Plan: | Buitengebied, Langeveenseweg 133 Geesteren En Vriezenveenseweg 40 Geesteren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.BUIBPLANGVVRIEZENV-VG01 |
Aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijf. Vanwege een ongeval is de eigenaar van het agrarisch bedrijf aan de Langeveenseweg 133 niet meer in staat om een volwaardige agrarische bedrijfsvoering te exploiteren waardoor het voornemen bestaat om de agrarische activiteiten af te bouwen. Om het agrarisch bedrijf af te bouwen is de eigenaar van het bedrijf voornemens om enkele agrarische schuren te slopen (rund- en melkveetak) en in het kader van de voormalige Schuur voor Schuur-regeling zoals vervat in de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' in te zetten.
De initiatiefnemer aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren wenst de oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel uit te breiden en tevens te herpositioneren. Op grond van het geldende bestemmingsplan is het uitbreiden van de oppervlakte aan bijgebouwen niet mogelijk. Daarnaast is de eigenaar van het perceel aan de Almelosestraat 75 te Agelo (gemeente Dinkelland) voornemens om één woning te realiseren door in het kader van de Schuur voor Schuur-regeling een nieuwe bouwmassa te realiseren. Het bestaande woonrecht op het perceel Almelosestraat 75 wordt verplaatst naar de nieuwe bouwmassa.
Om juridisch-planologisch te borgen dat de te slopen bebouwing niet opnieuw gerealiseerd kan worden is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Eveneens is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk om de oppervlakte aan bijgebouwen uit te breiden en de wijziging van het bestemmingsvlak 'Wonen' op het perceel Vriezenveenseweg 40 te Geesteren mogelijk te maken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
Onderhavig bestemmingsplan bestaat uit het perceel aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren en de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren. Hieronder wordt nader op de ligging en begrenzing van de plangebieden ingegaan.
Ligging
Langeveenseweg 133 Geesteren
Het plangebied aan de Langeveenseweg 133 is gelegen op een afstand van circa 1,5 kilometer ten noorden van de kern Geesteren. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie A, nummers 8679 en 8680. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied ten opzichte van Geesteren weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied Langeveenseweg 133 (bron: Atlas van Overijssel)
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Het plangebied aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren is gelegen in het westen van de kern Geesteren, ten noorden van bedrijventerrein Lutkeberg. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie K, nummer 6714. In figuur 1.2 is de ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Geesteren weergegeven.
Figuur 1.2: Ligging plangebied Vriezenveenseweg 40 (bron: Atlas van Overijssel)
Begrenzing
Langeveenseweg 133 Geesteren
De begrenzing van het plangebied bestaat uit het bouwvlak van het geldende bestemmingsplan en is in figuur 1.3 weergegeven. Het plangebied wordt aan de noord-, west- en zuidzijde begrensd door agrarische weidegronden. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Langeveenseweg.
Figuur 1.3: Begrenzing plangebied Langeveenseweg 133 (bron: Atlas van Overijssel)
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Het plangebied aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren betreft een woonerf. De begrenzing van het plangebied bestaat uit het bestemmingsvlak 'Wonen' dat is gelegen tussen agrarische gronden met ruimtelijke groene kamers, de voetbalvelden van voetbalvereniging R.K.V.V. STEVO aan de oostzijde van het plangebied en het autobedrijf aan de westzijde van het plangebied. In figuur 1.4 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.4: Begrenzing plangebied Vriezenveenseweg 40 (bron: Atlas van Overijssel)
Almelosestraat 75 Agelo (gemeente Dinkelland)
De eigenaar van het perceel Almelosestraat 75 te Agelo (gemeente Dinkelland) is voornemens om op de locatie op de Hezeberg een uniek project te realiseren, waarbij de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het plangebied gewaardeerd en benut worden. Concreet betreft het voornemen om een nieuwe woning in het landschap (deels ondergronds) te realiseren waarbij
gebruik gemaakt wordt van de glooiing van de es.
De oppervlakte van de nieuwe woning (de nieuwe bouwmassa) bedraagt circa 242 m2. De woning wordt voorzien van een aangebouwd bijgebouw/overkappingen met een oppervlakte van circa 207 m2 (onder andere als gevolg van een soort dakoverstek/overkapping) en een carport van 45 m2. Als gevolg van de nieuwe ontwikkeling bedraagt de bebouwde oppervlakte op het perceel in totaal 730 m2 (236 m2 bestaand + 494 m2 nieuw). In figuur 1.5 is een impressie van het nieuwe gebouw weergegeven.
Figuur 1.5: Impressie nieuwbouw Almelosestraat 75 Agelo (gemeente Dinkelland)
Om de woning te realiseren wordt aangesloten bij het gemeentelijk beleid voor het buitengebied: 'Buitengebied met kwaliteit'. Het plan maakt geen extra woning op het perceel mogelijk. Door middel van de Beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' wordt de nieuwe bouwmassa mogelijk gemaakt, aangezien er aan de Vlijertsdijk 1 te Deurningen (gemeente Dinkelland) en de Langeveenseweg 133 te Geesteren landschapsontsierende bebouwing gesloopt wordt. Het bestaande woonrecht wordt verplaatst van het gemeentelijke monument naar de nieuwe bouwmassa. Het gemeentelijke monument (de bestaande woning) zal na de planvorming gebruikt worden als bijgebouw bij de woning, waarbij de initiatiefnemer een deel van het gebouw wil gebruiken als kantoor/administratie (aan huis verbonden beroep) voor de Stichting Ton Schulten, waar de initiatiefnemer eigenaar van is. De Stichting Ton Schulten heeft het bevorderen van het behoud en de vermeerdering van de kunstschatten van Ton Schulten én het bevorderen en ontwikkelen van kunstgevoel bij jonge mensen als belangrijkste doelstelling. Als gevolg van het gewenste voornemen zal de gebruiksfunctie van de bestaande woning gewijzigd worden naar bijgebouw met administratie/kantoorfunctie (aan huis verbonden beroep) voor de Stichting Ton Schulten, waar de eigenaar bestuurder van is.
Bij het ontwerp van de nieuwe woning is het behouden van de zichtlijn vanuit de bestaande bebouwing en het aanzicht vanuit het open landschap naar de woning als uitgangspunt genomen. Bij ontwerp van de nieuwe woning wordt de glooiing van het essenlandschap benut en nog meer geaccentueerd. De vormgeving van de woning is zodanig ontworpen dat deze in het landschap wordt opgenomen (ondergronds bouwen) waardoor de bestaande woning (het gemeentelijke monument) niet aan het zicht wordt onttrokken vanaf de Hezebergweg en de Kleikoel. Om de zichtlijnen vanaf het plangebied over Twente richting Denekamp en Duitsland te benadrukken, wordt de woning voorzien van een glazen wand. Als gevolg van het gekozen ontwerp van de woning ontstaat een duidelijke relatie tussen het landschap en de nieuwe woning, waardoor geconcludeerd kan worden dat deze als passend in het landschap beschouwd kan worden en geen afbreuk doet aan de kwaliteiten en waarden van het essenlandschap. Om de nieuwe ontwikkeling landschappelijk in te passen worden in het plangebied nieuwe landschapselementen gerealiseerd.
Langeveenseweg 133 Geesteren
Voor het plangebied aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren geldt het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016, Veegplan', vastgesteld op 15 december 2020. Het bestemmingsplan ziet op het herstellen van een aantal omissies en het verduidelijken dan wel aanvullen van een aantal onderdelen uit het in 2016 vastgestelde bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016’. De aanpassingen heeft de gemeente ingevoerd in het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' blijft in zijn geheel van kracht, waarbij alleen de geel gemarkeerde onderdelen, onderdeel van de herziening zijn. Door de herziening meteen op te nemen in het bestemmingsplan blijft er voor de raadpleegbaarheid sprake van een ondeelbaar plan. In juridische zin is en blijft er sprake van twee bestemmingsplan, te weten het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 en het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan, waarbij zoals gezegd het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan alleen ziet op de geel gemarkeerde delen in de toelichting.
Aan het plangebied is de enkelbestemming 'Agrarisch - 1', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', een bouwvlak en de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' toegekend. In figuur 1.6 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.6: Uitsnede geldend bestemmingsplan Langeveenseweg 133 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De voor 'Agrarisch - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor het agrarisch gebruik en ter plaatse van een bouwvlak voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf in combinatie met verhuuractiviteiten ten behoeve van het agrarisch gebruik. Ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' is tevens agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een intensieve veehouderij toegestaan.
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden. Om te borgen dat de te slopen bebouwing niet herbouwd kan worden, dient de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen vastgelegd te worden. Dit bestemmingsplan voorziet voor het perceel Langeveenseweg 133 in het juridisch-planologisch vastleggen van de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen.
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Voor het plangebied aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren geldt tevens het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan'. Het plangebied is voorzien van de bestemming ‘Wonen’, ‘Agrarisch – 1’, de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ en de gebiedsaanduiding ‘overige zone – vestigingsgebied voor boom- en sierteelt’. In figuur 1.7 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven.
Figuur 1.7: Uitsnede geldend bestemmingsplan Vriezenveenseweg 40 (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf dan wel een vrij beroep; mantelzorg; bed and breakfast. Daarnaast zijn paardrijbakken bij de woning toegestaan.
Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw ten hoogste 100 m2 zal bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen, met een maximum van 350 m2. Op het perceel aan de Vriezenveenseweg 40 in Geesteren zijn in de huidige situatie circa 327 m2 aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken aanwezig. Daarbij moet worden opgemerkt dat de oppervlakte aan legale bijbehorende bouwwerken circa 200 m2 bedraagt, aangezien één van de bijgebouwen zonder omgevingsvergunning gerealiseerd is. In de toekomstige situatie bedraagt de oppervlakte aan bijgebouwen 507,5 m2. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om een grotere oppervlakte aan bijgebouwen mogelijk te maken en om de vorm van het bestemmingsvlak 'Wonen' te wijzigen.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied, Langeveenseweg 133 Geesteren En Vriezenveenseweg 40 Geesteren' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
Langeveenseweg 133 Geesteren
Aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren bevindt zich een voormalig agrarisch bedrijf. Vanwege een ongeval is de eigenaar van het agrarisch bedrijf aan de Langeveenseweg 133 niet meer in staat om een volwaardige agrarische bedrijfsvoering te exploiteren. Rondom de agrarische bedrijfswoning zijn vijf bedrijfsmatige schuren gerealiseerd. In figuur 2.1 is een situatietekening van het erf weergegeven, inclusief de oppervlaktes van de bebouwing.
Figuur 2.1: Situatietekening bestaand erf (bron: Building Design Architectuur)
Stal A betreft een voormalige calamiteitenstal met een oppervlakte van 119 m2. Schuur B werd gebruikt voor het houden van zoogkoeien (RAV A.2100) en enkele paarden en heeft een oppervlakte van 556 m2. Aan de schuur is aan de achterzijde (westzijde figuur 2) een overkapping aangebouwd met een oppervlakte van 91 m2. Schuur E heeft een oppervlakte van 515 m2 en werd gebruikt voor het houden van vleesvee (RAV A 6.100). Schuren F en G betreffen varkensschuren (vleesvarkens) en hebben een oppervlakte van respectievelijk 282 m2 en 1.476 m2. Alle schuren zijn voorzien van een drijfmestopslag.
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren bevindt zich een woonerf. Het erf is gesitueerd achter de bedrijfspercelen van AutoHaarhuis en Huzink Bouwmaterialen. Het woonerf is gelegen tussen agrarische gronden met ruimtelijke groene kamers. Deze groene kamers lagen aanvankelijk tussen heidelandschap en worden omringd door houtsingels en bosschages. Op het bestaande erf zijn meerdere bijgebouwen aanwezig met een oppervlakte van respectievelijk circa (afgerond) 102 m2, 103 m2 (kapschuurconstructie 70 m2 + 33 m2 overkapping), 25 m2 en 76 m2. De oppervlakte aan bijgebouwen die met vergunning zijn opgericht (legaal opgerichte bijgebouwen) bedraagt echter circa 200 m2. Daarnaast bevinden zich op het erf een stapmolen en een paardenbak. Het plangebied is vanaf de Vriezenveenseweg via een oprijlaan (langs het kleinschalige bedrijventerrein) bereikbaar. In figuur 2.2. is een vogelvlucht van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.2: Luchtfoto erf Vriezenveenseweg 40 Geesteren (bron: Cyclomedia)
Zoals aangegeven wenst de eigenaar van het agrarisch bedrijf aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren de bedrijfsactiviteiten af te schalen. Als gevolg van het afschalen van de bedrijfsactiviteiten wenst de eigenaar de schuren op het perceel (met uitzondering van schuur F en G) te slopen (zie figuur 2.1). De schuren A, B, E en F zijn voorzien van asbesthoudende daken. De eigenaar wenst schuren F en G te behouden voor het houden van vleesvarkens (schuur F: RAV D 3.100 en schuur G: RAV D 3.2.7.21), waarbij de eigenaar tevens voornemens is om een kleine uitbreiding van Schuur F te bewerkstelligen in de vorm van een werktuigenberging. Er is geen sprake van uitbreiding ten behoeve van het houden van vee. Als gevolg van het afschalen van het bedrijf wordt de melk- en rundveetak beëindigd.
De werktuigenberging is noodzakelijk voor een goede, veilige en droge opslag van de werktuigen. De uitbreiding heeft een oppervlakte van (10 m * 10,5 m =) 105 m2. De totale oppervlakte aan agrarische bedrijfsgebouwen betreft 1.863 m2. In figuur 2.3 is een situatietekening van de uitbreiding weergegeven. Het asbest op het dak van schuur F zal tevens verwijderd worden.
Figuur 2.3: Uitbreiding vleesvarkenstal met werktuigenberging (bron: Agra-Matic
De eigenaar van het agrarische bedrijfsperceel wenst de te slopen bebouwing in te zetten in het kader van de voormalige Schuur voor Schuur-regeling zoals opgenomen in artikel 3.2 van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit', die door de gemeente Tubbergen en Dinkelland is vastgesteld.
Op grond van Artikel 3.2 (uitbreiden vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij woning) van de Beleidsnota kan extra bebouwing binnen de bestemming 'Wonen' op een locatie elders in de gemeente Tubbergen of Dinkelland worden mogelijk gemaakt, onder andere onder de voorwaarde dat: extra m2 bebouwing wordt uitsluitend toegestaan indien elders binnen de gemeente Dinkelland of Tubbergen landschap ontsierende gebouwen worden gesloopt.
De eigenaar en initiatiefnemer van een bouwplan aan de Almelosestraat 75 te Agelo en de eigenaar van het perceel Vriezenveenseweg 40 te Geesteren hebben de sloopmeters aangekocht om extra bebouwing op het perceel mogelijk te maken. Concreet wordt voor de ontwikkeling aan de Almelosestraat 75 te Agelo 675 m2 van de sloopmeters van de Langeveenseweg 133 te Geesteren ingezet. Voor de verruiming van de bouwmogelijkheden voor vrijstaande bijgebouwen aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren wordt 515 m2 aan sloopmeters ingezet. Hieronder worden beide ontwikkelingen beschreven.
Almelosestraat 75 Agelo (gemeente Dinkelland)
De initiatiefnemer is voornemens om op de locatie op de Hezeberg een uniek project te realiseren, waarbij de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het plangebied op de Hezeberg gewaardeerd en benut worden. Concreet betreft het voornemen om een nieuwe woning in het landschap (deels ondergronds) te realiseren waarbij gebruik gemaakt wordt van de glooiing van de es. Om de woning te realiseren wordt aangesloten bij het gemeentelijk beleid voor het buitengebied: 'Buitengebied met kwaliteit'.
Het plan maakt geen extra woning op het perceel mogelijk. Door middel van de Beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' wordt een nieuwe bouwmassa mogelijk gemaakt, aangezien er aan de Vlijertsdijk 1 te Deurningen (gemeente Dinkelland) en de Langeveenseweg 133 te Geesteren landschapsontsierende bebouwing gesloopt wordt. Het bestaande woonrecht op het perceel wordt verplaatst van het gemeentelijke monument naar de nieuwe bouwmassa. Het gemeentelijke monument (de bestaande woning) zal na de planvorming gebruikt worden als bijgebouw bij de woning. In figuur 2.4 is een impressie van de nieuwe woning weergegeven.
Figuur 2.4: Impressie nieuwe woning Almelosestraat 75 Agelo (bron: Building Design Architectuur)
Op grond van de staffelmethode geldt dat voor de bouw van het plan aan de Almelosestraat 75 te Agelo 798 m2 aan landschapsontsierende bebouwing met asbest gesloopt moet worden. Aan de Vlijertsdijk 1 te Deurningen (gemeente Dinkelland) wordt een agrarische schuur met asbest met een oppervlakte van 132 m2 gesloopt. Daarnaast wordt 675 m2 aan de Langeveenseweg 133 gesloopt en ingezet om de bouw van extra bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken. Concreet worden de schuren A en B (figuur 2.1) gesloopt en ingezet voor de Almelosestraat 75 te Agelo. Deze schuren hebben een gezamenlijke oppervlakte van 675 m2.
Landschapsplan Langeveenseweg 133 Geesteren
Voorwaarde van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' is dat bij elke ontwikkeling een basisinspanning hoort in de vorm van een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing; vorm en situering van gebouwen en erfbeplanting (uiteengezet in locatie, sortiment, aantallen, plantmaat en indien van toepassing plantverband/ onderlinge afstand).
Voor de Langeveenseweg 133 is een landschapsplan opgesteld, zie Bijlage 1. In het te ontwikkelen gebied wordt door gewoond, gewerkt en geleegd. Dit verschil in aspecten vraagt om een creatieve als functionele toepassing in het ontwerp van het landschapsplan. Van belang hierbij is het integreren van landschappelijk groen dat in een goede verhouding staat met de functionele leefomgeving. Om die reden zijn er deelgebieden ontworpen die hierna worden benoemd en beschreven. De deelgebieden vormen samen met de bebouwing een landschappelijk ensemble. De beplantingen fungeren als verbindende elementen die de deelgebieden met elkaar verbind. De beplanting zal voornamelijk bestaan uit soorten die van oorsprong voorkomen in de streek en passen in het Twentse landschap. Hiermee wordt behoud van waardevolle landschapselementen nagestreefd. In figuur 2.5 worden de deelgebieden weergegeven.
Figuur 2.5: Deelgebieden landschapsplan (bron: Bijkerk c.s. Tuin- en landschapsarchitecten)
Het woongedeelte vindt plaats voor en achter het huis. Het gebied wordt begrensd door de voortuin en een oprit die het huis bereikt. Naast de oprit staan een grote kastanjeboom en een eik. De oprit gaat over in verharding rondom het huis. De beplanting voor het huis heeft een sierwaarde en vormt de entree van de woning.
Het woon- en werkgedeelte worden gescheiden door de oprit, de bomen en wat opgaande beplanting tussen de twee gebieden.
Aan de zijkant van het huis vindt het verblijven plaats met de privé tuin aan de westelijke zijkant van het huis. Het bestaande struweel om de tuin vormt de erfgrens. Deze gaat over in een stuk gazon en sluit aan op de verharding rondom het huis. De beplanting zorgt hier voor privacy.
Aan de oostelijke achter/ zijkant van het huis heeft de eigenaar zijn veehouderij. Het werkgedeelte wordt bereikt via een extra oprit. De werkzaamheden vinden rondom de twee schuren plaats. Om het werkgedeelte te verbinden met de rest van het erf, worden naast de kleine schuur twee beukenbomen geplaatst, omringd door gazon. Daarnaast komt haaks op de schuren een opgaande strook beplanting van kleinfruit. Ook de achterzijde van het erf wordt begrensd met een strook van opgaand klein fruit beplantin
Er ontstaat een nieuwe ruimte aan de achterzijde van de kleine schuur en de overgang naar het woongedeelte. Deze ruimte zorgt voor een landschappelijke tweedeling. Om het werk- en woongedeelte weer met elkaar te verbinden met beplanting die in het landschap past, zal een boomgaard worden geplant met verschillende soorten fruitbomen. Door de fruitbomen te plaatsen over de gehele lengte van de achterzijde het terrein met overlap van werk- en woon gedeelte worden de gebieden verbonden vindt er weer samenhang plaats. De verbinding wordt versterkt door de strook opgaande beplanting die evenwijdig aan de boomgaard loopt.
Aan de achterkant van het huis, vlakbij de erfgrens wordt een opgaande beplanting gevormd door hoogstamfruitbomen. De historische relatie tussen boomgaard en bebouwing is op veel plaatsen sterk verstoord of geheel verdwenen. Daarvoor is slechts in enkele gevallen een nieuwe, moderne boomgaard teruggekeerd.
In figuur 2.6 is het landschapsplan weergegeven.
Figuur 2.6: Landschapsplan Langeveenseweg 133 Geesteren(bron: Bijkerk c.s. Tuin- en landschapsarchitecten)
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
De eigenaar van het perceel Vriezenveenseweg 40 te Geesteren is voornemens om een aantal bestaande bijgebouwen op het erf te slopen en de oppervlakte van deze bijgebouwen te verplaatsen naar een locatie elders op het erf. Daarnaast bestaat de wens om extra bouwmogelijkheden te verkrijgen voor een nieuw vrijstaand bijbehorend bouwwerk. In figuur 2.7 is de gewenste situatie weergegeven.
Figuur 2.7: Gewenste erfinrichting Vriezenveenseweg 40 Geesteren (bron: TUUULK.)
De eigenaar is voornemens om de bestaande bijgebouwen met nummer 2 (in figuur 2.7 aangeduid met nummer 2, rode stippellijn) te slopen en tevens de stapmolen te verwijderen. De bestaande bijgebouwen die zijn aangeduid met nummer 5 blijven gehandhaafd.
Als gevolg van de herontwikkeling van het erf wenst de initiatiefnemer een nieuw bijgebouw (aangeduid met nummer 3) te realiseren met een oppervlakte van 332,5 m2. De gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen op het perceel bedraagt derhalve 507,5 m2.
Het nieuwe bijgebouw is deels gerealiseerd buiten het huidige bestemmingsvlak 'Wonen'. Om de voorgestlede situering van de bijgebouwen mogelijk te maken dient het bestemmingsvlak 'Wonen' te worden aangepast. Aan de noordzijde wordt het bestemmingsvlak 'Wonen' uitgebreid. Aangezien de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Wonen' in de nieuwe situatie niet mag toenemen ten opzichte van de huidige situatie, wordt een strook grond aan de zuidzijde van het huidige bestemmingsvlak 'Wonen' gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - 1'. De oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Wonen' neemt derhalve niet toe. De vorm van het bestemmingsvlak wordt enkel gewijzigd.
De initiatiefnemer is voornemens om de extra oppervlakte aan bijgebouwen mogelijk te maken op grond van de Schuur voor Schuur-regeling zoals opgenomen in de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit'. Daarnaast wenst de initiatiefnemer één van de bijgebouwen (het rechter bijgebouw aangeduid met 5) te legaliseren aangezien deze zonder omgevingsvergunning is gebouwd. Op basis van het geldende bestemmingsplan bedraagt de oppervlakte aan bestaande bijgebouwen 200 m2. In de nieuwe situatie bedraagt de oppervlakte van bijgebouwen 507,5 m2. Er is derhalve sprake van een toename van 307,5 m2 aan bebouwing die op grond van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' mogelijk wordt gemaakt. Immers, er worden 515 m2 aan aangekochte sloopmeters van de Langeveenseweg 133 te Geesteren ingezet om de extra oppervlakte aan bijgebouwen mogelijk te maken. In paragraaf 3.3.2 wordt het plan getoetst aan de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit'.
Om aansluiting bij het jong ontginningslandschap te behouden is het van belang om de openheid te waarderen. Belangrijk hierbij is om de doorzichten vanuit het jong ontginningslandschap te koesten en de leesbaarheid van het landschapstype te behouden. Zo worden er struweelbosjes aan de Oostzijde aangeplant, maar met zichtlijnen naar het open landschap. Diverse solitaire bomen worden er aangeplant. Ook wordt er een fruitgaard aangeplant met Oud Hollandse rassen. Verder bestaat het gekozen beplantingsmateriaal uit voornamelijk autochtoon inheemse soorten, gebaseerd op de aanwezige Veldpodzolgrond (Hn21) met grondwatertrap VI. (H 40-80 L >120). In Bijlage 2 is het erfinrichtingsplan voor de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren opgenomen.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Conclusie
In de NOVI wordt voor het landelijk gebied aangegeven dat een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied vraagt om een verantwoorde herinrichting van het landelijk gebied en een verbetering van de milieukwaliteit. Bij ontwikkelingen in het landelijk gebied moet cultureel erfgoed en unieke landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten behouden en versterkt worden. Waar mogelijk en gewenst dienen nieuwe kwaliteiten toegevoegd te worden. Voor een landelijk gebied dat zich toekomstbestendig kan ontwikkelen, is nodig dat de bereikbaarheid, de economische kracht en de beschikbaarheid van voorzieningen ook voldoende worden meegenomen in het Nationaal Programma Landelijk gebied. Vrijkomende agrarische bebouwing kan gebruikt worden voor het ontwikkelen van nieuwe functies en woonconcepten.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de sloop van agrarische bedrijfsbebouwing aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren. Door middel van de voormalige Schuur voor Schuur-regeling, zoals vervat in artikel 3.2 van de beleidsnota Buitengebied met kwaliteit van de gemeente Tubbergen, kan in ruil voor de sloop van landschapsontsierende bebouwing elders extra bebouwing mogelijk gemaakt worden in de gemeente Tubbergen en Dinkelland.
Als gevolg van de sloop van de landschapsontsierende bebouwing wordt het plangebied aan de Langeveenseweg 133 landschappelijk ingepast (zie paragraaf 2.2 en Bijlage 1). Daarnaast worden de nieuwbouwlocaties aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren en de Almelosestraat 75 te Agelo landschappelijk ingepast. Aan de Vriezenveenseweg 40 worden struweelbosjes aan de Oostzijde aangeplant, maar met zichtlijnen naar het open landschap. Daarnaast worden er diverse solitaire bomen aangeplant en wordt er een fruitgaard aangeplant met Oud Hollandse rassen. Voor de Almelosestraat 75 te Agelo wordt een separate bestemmingsplanprocedure doorlopen in de gemeente Dinkelland. Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling binnen de prioriteiten van de NOVI past.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag is een belangrijk criterium voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Volgens de Nota van Toelichting van de Ladder voor duurzame verstedelijking worden ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals bijvoorbeeld Ruimte-voor-Ruimteregelingen, niet gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op het reduceren (en verplaatsen) van bebouwing en kan in lijn met de Nota van Toelichting niet worden aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet van toepassing.
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Hieronder wordt het plan getoetst aan de relevante artikelen uit de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
lid 1
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
lid 2
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:
Doorwerking voor voorliggend plan:
Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische borging van de sloop van circa 1.190 m2 aan bebouwing en de uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijfsgebouw met een oppervlakte van 105 m2.
Daarnaast maakt het plan de realisatie van nieuwe bijgebouwen 307,5 m2 op het perceel aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren mogelijk. Deze extra oppervlakte aan bijgebouwen is mogelijk door de sloop van een veelvoud van landschapsontsierende bebouwing aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren. Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt 515 m2 aan landschapsontsierende bebouwing aan de Langeveenseweg 133 gesloopt. De overige 675 m2 van de sloopmeters wordt ingezet om aan de Almelosestraat 75 te Agelo extra bouwmogelijkheden mogelijk te maken. Op basis van de voorgenomen ontwikkeling neemt de bebouwde oppervlakte in het buitengebied van de gemeente Tubbergen aanzienlijk af. Het plan voldoet aan de uitgangspunten van artikel 2.1.3 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Doorwerking voor voorliggend plan:
Onderhavig plan betreft de sloop van landschapsontsierende bebouwing aan de Langeveenseweg 133 en de uitbreiding van één bestaand agrarisch bedrijfsgebouw met een oppervlakte van 105 m2. Voor de Langeveenseweg 133 is een landschapsplan opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit van het erf te versterken. Het landschapsplan is opgenomen in Bijlage 1. Op basis van het landschapsplan kan worden geconcludeerd dat het voornemen een positieve bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied van Tubbergen.
Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Doorwerking voor voorliggend plan:
De gemeente Tubbergen heeft het beleid voor het buitengebied vervat in de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit'. Het doel van deze beleidsregel is meervoudig. Enerzijds is deze beleidsregeling bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied in stand te houden en te verbeteren. Anderzijds is het doel van deze beleidsregeling om (economische) ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken om zo een bijdrage te leveren aan een vitaal en leefbaar buitengebied. Deze beleidsregel is uitsluitend van toepassing op het buitengebied van de gemeente en de regels en voorwaarden uit deze notitie zijn een nadere gemeentelijke uitwerking van het provinciaal beleid waaronder artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van de Omgevingsverordening Overijssel. De beleidsnota vervangt de voorheen geldende Rood voor Rood-regeling, Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, Schuur voor Schuur-beleid en het VAB+ beleid.
Op grond van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' is het mogelijk om de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning te vergroten mits elders binnen de gemeente Dinkelland of Tubbergen landschapontsierende gebouwen worden gesloopt tegen de daarvoor geldende bouw-/sloopverhouding.
Als gevolg van de afschaling van de agrarische bedrijfsactiviteiten wordt aan de Langeveenseweg 133 1.190 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Deze sloopmeters worden in het kader van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' (artikel 3.2) ingezet voor het vergroten van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken aan de Almelosestraat 75 te Agelo (gemeente Dinkelland) en de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren. Voor de ontwikkeling aan de Almelosestraat 75 te Agelo wordt 675 m2 van de sloopmeters ingezet conform de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit'. Voor de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren wordt 515 m2 aan sloopmeters aangewend om de verruiming van 307,5 m2 aan bijgebouwen mogelijk te maken.
Als gevolg van de sloop en nieuwbouw worden zowel de slooplocatie als de nieuwbouwlocaties landschappelijk ingepast. In Bijlage 1 en Bijlage 2 zijn de landschappelijke inpassingsplannen van de Langeveenseweg 133 en de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren weergegeven. Voor de locatie Almelosestraat 75 te Agelo (gemeente Dinkelland) wordt een separate bestemmingsplanprocedure doorlopen. Daarin wordt de landschappelijke inpassing geborgd.
Op basis van vorenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling zowel op de bouw- als slooplocaties leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarmee is de geboden ontwikkelingsruimte in balans met de investering in de ruimtelijke kwaliteit. Het plan is in overeenstemming met artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening Overijssel.
Artikel 2.6.4 Nieuwe ontwikkelingen Nationale Landschappen
Bestemmingsplannen voorzien alleen in nieuwe ontwikkelingen binnen gebieden die in artikel 2.6.2 begrensd zijn als Nationaal Landschap als die bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de kernkwaliteiten als benoemd in artikel 2.6.3 (kernkwaliteiten Nationaal Landschap Noordoost-Twente) en zoals nader uitgewerkt in bijlage 7 van de verordening. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente zijn:
Doorwerking voor voorliggend plan:
Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de sloop van 1.190 m2 aan landschapsontsierende bebouwing, de uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijfsgebouw met een oppervlakte van 105 m2 en de landschappelijke inpassing van het erf. De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente worden als gevolg van het plan niet aangetast.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 en 3.3 zijn fragmenten van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart Langeveenseweg 133, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is aangeduid met kruis (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.3: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart Vriezenveenseweg 40, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is aangeuid met kruis (bron: provincie Overijssel)
Voor het plangebied Langeveenseweg 133 geldt het ontwikkelingsperspectief 'Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'. Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming de ruimte krijgt. Die ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden. Onder verduurzaming verstaan we hier: realisatie van de waterkwaliteitsdoelen, gezondheid en welzijn van mens en dier, bijdrage aan de energietransitie, natuuropgaven, klimaatbestendigheid en ketenoptimalisatie, en ontwikkelen met aandacht voor – en waar mogelijk in dialoog met – omwonenden. Agrarische ondernemers staan voor de uitdaging om hun – vaak grote – gebouwen en erven zo vorm te geven dat ze passen bij maat en schaal van het landschap en de ruimtelijke en milieukwaliteit versterken.
Initiatieven binnen het ontwikkelingsperspectief Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap mogen de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw in principe niet beperken en dienen aan te sluiten bij de bestaande bebouwing, weginfrastructuur en openbaar vervoer (ov)-routes. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de landbouw, rekening houdend met specifieke omstandigheden en de grenzen aan de mogelijkheden van het waterbeheer (onder andere door de klimaatverandering).
De initiatiefnemer is voornemens om het agrarisch bedrijf af te schalen. Er wordt circa 1.190 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt (melk- en rundveetak). De initiatiefnemer wenst twee schuren met gezamenlijke oppervlakte van 1.758 m2 te behouden en te gebruiken voor de varkenshouderij. Daarbij wenst de initiatiefnemer een van deze gebouwen uit te breiden met een werkentuigenberging van 105 m2. Het voornemen aan de Langeveenseweg 133 is in overeenstemming met het geldende ontwikkelingsperspectief.
Voor het plangebied aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren geldt het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Dit ontwikkelingsperspectief richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
In dit ontwikkelingsperspectief zijn ook plekken waar, door de ruimtelijke structuur van het landschap, de beschikbare milieuruimte of reeds aanwezige bebouwing, de ontwikkelruimte van agrarische bedrijven beperkt is. Hier liggen ontwikkelkansen voor andere vormen van bedrijvigheid (denk aan dienstverlenende zelfstandigen zonder personeel) die de ruimtelijke structuur versterken. Binnen dit ontwikkelingsperspectief kunnen nieuwe functies een plek krijgen op bestaande vrijkomende erven waar dit tevens maatschappelijke opgaven als behoud en ontwikkeling van cultuurhistorie, natuur en landschap ondersteunt. Zo worden vitaliteit en omgevingskwaliteit in samenhang versterkt.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van een bestaand woonerf. Als gevolg van de sloop van landschapsontsierende bebouwing aan de Langeveenseweg 133 worden op grond van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' extra bouwmogelijkheden verkregen voor de verruiming van de bijgebouwen aan de Vriezenveenseweg 40. Als gevolg van het plan wordt het erf landschappelijk ingepast, waarbij het onder andere van belang is om de openheid te waarderen. Daarnaast worden er struweelbosjes, solitaire bomen en een fruitgaard aangeplant waardoor de omgevingskwaliteit wordt versterkt. Het plan is in overeenstemming met het geldende ontwikkelingsperspectief.
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag geeft aan het plangebied aan de Langeveenseweg 133 en Vriezenveenseweg 40 het kenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen' (zie figuur 3.4 en 3.5).
Figuur 3.4: Natuurlijke laag Langeveenseweg 133, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.5: Natuurlijke laag Vriezenveenseweg 40, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de oppervlakte van de provincie. Na de ijstijden bleef er in grote delen een reliëfrijk – door de wind gevormd – zandlandschap achter, dat gekenmerkt wordt door relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/ nat gebied. Soms vlak bij elkaar, soms verder van elkaar verwijderd.
De ambitie is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan bijvoorbeeld door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met ‘natuurlijke’ soorten. En door de (strekkings)richting van het landschap te benutten in gebiedsontwerpen.
Het plan voorziet in de sloop van agrarische bedrijfsgebouwen en een kleine uitbreiding van een agrarisch bedrijfsgebouw aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren. Daarnaast wordt als gevolg van de sloop van agrarische bedrijfsbebouwing aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren in het kader van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' 307,5 m2 aan extra bijgebouwen mogelijk gemaakt op een bestaand woonerf. Zowel de slooplocatie als de nieuwbouwlocatie worden landschappelijk ingepast. Aangezien er op beide erven in de huidige situatie reeds bebouwing aanwezig is, kan geconcludeerd worden dat het plan - de sloop van bebouwing aan de Langeveenseweg 133 en de bouw van extra bijgebouwen aan de Vriezenveenseweg 40 - geen afbreuk doet aan de kenmerken van de dekzandvlakten en ruggen.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'jong heide- en broekontginningslandschap' aan het plangebied aan de Langeveenseweg 133 en Vriezenveenseweg 40 toe. In figuur 3.6 en 3.7 zijn fragmenten van de betreffende kaart weergegeven.
Figuur 3.6: Laag van het agrarische cultuurlandschap Langeveenseweg 133, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Figuur 3.7: Laag van het agrarische cultuurlandschap Vriezenveenseweg 40, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
De grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Aanvankelijk kleinschalig en min of meer individueel door keuterboertjes, later werd de ontginning planmatig en grootschalig aangepakt (tot in de jaren 60 van de 20e eeuw). De grote natte broekgebieden ondergingen een vergelijkbare ontwikkeling, waardoor de natte en de droge jonge ontginningen nu gelijkenis vertonen.
De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijk raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen. De ambitie is verder de landschappelijke karakteristieken voor weidevogels in stand te houden en te versterken.
Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimtematen.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet aan de Langeveenseweg in de sloop van 1.190 m2 aan landschapsontsierende bebouwing als gevolg van de afschaling van het agrarisch bedrijf. Wel wenst de initiatiefnemer de varkenshouderij voort te zetten, door het behoud van 1.758 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen, waarbij tevens de wens bestaat om een werktuigenberging met een oppervlakte van 105 m2 te realiseren.
De nieuwe ontwikkeling wordt landschappelijk ingepast, zie Bijlage 1. De gebiedskenmerken van de heideontginningen zijn als uitgangspunt genomen bij het landschapsplan.
Aan de Vriezenveenseweg 40 wordt het erf herontwikkeld waarbij enkele bijgebouwen gesloopt worden, enkele bijgebouwen gehandhaafd worden en een nieuw bijgebouw met een oppervlakte van 330 m2 wordt gerealiseerd. Het erf wordt als gevolg van het plan landschappelijk ingepast, zie Bijlage 2. Om aansluiting bij het jong ontginningslandschap te behouden is het van belang om de openheid te waarderen. Belangrijk hierbij is om de doorzichten vanuit het jong ontginningslandschap te koesten en de leesbaarheid van het landschapstype te behouden. Zo worden er struweelbosjes aan de Oostzijde aangeplant, maar met zichtlijnen naar het open landschap.Diverse solitaire bomen worden er aangeplant. Ook wordt er een fruitgaard aangeplant met Oud Hollandse rassen.
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de kenmerken van het jong heide- en broekontginningslandschap.
Stedelijke laag & Laag van de beleving
De 'Stedelijke laag' en de 'Laag van de beleving' hebben binnen de plangebieden geen specifieke kenmerken en blijven daarom verder buiten beschouwing.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De gemeenteraad van de gemeente Tubbergen heeft op 16 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Tubbergen' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Tubbergen, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Tubbergen en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.
De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Tubbergen' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:
De gemeente Tubbergen wil een economische sterk buitengebied met veel verschillende functies, waarin alle bewoners en gebruikers aan hun trekken komen. Het Twentse landschap van Dinkelland is een uniek coulisselandschap met houtwallen, singels, essen, ontginningen, natuurgebieden en landgoederen. Dit landschap draagt in grote mate bij aan de identiteit van de streek. De houtwallen en singels vormen verbindingen van natuurgebied naar natuurgebied die voor veel planten en dieren belangrijk zijn. Kortom zowel mensen als dieren voelen zich hier thuis. Het is voor iedereen belangrijk om een sterk en mooi buitengebied te behouden.
In het buitengebied van Tubbergen komen veel verschillende functies voor die allemaal ruimte nodig hebben. Zoals landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en ook wonen. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Dit zijn bijvoorbeeld de hernieuwbare opwekking van energie en de vraag naar voldoende waterberging.
Al deze functies leggen samen veel druk op het buitengebied. Daarom het uitgangspunt: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Tubbergen streeft naar een buitengebied met een mooie balans tussen het landgebruik, de leefbaarheid en de kwaliteit van landschap, bodem, water en lucht. Dat maakt het buitengebied sterker en is gunstig voor de leefbaarheid. Dit wordt gedaan samen met de inwoners, partners en de gebruikers.
De speerpunten voor het buitengebied zijn:
Toets
Op grond van de waardenkaart geldt voor het plangebied aan de Langeveenseweg 133 de waarde 'gericht op beperkte ontwikkeling door gemiddelde waarde en dynamiek', zie figuur 3.8.
Figuur 3.8: Uitsnede waardenkaart Omgevingsvisie Tubbergen (bron: gemeente Tubbbergen).
Voor de gebieden die zijn aangewezen als 'gericht op beperkte ontwikkeling door gemiddelde waarde en dynamiek' gelden de volgende waarden:
Bij nieuwe ontwikkelingen dient ingespeeld te worden op:
De initiatiefnemer is voornemens om de agrarische bedrijfsactiviteiten op het perceel af te schalen, waarbij enkele nog de varkenshouderij wordt doorgezet. Als gevolg van de afschaling wordt 1.190 m2 aan agrarische bebouwing gesloopt en in het kader van de Beleidsnota Buitengebied met kwaliteit ingezet voor de vergroting van de oppervlakte aan bijgebouwen elders binnen de gemeente Tubbergen (Vriezenveenseweg 40 te Geesteren) en Dinkelland (Almelosestraat 75 te Agelo).
Door middel van dit bestemmingsplan wordt de sloop van 1.190 m2 aan landschapsontsierende bebouwing juridisch-planologisch geborgd, de oppervlakte kan derhalve na de sloop niet herbouwd worden. De melk- en rundveetak wordt als gevolg van de sloop beëindigd.
Aangezien de initiatiefnemer de varkenshouderijactiviteiten wenst door te zetten wenst de initiatiefnemer een werktuigenberging met een oppervlakte van 105 m2 aan één van de te behouden schuren (schuur F, zie figuur 2.1 en 2.2) te realiseren.
Om de voorgenomen ontwikkeling landschappelijk in te passen is een landschapsplan opgesteld, zie Bijlage 1. Bij het landschapsplan zijn de geldende gebiedskenmerken als uitgangspunt genomen. Aangezien er op het erf zowel gewoond als gewerkt wordt, is het van belang om de verschillende deelgebieden op het erf functioneel te ontwerpen. Om die reden zijn er deelgebieden ontworpen die in het landschapsplan en paragraaf 2.2 zijn beschreven. De deelgebieden vormen samen met de bebouwing een landschappelijk ensemble. De beplantingen fungeren als verbindende elementen die de deelgebieden met elkaar verbind. De beplanting zal voornamelijk bestaan uit soorten die van oorsprong voorkomen in de streek en passen in het Twentse landschap. Hiermee wordt behoud van waardevolle landschapselementen nagestreefd.
Voor het plangebied Vriezenveenseweg 40 geldt de waarde 'kernen met woon- en centrumfunctie'. In figuur 3.9 is een uitsnede van de waardenkaart weergegeven.
Figuur 3.9: Uitsnede waardenkaart Omgevingsvisie Tubbergen (bron: gemeente Tubbbergen).
Voor de kernen met woon- en centrumfunctie gelden de volgende waarden:
Bij nieuwe ontwikkelingen dient ingespeeld te worden op:
In de kernen met woon- en centrumfunctie ziet de gemeente Tubbergen onder andere graag een aantrekkelijke groene omgeving, vasthouden van water en veel variatie in beplanting.
Het plangebied aan de Vriezenveenseweg 40 bevindt zich aan de rand van de kern in de overgangszone naar het buitengebied. Het bouwplan maakt de realisatie van in totaal 507,5 m2 aan bijgebouwen mogelijk op een fors perceel. De ontwikkeling wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing waarbij rekening wordt gehouden met de gebiedskenmerken. Om aansluiting bij het jong ontginningslandschap te behouden is het van belang om de openheid te waarderen. Belangrijk hierbij is om de doorzichten vanuit het jong ontginningslandschap te koesten en de leesbaarheid van het landschapstype te behouden. Zo worden er struweelbosjes aan de Oostzijde aangeplant, maar met zichtlijnen naar het open landschap.Diverse solitaire bomen worden er aangeplant. Ook wordt er een fruitgaard aangeplant met Oud Hollandse rassen. Verder bestaat het gekozen beplantingsmateriaal uit voornamelijk autochtoon inheemse soorten.
Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is met de Omgevingsvisie Tubbergen.
Het buitengebied kenmerkt zich door een mix van functies als landbouw, natuur, toerisme en bedrijvigheid, recreatie en wonen, al deze functies vragen om ruimte. Daarnaast vragen nieuwe functies om ruimte. Al deze functies leggen samen veel druk op ons buitengebied. Daarom wordt ook voor de toepassing van deze beleidsregel het uitgangspunt gehanteerd: de goede functies op de goede plek. Combinaties van functies zullen nodig zijn, om alles aan bod te laten komen. De gemeente Dinkelland streeft naar een aantrekkelijk en vitaal buitengebied waar een goede balans is tussen landgebruik, ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid en economische activiteiten.
Om dit te kunnen bereiken beschikte de gemeente over diverse beleidsregelingen zoals bijvoorbeeld Rood voor Rood, Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, Schuur voor Schuur en het VAB+ beleid. Alle beleidsregelingen hebben de afgelopen jaren op hun eigen wijze een bijdrage geleverd aan een aantrekkelijk en vitaal buitengebied en de doelstellingen van deze regelingen sluiten nog prima aan bij de speerpunten voor het buitengebied zoals geformuleerd in MijnOmgevingsvisie Tubbergen.
De afgelopen jaren is echter ook geconstateerd dat het ruimtelijk beleid voor het buitengebied op onderdelen onnodig ingewikkeld is geworden en is zowel vanuit aanvragers en hun adviseurs als gemeente de wens geuit voor eenvoudiger en overzichtelijker beleid voor het buitengebied. In de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' zijn de eerdergenoemde beleidsregels en de beleidsregels ten aanzien van plattelandswoningen en nieuwe landgoederen vervat in één vereenvoudigde regeling die mede vanwege de opgaven in het buitengebied op onderdelen geactualiseerd en aangevuld is.
Doelstelling
Het doel van deze beleidsregel is meervoudig. Enerzijds is deze beleidsregeling bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied in stand te houden en te verbeteren. Anderzijds is het doel van deze beleidsregeling om (economische) ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken om zo een bijdrage te leveren aan een vitaal en leefbaar buitengebied.
Reikweidte
De beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' is uitsluitend van toepassing op het buitengebied van de gemeente en de regels en voorwaarden uit deze notitie zijn een nadere gemeentelijke uitwerking van het provinciaal beleid waaronder artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van de Omgevingsverordening Overijssel. Deze beleidsregel is niet van toepassing op de planologische mogelijkheden die de geldende bestemmingsplannen/ het omgevingsplan bij recht of met toepassing van een binnenplanse afwijking/ binnenplanse omgevingsplanactiviteit biedt. Ook is deze beleidsregel niet van toepassing op o.a. de uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen en bestaande woningbouwlocaties die binnen of direct grenzend aan de bebouwde kom zijn gelegen en richting het buitengebied worden uitgebreid en op zonne- en windparken.
Afhankelijk van de wijze waarop een ontwikkeling juridisch-planologisch geborgd moet worden, moet voor de toepassing van deze beleidsregel een procedure herziening bestemmingsplan/ omgevings-plan of een buitenplanse afwijking/omgevingsplanactiviteit worden doorlopen.
Algemene randvoorwaarden
Voor elke ontwikkeling in het buitengebied gelden bepaalde algemene randvoorwaarden waar aan voldaan moet worden. Naast dat voldaan moet worden aan het van toepassing zijnde Rijks- en provinciaal beleid en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, betreffen dit bijvoorbeeld randvoorwaarden die zijn opgesteld met het oog op ‘een goede ruimtelijke ordening’ of een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ ingeval de Omgevingswet inwerking is getreden.
Daarnaast moet bij de toepassing van deze beleidsregel in elk geval voldaan worden aan de algemene randvoorwaarden:
Sloopverhouding (Artikel 3.2 uitbreiden vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij woning)
Voor het uitbreiden van bij een woning toegelaten vrijstaande bijbehorende bouwwerken binnen de functie ‘Wonen’, gelden de volgende voorwaarden:
Toets
Door middel van dit bestemmingsplan wordt de afschaling van het agrarisch bedrijf aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren mogelijk gemaakt. Er wordt 1.190 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt en in het kader van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' ingezet voor de vergroting van de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken elders binnen de gemeenten Tubbergen en Dinkelland.
De initiatiefnemer is voornemens om alle schuren op het perceel (met uitzondering van de schuren aangeduid met F en G in figuur 3.10) te slopen. De schuren A, B en E zijn allen voorzien van asbesthoudende daken. De initiatiefnemer wenst de schuren F en G te behouden om de varkenshouderij door te kunnen zetten.
Figuur 3.10: Situatietekening agrarisch erf Langeveenseweg 133 Geesteren (bron: Building Design Architectuur)
Om op grond van artikel 3.2 van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' extra bijbehorende bouwwerken te bouwen hebben de eigenaren van het perceel aan de Almelosestraat 75 te Agelo (gemeente Dinkelland) en de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren de sloopmeters aangekocht. De initiatiefnemer van de Almelosestraat 75 te Agelo (gemeente Dinkelland) heeft schuren A en B met een oppervlakte van 119 m2 en 556 m2 (gezamenlijk 675 m2) aangekocht om aan de Almelosestraat 75 extra bebouwing mogelijk te maken. Aangezien de bouwlocatie zich in de gemeente Dinkelland bevindt zal daarvoor een separate bestemmingsplanprocedure voor doorlopen worden. De initiatiefnemer voor die bouwlocatie beschikt namelijk ook over 132 m2 aan sloopmeters van de Vlijertsdijk 1 in Deurningen (gemeente Dinkelland).
De eigenaar van het perceel Vriezenveenseweg 40 te Geesteren heeft schuur E aangekocht met een oppervlakte van 515 m2 om op het perceel Vriezenveenseweg 40 extra bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken. De eigenaar van de Vriezenveenseweg 40 is voornemens om de bijbehorende bouwwerken op het perceel te herpositioneren en extra bijbehorende bouwwerken (meer dan de toegestane 200 m2) mogelijk te maken.
De gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt als gevolg van het plan 507,5 m2. Daarmee neemt de oppervlakte toe met 307,5 m2 ten opzichte van de toegastane 200 m2. Deze verruiming is mogelijk aangezien de sloop van 515 m2 recht geeft op de bouw van 307,5 m2 aan extra bijgebouwmogelijheden conform de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit'.
Daarnaast gelden op grond van de beleidsnota ook algemene randvoorwaarden die op alle ontwikkelingen van toepassing zijn. Ten aanzien daarvan geldt het volgende.
Voor de slooplocatie en de bouwlocaties is/wordt een landschapsplan opgesteld waarin de ruimtelijke kwaliteitsverbetering wordt aangetoond. Het landschapsplan voor dit bestemmingsplan is opgenomen in Bijlage 1 (slooplocatie) en Bijlage 2 (bouwlocatie). Op basis van de landschapsplannen kan geconcludeerd worden dat de geboden ontwikkelingsruimte in balans is met de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit. De investering in de ruimtelijke kwaliteit (onder andere de aanplant en instandhouding van de landschapselementen) is middels een voorwaardelijke verplichting in de regels van dit bestemmingsplan geborgd.
In hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan is het plan getoetst aan de geldende omgevingsaspecten. Daarin wordt onder andere aangetoond dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en dat het plan geen afbreuk doet aan belangen van derden. Immers, in paragraaf 4.2 en 4.3 is aangetoond dat de aanwezige (agrarische) bedrijvigheid in de omgeving niet wordt belemmerd als gevolg van het plan. Tevens is in paragraaf 4.11 aangetoond dat het plan niet leidt tot een toename aan verkeersbewegingen en dat het parkeren op eigen terrein wordt opgevangen.
Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het plan voldoet aan de voorwaarden van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit'.
De gemeente Tubbergen heeft de beleidsnota 'De casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Het Nationaal Landschap Noordoost Twente is een gebied met zeldzame en unieke landschapskwaliteiten. Het is een gebied met stuwwallen, bronnen, beken en fraaie cultuurlandschappen. Kernkwaliteit is het waardevolle cultuurlandschap met een variatie in open en een kleinschalig besloten landschap. Schaalvergroting in de grondgebonden landbouw staat op gespannen voet met deze kleinschaligheid. Het verdwijnen van landschapselementen op perceelsgrenzen tast het kleinschalige groene karakter aan en leidt tot een afname van landschapsdiversiteit. De gemeente Tubbergen heeft samen met de provincie Overijssel en de gemeenten Dinkelland, Losser en Oldenzaal de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap.
Om vorm en inhoud te geven aan deze ambitie is een generieke methode ontwikkeld: de casco benadering. Voor de gemeente is de casco-benadering te gebruiken als beoordelingskader voor ingrepen in het landschap. Aan de hand van de casco-kaart (figuur 3.7) kan bezien worden of landschappelijke structuren deel uitmaken van het casco.
Figuur 3.7: Fragment casco-kaart Langeveenseweg 133 (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Figuur 3.8: Fragment casco-kaart Vriezenveenseweg 40 (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Op basis van de casco-kaart kan vastgesteld worden of het landschapselement tot het casco behoort of niet; daaruit volgen drie mogelijk aanvragen op basis van het casco, dit zijn:
Toets
Het plan voor de sloop van agrarische bebouwing raakt geen van de bestaande elementen op de casco-kaart. Eveens raakt de uitbreiding van een bestaande schuur door de werktuigenberging geen bestaande elementen uit de casco-kaart. De bestaande waardevolle landschapselementen blijven behouden en worden waar mogelijk versterkt. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de belangrijke landschapselementen aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren.
De sloop van bestaande bijgebouwen en de herbouw van nieuwe bijgebouwen op het perceel Vriezenveenseweg 40 raakt tevens geen bestaande elementen op de casco-kaart. Hoewel de bestaande beplanting aan de rand van het plangebied is aangemerkt als onderdeel van het casco vinden geen ingrepen in deze landschapselementen plaats. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de belangrijke landschapselementen aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt de afschaling van een agrarisch bedrijf aan de Langeveenseweg 133 juridisch-planologisch geborgd en worden extra bijgebouwen gerealiseerd op het perceel Vriezenveenseweg 40 te Geesteren middels de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit'.
Concreet wordt aan de Langeveenseweg 133 in Geesteren 1.190 m2 aan agrarische bebouwing gesloopt. Om de varkenshouderijtak door te kunnen zetten blijven twee bestaande varkensschuren behouden, waarbij een schuur wordt uitgebreid met een werktuigenberging met een oppervlakte van 105 m2. Door middel van dit bestemmingsplan wordt juridisch-planologisch geborgd dat de te slopen bebouwing niet herbouwd kan worden aan de Langeveenseweg 133.
In het kader van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit' worden in ruil voor de sloop van bebouwing aan de Langeveenseweg extra bijgebouwen mogelijk gemaakt op het perceel Vriezenveenseweg 40 te Geesteren. Concreet wordt in ruil voor de sloop van 515 m2 aan landschapsontsierende bebouwing 307,5 m2 aan extra bijgebouwmogelijkheden geboden waardoor de totale oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel Vriezenveenseweg 40 te Geesteren 507,5 m2 bedraagt.
Er is geen sprake van een activiteit die op grond van onderdeel C van het Besluit milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig is.
Om te beoordelen of er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' zoals bedoeld in onderdeel D 11.2 van het Besluit milieueffectrapportage dient beoordeeld te worden of er sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject'. Het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' is niet gedefinieerd. Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant.
Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) lijken de volgende aspecten relevant voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject:
Op basis van het geldende bestemmingsplan is reeds een (intensieve) veehouderij toegestaan. Op het perceel zijn in de huidige situatie de volgende stallen aanwezig:
Tot slot zijn alle schuren voorzien van een drijfmestopslag.
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling wordt aan de Langeveenseweg 133 1.190 m2 aan landschapsontsierende bebouwing gesloopt. Daarnaast wordt een werktuigenberging met een oppervlakte van 105 m2 gerealiseerd. In de werktuigenberging wordt geen vee gehouden.
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling wordt het agrarisch bedrijf afgeschaald, waarbij de melk- en rundveetak beëindigd wordt. De bestaande varkenshouderij wordt in de reeds daarvoor bestemde schuren doorgezet en heeft een oppervlakte van 1.863 m2 inclusief nieuwe werktuigenberging. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het plan geen betrekking heeft op een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in het Besluit m.e.r.. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op het milieu.
Ten aanzien van herpositionering en uitbreiding van de oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren wordt opgemerkt dat het plan enkel de oppervlakte aan bijgebouwen verruimd met een oppervlakte van 307,5 m2. In de vrijstaande bijgebouwen is het niet toegestaan om te wonen. De bijgebouwen worden enkel gebruikt voor het privé gebruik ten behoeve van de woning en voor het hobbymatig stallen van paarden, zoals in de huidige situatie reeds ook aanwezig is.
De nieuwe bijgebouwen worden op een passende wijze in het landschap opgenomen. De ruimtelijke uitstraling/de verandering die de ontwikkeling per saldo op de omgeving heeft is daardoor beperkt. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan geen betrekking heeft op een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in het Besluit m.e.r.. De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op het milieu.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Bij het realiseren van een nieuwe bestemming dient gekeken te worden of die nieuwe functie past in de omgeving (externe werking) en of de omgeving de nieuwe functie toelaat (interne werking). Hieronder wordt het plan getoetst aan het aspect bedrijven en milieuzonering.
Langeveenseweg 133 Geesteren
Het plangebied Langeveenseweg 133 is gelegen in het buitengebied van de Geesteren. In de nabije omgeving van het plangebied zijn overwegend agrarische weidegronden en woningen aanwezig. Het plangebied is derhalve gelegen in het omgevingstype 'rustig buitengebied'.
Externe werking
Bij de externe werking gaat het om de vraag of de realisatie van onderhavig plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
Het plan heeft betrekking op een bestaand agrarisch bedrijf. Binnen het bouwperceel/bouwvlak waarbinnen reeds agrarische bedrijfsactiviteiten (intensieve veehouderij) zijn toegestaan wordt 1.190 m2 aan agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Er blijft 1.758 m2 aan bestaande varkensschuren behouden voor de varkenshouderij. Daarnaast wordt een werktuigenberging van 105 m2 gerealiseerd binnen het bestaande bouwvlak achter een bestaande schuur. Het woon- en leefklimaat van omwonenden wordt als gevolg van het plan niet aangetast. Doordat de agrarische bedrijfsactiviteiten worden afgeschaald vindt er zelfs een verbetering plaats.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving.
In onderhavig plan is er sprake van het slopen van agrarisch bedrijfsgebouwen en een beperkte uitbreiding van een bestaande schuur. De bestemming blijft ongewijzigd, enkel de bebouwingsmogelijkheden worden begrenst. Het voornemen heeft geen negatief effect op omliggende bedrijven of functies. Een nadere toetsing voor milieuzonering is dan ook niet noodzakelijk. Er blijft sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Het plangebied Vriezenveenseweg 40 is gelegen aan de rand van de kern Geesteren in de overgangszone naar het buitengebied. In de omgeving van het plangebied is een kleinschalig industrieterrein aanwezig en is een sportcomplex aanwezig. Op basis daarvan wordt gesteld dat het plangebied is gelegen in het gebiedstype 'gemengd gebied'.
Externe werking
Bij de externe werking gaat het om de vraag of de realisatie van onderhavig plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast.
Het plan heeft betrekking op de herpositionering en uitbreiding van de bijgebouwen op het perceel ten behoeve van de woonfunctie en het stallen van enkele paarden die hobbymatig worden gehouden. De woonfunctie kan niet worden aangemerkt als een milieubelastende functie. Ten aanzien van het stallen van de paarden geldt dat ook het hobbymatig houden van paarden aan afstandseisen zijn gebonden ten aanzien van woningen van derden. Voor een paardenhouderij geldt in gemengd gebied een afstand van 30 meter. De afstand van de paardenstal tot de meest dichtbijgelegen woning van een derde bedraagt ten minste 145 meter (Breemhaarsweg 12) waardoor geconcludeerd kan worden dat het plan niet leidt tot een negatief effect op het woon- en leefklimaat van die woning.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving. Het plan voorziet in de herpositionering en uitbreiding van de oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Het is niet toegestaan om in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk te wonen. Daardoor worden er geen nieuwe milieugevoelige functies mogelijk gemaakt, waardoor geconcludeerd kan worden dat bestaande functies in de omgeving niet worden beperkt in de bedrijfsvoering.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect 'bedrijven en milieuzonering' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Toets
Langeveenseweg 133 Geesteren
Het plan heeft betrekking op een bestaand agrarisch bedrijf aan de Langeveenseweg 133. Binnen het bouwperceel/bouwvlak waarbinnen reeds agrarische bedrijfsactiviteiten (intensieve veehouderij) zijn toegestaan wordt 1.190 m2 aan agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. De te slopen bebouwing betreft een voormalige calamiteitenstal, een stal voor het houden van zoogkoeien (RAV A.2100) en enkele paarden en een schuur voor het houden van vleesvee (RAV A 6.100). Daarmee komt de melkveehouderij- en rundveetak te vervallen.
De bestaande twee varkensschuren (schuur F: RAV D 3.100 en schuur G: RAV D 3.2.7.21) blijven behouden en de varkenshouderijtak wordt doorgezet. Aangezien de varkenshouderijtak op grond van het geldende bestemmingsplan reeds is toegestaan en er geen nieuwe varkensschuren worden gerealiseerd vormt het aspect 'geur' geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Aan de Vriezenveenseweg 40 worden de bijgebouwen geherpositioneerd en wordt de oppervlakte aan bijgebouwen uitgebreid. De bijgebouwen worden gebruikt voor de woonfunctie en voor het stallen van enkele paarden die hobbymatig worden gehouden. De afstand van de paardenstal tot de dichtstbijzijnde woning van een derde bedraagt minimaal 145 meter. Derhalve wordt geconcludeerd dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Langeveenseweg 133 Geesteren
Als gevolg van de sloop van de agrarische bebouwing heeft Kruse Milieu BV een vooronderzoek conform norm NEN 5725 uitgevoerd voor de locatie aan de Langeveenseweg 133 in Geesteren.
De aanleiding voor het vooronderzoek is de voorgenomen sloop van de schuren in het kader van de beleidsnota 'Buitengebied met kwaliteit'. Het vooronderzoek dient om inzicht te krijgen in hoeverre verontreinigingen kunnen zijn ontstaan door huidige en/of voormalige (bedrijfs)activiteiten en of dat er mogelijk sprake is van een (historische) verontreiniging. Het doel van het vooronderzoek is het opstellen van een hypothese over de bodemkwaliteit (aanleiding A uit norm NEN 5725).
Het vooronderzoek is als Bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen. Hieronder worden de resultaten weergegeven.
Het besluitvormingsgebied betreft het deel van het erf met de 3 te slopen varkensschuren. De schuren zijn momenteel niet meer in gebruik. Het erf is grotendeels verhard met klinkers en deels verhard met beton.
Uit de historische topografische kaarten blijkt dat het besluitvormingsgebied vanaf circa 1935 in gebruik is als landbouwgrond. Hiervoor betrof het met name veen en heide. De boerderij is sinds 1938 aanwezig. De te slopen schuren zijn gebouwd in 1973, 1976 en 1978. De schuren ten noorden van het besluitvormingsgebied zijn gebouwd in 1992 en 2004.
Voor zover bekend is er op het erf of in de directe omgeving hiervan niet eerder een bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van de Regionale bodemkwaliteitskaart Twente (Witteveen+ Bos, maart 2018) en de Twentse Bodemkwaliteitskaart PFAS (Tauw bv, mei 2020) wordt verwacht dat de boven- en ondergrond voldoen aan de klasse AW2000.
Op de daken van de 3 te slopen schuren zijn asbesthoudende golfplaten aanwezig. Binnen het besluitvormingsgebied is sprake van 5 asbestverdachte druppelzones. De toplaag ter plekke van de druppelzones wordt als verdacht beschouwd voor asbest.
Onder de overkapping heeft vanaf 2004 een bovengrondse dieseltank gestaan met een inhoud van 1200 liter. Tevens was hier olieopslag aanwezig (2 vaten van 60 liter). De bovengrond en het grondwater ter plekke van de voormalige tanklocatie worden als verdacht beschouwd voor brandstofcomponenten. Door de eigenaar is aangegeven dat de tank al meer dan 15 jaar geleden is verwijderd.
Tot 1997 bevond de bovengrondse dieseltank zich in de voormalige machineberging. In 2000 is de schuur verbouwd en is ter plekke van de voormalige tanklocatie een mestkelder aanwezig.
De oorspronkelijke bodem is verwijderd waardoor er geen sprake meer is van een verdachte locatie. Van 1997 tot 2004 bevond de bovengrondse dieseltank zich in de berging ten noorden van de boerderij. Deze voormalige tanklocatie valt buiten het besluitvormingsgebied. Verder is er geen informatie waaruit blijkt dat de bodem mogelijk verontreinigd is. Het overige deel van het besluitvormingsgebied kan als onverdacht worden beschouwd.
Als gevolg van het plan wordt de bestemming niet gewijzigd naar een milieugevoelige functie. Daarnaast wordt als gevolg van de sloop van de bebouwing de maximum oppervlakte aan bedrijfsgebouwen juridisch planologisch verankerd. Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren worden enkele bijgebouwen gesloopt en vervangen door nieuwe bijgebouwen. De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel wordt tevens verruimd.
De vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van het privé gebruik van de woonfunctie en voor de stalling van paarden die hobbymatig worden gehouden. Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente bewoning en voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep is niet toegestaan. Derhalve worden er geen nieuwe gebouwen gebouwd waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (langer dan 2 uur) mensen verblijven. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is derhalve in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Langeveenseweg 133 Geesteren
Aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren wordt 1.190 m2 aan agrarische bebouwing gesloopt en wordt een bestaande agrarische schuur over een oppervlakte van 105 m2 uitgebreid met een werktuigenberging. Er wordt geen nieuw geluidsgevoelig object mogelijk gemaakt waardoor een toetsing aan de Wet geluidhinder achterwege kan blijven.
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Het plangebied aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren ligt binnen de geluidszone van de Vriezenveenseweg waarvoor een maximumsnelheid geldt van 80 km per uur.
Op grond van de Wet geluidhinder wordt een woning aangemerkt als een geluidsgevoelig object. Door middel van het plan wordt geen nieuwe woning mogelijk gemaakt. Het plan voorziet enkel in de herpositionering en uitbreiding van vrijstaande bijbehorende bouwwerken. Het is niet toegestaan om in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk (permanent) te wonen. Derhalve voorziet het plan niet in het toevoegen van een nieuw geluidsgevoelig object.
Voor wat betreft de bestaande woning geldt op grond van artikel 76, lid 3 Wet geluidhinder dat bij een vaststelling van een bestemmingsplan c.q. wijzigingsplan bestaande geluidsgevoelige bestemmingen gelegen in de zone van bestaande wegen niet getoetst hoeven te worden.
Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Langeveenseweg 133 Geesteren
In de 'Handreiking fijnstof en veehouderijen' (VROM, mei 2010) is een vuistregel opgenomen waarmee bepaald kan worden of bij een uitbreiding van een veehouderij sprake is van NIBM (zie onderstaande tabel, gebaseerd op de 3% NIBM grens).
Figuur 4.2: tabel NIBM bij uitbreiding van een veehouderij
Onderhavig plan voorziet in de sloop van 1.190 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen en de bouw van een werktuigenberging met een oppervlakte van 105 m2. Er is geen sprake van uitbreiding van een bestaande veehouderij. Immers, de bestaande veehouderij wordt juist afgeschaald. De melkvee- en rundveetak wordt gestopt en enkel de varkenshouderij wordt doorgezet (RAV D 3.100 en RAV D 3.2.7.21).
Het aantal vleesvarkens neemt als gevolg van dit bestemmingsplan niet toe. Daarnaast neemt de emissie van de melk- en rundveetak als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling af. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is zelfs sprake van een afname van de luchtverontreiniging.
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Gelet op de aard en omvang van het project aan de Vriezenveenseweg 40, in verhouding tot categorieën van gevallen zoals hierboven zijn beschreven, kan worden gesteld dat voorliggend plan voor de realisatie van extra bijgebouwen 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Tevens kan de realisatie van nieuwe bijgebouwen niet aangemerkt worden als de realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen de zone van een Rijks- of provinciale weg.
Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Naast de bovengenoemde wetgeving zijn tevens de volgende AMvB's, Ministeriële Regelingen en/of circulaires van toepassing op de externe veiligheid:
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Toets
Door middel van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten in het kader van externe veiligheid mogelijk gemaakt. Het plan voorziet enkel in de juridisch-planologische borging van de sloop van 1.190 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen en de bouw van 105 m2 aan werktuigenberging aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren. Aan de Vriezenveenseweg 40 worden enkel nieuwe bijgebouwen gerealiseerd en wordt het bestemmingsvlak 'Wonen' gewijzigd. Er wordt geen risicovolle inrichting of nieuw kwetsbaar object gerealiseerd waardoor geconcludeerd kan worden dat het aspect 'externe veiligheid' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan. Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de NOVI en het Nationaal Water Programma 2022-2027 (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het staat de komende jaren voor grote uitdagingen en blijft werken aan voldoende water (niet te veel, niet te weinig), omgaan met klimaatverandering, voldoen aan de eisen voor waterkwaliteit, de biodiversiteit versterken en daarnaast wordt gewerkt aan duurzame energie en circulair grondstoffengebruik.
In de Watervisie 2050 heeft het waterschap de opgaven beschreven. Daarin wordt geschetst hoe het watersysteem er in 2050 moet uitzien om goed toegerust te zijn voor alle uitdagingen.
Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma beschrijft hoe het waterschap de komende zes jaar werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.
Hieronder wordt de Watervisie 2050 en het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschreven.
Watervisie 2050
Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.
De drie belangrijkste opgaves zijn:
De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2027 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van Vechtstromen. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.
Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma sluit aan bij plannen van andere partijen zoals het Nationale waterplan (Nationaal Water Programma 2022-2027), het Stroomgebiedsbeheerplan Rijndelta en de Omgevingsvisie van de provincies Overijssel en Drenthe.
Belangrijk uitgangspunt van het Waterbeheerprogramma is de verandering van het klimaat. De weersomstandigheden zijn steeds minder vaak gemiddeld. Dat merken we de laatste twee decennia steeds duidelijker. De winters worden natter en in de zomer zijn er langere hete en droge perioden en vallen de buien steeds meer lokaal. Deze zomerbuien hebben vaker een zeer hoge intensiteit, wat leidt tot hoge afvoerpieken en overstromingen. Het watersysteem is nog niet goed toegerust op die verandering. Het is nu nog vooral ingericht op basis van gemiddelden - de normale beheersituatie enerzijds en het voorkomen van wateroverlast anderzijds - en niet op langdurige droge periodes en incidentele hoosbuien. Dit betekent dat het watersysteem aangepast moet worden. Daarbij heeft het waterschap de ambitie om te komen tot een klimaatrobuust watersysteem in 2050: een systeem dat zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht tegen een stootje kan en goed is toegerust op veranderingen en grotere weersextremen. Overeenkomstig de Watervisie 2050 heeft het waterschap de volgende hoofdlijnen aangegeven waar de komende jaren aan gewerkt wordt:
Watertoetsproces
Op 29 september 2022 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht voor de Langeveenseweg 133, zie Bijlage 4. Op grond van de watertoets geldt de normale procedure, aangezien er op het perceel agrarische activiteiten worden gericht.
De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn in de huidige situatie reeds toegestaan. Als gevolg van het plan wordt de bestaande varkenshouderijtak doorgezet en wordt de melk- en rundveetak beëindigd. De agrarische bedrijfsgebouwen van de melk- en rundveetak worden gesloopt.
Op de locatie Langeveenseweg 133 is geen drukriolering aanwezig en het vuilwater wordt afgevoerd op een IBA (septic tank). Het regenwater wordt niet op aangesloten.
De verharde oppervlakte neemt op het perceel Langeveenseweg 133 niet toe aangezien er een forse bebouwde oppervlakte wordt gesloopt. Derhalve zijn geen compenserende maatregelen nodig. Eventuele aanpassingen van de riolering op eigen terrein zijn, mocht dit noodzakelijk zijn, voor rekening van initiatiefnemer.
Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het aspect 'water' voor de Langeveenseweg 133 geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Op 13 januari 2023 is de digitale watertoets verricht voor de Vriezenveenseweg 40, zie Bijlage 5. Op grond van de watertoets geldt de korte procedure. Het waterschap heeft op voorhand geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Het perceel Vriezenveenseweg 40 is aangesloten op de drukriolering, waarop het vuilwater wordt afgevoerd. Regenwater mag hier niet op worden aangesloten. Regenwater moet op eigen terrein worden opgevangen en wordt op eigen terrein afgevoerd naar de naastgelegen sloten.
Indien de bestaande pompput als gevolg van het plan moet worden aangepast, dan komen de kosten voor rekening van de initiatiefnemer. Verwacht wordt dat een aanpassing aan de riolering niet noodzakelijk is. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat het aspect 'water' voor de Vriezenveenseweg 40 geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toetsing
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied Langeveenseweg 133 ligt op minimaal 2,81 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. Het plangebied Vriezenveenseweg 40 ligt op minimaal 1,1 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. In figuur 4.3 en 4.4 is de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natuurnetwerk Nederland weergegeven.
Figuur 4.3: Ligging plangebied Langeveenseweg 133 t.o.v. NNN (bron: Atlas van Overijssel)
Figuur 4.4: Ligging plangebied Vriezenveenseweg 40 t.o.v. NNN (bron: Atlas van Overijssel)
De bescherming van het Natuurnetwerk Nederland kent geen externe werking. Omdat het plangebied buiten het Natuurnetwerk Nederland ligt, hoeft voorgenomen initiatief niet getoetst te worden aan provinciaal beleid ten aanzien van Natuurnetwerk Nederland.
Natura 2000-gebied
De Wet natuurbescherming regelt in hoofdstuk 2 de bescherming van Natura 2000-gebieden. Dit zijn speciale beschermingszones op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De minister wijst deze gebieden aan.
Voor de Natura 2000-gebieden stelt de minister instandhoudingsdoelstellingen op voor:
De provincies stellen voor de Natura 2000-gebieden een beheerplan op (art. 2.3 Wet natuurbescherming). In het beheerplan staan maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de instandhoudingsdoelstellingen worden bereikt.
Nederland past een vergunningenstelsel toe. Hierdoor is in ons land een zorgvuldige afweging gewaarborgd rond projecten die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Vergunningen worden verleend door provincies of door het ministerie van LNV. Natura 2000-gebieden mogen geen significante schade ondervinden. Dit houdt in dat bepaalde plannen en projecten, op zichzelf óf in combinatie met andere plannen en projecten, de natuurwaarden waarvoor de gebieden zijn aangewezen niet significant negatief mogen beïnvloeden. Elke ontwikkeling in of nabij een Natura 2000-gebied dient te worden onderworpen aan een 'voortoets'. Uit de voortoets moet blijken of kan worden uitgesloten dat de gewenste werkzaamheden/ontwikkelingen een (significant) negatief effect hebben (op zichzelf of in combinatie met andere plannen of projecten). Voor alle Natura 2000-gebieden dient een beheerplan te zijn opgesteld waaruit duidelijk wordt welke activiteiten wel en niet zonder vergunning mogelijk zijn in en nabij die gebieden.
Het plangebied Langeveenseweg 133 behoort niet tot Natura 2000-gebied. Het plangebied ligt op minimaal 3,86 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied, is Engbertsdijksvenen. Het plangebied ligt daarnaast op minimaal 5,01 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Springendal & Dal van de Mosbeek.
Het plangebied Vriezenveenseweg 40 behoort eveneens niet tot het Natura 2000-gebied. Het plangebied ligt op minimaal 4,02 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Engbertsdijksvenen en op 6 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied Springendal & Dal van de Mosbeek.
In figuur 4.5 en 4.6 is de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied weergegeven.
Figuur 4.5: Ligging plangebied Langeveenseweg 133 t.o.v. Natura 2000-gebied (bron: Atlas van Overijssel)
Figuur 4.6: Ligging plangebied Vriezenveenseweg 40 t.o.v. Natura 2000-gebied (bron: Atlas van Overijssel)
Beoordeling uitvoering fysieke activiteiten
Het plangebied is niet zichtbaar vanuit Natura 2000-gebied. Negatieve effecten, zoals geluid, licht en optische verstoring zijn daarom niet aan de orde. Ook zijn in het Natura 2000-gebied geen negatieve effecten, zoals trillingen waarneembaar. Met uitzondering van het aspect stikstof, kunnen negatieve effecten op Natura 2000-gebied uitgesloten worden.
Beoordeling stikstof
Volgens de Wet natuurbescherming is een vergunning nodig voor activiteiten die kunnen leiden tot schade aan Natura 2000-gebieden, bijvoorbeeld als gevolg van stikstofdepositie (uitstoot en neerslag van stikstof). Natura 2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura 2000–gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biodiversiteit te behouden. Te veel stikstof is slecht voor planten die leven op voedselarme grond. Als deze planten verdwijnen, kan dat ook slecht zijn voor dieren die in dat gebied leven. Daarnaast leidt stikstof tot verzuring van de bodem. In sommige delen van de Natura 2000-gebieden is de hoeveelheid stikstof te hoog.
De overheid wil de hoeveelheid stikstof in de natuur (stikstofdepositie) terugdringen. Daarvoor introduceerde zij in 2015 het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Dit programma was ook gericht op het versterken van de natuur en het maakte tegelijkertijd economische ontwikkeling mogelijk. Op 29 mei 2019 heeft het hoogste bestuursorgaan van ons land, de Raad van State, de vergunningen op basis van het PAS ongeldig verklaard omdat dit in strijd is met de Europese natuurwetgeving. De overheid werkt nu aan een nieuwe aanpak stikstof. De depositie van stikstof vindt plaats in de vorm van NOx (stikstofoxide) en NH3 (ammoniak). De depositie van NOx vindt onder meer plaats bij de verbranding van fossiele brandstoffen. De depositie van NH3 is voor het overgrote deel afkomstig van de landbouw.
Om voor afzonderlijke projecten aan te tonen wat het effect is op Natura 2000-gebieden is het rekeninstrument AERIUS in het leven geroepen. Op 13 januari 2022 wordt de huidige AERIUS Calculator geactualiseerd. De belangrijkste verandering is de 'afkapgrens' van 25 km voor stikstofdepositie bij alle projecten. De aanleiding voor de nieuwe kapgrens is het eindrapport van het adviescollege 'Meten en berekenen Stikstof' (ook wel de 'Commissie Hordijk') en de uitspraak van de Raad van State over de A15 (begin 2021). Eventuele deposities voorbij deze afkapgrens worden niet in beeld gebracht. De nieuwe afkapgrens van 25 km zal vooral voor grotere projecten consequenties hebben. Hoewel in de AERIUS 2020 ook een afkapgrens was opgenomen, gold deze slechts voor wegverkeer en was de afstand veel korter (5 km).
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Deze wet regelt onder meer drie resultaatverplichtingen voor stikstofreductie: in 2025 moet minimaal 40% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura-2000-gebieden een gezond stikstofniveau hebben; in 2030 minimaal de helft en in 2035 minimaal 74%. De wet geeft de opdracht voor een programma van maatregelen om die reductie te bereiken en de natuur te herstellen. Ook regelt de wet de tussentijdse monitoring en zo nodig bijsturing. Voor de zogeheten PAS melders en initiatiefnemers die onder het PAS vergunningvrij waren is in de wet bepaald dat zij alsnog gelegaliseerd worden.
De wet maakt een gedeeltelijke vrijstelling mogelijk van de natuurvergunningplicht voor het aspect stikstof voor activiteiten van de bouwsector. Het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering werkt de stikstofwet verder uit, waaronder de bouwvrijstelling. De vrijstelling was van toepassing voor de bouw-, aanlegen sloopactiviteiten van projecten.
Op 2 november 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in de zaak Porthos echter de partiële vrijstelling van tafel geveegd. Dit betekent dat bij het maken van een stikstofberekening (AERIUS) voor de gebruiksfase van projecten, tevens de bouw-, aanleg- en sloopactiviteiten van projecten meegenomen zullen moeten worden.
Uitgangspunt van de stikstofdepositieberekening is dat een realistische/ representatieve inschatting wordt gegeven van de werkmethode en materieelinzet die in de aanlegfase benodigd zal zijn. Uit de rechtspraak van de Afdeling blijkt dat de inzet van het materieel “voldoende reëel en aannemelijk” moet zijn (vgl. AbRS 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960, r.o. 17.1). Er zijn de laatste jaren meerdere situaties doorgerekend waarbij de emissie is bepaald op basis van reële uitgangspunten, zoals ook gehanteerd in onderzoeken voor de bouwvrijstelling van kracht werd. Deze berekeningen zijn ook uitgevoerd voor sloopwerkzaamheden, heien en ontsluiting van een kleine woonwijk.
Het plan aan de Langeveenseweg 133 heeft betrekking op de sloop van 1.190 m2 aan (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing en de uitbreiding van een werktuigenberging met een oppervlakte van 105 m2. Op grond van vergelijkbare projecten waar de de sloop van een stal van 40 x 20 meter (gezamenlijk 800 m2) + kelders + erfverharding + één woning (gezamenlijk 5.800 m3) en de bouw van 2 woningen (750 m3) met 200 m3 aan schuren op een afstand van 1.250 m2 is doorgerekend, kan geconcludeerd worden dat dit niet leidt tot negatieve effecten op Natura 2000-gebied.
Aangezien het voorgenomen plan voor de Langeveenseweg 133 is gelegen op een afstand van ten minste 3,86 kilometer kan op basis van vergelijkbare projecten geconcludeerd worden dat de sloop van agrarische bebouwing en de kleinschalige uitbreiding van de werktuigenberging niet leidt tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Daarnaast wordt de melkveetak als gevolg van het plan gestaakt. Hoewel de vleesvarkenshouderijtak behouden blijft (conform de geldende milieuvergunning) is er sprake van een afname van stikstofdepositie als gevolg van de afschaling van de agrarische bedrijfsactiviteiten.
Het plan aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren voorziet in de sloop van enkele bijgebouwen en de realisatie van nieuwe bijgebouwen. Op grond van vergelijkbare projecten die zijn doorgerekend kan worden geconcludeerd dat bij de realisatie van drie vrijstaande woningen (600 m3) met bijgebouwen, inclusief bouwrijp maken en verharding/tuin op een afstand van 1.200 meter niet voorziet in een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Het plangebied Vriezenveenseweg 40 ligt op minimaal 4 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Het plan leidt derhalve niet tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied.
Soortenbescherming
Langeveenseweg 133 Geesteren
Om te onderzoeken of het voorgenomen plan voor de sloop van de agrarische bebouwing aan de Langeveenseweg 133 kan leiden tot overtreding van de Wet natuurbescherming is Natuurbank Overijssel gevraagd om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld te brengen. De resultaten zijn beschreven in de quickscan natuurwaarden (projectnummer 4207, d.d. 24 juni 2021) en opgenomen in Bijlage 6 bij de toelichting. Hieronder worden de resultaten weergegeven.
In het kader van het natuurwaardenonderzoek is het plangebied op 7 juni 2022 tijdens de daglichtperiode (ochtend) bezocht. Het onderzoeksgebied is te voet onderzocht op de aanwezigheid en potentiële aanwezigheid van beschermde flora- en faunawaarden.
De voorgenomen activiteiten worden gezien als 'ruimtelijke ontwikkeling'. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepaling 'het opzettelijk beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingsplaats', als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd2. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist of er dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode om ze te mogen verstoren en om opzettelijk de vaste rust- en voortplantingsplaats te mogen beschadigen en te vernielen. Voor het doden van beschermde diersoorten geldt geen vrijstelling van de verbodsbepalingen. Afhankelijk van de status van de beschermde soorten, kan soms ook gewerkt worden conform een door de Minister goedgekeurde, en op de situatie toepasbare, gedragscode. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de laurierstruiken verwijderd en de toegankelijke bebouwing gesloopt wordt tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling 'beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen'. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen af. Dit leidt echter niet tot wettelijke consequenties.
Vriezenveenseweg 40 Geesteren
Aan de Vriezenveenseweg 40 te Geesteren worden twee bestaande bijgebouwen gesloopt en worden nieuwe bijgebouwen gerealiseerd. De te slopen bebouwing betreft een paardenstal (kapschuurconstructie) en een overdekt terras die aan drie zijden is voorzien van een wand en volledig uit houten elementen bestaat. In Bijlage 7 is een fotoverslag van de te slopen bebouwing opgenomen.
Voor wat betreft het houten overdekte terras wordt opgemerkt dat deze ongeschikt is als verblijfplaats voor vleermuizen aangezien deze zeer sterk wordt beïnvloed door de weersinvloeden (o.a. wind, koude temperatuur etc.). De paardenstal/kapschuurconstructie beschikt hoofdzakelijk over gemetselde buitengevels met luchtspouw. Er zijn geen invliegopeningen zoals open stootvoegen of ventilatieopeningen die vleermuizen de kans bieden een verblijfplaats te bezetten. Ook sluiten de daklijsten en de betimmering van het dakoverstek naadloos aan op de buitengevels. Door de sloop van de bebouwing wordt geen vleermuis verstoord of gedood en wordt geen vaste rust- of voortplantingslocatie verstoord, beschadigd of vernield. Tevens geldt dat bij alle werkzaamheden de algemene zorgplicht van de Wet natuurbescherming in acht moet worden genomen. Conform artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming houdt de zorgplicht in dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor beschermde gebieden, in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn/haar handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor een beschermd gebied of voor in het wild levende soorten, wordt geacht deze handelingen achterwege te laten. Indien het achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevraagd, worden maatregelen getroffen om de gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
Op grond van het geldende bestemmingsplan geldt voor zowel het plangebied aan de Langeveenseweg 133 als de Vriezenveenseweg 40 de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Voor bouwwerkzaamheden en grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld geldt dat een een archeologisch onderzoek moet plaatsvinden om aan te tonen :
Toets
De sloopwerkzaamheden aan de Langeveenseweg 133 hebben betrekking op een oppervlakte van 1.190 m2. Daarnaast wordt er een werktuigenberging gebouwd met een oppervlakte van 105 m2.
Aan de Vriezenveenseweg 40 worden enkele bijgebouwen gesloopt, worden nieuwe bijgebouwen gerealiseerd en wordt de maximale oppervlakte aan bijgebouwen verruimd naar maximaal 507,5 m2. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat op beide plangebieden geen grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 5.000 m2 en dieper dan 40 cm onder maaiveld plaatsvinden, waardoor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toets
In het plangebied aan de Langeveenseweg 133 en Vriezenveenseweg 40 te Geesteren zijn geen gemeentelijke en/of rijksmonumenten aanwezig. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Verkeer
Het plangebied aan de Langeveenseweg 133 wordt ontsloten via de Langeveenseweg die het plangebied verbindt met de kern Geesteren en de Hardenbergerweg N343. Als gevolg van het plan worden de agrarische bedrijfsactiviteiten afgeschaald waardoor het aantal verkeersbewegingen afneemt. De grootste afname van het aantal verkeersbewegingen heeft betrekking op het halen en brengen van vee en veevoer. Het aspect 'verkeer' levert voor het perceel Langeveenseweg 133 geen belemmeringen op voor dit plan.
Het plangebied aan de Vriezenveenseweg 40 wordt via een uitrit ontsloten op de Vriezenveenseweg. De Vriezenveenseweg verbindt de kern Geesteren met Vriezenveen en kent ter hoogte van het plangebied een maximum snelheid van 80 km per uur. Als gevolg van het plan worden de bijgebouwen op het perceel geherpositioneerd en wordt de oppervlakte van de bijgebouwen uitgebreid. De uitbreiding van de bijgebouwen leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied. De bijgebouwen worden gebruikt voor het privégebruik ten behoeve van de woonfunctie en voor het stallen van enkele paarden die hobbymatig worden gehouden. Het aspect 'verkeer' levert voor het perceel Vriezenveenseweg 40 geen belemmeringen op voor dit plan.
Parkeren
Het afschalen van het agrarisch bedrijf aan de Langeveenseweg 133 leidt niet tot een toename van de parkeerbehoefte. De huidige parkeerbehoefte ten behoeve van de eigenaar van het perceel kan op eigen terrein worden opgevangen. Op het terrein is voldoende verharding nabij de bedrijfswoning aanwezig om te voorzien in de parkeerbehoefte, zie Bijlage 1.
Voor de Vriezenveenseweg 40 geldt dat de oppervlakte aan bijgebouwen niet leidt tot een toename van de parkeerbehoefte. De bijgebouwen worden gebruikt ten behoeve van de woonfunctie. Tevens moet worden opgemerkt dat op het erf voldoende ruimte is om in de bestaande parkeerbehoefte te voorzien. Het aspect 'parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van het parkeren dat op eigen terrein moet plaatsvinden.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is het plangebied aan de Langeveenseweg 133 te Geesteren bestemd als 'Agrarisch -1'. Gronden met deze bestemming zijn hoofdzakelijk bestemd voor het agrarisch gebruik en de uitoefening van een agrarisch bedrijf ter plaatse van het bouwvlak, waarbij uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen "reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied" tevens agrarische bedrijfsvoering in de vorm van intensieve veehouderij mag worden uitgeoefend.
Tevens is het wonen ten behoeve van het agrarisch bedrijf toegestaan, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf, een vrij beroep, mantelzorg, mantelzorg en/of bed and breakfast.
In de bouwregels is de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen specifiek bepaald door middel van een aanduiding op de verbeelding.
De burgerwoningen in het buitengebied zijn onder de bestemming 'Wonen' gebracht. De woonfunctie kan bij recht gecombineerd worden met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. Ook bed and breakfast en bestaande kleinschalige kampeerterreinen zijn bij de woonfunctie toegestaan. Nieuwe kleinschalige kampeerterreinen zijn via een afwijking mogelijk. Overige bedrijfsmatige activiteiten bij de woonfunctie zijn specifiek aangeduid.
De bouwregels zijn opgesplitst in bouwregels voor:
Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden onder meer de volgende bouwregels:
Bij woningen is het mogelijk om aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken te bouwen. Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter. De bouwhoogte zal ten minste 1,00 meter lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw. De dakhelling zal ten hoogste 60° bedragen.
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie B onder 1, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 29 september 2022 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 20 december 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.