Plan: | Buitengebied, Delmaweg 14, Ketnerweg 2, Kapsweg 46 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.BUIBPDELMAW14-VG01 |
Voor de locatie aan de Delmaweg 14 in Geesteren is een plan ontwikkeld. De initiatiefnemers willen met dit bestemmingsplan een schuur van 412,5 m² bouwen op het erf aan de Delmaweg 14 in Geesteren door middel van het doorlopen van de zogenoemde Schuur voor Schuur regeling van de gemeente Tubbergen. De schuur wordt door initiatiefnemer benut ten behoeve van een installatiebedrijf en een houthandel.
Voor het plan wordt op twee locaties binnen de gemeente landschapontsierende bebouwing gesloopt. Het betreft een schuur van 300 m² aan de Ketnerweg 2 in Geesteren en een schuur van 275 m² aan de Kapsweg 46 in Tubbergen.
Daarnaast zal ook een bestaand bijgebouw gesloopt worden aan de Delmaweg 14. Er kan met inachtneming met de hobbyboerregeling op basis van het huidige bestemmingsplan 200 m² aan bijgebouwen worden gebouwd aan de Delmaweg 14. Momenteel staat er 225 m² aan bijgebouwen, waarvan 125 m² met vergunning is gebouwd en 100 m² zonder vergunning. Het bouwwerk zonder vergunning (van 100 m²) wordt gesloopt. Er resteert dan nog een bouwmogelijkheid van 75 m². Deze bouwmogelijkheid wordt meegenomen in de vierkante meters van de nieuw te bouwen schuur (412,5 m²).
Deze ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan, waardoor een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk is. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
Ligging
Delmaweg 14, Geesteren
Het plangebied bestaat onder meer uit een erf aan de Delmaweg 14 in Geesteren. Het plangebied ligt in het buitengebied, ten zuiden van de kern Geesteren. Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente kadastrale gemeente Tubbergen, sectie K, perceelsnummer 5292. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied Delmaweg 14 te Geesteren (bron: PDOK, bewerking Ad Fontem)
Ketnerweg 2, Geesteren
Het plangebied aan de Ketnerweg 2 in Geesteren bestaat uit het perceel kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie B, nummer 3618. Het plangebied ligt in het buitengebied van Geesteren, ten noordoosten van de kern Geesteren. In figuur 1.2 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.2: Ligging plangebied Ketnerweg 2 te Geesteren (bron: PDOK, bewerking Ad Fontem)
Kapsweg 46, Tubbergen
Het plangebied aan de Kapsweg 46 in Tubbergen bestaat uit het perceel kadastraal bekend als gemeente Tubbergen, sectie Q en perceelnummers 990 en 989. Het plangebied ligt in het buitengebied van Tubbergen, ten oosten van de kern Tubberegn. In figuur 1.3 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.3: Ligging plangebied Kapsweg 46 te Tubbergen (bron: PDOK, bewerking Ad Fontem)
Begrenzing
De globale begrenzing van het plangebied is in de onderstaande figuren voor iedere locatie separaat weergegeven (rood omkaderd). In deze figuren is een luchtfoto met kadastrale grenzen weergegeven waarop de planlocatie te zien is. De begrenzingen komen gedeeltelijk overeen met de grenzen van het erf en de landschappelijke inpassing in voorliggend plan. Zie de digitale verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.
Delmaweg 14, Geesteren
Figuur 1.4: Begrenzing plangebied (bron: kadastralekaart.com)
Ketnerweg 2, Geesteren
Figuur 1.5: Begrenzing plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Kapsweg 46, Tubbergen
Figuur 1.6: Begrenzing plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Voor alle drie locaties geldt het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016'. Het bestemmingplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' is door de gemeenteraad van Tubbergen op 23-05-2016 vastgesteld. In onderstaande figuren is een fragment uit de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen.
Delmaweg 14, Geesteren
Figuur 1.7: Uitsnede bestemmingsplan planlocatie Delmaweg 14 Geesteren (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Aan het plangebied zijn de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch -1' toegekend met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en gebiedaanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor enerzijds woonhuizen en anderzijds agarisch gebruik.
Het geldende bestemmingsplan biedt onvoldoende mogelijkheden om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken aangezien de beoogde schuur deels voorzien is buiten de huidige woonbestemming en het maximale oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken overschrijdt. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk.
Ketnerweg 2, Geesteren
Figuur 1.8: Uitsnede bestemmingsplan planlocatie Ketnerweg 2 Geesteren (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Aan het plangebied is de bestemming 'Wonen' toegekend met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor woonhuizen.
Kapsweg 46, Tubbergen
Figuur 1.9: Uitsnede bestemmingsplan planlocatie Kapsweg 46 Tubbergen (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Aan het plangebied is de bestemming 'Agrarisch -1' toegekend met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' en gebiedaanduiding 'overige zone - geen boom- en sierteelt toegestaan'. De gronden zijn daarmee in eerste instantie bestemd voor het agrarisch gebruik.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied, Delmaweg 14, Ketnerweg 2, Kapsweg 46' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
Delmaweg 14, Geesteren
In de huidige situatie is er aan de Delmaweg 14 in Geesteren sprake van een woonerf bestaande uit een woning met meerdere bijgebouwen. Het woonerf wordt ontsloten via de Delmaweg, een rustige 60 km/u weg in het buitengebied van Geesteren. Eén bijgebouw op het erf wordt gesloopt (ca. 100 m², rood aangegeven in figuur 2.1). Het andere bijgebouw (ca. 125 m²) blijft behouden. Dat betekent dat op de locatie Delmaweg 14 nog 75 m² aan bijgebouwen kan worden gebouwd op basis van de hobbyboerregeling. In de directe omgeving bevinden zich voornamelijk woonbestemmingen en agrarische gronden.
Figuur 2.1: huidige situatie Delmaweg 14 Geesteren (bron: Cyclomedia)
Ketnerweg 2, Geesteren
In de huidige situatie is er aan de Ketnerweg 2 in Geesteren sprake van een woonerf bestaande uit een woning met meerdere bijgebouwen. Hiervan wordt één schuur van een oppervlakte van 300 m² gesloopt (rood in figuur 2.2). Het woonerf wordt ontsloten via de Ketnerweg en vervolgens de N343 (Hardenbergerweg). In de directe omgeving bevinden zich voornamelijk woonbestemmingen en agrarische gronden.
Figuur 2.2: huidige situatie Ketnerweg 2 Geesteren (bron: Cyclomedia)
Kapsweg 46, Tubbergen
In de huidige situatie is er aan de Kapsweg 46 in Tubbergen sprake van een (voormalig) agrarisch erf bestaande uit een woning met meerdere bijgebouwen. Hiervan wordt één schuur van een oppervlakte van 275 m² gesloopt (rood in figuur 2.3). Het woonerf wordt ontsloten via de Kapsweg, een rustige 60 km/u weg in het buitengebied van Tubbergen. In de directe omgeving bevinden zich voornamelijk woonbestemmingen en agrarische gronden.
Figuur 2.3: huidige situatie Kapsweg 46 Tubbergen (bron: Cyclomedia)
Delmaweg 14, Geesteren
Aan de Delmaweg 14 in Geesteren wordt een nieuwe schuur (412,5 m²) gebouwd door middel van het doorlopen van de Schuur voor Schuur regeling van de gemeente Tubbergen. Initiatiefnemer is eigenaar van zowel een houthandel als van een installatiebedrijf. De wens is om deze functies vanuit de locatie Delmaweg 14 uit te kunnen oefenen. Er is dan ook sprake van een bedrijf aan huis voor initiatiefnemer.
Om de ontwikkeling mogelijk te maken wordt er op drie locaties gesloopt, waaronder aan de Delmaweg 14 zelf. Hier wordt een bijgebouw van 100 m² gesloopt. Een ander bijgebouw blijft behouden (125 m²). Op het perceel is in totaal 200 m² aan bijgebouwen mogelijk conform de hobbyboer-regeling. De resterende 75 m² wordt gebruikt om de nieuwe schuur mogelijk te maken. De landschappelijke inpassingsschets is tevens opgenomen in Bijlage 1.
Op twee andere locaties in de gemeente Tubbergen worden de overige sloopmeters gehaald. Dit betreft de Ketnerweg 2 in Geesteren en Kapsweg 46 in Tubbergen.
Figuur 2.4: toekomstige situatie Delmaweg 14, Geesteren (bron: N+L Landschapsontwerpers)
Ketnerweg 2, Geesteren
Aan de Ketnerweg 2 in Geesteren wordt een landschapontsierende schuur met asbesthoudende golfplaten van 300 m² gesloopt aan de oostzijde van het erf. De landschappelijke inpassingsschets is tevens opgenomen in Bijlage 2.
Figuur 2.5: toekomstige situatie Ketnerweg 2, Geesteren (bron: N+L Landschapsontwerpers)
Kapsweg 46, Tubbergen
Aan de Kapsweg 46 in Tubbergen wordt een landschapontsierende schuur met asbesthoudende golfplaten van 275 m² gesloopt aan de zuidzijde van het erf. De landschappelijke inpassing is tevens opgenomen in Bijlage 3.
Figuur 2.6: toekomstige situatie Kapsweg 46, Tubbergen (bron: N+L Landschapsontwerpers)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied en past daarmee binnen de prioriteiten van de NOVI.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
In het onderhavig plan is sprake van een toename van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen aan de Delmaweg 14 in Geesteren. In ruil hiervoor wordt een geruime hoeveelheid landschapsontsierende agrarische bebouwing gesloopt op twee adressen binnen de gemeente Tubbergen (Ketnerweg 2 Geesteren en Kapsweg 46 Tubbergen). Dit conform het Schuur voor Schuur beleid van de gemeente Tubbergen zoals ook is uitgewerkt in paragraaf 3.3.2 Hierdoor neemt - ondanks de verruimde oppervlakte aan de Delmaweg 14 - de totale oppervlakte aan bebouwing in het buitengebied van de gemeente Tubbergen af. Indien er in het geheel geen sprake is van toename van het ruimtebeslag, dan is de Afdelingslijn dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zo overweegt de Afdeling in haar uitspraak van 10 december 2014 (zaak nr. 201310814/1/R1).
Een bestemmingsplan dat ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan geen uitbreiding van de maximaal toegelaten oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mogelijk maakt, maar alleen een planologische functiewijziging, voorziet in beginsel niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, tenzij die planologische functiewijziging een zodanige aard en omvang heeft dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Gezien de kleinschaligheid en de aard van de ontwikkeling kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Ook wanneer de Ladder niet van toepassing is, zal gemotiveerd moeten worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921). Voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2018/2019 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
In het voorliggende geval dienen bij de afweging in de eerste fase, de 'generieke beleidskeuzes' de volgende artikelen te worden getoetst:
Hierna worden de artikelen nader getoetst.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Doorwerking voor voorliggend plan:
Onderhavig plan betreft het mogelijk maken van een extra bijgebouw (412,5 m²) aan de Delmaweg 14 in Geesteren. Hiervoor wordt de huidige woonbestemming vergroot om het bijgebouw op een passende en bruikbare locatie te kunnen situeren. Met een erfinrichtingsplan wordt geborgd dat er sprake blijft van ee zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, zoveel mogelijk in aansluiting bij het huidige erf.
Ter compensatie van het voornemen wordt op meerdere locaties binnen de gemeente Tubbergen landschapontsierende bebouwing gesloopt (in totaal 575 m²). Per saldo neemt de bebouwing dan ook af in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Derhalve kan gesteld worden dat het voornemen voldoet aan de uitgangspunten van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.
Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Doorwerking voor voorliggend plan:
Onderhavig plan betreft het slopen van landschapontsierende bebouwing op twee locaties in de gemeente Tubbergen. Ter compensatie wordt aan de Delmaweg 14 in Geesteren een bijgebouw van 412,5 m² gebouwd. Voor de betrokken locaties is een landschapsplan opgesteld. Het landschapsplan voor de Delmaweg 14 is opgenomen in Bijlage 1. Met de beoogde ontwikkeling neemt de ruimtelijke kwaliteit op de betrokken locaties toe. Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat het voornemen een postieve bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied van de gemeente Tubbergen.
Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Doorwerking voor voorliggend plan:
Initiatiefnemer wil de nieuwe schuur benutten voor bedrijvigheid aan huis. Dit draagt bij aan het leefbaar houden van het platteland en de omvang van de bedrijvigheid is passend geacht in het buitengebied. Tegelijkertijd wordt door initaitiefnemer geinvesteerd in de ruimtelijke kwaliteit door het saneren van landschapsontsierende bebouwing op de drie deellocaties. Tevens gaan de locaties vergezeld door een erfinrichtingsplan om de ruimtelijke kwaliteit te borgen. Met inachtneming van vorenstaande geeft het voorliggend plan invulling aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Delmaweg 14, Geesteren
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is omlijnd (bron: provincie Overijssel)
Dit ontwikkelingsperspectief omvat gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw in combinatie met verduurzaming de ruimte krijgt. Die ruimte kan verdiend worden door te investeren in kwaliteitsvoorwaarden. Onder verduurzaming verstaan we hier: realisatie van de waterkwaliteitsdoelen, gezondheid en welzijn van mens en dier, bijdrage aan de energietransitie, klimaatbestendigheid en ketenoptimalisatie, en ontwikkelen met aandacht voor – en waar mogelijk in dialoog met – omwonenden.
De plannen van de Delmaweg 14 doen geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied en leveren geen extra belemmeringen op voor de functies in de omgeving.
Ketnerweg 2, Geesteren en Kapsweg 46, Tubbergen
Figuur 3.3: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is omlijnd (bron: provincie Overijssel)
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
Als gevolg van onderhavig plan worden voormalig agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt. Het gebruik van de gronden wijzigt niet. De omliggende gronden van het plangebied blijven hun agrarische en landschappelijke functie behouden. Derhalve kan gesteld worden dat de plannen van de initiatiefnemer geen afbreuk doen aan het eigen karakter van het gebied. Daarnaast levert het plan ook geen extra belemmeringen op voor de aanwezige functies in de omgeving.
Gebiedskenmerken
Voor wat betreft de gebiedskenmerken voor de verschillende deelgebieden wordt onderstaand een opsomming verricht van de van toepassing zijnde kenmerken.
Delmaweg 14, Geesteren
Ketnerweg 2, Geesteren
Kapsweg 46, Tubbergen
Het onderhavig plan betreft de sloop van (agrarische) opstallen op twee locaties in de gemeente Tubbergen. Ter compensatie worden extra bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt aan de Delmaweg 14 in Geesteren. Door het voornemen wordt fors geïnvesteerd in het gebied door een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Door het saneren van de agrarische opstallen aan de Ketnerweg in Geesteren en Kapsweg in Tubbergen ontstaat aldaar weer meer openheid. Aan de Delmaweg is daarentegen reeds sprake van bebouwing en clustering van bebouwing. Het verkrijgen van de extra bouwmogelijkheid op deze locatie is dan ook als acceptabel te beschouwen. De landschappelijke inpassing is daarbij vormgegeven om zo veel mogelijk de waardevolle kenmerken te behouden dan wel te versterken. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de aanwezige gebiedskenmerken voor de drie deelgebieden.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Op 14 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Tubbergen de structuurvisie gemeente Tubbergen 'Op en top Tubbergen' vastgesteld. Het is een actueel strategisch beleidsdocument, waarin belangen worden gedefinieerd en ruimtelijke keuzes worden uitgewerkt, die gebaseerd zijn op sociaal-maatschappelijke, demografische - en ruimtelijke ontwikkelingen en trends. In een groot aantal documenten en visies voor thema's en gebieden, is het beleid van de gemeente Tubbergen uitgewerkt. De structuurvisie vormt hiervoor de koepel. De structuurvisie omvat daarnaast de hoofdlijnen van actueel beleid.
De rode draad door de structuurvisie vormt de samenhang tussen de begrippen ‘sociaal’, ‘vitaliteit’ en ‘ruimte’. De gemeente streeft naar een vitale samenleving met een goed woon- en leefklimaat, met voldoende (en juiste) woningen voor de inwoners en met goede mogelijkheden voor het starten van een bedrijf. Burgers en bedrijven krijgen de ruimte om samen met de gemeente te werken aan een duurzame samenleving met ruimtelijke kwaliteit. Dit is vertaald in drie hoofdkeuzen, namelijk: (1) vitale sociale infrastructuur, (2) economische dynamiek en vitaliteit en (3) ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Voor de ontwikkeling in het voorliggend geval is de hoofdkeuze ‘ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid’ het meest relevant.
Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid
Deze hoofdkeuze heeft betrekking tot het behoud en versterken van de kwaliteit van de historisch kernen structuur, het landschap, de natuur en cultuurhistorie. Bij (her)ontwikkelingen betekent dit dat zorgvuldig aangesloten moet worden op de gebiedskenmerken. Aandachtspunten zijn het behouden van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, structuren en open ruimtes in de kernen, de relatie tussen de kernen en het landschap en het versterken van het groene karakter, de kleinschaligheid van het coulisselandschap, het vergroten van de diversiteit in belevingskwaliteit en het behouden van waardevolle (en beschermde) gebieden.
Buitengebied
In het buitengebied is de structuurvisie gericht op een leefbaar, vitaal en aantrekkelijk buitengebied. Met onder andere de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) wordt op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied gestuurd. De hooflijnen van de visie op het buitengebied zijn als volgt:
Toets
De voorgenomen ontwikkeling betreft, zoals aangegeven, de bouw van een schuur middels het schuur voor schuur beleid van de gemeente Tubbergen. Bij de bouw van deze schuur wordt door middel van een erfinrichtingsplan gezorgd voor landschappelijke inpassing met beplanting wat passend is in de omgeving. In paragraaf 3.3.2 wordt verder ingegaan op de beleidsuitgangspunten van het schuur voor schuur beleid. Op deze plaats kan wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de ‘Structuurvisie gemeente Tubbergen’.
De gemeenteraad van Tubbergen heeft op 14 maart 2016 het schuur voor schuur-beleid vastgesteld. Dit beleid biedt een handvat om extra bebouwing op een (woon)perceel mogelijk te maken. Doel van het schuur voor schuur-beleid is meervoudig. Enerzijds is het bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren door de sloop van leegstaande schuren. Anderzijds is het de bedoeling om ontwikkeling van economische activiteiten (zowel bij bedrijfslocaties als particuliere locaties) te faciliteren en de voorzien in uitbreidingsbehoefte bij particuliere erven. Bovendien wordt het verwijderen van asbesthoudende schuren gestimuleerd/gefaciliteerd.
Het schuur voor schuur-beleid is van toepassing op locaties waar een woonbestemming geldt (en de aangrenzende gronden) en op VAB-locaties waarop het KGO-beleid niet van toepassing is. Voor het plangebied geldt dat sprake is van een woonbestemming.
Met dit beleid kan extra oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen gerealiseerd worden. Zonder alle spelregels te beschrijven worden hierna de belangrijkste regels aangehaald.
In ruil voor de mogelijkheid om extra bebouwing te kunnen realiseren, moet elders een veelvoud aan schuren worden gesloopt. Hierbij geldt de volgende sloopverhouding:
Daarnaast gelden op hoofdlijnen de volgende uitgangspunten:
Toets
In onderhavig plan wordt 100 m² niet-vergunde bebouwing geamoveerd aan de Delmaweg 14. Een vergund bijgebouw van 125 m² blijft staan. Dit betekent dat er nog een bouwmogelijkheid is van 75 m² met inachtneming van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid voor wat betreft de hobbyboer-regeling. Deze bouwmogelijkheid wordt meegenomen in de te bouwen schuur van 412,5 m² op de locatie Delmaweg 14.
De overige sloopmeters worden van twee locaties in de gemeente Tubbergen gehaald. Het betreft een schuur van 300 m² (met asbesthoudende golfplaten) aan de Ketnerweg 2 in Geesteren en een schuur van 275 m² (met asbesthoudende golfplaten) aan de Kapsweg 46 in Tubbergen. Het totaal te slopen oppervlakte bedraagt daarmee 575 m².
Aan de Delmaweg 14 in Geesteren wordt 412,5 m² teruggebouwd. Voor de eerste 100 m² te bouwen schuren geldt een verhouding van (1:1). Dit betekent dat er nog 475 m² aan sloopmeters beschikbaar is. Hiervoor geldt de verhouding 1:2 (asbesthoudende golfplaten). Dit betekent dat er nog 237,5 m² gebouwd mag worden aan de Delmaweg 14 in Geesteren. In totaal betekent dat er volgens het Schuur voor Schuur beleid 337,5 m² mag worden teruggebouwd. Tezamen met de bouwmogelijkheid aan de Delmaweg (75 m²) komt dit neer op 412,5 m².
De beoogde schuur aan de Delmaweg wordt in gebruik genomen voor bedrijvigheid aan huis. Het betreft een installatiebedrijf en houthandel. Conform de uitgangspunten van het schuur voor schuur beleid is ingebruikname voor bedrijvigheid conform het VAB+ beleid mogelijk. De betreffende bedrijvigheid is passend geacht in het buitengebied zoals ook in de zoneringtoets van het VAB+ beleid is omschreven. Er zal geen sprake zijn buitenopslag en/of detailhandel. Ook is de omvang van de bedrijven beperkt te noemen, waardoor iniatiefnemer dit graag vanuit huis wil vormgeven. Het voornemen is passend op basis van de VAB-richtlijnen.
Voor het overige wordt op voorhand voldaan aan de voorwaarden die binnen de schuur voor schuur regeling gesteld worden. De schuren hebben geen betekenisvolle cultuurhistorische waarde en er is in dit geval sprake van een gedeeltelijke sloop van de opstallen. Het resterende erf is door middel van een landschapsplan (zie Bijlage 1) landschappelijk ingepast. De bestemming aan de Kapsweg 46 wordt daarbij gewijzigd naar 'Wonen'. De bestemming 'Wonen' aan de Ketnerweg 2 blijft ongewijzigd.
Op 6 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Tubbergen het VAB+ beleid 2011 vastgesteld. Deze beleidsnotitie is gericht op het gebruik van vrijkomende agrarische bebouwing. Hiermee kunnen nieuwe kansen geboden worden voor een gezonde (economische) ontwikkeling van het platteland. Passende, nieuwe gebruiksvormen voorkomen niet alleen leegstaande gebouwen met als mogelijk gevolg verval/verkrotting, maar kunnen tevens een positieve impuls zijn voor de leefbaarheid van het platteland. Functies welke in het kader van het VAB+ beleid onder andere kunnen worden toegestaan, zijn functies is de medische, sociale/educatieve of culturele sfeer.
Voor het VAB+ beleid zijn bij de afweging van een concreet verzoek, dat buiten een Landbouwontwikkelingsgebied ligt, de volgende drie stappen van toepassing:
Toets
Stap A: zone-toets
De locatie ligt in de zone voor met omliggend met name de agrarische bestemming 'Agrarisch - 1'. De gebiedsbestemming Agrarisch - 1 omvat de agrarische gebieden waar landbouw en landschap nevengeschikt zijn. De gronden die zijn bestemd als "Agrarisch - 1" zijn bestemd voor het agrarisch gebruik. Tevens betreft het landbouwontwikkelingsgebied. De landbouw is in dit gebied bovengeschikt aan overige functies. Nieuwe functies kunnen worden ingepast, waarbij in elk geval aangegeven zal moeten worden dat deze geen schadelijke invloed hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende functies hoofdfuncties, zowel op korte termijn als bij bedrijfsontwikkeling.
De ontwikkeling van een kleinschalig installatiebedrijf en houthandel kan gezien worden als een lichte bedrijfsfunctie en voldoet daarmee aan de zone-toets. Stap B geeft verdere inzage in de geschiktheid van de locatie voor de functie.
Stap B: Voorwaardentoets
Algemene voorwaarden
Voorwaarden met betrekking tot bebouwing:
Voorwaarden met betrekking tot gebruik:
Voorwaarden met betrekking tot visuele aspecten:
Voorwaarden met betrekking tot verkeer:
Conclusie voorliggend plan
Voorliggend plan betreft het mogelijk maken van een kleinschalige bedrijfsfunctie conform de mogelijkheden vanuit het schuur voor schuur beleid in combinatie met het beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing. Op basis hiervan kan nieuwe bebouwing aan de Delmaweg 14 te Geesteren voor een bedrijfsfunctie in gebruik worden genomen.
Het betreft daarbij een relatief kleinschalige functie, die ook op de lange termijn mogelijk blijft (daarmee is er geen sprake van een kortstondig gebruik). Er wordt - afgezien van de huidige bouwplannen - geen extra bebouwing gerealiseerd en de activiteit heeft geen nadelige effecten op het gebruik van de gronden in de directe omgeving of op milieu, natuur en landschap.
Daarnaast is de visuele uitstraling en de landschappelijke inpassingen geborgd doordat het plan vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan. Tot slot voorziet de beoogde activiteit in eigen parkeergelegenheid op het woonerf en kan de (beperkte) toename in verkeersintensiteit goed worden afghandeld via de bestaande verkeersinfrastructuur.
De ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied van Tubbergen komt ten goede door het saneren van landschapsontsierende bebouwing op de slooplocaties en er wordt een bijdrage geleverd aan de leefbaarheid en vitaliteit van het platteland van de gemeente Tubbergen door te ontwikkelen waar behoefte is, in dit geval is dat aan de Delmaweg 14 in Geesteren. Het initiatief geeft hiermee invulling aan de doelstellingen van het VAB+ beleid 2011.
De gemeente Tubbergen heeft de beleidsnota 'De casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Het Nationaal Landschap Noordoost Twente is een gebied met zeldzame en unieke landschapskwaliteiten. Het is een gebied met stuwwallen, bronnen, beken en fraaie cultuurlandschappen. Kernkwaliteit is het waardevolle cultuurlandschap met een variatie in open en een kleinschalig besloten landschap. Schaalvergroting in de grondgebonden landbouw staat op gespannen voet met deze kleinschaligheid. Het verdwijnen van landschapselementen op perceelsgrenzen tast het kleinschalige groene karakter aan en leidt tot een afname van landschapsdiversiteit. De gemeente Tubbergen heeft samen met de provincie Overijssel en de gemeenten Dinkelland, Losser en Oldenzaal de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap.
Om vorm en inhoud te geven aan deze ambitie is een generieke methode ontwikkeld: de casco benadering. Voor de gemeente is de casco-benadering te gebruiken als beoordelingskader voor ingrepen in het landschap. Aan de hand van de casco-kaart (figuur 3.4) kan bezien worden of landschappelijke structuren deel uitmaken van het casco.
Figuur 3.4: Fragment casco-kaart (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Op basis van de casco-kaart kan vastgesteld worden of het landschapselement tot het casco behoort of niet; daaruit volgen drie mogelijk aanvragen op basis van het casco, dit zijn:
Toets
Voorgenomen ontwikkelingen hebben geen consequenties voor de casco kaart (zie afbeelding 3.4). In alle gevallen worden bestaande landschapselementen niet aangetast. Gelet op vorenstaande en de beoogde ontwikkeling zijn geen belemmeringen ten aanzien van de casco-benadering en worden geen nadere voorwaarden gesteld.
De erfinrichtingsplannen zijn opgesteld met inachtneming van de landschapskaraktistieken en goedgekeurd door het gemeentelijk kwaliteitsteam. Aan de Delmaweg worden groenstructuren toegevoegd om de ontwikkeling goed in te passen. Hiermee is de landschappelijke inpassing voldoende geborgd. Het plan doet geen afbreuk aan het landschappelijk casco van de gemeente Tubbergen.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Er wordt middels dit bestemmingsplan extra bijgebouwen mogelijk gemaakt. De ontwikkeling is concreet beschreven in Hoofdstuk 2. Het huidige gebruik van het plangebied is wonen.
De realisatie van bijgebouwen voor een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit vindt in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage het meeste aansluiting bij de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. De m.e.r.- plicht geldt bij projecten van een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Uit voorgaande volgt dat de sloop van 575 m² (voormalig agrarsiche) opstallen en de bouw van 412,5 m² aan bijgebouwen op locaties in het buitengebied van Tubbergen in algemene zin niet te kwalificeren is als stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. De kwalificatie is wel afhankelijk van specifieke omstandigheden van een project en de ruimtelijke gevolgen die het project met zich meebrengt. In die gevallen is het Besluit m.e.r. niet van toepassing en hoeft geen aanmeldnotitie te worden opgesteld.
De ontwikkeling wordt op passende wijze in het landschap opgenomen. De ruimtelijke uitstraling/de verandering die de ontwikkeling per saldo op de omgeving heeft is daardoor beperkt. Geconcludeerd kan worden dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als in de zin van het Besluit m.e.r.
Conclusie
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de ontwikkeling in voldoende mate middels dit bestemmingsplan wordt afgewogen. Alternatieven hoeven dan ook niet te worden afgewogen. Het onderhavige project is niet m.e.r.-plichtig. Bij de beoordeling is rekening gehouden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling aangegeven criteria.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
Bij het realiseren van een nieuwe bestemming dient gekeken te worden of die nieuwe functie past in de omgeving (externe werking) en of de omgeving de nieuwe functie toelaat (interne werking).
De plangebieden liggen in het buitengebied van gemeente Tubbergen. In de omgeving van het plangebied zijn overwegend woningen, agrarische percelen en bos- en natuur aanwezig. Aangezien het plangebied een zeer matige functiemenging kent, dient de omgeving aangemerkt te worden als 'rustige woonwijk'.
Externe werking
Bij de externe werking gaat het om de vraag of de realisatie van onderhavig plan leidt tot hinder of belemmeringen voor de omgeving. Daarvan is sprake als het woon- en leefklimaat van omwonenden in ernstige mate wordt aangetast. De functie 'wonen' betreft geen milieubelastende functie voor de omgeving.
Op de locatie Delmaweg 14 worden bedrijfsactiviteiten aan huis door de initiatiefnemer uitgevoerd. Het betreft hier een kleinschalige houthandel en installatiebedrijf die in de nieuw te realiseren schuur ondergebracht zullen worden. De functie houthandel wordt in de VNG-lijst niet concreet genoemd, daarom wordt aangesluiting gezocht bij de functie 'Grth in hout en bouwmaterialen: algemeen: b.o. <= 2000 m²'. De functie groothandel in hout (het betreft ter plaatse van Delmaweg 14 weliswaar geen groothandel, maar een kleinschalige houthandel) valt in maximaal milieucategorie 2, met een grootste richtafstand van 30 m voor wat betreft het aspect geluid. De functie installatiebedrijf betreft eveneens een functie uit maximaal milieucategorie 2.
De dichtstbijzijnde woning van derden is gelegen op circa 75 meter afstand, waardoor ruimschoots aan de richtafstand van 30 m voor een milieucategorie 2 bedrijf voldaan wordt.
Daarnaast vindt er op de slooplocatie Kapsweg juist een verbetering plaats. Op de locatie aan de Kapsweg 46 wordt de huidige 'Agrarisch-1' bestemming met functieaanduiding 'intensieve veehouderij' omgezet naar een bestemming 'Wonen'. Met de wijziging naar wonen vervalt de (planologische) milieubelastende functie voor deze omgeving.
Er is derhalve geen sprake van een aantasting van het leefklimaat van omwonenden.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functie hinder ondervindt van bestaande functies in de omgeving.
Delmaweg 14 Geesteren
De huidige locatie aan de Delmaweg 14 in Geesteren heeft reeds een bestemming 'Wonen' . Onderhavig plan maakt enkel een extra bijgebouw van 412,5 m² mogelijk. Er wordt geen nieuwe gevoelige functie mogelijk gemaakt. Functies in de omgeving moeten in de huidige situatie dan ook al rekening houden met de woonbestemming aan de Delmaweg 14.
Ketnerweg 2 Geesteren
Op de locatie aan de Ketnerweg 2 in Geesteren wordt een schuur gesloopt. De bestemming 'Wonen' blijft gehandhaaft. Er wordt geen nieuwe gevoelige functie mogelijk gemaakt. Functies in de omgeving moeten in de huidige situatie dan ook al rekening houden met de woonbestemming aan de Ketnerweg 2.
Kapsweg 46 Tubbergen
Het gehele bouwvlak zal omgezet moeten worden naar de bestemming ‘Wonen’ en de maximaal toegestane hoeveelheid bebouwing zal vastgelegd worden op de dan bestaande hoeveelheid. De Kapsweg 46 valt hiermee binnen het bepaalde van artikel 3, lid 2 Wgv. Hierin staat dat de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij ten minste 50 meter in bedraagt, indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen. Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf is gelegen op 280 meter afstand van het bouwvlak aan de Kapsweg 46. Het omzetten van de bestemming ‘Agrarisch – 1’ naar de bestemming ‘Wonen’ zorgt er niet voor dat agrarische bedrijven in de directe omgeving extra worden belemmerd in hun ontwikkelingsmogelijkheden. Andersom vormen agrarische bedrijven in de directe omgeving ook geen belemmering om aan de Kapsweg 46 de bestemming ‘Agrarisch – 1’ om te zetten naar de bestemming ‘Wonen’.
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect 'bedrijven en milieuzonering' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Delmaweg 14, Geesteren
In opdracht van initiatiefnemer heeft Montferland Milieu B.V. een verkennend bodemonderzoek verricht aan de Delmaweg 14 te Geesteren (gemeente Tubbergen). De rapportage is bijgevoegd in Bijlage 4. Het bodemonderzoek is uitgevoerd in het kader van de bouw van een nieuw bijgebouw en de daarvoor benodigde bestemmingsplanwijziging.
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
Ketnerweg 2, Geesteren
Door Montferland Milieu B.V. is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd aan de Ketnerweg 2 in Geesteren (Bijlage 5). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen sloopwerkzaamheden. Er bestaat een vermoeden dat ter plaatse van de druppelzone sprake zou kunnen zijn van een eventuele asbestverontreiniging in de grond. Het onderzoek heeft tot doel vaststellen of er een grondverontreiniging aanwezig is, welke mogelijk een belemmering kan vormen.
Het veldonderzoek is op 13-01-2021 conform BRL SIKB 2000 protocol 2018 uitgevoerd door een erkende medewerker van Montferland Milieu B.V. Tijdens het veldonderzoek is de opgeboorde grond beoordeeld op zintuiglijk waarneembare verontreinigingindicaties. Zintuiglijk zijn in de vaste bodem geen noemenswaardige bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen. In de vaste bodem is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
Bij het asbestonderzoek zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. In de grove fractie van de bodem is over de gehele locatie geen asbest aangetroffen. In mengmonster ASMM01 van de fijne fractie is een gehalte van 3,3 mg/kg d.s. aangetoond. Het mengmonsters bevindt zich onder het criterium voor nader onderzoek (50 mg/kg d.s.) en een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Conclusie Ketnerweg 2
Voor de slooplocatie aan de Ketnerweg 2 in Geesteren geldt dat voor wat betreft bodem dat er reeds sprake is van een woonerf. Op dit woonerf wordt één van de schuren gesaneerd. De bestemming voor het woonerf wijzigt als gevolg van deze ingreep niet en ook binnen het huidig bestemmingsplan is sloop van de schuur reeds mogelijk. De onderzochte druppelzone geeft aan dat er geen reden is tot nader onderzoek. Gezien het feit er geen sprake is van een gewijzigd gebruik en er geen nieuwe bodemgevoelige activiteiten worden gerealiseerd, blijft er voor wat betreft bodem sprake van een aanvaardbare situatie en een uitvoerbaar bestemmingsplan.
Kapsweg 46, Tubbergen
Door Montferland Milieu B.V. is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd aan de Kapsweg 46 in Tubbergen (Bijlage 6). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen sloopwerkzaamheden in combinatie met het omzetten van de agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming.
Het doel van het onderzoek is vaststellen of het plangebied verdacht is op het voorkomen van een verontreiniging. In het onderzoek wordt vastgesteld of er in het verleden bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden die aanleiding geven tot het uitvoeren van een bodemonderzoek.
NEN-normen en uitvoeringskader
Het vooronderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm NEN5725 (NEN 5725:2017 nl 'Bodem - Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend en nader onderzoek').
Informatie gemeente
In 2012 is door Lycens een bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd. Dit is gerapporteerd onder projectnummer: 2012.0274. Destijds werden er in zowel de boven- als ondergrond geen verhoogde gehalten aangetoond. Het grondwater bleek licht verontreinigd met barium en xylenen. Op de locatie hebben zich in het verleden, voor zover bekend, geen calamiteiten voorgedaan.
Bij de locatie inspectie zijn geen bijzonderheden waargenomen. De schuur heeft een asbestgolfplaten dak. De platen zijn voor zover waarneembaar niet beschadigd. Het regenwater wordt opgevangen door dakgoten en afgevoerd naar het riool. Hierdoor is de mogelijkheid van besmetting van het maaiveld zeer klein.
Conclusie Kapsweg 46
Het historisch onderzoek is uitgevoerd conform NEN-5725 en wordt door de Omgevingsdienst Twente als voldoende beoordeeld. De locatie is onverdacht. Er is voldoende inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse. Daarom zijn geen milieuhygiënische gronden tegen de bestemmingsplanwijziging en de sloop van de schuur op de locatie Kapsweg 46 in Tubbergen.
Eindconclusie
Op basis van het verrichtte bodemonderzoek is er voor wat betreft het aspect bodem sprake van een aanvaardbare ontwikkeling. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het voornemen.
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:
Deze zonering geldt niet:
Toets
Als gevolg van onderhavig plan wordt een extra vrijstaand bijbehorend bouwwerk mogelijk gemaakt op een bestaand woonerf. Het plangebied voor de bouwlocatie is gelegen aan de Delmaweg. Dit betreft een rustige weg in het buitengebied van Geesteren, vooral gebruikt voor bestemmingsverkeer (60 km/u). Gelet op de functie als erftoegangsweg en de breedte van de weg kan geconcludeerd worden dat het aantal verkeersbewegingen op deze weg zeer gering is. Derhalve kan gesteld worden dat het wegverkeerslawaai ten gevolge van deze weg zeer gering is. Daarnaast wordt er momenteel reeds gewoond aan de Delmaweg en treed er ten aanzien van de woning geen wijziging op.
Er wordt met het realiseren van een extra bijbehorend bouwwerk geen nieuwe geluidsgevoelige functie mogelijk gemaakt. Tot slot zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen spoorwegen en/of geluidsgezoneerde bedrijventerreinen aanwezig die voor mogelijke belemmeringen kunnen worden. Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect 'geluid' geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Onderhavig plan maakt geen nieuwe woning mogelijk. Het betreft enkel de toevoeging van een extra bijgebouw bij een bestaand woonerf aan de Delmaweg 14 in Geesteren. Het aantal verkeersbewegingen neemt derhalve niet toe. Daarnaast wordt een woning niet aangemerkt als een gevoelige bestemming in het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen.
Derhalve kan geconcludeerd worden dat het aspect 'luchtkwaliteit' geen belemmering oplevert voor de voorgenomen ontwikkeling.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Toets
Figuur 4.2: uitsnede risicokaart (bron: risicokaart.nl).
Uit de inventarisatie blijkt dat binnen een straal van 1,4 kilometer afstand van de bouwlocatie geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen, derhalve geldt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Voor de slooplocaties geldt dat er geen srpake is van een wijziging ten aanzien van het aspect externe veiligheid. Het aspect staat de ontwikkeling op deze locaties niet in de weg.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de SVIR en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.
Waterbeheerplan 2016-2021
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Watertoetsproces
Op 29 januari 2021 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie Bijlage 7. Op basis van de toets blijkt dat er geen waterschapbelangen worden geraakt. Dit houdt in dat direct door kan worden doorgegaan met de planvorming.
Voor de berging van hemelwater is voldoende ruimte aan de Delmaweg beschikbaar om te infiltreren. Extra bergingscapaciteit is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toets
Bij dit bestemmingsplan wordt hiervoor gebruik gemaakt van een quickscan natuurwaarden [kenmerk 3040, versie 1.0], zie ook bijlage Bijlage 8 Quickscan natuurwaardenonderzoek. De resultaten zijn in de volgende alinea's opgenomen.
Het plangebied is op 24 november 2020 (deels) en 27 januari 2021 (deels) onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten, dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied, zoals Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland.
Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming:
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Een negatief effect op Natura 2000-gebied, zoals de toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied, kan uitgesloten worden voor de werkzaamheden in de deelgebieden Delmaweg en Ketnerweg, maar niet voor de werkzaamheden die uitgevoerd worden in deelgebied Kapsweg. Om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten in deelgebied Kapsweg kunnen middels een stikstofberekeing inzichtelijk worden gemaakt.
Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming:
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde planten, maar wel tot een geschikt functioneel leefgebied van verschillende beschermde diersoorten. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezet een beschermd grondgebonden zoogdier er een vaste rust- en/of voortplantingsplaats, bezet een amfibie er een (winter)rustplaats en nestelen er vogels in het plangebied. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. In deelgebied Kapsweg hoeft geen rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van een bezet vogelnest.
Als gevolg van het verwijderen rommel, opgeslagen goederen, strooisel en bladeren en uitvoeren van grondverzet, wordt mogelijk een beschermd grondgebonden zoogdier en amfibie gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier en amfibie beschadigd en vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten, die een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, en die mogelijk gedood worden, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en het ‘beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’
Het aantasten van de functie van het plangebied als foerageergebied, leidt niet tot wettelijke consequenties.
Samenvattende conclusie
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt mogelijk een beschermd dier gedood en een vaste rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd dier beschadigd en/of vernield.
Voor de meeste beschermde dieren, die mogelijk gedood worden en waarvan de vaste rust- en/of voortplantingsplaats beschadigd of vernield wordt, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen omdat de voorgenomen activiteiten uitgevoerd worden in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling. Deze vrijstelling geldt echter niet voor vogels. Vogels mogen niet gedood worden en bezette vogelnesten mogen niet verstoord, beschadigd of vernield worden. Mits bij de uitvoering rekening wordt gehouden met mogelijk aanwezige bezette vogelnesten, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Om te voorkomen dat vogels gedood worden en een bezet vogelnest negatief beïnvloed wordt, wordt geadviseerd de werkzaamheden uit te voeren buiten de voortplantingsperiode.
Het is op voorhand niet uit te sluiten dat de voorgenomen activiteiten in deelgebied Kapsweg leiden tot een negatief effect op Natura 2000-gebied. Een stikstofberekening kan uitsluitsel bieden of er sprake is van wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten op de locatie Kapsweg.
Het aspect natuurwaarden vormt op voorhand geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het voorliggend bestemmingsplan.
Archeologie
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Toets
In het bestemmingsplan zijn voor alle drie locaties dubbelbestemmingen met archeologie verwachting opgenomen:
Alle drie planlocaties blijven ruimschoots onder de grenswaarden. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'archeologie'.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toets
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat er geen cultuurhistorische waarden in de directe omgeving van de plangebieden aanwezig zijn waarop het voorliggende plan mogelijk een negatieve impact heeft. Derhalve word geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Verkeer
Het plangebied van de bouwlocatie wordt ontsloten via de Delmaweg. De verkeersbewegingen kunnen eenvoudig via de huidige weg worden afgewikkeld. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Parkeren
Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, waar voldoende ruimte is om in parkeerplaatsen te voorzien. Het aspect 'parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
'Wonen'
De als 'Wonen' bestemde gronden zijn bestemd voor het wonen met bijbehorende bouwwerken en daaronder begrepen wegen en paden, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en nutsvoorzieningen.
Op de slooplocaties worden de overbodige (voormalig agrarische) opstallen gesaneerd en de agrarische bedrijfsactiviteiten - voor zover nog aanwezig - gestaakt, zodoende vindt er een omschakeling naar regulier woonerf plaats en wordt de bestemming 'Wonen' toegekend. Aan de Delmaweg 14 mag op basis van het schuur voor schuur-beleid een extra bijgebouw gerealiseerd worden deze wordt conform het beleid voorzien van een passende woonbestemming. Tevens worden de houthandel en installatiebedrijf van initiatiefnemer aangeduid.
'Waarde - Archeologie 3'
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
'Waarde - Archeologie 4'
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden. Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet aanvullend archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie B onder 1, waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 29 januari 2021 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 11 mei 2021 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.