hieraan wordt ruimschoots voldaan. Wat betreft geur is sprake van een vaste afstand, aangezien er in dit geval sprake is van de bouw van een rood voor rood woning. Hiervoor geldt een vaste afstand van 50 meter op grond van de Wet geurhinder en veehouderij. Het aspect geur wordt nader besproken in paragraaf 4.3 vanwege deze specifiek van toepassing zijnde wetgeving.
Zenderseweg 53/Kanaal Noordzijde 33 Albergen
Om te bepalen of de planologische afsplitsing van de bedrijfswoning mogelijk is, mede in verband met het waarborgen van een goed woon- en leefklimaat heeft een toets plaatsvonden aan de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering'.
Horecabedrijf 'Fraans Marie' is aan te merken als een restaurant met de mogelijkheid van zaalverhuur. Daarnaast heeft 'Fraans Marie' een caféfunctie. In de VNG-uitgave zijn richtafstanden opgenomen voor de categorie 'restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d.'. Voor deze categorie gelden voor geur, geluid en gevaar een richtafstand van 10 meter.
Bij voorliggend plan bedraagt de afstand tussen de gebouwen van het horecabedrijf en de woning circa 30 meter. De afstand van het parkeerterrein tot aan de woning bedraagt circa 45 meter. De midgetgolfbaan ligt op circa 15 meter. De geluidbelasting in de avond zal vooral veroorzaakt worden door het gebruik van het parkeerterrein en de horecagelegenheid. Er wordt voldaan aan de richtafstanden die zijn opgenomen in de VNG-brochure.
Door Buijvoets bouw- en geluidsadvies is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het rapport is als bijlage bijgevoegd. De resultaten hiervan zijn als volgt:
Doel van het onderzoek is het in beeld brengen van de geluidssituatie zodat kan worden bepaald of in dit geval met de afsplitsing van de bedrijfswoning aan de Kanaal Noordzijde 33 te Albergen tot woning derden wordt voldaan aan het principe van een “goede ruimtelijke ordening”. Wat onder een goede ruimtelijke ordening moet worden verstaan en welke bronnen of aspecten hierin moeten worden meegenomen ligt niet in wetgeving vast.
Met de parkeerplaats en het parkeren van voertuigen kan in alle perioden ruimschoots aan de ambitiewaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT van het geluidbeleid worden voldaan.
De piekgeluiden LAmax t.g.v. het parkeren op de 18 parkeervakken dicht de af te splitsen woning vormen na 23 uur een overschrijding van maximaal 3 dBA. Bronmaatregelen aan het voertuig zijn niet mogelijk. In theorie is voldoende geluidreductie (ca 3 dBA) mogelijk door het plaatsen van een ca 2.6 m hoog scherm langs de parkeervakken (zie plot in de rapportage, bijlage I). Een dergelijk scherm is landschappelijk gezien niet gewenst, bovendien komen de piekgeluiden vanaf deze parkeerplaats na 23 uur niet of nauwelijks voor en liggen de piekgeluiden in de woning ruim onder de grenswaarde van 45 dBA uitgaande van een minimum geluidwering van 20 dBA voor een gevel (63 – 20 = 43 dBA).
Toetsing piekgeluiden aan de nieuwe omgevingswet
In een brief aan de 2e kamer d.d. 4-4-17 van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu wordt ingegaan op een concept pieknormering LAmax van 70 dBA in de avond- en nachtperiode t.g.v. transportbewegingen met de onderbouwende rapportage over de pieknormering van het adviesbureau Peutz (rapportnummer RC 913-1 -RA-002 d.d. 17 mei 2016).
Het voorstel is om onderscheid te maken in piekgeluiden t.g.v. transportbewegingen en overige piekgeluiden waarbij in de nacht de grens waar vanaf slaapverstoring redelijkerwijs te verwachten is leidend is. Er wordt geredeneerd dat :
Uit de norm voor het binnenniveau (LAmax = 55 dBA) en de gevelwering (GA = 15 dBA) volgt een toelaatbaar invallend piekgeluid van 70 dBA op de gevel (zie tabel in de rapportage, bijlage I). Aangegeven wordt dat een gevel volgens het Bouwbesluit een geluidwering heeft van 20 dBA, dit is met een ventilatierooster met de vereiste ventilatiecapaciteit. Met een raam op een kier is de geluidwering ca 15 dBA. Door daar mee te rekenen wordt een marge van 5 dBA gehanteerd omdat niet iedere gevel een regelbar ventilatierooster heeft. De nieuwe norm van 70 dBA op de gevel is dus feitelijk gebaseerd op de binnennorm van 55 dBA. Wanneer de gevelwering wordt verbeterd is dus ook een hoger piekgeluid op de gevel toelaatbaar.
Met dit voorstel worden dus hogere piekgeluiden op woningen t.g.v. transportbewegingen toelaatbaar geacht. Omdat de piekgeluiden in de avond/nacht feitelijk in de woning moeten worden begrenst vormen hogere piekgeluiden op een aantal gevels geen onaanvaardbare situatie mits het binnenniveau wordt begrenst waarbij de nachtwaarde van 55 dBA maatgevend is. Met de conceptnormering voor piekgeluiden als leidraad is dus sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mits het binnenniveau door de piekgeluiden wordt gewaarborgd. Hiertoe wordt de westzijde van de huidige bedrijfswoning als 'dove gevel' bestemd. Omdat de optredende piekgeluiden met 63 dBA ruim onder de conceptgrenswaarde van 70 dBA liggen kan zonder een aanvullend onderzoek naar de geluidwering van de gevels worden bevestigd dat de piekgeluiden in de woning aanvaardbaar zijn.
Toetsing piekgeluiden parkeren Activiteitenbesluit
Conform art 2.18 lid 3 onder a en b van het Activiteitenbesluit wordt het maximaal geluidsniveau (LAmax) als gevolg van sportactiviteiten in de open lucht en het komen en gaan van bezoekers bij horeca-, sport- en recreatie-activiteiten buiten beschouwing gelaten. Het horecabedrijf wordt dus niet belemmerd in het gebruik van de parkeerplaatsen door het afsplitsen van de bedrijfswoning.
Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het plan.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Toets
In paragraaf 4.2 is reeds ingegaan op de vaste afstand die vanuit de Wet geurhinder en veehouderij geldt tussen grondgebonden agrarische bedrijven en geurgevoelige objecten (in dit geval woningen). Hieruit blijkt dat aan de afstanden wordt voldaan.
Daarnaast is in het kader van het project het volgende van belang. De Wet geurhinder onderscheidt 5 verschillende geurgevoelige objecten. Vanuit de Wet geurhinder en veehouderij geldt een afstand van 50 meter tussen een veehouderij en een nieuw te bouwen rood voor rood woning of een voormalige bedrijfswoning die op of na 19 maart 2000 geen onderdeel meer was van een andere veehouderij. De afstand tussen de nieuwe woning aan de Oude Uelserdijk naast 12 voldoet ruim aan de vereiste afstand van 50 meter, gezien de ligging op circa 350 meter (afstand grens woonbestemming tot aan grenzen agrarisch bouwperceel). De woning op het erf Oude Uelserdijk 12 die van plattelandswoning naar reguliere woning wordt bestemd ligt daarmee ook ruimschoots op voldoende afstand. Hetzelfde geldt voor de om te zetten bedrijfswoning naar woning aan het perceel Pöttersweg 3 in Manderveen.
Vanuit het aspect geur zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het bestemmingsplan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Ten aanzien van het perceel Zenderseweg 53/Kanaal Noordzijde 33 is er geen sprake van noodzaak voor bodemonderzoek, aangezien de fysieke toestand van de woning en het gebruik van het perceel niet wijzigt. In de huidige situatie is sprake van een bedrijfswoning, deze bedrijfswoning verkrijgt een reguliere woonbestemming.
Oude Uelserdijk 12, Mander
Kruse Milieu (projectcode 18036510, d.d. 17-10-2018) heeft een middels een verkennend bodemonderzoek en nader asbestbodemonderzoek de bodem onderzocht op een terreindeel ter grootte van circa 900 m² aan de Oude Uelserdijk 12 in Uelsen. De rapportage is opgenomen in Bijlage 3. De onderzoekslocatie betreft een leegstaande varkenshouderij. De locatie is deels bebouwd met de varkensstallen en deels verhard met asfalt. Aanleiding voor het bodemonderzoek is de voorgenomen sloop van de schuren en de nieuwbouw van een woning met schuur.
Verkennend bodemonderzoek
Op basis van het vooronderzoek kan het merendeel van de locatie als onverdacht worden beschouwd (overig terrein) De afwateringszones aan de noordzijde van de noordelijk gelegen stal en aan de oostzijde van van de zuidelijk gelegen stal worden als verdacht beschouwd door de mogelijke aanwezigheid van asbest afkomstig van de asbesthoudende daken (deellocaties B en C). Voor het verkennend bodemonderzoek van het overige terrein zijn in totaal 6 boringen verricht, waarvan één boring tot 5,2 m-mv. Deze is afgewerkt met een peilbuis.
Voor het verkennend asbestbodemonderzoek zijn per verdachte deellocatie 3 inspectie-gaten gegraven. Tevens zijn er in totaal 22 inspectie-gaten gegraven (handmatig met een schop). Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn zand. Plaatselijk zijn bodemvreemde materialen waargenomen. Het betreft voornamelijk puin in de bovengrond ter plaatse van deellocatie C (noordoosten van de stal) In inspectiegat C3 is asbestverdacht materiaal aangetroffen. Het freatische grondwater is in peilbuis 1 aangetroffen op 1.47 meter min maaiveld.
Resultaten chemische analyses
Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Resultaten asbestanalyses verkennend bodemonderzoek
De resultaten van het verkennend asbestbodemonderzoek (overschrijding toetsingswaarde bij beide verdachte deellocaties) gaven aanleiding voor het uitvoeren van een nader asbestbodemonderzoek. Ter plaatse van deellocatie C is op het maaiveld en in een aantal inspectie-gaten asbestverdacht materiaal waargenomen. Ter plaatse van deellocatie B is geen asbestverdacht materiaal waargenomen.
De asbestverontreiniging ter plaatse van deellocatie C is horizontaal niet afgeperkt. De verontreiniging loopt mogleijk door in de naastgelegen akker.
Resultaten asbestanalyses nader asbestbodemonderzoek
Conclusies en aanbevelingen
In de bovengrond en in het grondwater zijn enkele lichte verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van de raportage. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is er geen reden om een nader onderzoek uit te voeren.
Ter plaatse van de deellocatie B en deellocatie C is sprake van een sterke asbestverontreiniging.De omvang van de sterke asbestverontreiniging ter plaatse van druppelzone B wordt geschat op circa 13 m3. De omvang van de sterke asbestverontreiniging ter plaatse van deellocatie C wordt geschat op circa 20 m3 binnen het erf. Sanering van de sterke asbestverontreinigingen is noodzakelijk in het kader van de voorgenomen ontwikkelingen. De sanering moet door of namens de initiatiefnemer gemeld (saneringsplan of BUS-meldingen) worden bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming, in dit geval provincie Overijssel.
Slotconclusie
Uit milieukundig oogpunt is er na sanering van de sterke asbestverontreinigingen geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. De bodem wordt, na sanering, geschikt geacht voor het toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Pöttersweg 3, Manderveen
Ten aanzien van de Pöttersweg 3 is een historisch bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek uitgevoerd. De rapportages zijn bijgevoegd in Bijlage 4 en Bijlage 5. De aanleiding voor het uitvoeren van het asbestonderzoek is de aanwezigheid van een asbest-verdachte druppelzone. Inzicht in de bodemkwaliteit met betrekking tot asbest van de druppel-zones is gewenst, in verband met de voorgenomen bestemmingsplanwijziging in het kader van een rood-voor-roodregeling.
De analyseresultaten van de druppelzone geven geen aanleiding voor nader onderzoek. De druppelzone is asbesthoudend, maar het gewogen asbestgehalte is ruim lager dan de toetsingswaarde voor nader asbestonderzoek.
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging in het kader van de rood-voor-roodregeling, aangezien de vastgestelde verontreiniging geen risico voor de volksgezondheid oplevert. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:
Deze zonering geldt niet:
Op grond van artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder hoeft de geluidbelasting van een aanwezig weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een reguliere woning valt hieronder. Dit betekent voor de omzetting van bedrijfswoning naar reguliere woning op de percelen Kanaal Noordzijde 33 in Albergen en Pöttersweg 3 in Manderveen dat geen nadere toets op dit onderdeel nodig is.
Wat betreft de nieuwe woning aan de Oude Uelserdijk naast 12 in Mander kan vastgesteld worden dat gezien de geringe verkeersintensiteit van de nabijgelegen wegen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (A) niet overschreden zal worden.
Industrielawaai
Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd ten aanzien van de omzetting van de bedrijfwoning naar reguliere woning op het perceel Kanaal Noordzijde 33. De resultaten zijn weergegeven in paragraaf 4.2. Hieruit blijkt dat het aspect industrielawaai geen belemmeringen geeft voor uitvoering van het plan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de sloop van agrarische bedrijfsbebouwing op de percelen Oude Uelserdijk naast 12 in Mander en Pöttersweg 3 in Manderveen. In ruil voor de sloop wordt een nieuwe woning aan de Oude Uelserdijk naast 12 gerealiseerd. Daarnaast wordt een bouwrecht verplaatst naar het perceel Kanaal Noordzijde 33 in Albergen, om de omzetting van bedrijfswoning naar reguliere woning mogelijk te maken. De voormalige bedrijfswoning aan de Pöttersweg 3 krijgt een reguliere woonbestemming, evenals het erf Oude Uelserdijk 12 in Mander.
Gesteld kan worden dat de beeindiging van de agrarische bedrijven in Mander en Manderveen zorgt voor vermindering van het aantal verkeersbewegingen. Daarnaast zorgt het verdwijnen van de (intensieve) veehouderij op beide locaties voor een verbeterde situatie ten aanzien van de luchtkwaliteit, aangezien de uitstoot van stikstofdioxide en fijnstof van deze agrarische bedrijven verdwijnt.
Ten aanzien van Kanaal Noordzijde 33 in Albergen zal het aantal verkeersbewegingen niet wijzigen, evenals voor Oude Uelserdijk 12 in Mander. De feitelijke situatie blijft daar gehandhaafd.
Als wordt uitgegaan van een worst-case scenario kan het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van de bouw van de nieuwe woning aan de Oude Uelserdijk naast 12 op 10 per dag gesteld worden. Er zal geen sprake zijn van vrachtverkeer, waardoor het percentage vrachtverkeer op 0 gezet kan worden. In figuur 4.2 is de worst-case berekening weergegeven met 10 extra voertuigbewegingen.
Figuur 4.2: Worst-case berekening voor bijdrage van extra verkeer (bron: infomil.nl)
Uit deze berekening volgt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Er is geen nader onderzoek nodig. Uit de jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit blijkt bovendien dat er, in de omgeving van het plangebied, langs wegen geen overschrijdingen van de grenswaarden aan de orde zijn. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is derhalve niet nodig.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Toets
Oude Uelserdijk 12, Mander
Uit de inventarisatie blijkt dat binnen een straal van meer dan 600 meter van Oude Uelserdijk naast 12 in Mander geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen. Derhalve geldt dat dit deelgebied:
Kanaal Noordzijde 33, Albergen
Nabij de locatie aan de Kanaal Noordzijde is een buisleiding gelegen. Het betreft een leiding van de Gasunie met een uitwendige diameter van 212 mm en een maximale werkdruk van 40 bar. Voor een dergelijke buisleiding geldt een belemmeringsstrook van 5 m. De buisleiding is circa 7 m van de bebouwing in het plangebied gelegen, waardoor aan deze afstand voldaan wordt. Overigens geldt dat dit de bestaande horecabebouwing betreft. Voor wat betreft het groepsrisco valt de locatie wel binnen de 100%-letaliteitscontour van de buisleiding. Zie onderstaand een afbeelding van de risicokaart met daarop de locatie van het plangebied ten opzichte van de buisleiding weergegeven.
Figuur 4.3: uitsnede risicokaart nabij Kanaal Noordzijde 33 te Albergen (bron: www.risicokaart.nl)
Bij dergelijke gasleidingen ligt de 100% letaliteitsgrens op 50 meter. Het plangebied ligt binnen de 100% letaliteitsgrens van 50 meter.
Groepsrisico
Doordat het plangebied binnen de 100% letaliteitsgrens ligt is er sprake van een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke slachtoffers voorkomt. Het wordt in het ‘Besluit externe veiligheid buisleidingen’ gedefinieerd als de “cumulatieve kansen per jaar per kilometer buisleiding dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een buisleiding en een ongewoon voorval met die buisleiding”.
De ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ gaat uit van 2,4 personen per woning. Omdat voorliggend plan voorziet in de planologische omzetting van een bedrijfswoning in één reguliere woning, waarbij de mogelijkheid voor een bedrijfswoning bij het horecaperceel behouden blijft, is er sprake van beperkte toename van het aantal personen in het gebied.
Naastgelegen buisleiding van de Gasunie heeft een groepsrisico invloedgebied van 50 meter. Voor nieuwe ontwikkelingen binnen deze contour dient een groepsrisicoverantwoording te worden uitgevoerd. Het plangebied ligt binnen het betreffende invloedsgebied.
Het plangebied is in diverse richtingen te ontvluchten, ook van de aardgasleiding af. Daarnaast zijn de bewoners van de woning in beginsel aan te merken als zelfredzame personen, die zichzelf in veiligheid kunnen brengen bij een calamiteit. Tot slot is de omgeving zeer dunbevolkt. Deze ontwikkeling zal dan ook geen dusdanige toename van het groepsrisico danwel een overschrijding van de oriëntatiewaarde opleveren. Gelet op het vorenstaande wordt daarom verwacht dat als gevolg van de ontwikkeling de oriënterende waarde niet wordt overschreden en er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Pöttersweg 3, Manderveen
Op circa 30 meter ten zuiden van het plangebied Pöttersweg 3 is een buisleiding (aardgas) gelegen. Zie hiervoor figuur 4.3.
Figuur 4.4: ligging buisleiding Pöttersweg (www.risicokaart.nl)
Met de omzetting van de bedrijfswoning naar woning wordt een beperkt kwetsbaar object omgezet naar een kwetsbaar object. In de feitelijke situatie wijzigt de situatie ten aanzien van de bebouwing niet wat betreft de afstand van (kwetsbare) bebouwing tot de buisleiding. In de toelichting van het ' bestemmingsplan Tubbergen buitengebied 2016' is hierover in de paragraaf externe veiligheid aangegeven dat gezien de relatief lage bebouwingsdichtheid in het buitengebied er vanuit wordt gegaan dat de orientatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden. Het aantal personen binnen het plangebied zal niet toenemen ten gevolge van de ontwikkeling naar een woonbestemming. Ten aanzien van het groepsrisico wijzigt de situatie niet.
Geconcludeerd kan worden dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Waterbeheerplan 2016-2021
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Watertoetsproces
Op 4 juni 2018 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 8. Op basis van de uitkomsten is de standaard waterparagraaf van toepassing, met inachtneming van de standaard uitgangspunten geeft het waterschap een positief advies.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toetsing
Door Natuurbank Overijssel is een quick scan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de Oude Uelserdijk 12 in Mander en Pöttersweg 3 te Manderveen. Het onderzoek heeft derhalve betrekking op twee deelgebieden. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'quick scan natuurwaardenonderzoek Oude Uelserdijk 12 te Mander en Pöttersweg 3 te Manderveen', project 1499, 31 mei 2018). Het rapport is als bijlage 7 bijgevoegd.
De resultaten van het onderzoek zijn, samengevat, als volgt:
Er zijn concrete plannen voor de sloop van agrarische opstallen op twee adressen en de bouw van een nieuwe woning met bijgebouw op één van deze adressen. Deze activiteiten worden uitgevoerd in het kader van een gezamenlijk Rood-voor-Rood-project. Omdat negatieve effecten van de voorgenomen activiteiten op beschermde flora- en faunasoorten en beschermd (natuur)gebied op voorhand niet uit te sluiten zijn, is initiatiefnemer verplicht om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten (vooraf) te onderzoeken.
Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische hoofdstructuur (EHS))
Geen van de deelgebieden behoort tot het Natuurnetwerk Nederland. Het plangebied ligt op minimaal 45 meter van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Natura 2000
Het plangebied behoort niet tot Natura 2000 gebied. Gronden die hiertoe behoren liggen op minimaal 475 meter afstand van het plangebied (Springendal en dal van de Mosbeek).
De invloedssfeer van de activiteiten is lokaal. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op het beschermd (natuur)gebied.
Het onderzoeksgebied is op 17 mei 2018 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten en dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties en andere beschermde functies. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied.
De voorgenomen activiteiten worden gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden, verwonden en het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verwonden en doden of om opzettelijk rust- en voortplantingslocaties te mogen beschadigen en te vernielen. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.
Het plangebied behoort vermoedelijk tot het functionele leefgebied van sommige vogel-, vleermuis-, amfibieën- en beschermde grondgebonden zoogdiersoorten. Deze soorten benutten het onderzoeksgebied als foerageergebied, vermoedelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en voortplantingslocatie, bezetten sommige amfibieënsoorten er een (winter)rustplaats en nestelen er vogels in de beplanting en in de bebouwing.
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura2000. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten heeft geen negatief effect op deze beschermde (natuur)gebieden.
Geconcludeerd wordt dat mits bezette vogelnesten beschermd worden en er rekening gehouden wordt met de ecologie van amfibieën en grondgebonden zoogdieren, de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van soortbescherming leiden. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000 en de lokale invloedsfeer, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van gebiedsbescherming. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen vergunning of ontheffing verkregen te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in overeenstemming met de wet- en regelgeving m.b.t. soort- en gebiedsbescherming. De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.
Vanuit het aspect ecologie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het plan.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
In het gemeentelijk archeologiebeleid zijn de percelen Oude Uelserdijk naast 12 in Mander en Pöttersweg 3 in Manderveen zijn aangemerkt als 'dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek'. Hierover wordt in beleid omschreven dat het een laag voor archeologische resten uit alle perioden betreft.
Voor dergelijke gebieden is archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieder groter dan 2500 m2, bij bodemingrepen dieper dan 40 centimeter. Voor gebieden kleiner dan 2500 m2 geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek.
In het vastgestelde bestemmingsplan 'Tubbergen buitengebied 2016' heeft het plangebied de aanduiding 'Waarde-archeologie 3'. Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2500 m2 en dieper dan 0,40 onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel deze waarden niet onevenredig worden geschaad of worden verstoord. Er geldt daarbij (bij werkzaamheden groter dan 2500 m2 en een diepte van 0.40 meter) ook een vergunningplicht voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden.
Het perceel Zenderseweg 53/Kanaal Noordzijde 33 in Albergen is aangemerkt als 'diepe erosdialen met natte, zandige bodems'. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk in plangebieden groter dan 5000 m3 bij bodemingrepen dieper dan 40 centimeter. Voor gebieden kleiner dan 5000 m2 geldt een vrijstelling van onderzoek.
Daarnaast is een deel van het plangebied aangemerkt als 'dekzandhoogten en -ruggen met een plaggendek'.
In de afbeeldingen hieronder is een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Tubbergen weergegeven.
Figuur 4.5: Pöttersweg 3 Manderveen
Figuur 4.6: Oude Uelserdijk naast 12 Mander
Figuur 4.7: Zenderseweg 53/Kanaal Noordzijde 33 Albergen
Toetsing
De verschillende percelen die onderdeel uitmaken van het plangebied zijn kleiner dan de genoemde drempelwaardes van 2500 of 5000m2. Daarbij geldt dat het plangebied Pöttersweg 3 wel groter is dan 2500 m2, maar de werkzaamheden voortvloeiend uit dit bestemmingsplan met name op het bebouwde deel van het erf plaatsvinden. Dit gedeelte is reeds geroerd vanwege gerealiseerde bebouwing in verleden en qua oppervlakte kleiner dan 2500 m2. Voor Zenderseweg 53/Kanaal Noordzijde 33 in Albergen wijzigt de feitelijke bestaande situatie niet. Dit betekent dat geen archeologisch onderzoek vereist is.
Cultuurhistorische waarden
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toetsing
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat er geen monumenten in (de verschillende deelgebieden van) het plangebied of in de nabijheid daarvan gelegen zijn. Derhalve wordt geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Het perceel Oude Uelserdijk naast 12 in Mander wordt ontsloten op de Oude Uelserdijk. Enkele inritten die in de huidige situatie aanwezig zijn ten behoeve van het agrarische bedrijf worden daarbij opgeheven. De situatie met betrekking tot Oude Uelserdijk 12 blijft ongewijzigd.
Pöttersweg 3 in Manderveen wordt ontsloten via de Pöttersweg . De bestaande ontsluiting blijft ongewijzigd. Het perceel Kanaal Noordzijde 33 in Albergen wordt ontsloten op de Kanaal Noordzijde. De bestaande situatie blijft ongewijzigd. De parkeersituatie en toegang naar het horecaperceel wijzigt eveneens niet.
Het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het plan zal minder bedragen dan in de huidige situatie. Twee agrarische bedrijven, met het daarbij behorende verkeersstroom aan toelevering van dieren, voer e.d., worden beeindigd. In de plaats daarvoor worden een woning gerealiseerd aan de Oude Uelserdijk naast nummer 12 in Mander. Voor de overige locaties zal het aantal verkeersbewegingen gelijk blijven. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Het parkeren vindt bij elk perceel plaats op eigen terrein, waar voldoende ruimte is om in parkeerplaatsen te voorzien. Het aspect 'parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
Agrarisch-1
Aan een gedeelte van het perceel Pöttersweg 3, de gronden die niet kunnen worden toegerekend aan het erf, is de bestemming 'Agrarisch-1' toegekend. De gronden die zijn inbestemd als "Agrarisch 1" zijn bestemd voor het agrarisch gebruik. Deze bestemming omvat de agrarische gebieden waar landbouw en landschap nevengeschikt zijn.
Horeca
Het horecabedrijf aan Zenderseweg 53 in Albergen kent de bestemming 'Horeca'. Er zijn verschillende bouwregels ten aanzien van het bouwen van bedrijfsgebouwen.
Ter plaatse van het bedrijf is een bedrijfswoning toegestaan. Deze is niet nader aangeduid. In de bestaande situatie is er geen bedrijfswoning binnen de bestemming 'Horeca' aanwezig. Ter plaatse van de aanduiding 'uitgesloten-gebouwen' zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan. De maximumoppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen binnen deze bestemming bedraagt 970 m2.
Wonen
Aan de percelen Oude Uelserdijk 12 en naast 12 in Mander, Pöttersweg 3 in Manderveen en Kanaal Noordzijde 33 is de bestemming 'Wonen' toegekend. De regels zijn op basis van de systematiek van het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' opgesteld.
De woonfunctie kan bij recht gecombineerd worden met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. Ook bed and breakfast en bestaande kleinschalige kampeerterreinen zijn bij de woonfunctie toegestaan. Nieuwe kleinschalige kampeerterreinen zijn via een afwijking mogelijk.
De bouwregels zijn opgesplitst in bouwregels voor hoofdgebouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.
Met een omgevingsvergunning is het onder voorwaarden omgelijk om af te wijken van de bouwregels met betrekking tot situering hoofdgebouw, het vergroten van de inhoud van het woongedeelte binnen een hoofdgebouw, de vergroting van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken in relatie tot veldschuren.
Er zijn specifieke gebruiksregels opgenomen om onderscheid te maken in strijdig gebruik en toegelaten gebruik. Bepaalde activiteiten zijn alleen toegestaan met een omgevingsvergunning, omdat er voorwaarden aan verbonden zijn.
Er zijn voorwaardelijke verplichtingen opgenomen ten aanzien van sloop en landschappelijke inpassing van de percelen. Deze regel houdt in dat er sprake is van een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken indien de sloop van bouwwerken en de landschappelijke inpassing niet binnen de termijn zoals genoemd in de regels is uitgevoerd.
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dove gevel" dient de westgevel van de woning uitgevoerd te worden als dove gevel. Hier mag van worden afgeweken indien door middel van akoestisch onderzoek is aangetoond dat de noodzaak voor een dove gevel niet (meer) aanwezig is.
Algemeen
Artikel 3.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de mogelijkheid om zogenaamde wetsinterpreterende regels' op te nemen in het bestemmingsplan. Concreet betekent dit dat ten behoeve van 'een goede ruimtelijke ordening' in een bestemmingsplan regels kunnen worden opgenomen, waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels. Op basis hiervan is het mogelijk om in het bestemmingsplan een regeling voor parkeren op te nemen.
In dit geval vormt de gemeentelijke 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' de basis voor de in dit plan opgenomen regeling voor parkeren waarbij voor de regels zelf de voormalige bepalingen van de bouwverordening zijn gebruikt. Het voortborduren op de bepalingen van de bouwverordening heeft als voordeel dat hierover veel jurisprudentie is. De opvattingen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn bekend. Toegevoegd is het gebruik. De eisen voor het parkeren gelden dus niet alleen meer voor bouwen. Bij een gebruiksverandering moet er ook sprake zijn van voldoende parkeerruimte.
Parkeren op eigen erf
Elke initiatiefnemer van een plan is zelf verantwoordelijk voor het realiseren van zijn eigen parkeervoorzieningen. Een nieuw initiatief (uitbreiding, nieuwbouw of functiewijziging) mag geen onaanvaardbare problemen veroorzaken in de omgeving. Dit betekent dat in beginsel de parkeerbehoefte op eigen erf (de bij het bouwwerk behorende en daartoe bestemde gronden, voor de uitleg van het begrip 'erf' wordt aangesloten bij de definitie uit het Besluit omgevingsrecht) moet worden gerealiseerd. Aanvragers van een omgevingsvergunning zullen bij de aanvraag moeten aantonen hoeveel parkeerplaatsen er op eigen erf worden gerealiseerd. Indien er op het eigen erf onvoldoende parkeerruimte is en initiatiefnemer gebruik wil maken van één van de afwijkingsmogelijkheden, zal de initiatiefnemer moeten aantonen dat op een andere wijze in de parkeerruimte wordt voorzien.
Bepalen parkeerbehoefte
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte vormen de gemeentelijke parkeernormen, de rekensystematiek definities, uitgangspunten en de afmetingen van de parkeerplaatsen in de gemeentelijke 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' de leidraad. Het betreffen de gemeentelijke normen die gelden op het moment van besluitvorming van een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen wordt aan het eind van de berekening afgerond naar boven. Reden hiervoor is dat bij afronding naar beneden het aantal aan te leggen parkeerplaatsen niet overeenkomt met de totale parkeerbehoefte.
In de parkeerregeling is een zogenoemde 'dynamische verwijzing' naar het gemeentelijk beleid opgenomen. Als de beleidsinzichten met betrekking tot parkeren gedurende de looptijd van het bestemmingsplan wijzigen en dit in het parkeerbeleid wordt vastgesteld, kan er in het vervolg bij aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwen en/of gebruikswijziging aan dit nieuwe beleid worden getoetst (ABRvS 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2837). Daardoor hoeven de bestemmingsplannen niet te worden herzien als het gemeentelijk beleid wijzigt.
In deze beleidsregels is nader uitgewerkt wat de parkeerbehoefte bij een bepaald gebruik is (de parkeernormen) en (als de extra parkeerbehoefte niet op eigen erf kan worden gerealiseerd) onder welke voorwaarden er een omgevingsvergunning voor het strijdig gebruik van het bestemmingsplan, de zogenoemde binnenplanse afwijking, kan worden verleend.
Afmetingen parkeerplaatsen
Voor het berekenen van het aantal parkeerplaatsen moet uit worden gegaan van standaardmaten. Zo geldt er een andere afmeting voor parkeren in de lengterichting van de weg dan voor parkeren in dwarsrichting van de weg. Zie bijlage V van de 'Beleidsnotitie Bouwen en Parkeren 2018' voor de afmetingen van parkeergelegenheden. Indien tijdens de planperiode deze beleidsnotitie wordt gewijzigd, wordt verwezen naar het nieuwe beleid.
Er dient sprake te zijn van bruikbare parkeerplaatsen. Dit betekent dat de ruimte om de parkeerplaats te kunnen bereiken wel reëel moet zijn en dat de afstanden tussen parkeerplaatsen onderling en tussen parkeerplaatsen en gebouwen voldoende moet zijn om daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van de parkeerplaatsen. Bij publieke voorzieningen geldt dat voldoende parkeerplaatsen voor minder valide gebruikers moeten worden aangelegd. Het betreft hier de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening 2008 (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
Er wordt een exploitatieovereenkomst gesloten tussen initiatiefnemer en de gemeente. De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie B onder 4, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 4 juni 2018 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 15 mei 2019 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.
Wel is geconstateerd dat de aanduiding aan de Oude Uelserdijk nabij 12 (de verruimde oppervlakte aan bijgebouwen) niet is overgenomen op de digitale plankaart. Daarnaast ontbreekt het bouwvlak voor het perceel aan de Oude Uelserdijk 12 op de digitale plankaart. Deze omissie zal door middel van een gewijzigde vaststelling hersteld worden door middel van een ambtelijke aanpassing.