Plan: | Buitengebied, Meijersweg 8 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.BPBUIMEIJERSWEG8-OW01 |
Het erf van Herterij Twente, gevestigd aan de Meijersweg 8 te Geesteren, is gesitueerd op een voormalig agrarisch erf waar men sinds 2004 bezig is met het aanbieden van (verblijfs)recreatieve mogelijkheden. Inspelend op de gewenste ontwikkeling van de toeristische sector in het gebied de Markgraven wil Stichting De Fundatie voor Hervormden te Tubbergen (hierna initiatiefnemer) een vergroting van het toeristisch aanbod initiëren. Het initiatief omhelst de realisatie van 16 recreatiewoningen door initiatiefnemer. De gemeente Tubbergen heeft instemming verleend aan het plan, mits voldaan wordt aan de gemeentelijke Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO).
Initiatiefnemer wil graag van deze beleidsruimte gebruik maken en heeft daartoe een KGO-plan ontwikkeld. Dit KGO-plan is afgestemd op de gewenste ontwikkeling in deze omgeving en wordt in dit bestemmingsplan nader beschreven. Onderhavig plan voorziet zoals gezegd in de realisatie van deze 16 recreatiewoningen door Stichting Fundatie. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt onderbouwd dat de gewenste uitbreiding, mede gelet op de extra investering in de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.
Ligging
In paragraaf 1.1. is aangegeven dat de locatie nabij Meijersweg 8 te Geesteren ligt. Deze locatie is gelegen in het buitengebied tussen Geesteren en Tubbergen. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied in de gemeente Tubbergen weergegeven.
Figuur 1.1: Ligging plangebied rood omkaderd, in het buitengebied van Geesteren (bron: Atlas van Overijssel)
Begrenzing plangebied
De begrenzing van het plangebied is in figuur 1.2 globaal weergegeven (rood omkaderd). In deze figuur is een luchtfoto weergegeven waarop het erf aan de Meijersweg 8 en de omliggende gronden, waarop de recreatiewoningen ontwikkeld worden, te zien is. Zowel het erf als de omliggende gronden maken deel uit van het plangebied.
Figuur 1.2: Begrenzing plangebied (bron: Atlas van Overijssel)
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Tubbergen waardoor het bestemmingsplan Tubbergen Buitengebied 2016 en Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan van toepassing is.
Ter plaatse van het initiatief geldt tevens deels het bestemmingsplan 'Grensweg 1 Langeveen en Meijersweg 8 Geesteren'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 22 januari 2018 en is onherroepelijk. Dit bestemmingsplan geldt voor het erf Meijersweg 8. Het betreft een bestemmingsplan waarbij met toepassing van de schuur voor schuur regeling op de Grensweg 1 in Langeveen extra bijbehorende bouwwerken mogelijk worden gemaakt, doordat aan de Meijersweg 8 bebouwing wordt verminderd doordat twee schuren worden gesloopt (zie voor de te slopen schuren onder andere inrichtingsschets in bijlage 1). De bestemmingsregeling voor de Meijersweg 8 is in dat kader aangepast, waarbij het erf Meijersweg landschappelijk wordt ingepast.
Aan het erf van Herterij Twente is op basis van dit plan de bestemming 'Recreatie - verblijfsrecreatieve gebouwen' met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hertenfokkerij' toegekend. Dit betekent dat, naast de recreatieve mogelijkheden op het gebied van dag- en verblijfsrecreatie, ook het fokken van herten is toegestaan.
Daarnaast geldt dus een gedeelte van het plangebied (de gronden rondom het erf) het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 23 mei 2016 en is onherroepelijk. Hierin hebben de gronden de bestemming 'Agrarisch - 1' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.
Gronden met de bestemming 'Agrarisch-1' zijn onder meer bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf en het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke waarden.
Het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016 Veegplan' is de meest recente herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied. Het plan heeft echter geen significante wijzigingen voor het plangebied.
In figuren 1.3 en 1.4 zijn uitsneden van de geldende verbeeldingen opgenomen.
Figuur 1.3: Fragment bestemmingsplan 'Grensweg 1 Langeveen en Meijersweg 8, Geesteren' (bron:
www.ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 1.4: Fragment bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' (bron:
www.ruimtelijkeplannen.nl)
Het geldende bestemmingsplan biedt daarmee geen mogelijkheden om recreatiewoningen op de betreffende gronden te ontwikkelen. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk.
Het bestemmingsplan 'Tubbergen Buitengebied 2016' en de inmiddels van toepassing zijnde veegherziening zijn zo veel mogelijk als uitgangspunt voor de regels gehanteerd, teneinde gelijkheid in de regels te behouden.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de nieuwe ontwikkeling (Het plan). De beleidskaders van het rijk, provincie en gemeenten worden in hoofdstuk 3 belicht. Hierna wordt in hoofdstuk 4 (milieu-ruimtelijke toets) stilgestaan bij alle relevante milieuaspecten. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt respectievelijk ingegaan op de planbeschrijving en de economische uitvoerbaarheid van het plan. Hoofdstuk 7 gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid (inspraak en vooroverleg).
Het dorp Geesteren is een van de negen dorpen binnen de gemeente Tubbergen. De gemeente Tubbergen heeft ruim 21.000 inwoners, waarvan er ongeveer 4.333 in Geesteren wonen. Naast Geesteren kent de gemeente Tubbergen ook de volgende dorpen: Tubbergen, Albergen, Fleringen, Harbrinkhoek-Mariaparochie, Langeveen, Manderveen, Reutum, Vasse en drie buurtschappen Haarle, Hezingen en Mander.
Geesteren is na Tubbergen het grootste dorp van de gemeente Tubbergen in de provincie Overijssel. De plaats hoort tot het type van de losse esdorpen. In 1268 werd het dorp al vermeld als Geysteren. De naaste omgeving van het dorp kent talrijke, dikwijls grote en oude boerderijen, die getuigen van een vooral vroeger bloeiend boeren bestaan. Historische boerderijen zijn onder andere te vinden langs de Bragersweg, de Wulferinksweg en de Meijersweg.
Wonen vormt de belangrijkste en meest omvangrijke functie binnen het dorp. Er zijn verschillende voorzieningen aanwezig. Het betreft onder andere een school, kerk en begraafplaats, bibliotheek etc. Ook zijn diverse winkels en zakelijke dienstverlening in het dorp aanwezig. De belangrijkste wegen in het dorp zijn de doorgaande wegen Haarbrinksweg, Vriezenveenseweg, Langeveensweg, Denekamperweg en de Dorpsstraat.
Aan de Meijersweg 8, in het buitengebied van Geesteren, ligt het het plangebied nabij Herterij Twente.
Het erf van Herterij Twente is, zoals gezegd, gevestigd aan de Meijersweg 8, in het oostelijke buitengebied van Geesteren. Het voorliggende initiatief vanuit Stichting Fundatie vormt een aanvulling op de bestaande recreatieve mogelijkheden op deze locatie. Dit initiatief voorziet in de bouw van 16 recreatiewoningen nabij de Herterij Twente, waarbij gebruikt wordt van de waarden van het landschap. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de wens om het toeristisch aanbod binnen de gemeente Tubbergen te vergroten.
Het erf van nabij de ontwikkeling kent in de huidige situatie de volgende opzet:
Figuur 2.1: Huidige erfopzet Meijersweg 8 te Geesteren (bron: Atlas van Overijssel)
In figuur 2.2 is een aantal afbeelding weergegeven die een goed zicht bieden op de huidige bebouwing en de aangrenzende gronden.
![]() Bedrijfswoning (A) en appartementen links (B) |
![]() Te slopen varkensstallen (D) |
![]() Parkeerplaatsen (G) en horecagelegenheid (C) |
![]() Kapschuur (E) en hertenweide links(F) |
Figuur 2.2: Foto's bebouwing en aangrenzende gronden
Het bedrijf heeft via de Meijersweg een goede ontsluiting en is door de ligging goed bereikbaar voor toeristen/bezoekers. In de omgeving van het perceel bevinden zich agrarische gronden en verspreid liggende agrarische bedrijven en woonerven.
Het parkeren door bezoekers vindt plaats op eigen terrein, zoals ook in de bovenstaande figuren is weergegeven. Op basis van het geldende bestemmingsplan is een oppervlakte van 1.140 m² aan bedrijfsbebouwing toegestaan.
Initiatiefnemer wil een uitbreiding van de verblijfsrecreatieve mogelijkheden ter plaatse realiseren. Hiervoor wordt een ontwikkeling beoogd van 16 nieuwe recreatiewoningen, die geheel conform de aanwezige natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden ingepast. In figuur 2.3 is de voorgenomen situatie aan de Meijersweg 8 schetsmatig weergegeven. Deze is ook opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting.
Figuur 2.3: Voorgenomen ontwikkeling recreatiewoningen (bron: Hannink Landschapsvormgeving)
Het plan bestaat uit het omzetten van circa 3.325 m² aan agrarische gronden ten behoeve van de realisatie van 16 recreatiewoningen en bijbehorende (parkeer)voorzieningen. Daarnaast vindt een omzetting plaats van ± 788 m² aan agrarische gronden naar natuurgronden. Het plan wordt beoogd ten oosten van het huidige erf aan de Meijersweg 8. Het project heeft een uniek karakter en wordt hierna uiteengezet.
Het perceel nabij de Herterij Twente is van oorsprong een kamp (éénmanses). Door de jaren is de houtopstand en daarmee de beeldbepalende waarde van de éénmanses verloren gegaan. De voorgenomen ontwikkeling biedt een unieke kans om een nieuwe recreatieve functie gepaard te laten gaan met herstel van een cultuurhistorisch element en daarmee het terugbrengen van het kenmerkende kleinschalige landschap.
De nieuw te plaatsen recreatiewoningen gaan volledig op in het nieuw aan te leggen kleinschalige landschap. De kamp wordt omzoomd waarbij er sprake is van een verdeling van 20 % rood en 80 % groen. Bovenop het esje kan graan of rogge worden ingezaaid om het voormalig open karakter te kunnen benadrukken. In de huidige grootschalige landbouw is een dergelijke vergroening op geen wijze voordelig voor de grondgebruiker. In het geval van dit plan is dit wel mogelijk en kunnen de gebruikers van de recreatieverblijven op unieke wijze optimaal het kleinschalige landschap beleven. Nergens bestaat een mogelijkheid om dit op een dergelijke wijze te realiseren en te ervaren.
De naastgelegen Herterij is deelnemer in het 'Boerenmagie'- project. 'Boerenmagie' is een samenwerkingsverband van bedrijven en instellingen uit de recreatiesector op het platteland van oostelijk Nederland: zeven in Twente, een in de Gelderse Achterhoek en een in Salland. Naast de VVV, de gemeente Tubbergen en museum De Scheper in Eibergen gaat het om relatief kleine bedrijven die zich in op de regio gerichte promotieuitingen meestal niet of onvoldoende kunnen profileren. Daarom introduceren zij het 'boerenmagie' project dat voor hen zeer geschikt is. Vrijwel alles wat men er voor nodig heeft, is immers al in het landschap aanwezig. Grote investeringen zijn dus niet nodig. De deelnemende bedrijven geven aan het project ieder een geheel eigen invulling die past bij het specifieke karakter en de mogelijkheden van hun onderneming. Dat kan variëren van 'magische' (erf) wandelingen of fietsroutes tot 'magische' menu's, kruidenworkshops, etc.. Onder boerenmagie kan in dit verband dan ook worden verstaan alles waaraan van oudsher op het platteland van oostelijk Nederland een magische, onheilafwerende en geneeskrachtige werking en kracht werd toegeschreven. De bedoeling van 'Boerenmagie' in dit project is om een extra en interessante dimensie aan de beleving van het landschap toe te voegen. Op het platteland is nog heel wat van de oude magische symboliek zichtbaar. De meeste mensen weten de betekenis daarvan niet meer. Door informatie en activiteiten zal de 'Boerenmagie' voor de gebruikers van de recreatiewoningen tot leven worden gewekt. Het concept wordt tevens gebruikt voor marketingdoeleinden.
Bij de realisatie van het plan wordt waar mogelijk gewerkt volgens het principe van de lokale kringloop. Er wordt onder andere aansluiting gezocht bij het onlangs opgestarte project 'omgekeerd bouwen' te Reutum. Materialen worden – indien mogelijk – in de directe omgeving gezocht en hergebruikt. Daarbij zal wel voldaan moeten worden aan de daarvoor gestelde eisen.
Er worden zoveel mogelijk duurzame technieken toegepast. Door gecombineerde toepassing van technieken is geen gasaansluiting nodig voor de recreatiewoningen:
Het hemelwater zal worden opgevangen zodat de toiletten gespoeld kunnen worden met regenwater. Voor drinkwater blijft het onvermijdelijk om leidingen aan te leggen.
Het park is toegankelijk voor mensen met een lichamelijke beperking. Een aantal van de recreatiewoningen wordt rolstoelvriendelijk ingericht.
Waar mogelijk worden de werkzaamheden verricht door lokale aannemers. Een vaak vergeten vorm van (economische) duurzaamheid is het aantrekken van lokale aannemers. De uitvoering door lokale ondernemers draagt bij aan een vitaal platteland.
Het unieke concept van het voorliggende plan betekent een impuls voor Geesteren. De plaatselijke ambachten, maar ook restaurants in de buurt zullen zonder meer vruchten plukken van het grotere aanbod qua toerisme.
Rond en door het plangebied worden wandelpaden aangelegd. Daarbij wordt aansluiting gezocht met de bestaande wandelnetwerken. Daarmee kan een grotere doelgroep het kleinschalig landschap optimaal beleven. De wandelpaden sluiten aan op het dorpsommetje. In overleg met Routebureau Twente worden de mogelijkheden onderzocht om ter plaatse een TIP locatie te realiseren. Daarmee kan Geesteren extra aantrekkingskracht krijgen.
De ontsluiting van de recreatiewoningen vindt plaats via het erf van de Herterij op de Meijersweg te Geesteren. De Meijersweg kan aangemerkt worden als een verharde (ontsluitings)weg. In paragraaf 4.9 is aangegeven dat de Meijersweg geen verandering als gevolg van het voorliggende plan hoeft te ondergaan.
Recreatieve (wandel)paden binnen het plangebied zijn transparant en onopvallend en zullen voor zover mogelijk aangesloten worden bij het bestaande wandelnetwerk.
Parkeren
Op dit moment is al voorzien in ruime parkeermogelijkheden op eigen terrein ten behoeve van de bestaande voorzieningen. Het parkeren voor recreanten van de recreatiewoningen zal plaats vinden nabij het bestaande erf. Hiervoor worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd die landschappelijk ingepast zijn door een tweetal houtopstanden. Vanwege de bouw van de recreatiewoningen is extra parkeergelegenheid (25 parkeerplaatsen, L in figuur 2.3) in het plan meegenomen.
De locatie zal functioneel deel uit blijven maken van het bestaande erf aan de Meijersweg 8 en de ontsluiting vindt dan ook plaats via dit erf. Een deel van de hertenweide dat plaats moet maken voor de voorgenomen ontwikkeling zal verschuiven richting het zuidoostelijk gelegen perceel, zoals in figuur 2.3 (K) is weergegeven.
De ontwikkeling van Stichting Fundatie zal in gezamenlijkheid met het erf van de Herterij Twente landschappelijk fraai worden ingepast. Door de bovengenoemde ontwikkelingen wordt naast de basisinspanning ook een extra KGO-investering verricht. In paragraaf 3.4.6 wordt nader ingegaan op de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving en wordt ook het eindresultaat in beeld gebracht.
In het navolgende wordt eerst ingegaan op het Rijksbeleid. Bij het beleid van de provincie Overijssel zal ingegaan worden op de omgevingsvisie en verordening. Tot slot wordt het gemeentelijk beleid belicht.
Bij het opstellen van ruimtelijke plannen is diverse milieu wet- en regelgeving van toepassing, waaronder de Wet luchtkwaliteit, Wet geluidhinder, besluit externe veiligheid etc. Deze aspecten worden in hoofdstuk 4 nader toegelicht.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een ontwikkeling ter versterking van het verblijfsrecreatieve aanbod in het buitengebied van Tubbergen. Het draagt dan ook bij een een sterke en gezonde regio en een toekomstbestendig landelijk gebied. De ontwikkeling past daarmee uitstekend binnen de prioriteiten van de NOVI.
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid. Het is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015 en vervangt dit plan en de partiele herzieningen ervan.
Dit plan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens aan te merken als structuurvisie.
Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem van Nederland, zowel oppervlaktewater, grondwater, als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het kabinet kiest voor een strategie die bestaat uit integraal waterbeheer, het voorkomen van afwenteling (vasthouden-bergen-afvoeren, schoonhouden-scheiden-schoonmaken) en ruimte en water verbinden.
Het kabinet iets voor de volgende uitgangspunten bij de implementatie van het Nationaal Waterplan:
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is via www.dewatertoets.nl een watertoets gedaan. De resultaten van deze toets zijn beschreven in paragraaf 4.8.
Artikel 3.1.6, leden 2 t/m 4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijven voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
In het Bro is een stedelijke ontwikkeling gedefinieerd als: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Er worden 16 recreatiewoningen ontwikkeld op agrarische gronden. Er is door de jaren heen verschillende jurisprudentie ontstaan omtrent de vraag wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zo is door de Afdeling geoordeeld dat er bij 11 woningen (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921) geen sprake was van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, maar bij 12 woningen wel (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).
Het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag is een belangrijk criterium voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien er wel sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Hoewel het in voorliggend project niet gaat om volwaardige woningen, maar recreatiewoningen wordt zekerheidshalve wel aansluiting bij deze jurisprudentie gezocht. Gezien het aantal recreatiewoningen en het ruimtebeslag van de ontwikkeling wordt zekerheidshalve aangenomen dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De laddertoets volgt daarom onderstaand.
Behoefte
Ten eerste dient te worden beoordeeld of er behoefte bestaat aan de betreffende vorm van verstedelijking van de betreffende kwaliteit. Daarbij moet de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) in ogenschouw worden genomen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien.
Kwantitatieve behoefte
Het Vitaliteitsonderzoek verblijfsrecreatie Overijssel en de daarvan afgeleide factsheet voor Noordoost Twente is in juni 2020 opgesteld door Bureau voor Ruimte & Vrije Tijd in opdracht van Gastvrij Overijssel. In het onderzoek is onder meer gekeken naar vraag en aanbod van logiesaccommodaties en het profiel van vraag en aanbod van de verblijfsrecreatie.
De marktruimte tot 2025 voor extra bedden voor de verblijfsrecreatie is in beeld gebracht. Voor bungalowparken/huisjesterreinen wordt verwacht dat er nog ruimte is voor extra bedden. De ontwikkeling van de vraag overstijgt naar verwachting de bestaande plannen voor realisatie van aanvullende accommodaties. Dit geldt ook voor Twente, waar geconstateerd wordt dat er ruimte is voor groei.
Figuur 3.1: Marktruimte bungalows Twente (bron: Factsheet vitaliteit verblijfsrecreatie Noordoost Twente)
In het rapport ‘Recreatiewoningen 2020, de ontwikkelingen op de Nederlandse markt’ van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) wordt geconstateerd dat de vraag naar en verkoop van recreatiewoningen in 2020 explosief is gestegen. Ook in Twente is het aantal verkopen in 2020 verdubbeld. Belangrijk voor deze ontwikkeling is de lage rentestand. De coronapandemie heeft daarbij ook een rol gespeeld. Het heeft de trek van ruimte- en rustzoekers vanuit de stad gestimuleerd. Door deze ontwikkelingen is het aanbod van recreatiewoningen sterk gedaald. Er is sprake van krapte op de markt. Ook in Twente is het aanbod scherp gedaald. De ontwikkelingen hebben er toe geleid dat de prijzen zijn gestegen, In Twente in 2020 tot een gemiddelde transactieprijs van ca. € 130.000,- (was € 100.000,- in 2014.
Kwalitatieve behoefte
Voor het onderhavig plan is een marktanalyse uitgevoerd. De bevindingen uit deze analyse, relevant voor de kwalitatieve behoeftetoetsing, zijn opgenomen in Bijlage 3. De hoofdpunten worden onderstaand nader omschreven.
In het Vitaliteitsonderzoek Verblijfsrecreatie Overijssel, Gastvrij Overijssel 2020 zijn vraag en aanbod geanalyseerd naar leefstijlen: avontuurzoeker, plezierzoeker, harmoniezoeker, verbindingszoeker, rustzoeker, inzichtzoeker en stijlzoeker. Geconstateerd wordt dat het aanbod aan accommodaties voor de harmoniezoekers en verbindingszoekers in Noordoost Twente relatief groot is en op de andere leefstijlen relatief minder is. In die andere leefstijlen liggen dus kansen voor ontwikkeling.
In het onderzoek worden twee conclusies getrokken die voor het plan nabij recreatie Herterij Twente relevant zijn:
Unieke vormgeving en inrichting van accomodaties passen goed bij de avontuurzoeker, die graag verrast wil worden. Het is dient een bijzondere manier van overnachten te zijn, wat de avontuurzoeker uitdagend en inspirerend vindt. Eigentijdsheid en luxe sluiten aan bij de wensen van de stijlzoeker.
Het vitaliteitsonderzoek geeft dus aan dat er ruimte is voor de ontwikkeling van extra aanbod op het
gebied van huisjesterreinen. Voor wat betreft de leefstijlen is het daarbij goed aan te sluiten bij de
stijlen waar minder aanbod voor beschikbaar is.
Het onderhavige plan sluit aan bij de groeiende behoefte aan luxe in de verblijfsrecreatie. In het 'Trendrapport toerisme, recreatie en vrije tijd' (NRIT Media, CBS, NBCT Holland Marketing en Centre of Expertise Leisure, Tourism & Hospitality, uitgave 2017) wordt aangegeven dat er steeds meer vraag is naar luxe en kwaliteit voor wat betreft de vakantiewoning zelf, als voor de omgeving waarin de vakantiewoningen gesitueerd zijn. De kwaliteit van de locatie is van groot belang, evenals als onder meer duurzaamheid van de recreatiewoningen en bijkomende voorzieningen. De gast wil voorzieningen waarin je je kan terugtrekken, genieten van de omringende natuur en tijd voor elkaar hebben. De recreatiewoningen zijn gelegen in het aantrekkelijke nationale landschap Noord Oost Twente, worden op duurzame wijze uitgevoerd en geintegreerd in het landschap.
Verder wordt geconstateerd dat er steeds meer behoefte is aan unieke vakanties, een unieke accommodatie op een uniek park. De omgeving, ofwel de regio, dient meer en meer verankerd te zijn op het park. Onderhavig plan voorziet hierin met de realisatie van een kleinschalig park met een thematische aanpak gericht op integratie met de (historie van) de streek en boerenmagie en de combinatie met de reeds aanwezige voorzieningen op het erf van Herterij Twente. Het kleinschalig opgezette recreatiepark met recreatiewoningen die voldoen aan de huidige standaarden van de recreant/toerist (kwalitatief goede, duurzame recreatiewoningen met voldoende luxe), waarbij gebruik gemaakt wordt van het landschap en de belevingswaarde vanuit het landschap wordt gehaald zorgen ervoor dat het plan passend is bij de huidige vraag van recreanten/toeristen. De onderscheidende kwaliteiten van het plan door de kleinschaligheid van het plan in combinatie met ligging/locatie, belevingswaarde (beleving landschap Noordoost Twente, ligging nabij erf Herterij) maken ook dat dit plan zich onderscheidt van andere vakantieparken binnen de regio. De ligging van de recreatiewoningen op een eenmanses is daarbij ook onderscheidend element, die ervoor zorgt dat de recreatiewoningen meer in trek zullen blijven ten opzichte van (verouderde) reguliere recreatiewoningen.
Dit maakt ook dat de ontwikkeling niet zonder meer op een andere locatie binnen de regio Twente, bijvoorbeeld op een te herstructureren vakantiepark kan worden gerealiseerd. Al met al wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin past binnen de regionale behoefte.
In de economische onderbouwing en behoeftenaalyse van augustus 2015 werd onder meer op basis van de marktanalyse destijds geconcludeerd dat het plan recreatie Herterij Twente economisch haalbaar is.
Mogelijkheden realisatie in bestaand stedelijk gebied
Daarna dient te worden beoordeeld of, indien er een behoefte aan een stedelijke ontwikkeling is, de beoogde ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied in de betreffende regio kan worden gerealiseerd. Onder bestaand stedelijk gebied wordt verstaan: het bestaande stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Onderhavig plan behelst recreëren op het platteland van Twente, waarbij zowel qua ruimtelijke inrichting als thematiek aansluiting wordt gezocht bij de al bestaande recreatievoorzieningen van de Herterij. Het plan is tevens bedoeld om de economische ontwikkeling van het buitengebied van Tubbergen te stimuleren. Deze ontwikkeling is daarom niet te realiseren binnen bestaand stedelijk gebied.
Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd wordt dat de Ladder voor duurzame verstedelijking geen belemmering vormt voor uitvoering van de plannen en dat er geen sprake is van strijd met nationale belangen.
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De ambities in het kader van duurzaamheid zijn: klimaatbestendigheid, het realiseren van een duurzame energiehuishouding, het sluiten van kringlopen (circulaire economie) en het beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit wordt ingezet op het vergroten van de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is daarbij van belang, waarbij een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit wordt ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van een continu en beleefbaar watersysteem, het voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen en het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken, zijn ambities op het gebied van ruimtelijke kwaliteit. Het zorgvuldig inpassen van nieuwe initiatieven heeft als doel om de samenhang in en de identiteit van een gebied te versterken en nieuwe kwaliteiten te laten ontstaan. Een zichtbaar en beleefbaar landschap en het behouden en waar mogelijk verbreden van het bestaande aanbod aan woon-, werk- en mixmilieu's betreffen ruimtelijke kwaliteitsambities.
De ambitie van de provincie Overijssel is dat elk project bijdraagt aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving en dat nieuwe initiatieven worden verbonden met bestaande kwaliteiten. De Catalogus Gebiedskenmerken, die per gebiedstype beschrijft welke kwaliteiten behouden, versterkt en ontwikkeld moeten worden, is daarbij een instrument om te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ten aanzien van sociale kwaliteit is het koesteren en het gebruik maken van 'noaberschap' de ambitie, evenals het stimuleren van culturele identiteit van de provincie Overijssel, zowel lokaal als regionaal. Duurzame ontwikkeling van cultureel erfgoed (bijv. herbestemmen/hergebruik monumenten en karakteristieke bebouwing) hoort hier bij. Het realiseren van sociale kwaliteit wordt gedaan door het actief betrekken van bewoners bij projecten en het bieden van ruimte aan initiatieven van onderop.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.2: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling nodig of mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Hierbij is onder andere het principe van 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' (artikel 2.1.3 verordening) van belang die er voor staat dat in eerste instantie bestaande bebouwing en stedelijk gebied wordt benut, voordat er nieuwbouw in de groene omgeving plaatsvindt.
In artikel 2.1.3 is bepaald dat bestemmingsplannen uitsluitend voorzien in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
In lid 2 van hetzelfde artikel is bepaald dat bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving uitsluitend voorzien in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:
In paragraaf 3.3 is gemotiveerd dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. De ontwikkeling kan eveneens niet worden gerealiseerd op het bestaande erf Meijersweg 8. Op het perceel Meijersweg 8 te Geesteren zijn reeds dag- en verblijfsrecreatieve mogelijkheden aanwezig. De locatie biedt goede en uitdagende mogelijkheden om een aanvulling op de verblijfsrecreatieve mogelijkheden te realiseren. Door optimaal gebruik te maken van de kwalitatieve waarden van het landschap en de bestemmingsvlakken van de recreatiewoningen op maat te maken ontstaat een beeld waarbij sprake is van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. De investering in de ruimtelijke kwaliteit brengt met zich mee dat dat de aanwezige waarden worden benadrukt en versterkt.
In artikel 2.1.5 is bepaald dat in de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Daarnaast is in artikel 2.1.6 bepaald dat bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving kunnen – met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.1.3 en artikel 2.1.4 en het bepaalde in artikel 2.1.5 – voorzien in nieuwvestiging en grootschalige uitbreidingen van bestaande functies in de Groene Omgeving, uitsluitend indien hier sociaal-economische en/of maatschappelijke redenen voor zijn én er is aangetoond dat het verlies aan ecologische en/of landschappelijke waarden in voldoende mate wordt gecompenseerd door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Toets
Het plan voor de ontwikkeling van 16 recreatiewoningen draagt bij aan de verbetering van de sociaal-economische structuur van Geesteren en de gemeente Tubbergen. De verblijfsrecreatieve mogelijkheden in de gemeente Tubbergen worden vergroot. Daarbij zal het plan zorgen voor een positieve invloed op de voorzieningen in de omgeving. In paragraaf 2.2 is specifiek ingegaan op de (sociaal-economische) meerwaarde van het plan.
Door Hannink Landschapsvormgeving is een KGO-plan opgesteld, waarin de verschillende maatregelen ten aanzien van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit zijn opgenomen. Het KGO-plan is als Bijlage 2 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
In artikel 2.12.2, lid 1 is bepaald dat bestemmingsplannen en projectbesluiten uitsluitend voorzien in de bouw van nieuwe recreatiewoningen indien en voor zover het betreft:
Het bepaalde in 2.12.2, lid 1 is niet van toepassing op recreatiewoningen die worden gerealiseerd in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, voor zover deze recreatiewoningen voldoen aan de eis van op de verhuur gerichte, bedrijfsmatige exploitatie. Hiervan is in dit geval sprake. Er is daarbij ook sprake van een bestaande accommodatie voor verblijfsrecreatie (aangegeven op de kaart behorend bij de Omgevingsvisie), die met behulp van KGO wordt uitgebreid.
In artikel 2.12.3 is bepaald dat de regels van bestemmingsplannen permanente bewoning van recreatiewoningen en recreatieverblijven uitsluiten. Hiermee wordt voldaan aan de in de verordening gestelde voorschrfiten.
Toets
Het onderhavig plan heeft betrekking op verhuurgerichte bedrijfsmatige exploitatie. Er zal een zodanige exploitatie worden gevoerd dat er permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden geboden worden. Het plan wordt gerealiseerd middels gebruikmaking van de Kwaliteitsimpuls Groene omgeving. Het bestaande recreatieterrein wordt uitgebreid en krijgt een kwalitatieve impuls.
In de regels van onderhavig bestemmingsplan is permanente bewoning specifiek uitgesloten, evenals andere vormen van niet-recreatief verblijf.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.3: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is met ballon aangegeven (bron: provincie Overijssel)
Met betrekking tot de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving is het plangebied gelegen in het gebied dat behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'. Dat betekent dat diverse functies verweven kunnen worden. Het belangrijkste landgebruik blijft melkveehouderij en akkerbouw, maar aan de andere kant is er ruimte voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. In elk geval staat de ambitie, 'voortbouwen op kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. De voorgenomen ontwikkeling past goed bij de gestelde ambitie.
Het plan van initiatiefnemer doet geen afbreuk aan het karakter van het gebied en levert geen extra belemmeringen op voor (agrarische) bedrijven in de omgeving.
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'dekzandvlakte en ruggen' (zie figuur 3.3).
Figuur 3.4: Natuurlijke laag, omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
De kenmerken van deze aanduiding zijn de afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen. Tussen de dekzandvlakte en ruggen liggen laagveengebieden. Dit zijn grote gebieden waar onder invloed van grondwater en kwel veenmoeras is ontstaan met afwisselend open water, rietmoeras, veenmoeras en opgaand bos.
In combinatie met de uitbreiding wordt ook aan een deel van de gronden de natuurbestemming toegekend. Deze 'groene' investering komt overeen met de uitgangspunten van de provincie ten aanzien van uitbreiding van bedrijven in het buitengebied. De gewenste uitbreiding van de recreatiewoningen vormt derhalve geen knelpunt. Het initiatief doet geen onaanvaardbare afbreuk aan de hier beschreven kenmerken, aangezien het plan zorgvuldig in de omgeving ingepast wordt.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Essenlandschap' aan het gebied toe. In figuur 3.4 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.
Figuur 3.5: Laag van het agrarische cultuurlandschap, omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie
Overijssel)
Hannink Landschapsvorming heeft het plangebied geanalyseerd ten behoeve van de landschappelijke inpassing. Hierbij is geconstateerd dat het landschap ter plekke anders getypeerd moet worden dan in figuur 3.4 is weergegeven. Hoewel de figuur aangeeft dat het gebied op de overgang ligt van het essenlandschap (lichtgroen) naar het matenlandschap (blauw) is op detailniveau geconstateerd dat er sprake is van het oude hoevenlandschap.
Nadat de grote essen in bezit genomen waren, werden de kleine dekzandkoppen opgezocht. Zo ontstonden éénmansessen, met één boerenhoeve op de rand. Vaak liggen deze essen in zwermen langs de beekdalen. Speciaal aangeplante boerenbedrijfsbosjes leverden hout voor bebouwing en gereedschap. De verbindingswegen tussen de boerderijen zijn zoveel mogelijk op de grens van es en beekdal aangelegd. Door het afwisselende reliëf hebben ze een bochtig verloop.
In het plan is rekening gehouden met de waarden van het landschap. Daar waar de betreffende kenmerken versterkt kunnen worden, worden ze conform het door de gemeente geaccordeerde KGO-plan versterkt.
Laag van de beleving
Het huidig erf van Herterij Twente wordt aangemerkt als plek voor verblijfsrecreatie (zie figuur 3.5). Daarnaast wordt in de nabijheid van het plangebied de Huyerenseweg aangeduid als recreatieve route.
Op basis van de Laag van de beleving kan bevestigd worden dat het plan overeenkomt met de aan de locatie toegekende recreatieve voorziening (verblijfsrecreatie). De recreatiewoningen vormen op deze locatie een aanvulling en een versterking van het recreatief potentieel van het gebied. Het plan gaat vergezeld met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op grond van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Daarbij zijn de principes van zuinig, zorgvuldig en optimaal gebruik van de gronden zo veel mogelijk in acht genomen.
Figuur 3.6: Laag van de beleving, omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
De Nationale Landschappen IJsseldelta en Noordoost-Twente zijn gebieden met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. In deze gebieden gaat het om het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet worden vergroot. Voor grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met de doelstellingen van de kernkwaliteiten is geen plaats.
Voor het Nationaal Landschap Noordoost-Twente geldt dat de bijzondere kwaliteiten juist in combinatie met ontwikkeling versterkt kunnen worden. Landbouw blijft de drager van dit landschap: grootschalig boeren in een kleinschalig landschap met kenmerkende beken. Gemeenten maken met elkaar keuzes voor de ontwikkeling van woon- en werklocaties, waarbij de karakteristiek van het landschap, de toeristische routenetwerken en de veerkracht van het watersysteem worden versterkt en wordt gewerkt aan de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland. Direct aan het Nationaal Landschap grenzen de gebiedsontwikkelingen Vriezenveen- Zuidoost (ten behoeve van sociaaleconomische ontwikkeling) en Waterrijk. Hier is ook ruimte voor grootschalige landbouw met grote kavels in een open landschap. De N36, de spoorlijn Almelo-Hardenberg en het kanaal Almelo-Coevorden verbinden Twente met het Vechtdal en verder noordwaarts. De westgrens van Twente, gevormd door het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug, is de ruggengraat van het ‘wilde hart’ van Overijssel, samen met de rivierdalen van de Regge en de Vecht. De ontwikkelingsmogelijkheden in dit gebied worden verregaand bepaald door het zoeken naar en oplossingen ten aanzien van natuur, water en toerisme en vrije tijd. Het glooiende landschap van Noordoost-Twente is zeer gevarieerd door een fijnmazig samenstel van beken, essen, kampen en moderne ontginningen. Houtwallen, singels en bossen zorgen voor een kleinschalig en groen karakter. De specifieke landschappelijke (kern)kwaliteiten zijn:
Toets
Het voorliggende bestemmingsplan brengt met de beoogde ontwikkeling geen onaanvaardbare effecten voor het Nationaal Landschap Noord-Oost Twente met zich mee. Doordat voldaan wordt aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving wordt het landschap, mede gelet op de investering in de ruimtelijke kwaliteit juist versterkt.
De provincie wil ontwikkelingen in de groene omgeving samen laten gaan met een impuls in kwaliteit. Daarom is de 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' ontwikkeld als een eenduidige bundeling van diverse bestaande regelingen als rood voor rood, rood voor groen, vab's, landgoederen etc. Deze regelingen blijven daarin overigens wel herkenbaar. Er is een eenvoudige werkwijze ontwikkeld om principes van ontwikkelingsplanologie toepasbaar te maken voor sociaal-economische ontwikkelingen in de groene omgeving. De basis ligt in de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, de ontwikkelingsperspectieven en de 'Catalogus Gebiedskenmerken'.
Ontwikkelingen in de groene omgeving worden als volgt benaderd:
Er wordt ruimte voor sociaal-economische ontwikkeling geboden als deze ontwikkeling vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is en in het ontwikkelingsperspectief ter plekke past en volgens de 'Catalogus Gebiedskenmerken' wordt uitgevoerd.
KGO van toepassing
De kwaliteit van het Overijsselse landschap en de sociaal-economische ontwikkeling van het landelijk gebied gaan hand in hand en vormen de basis voor allerlei ontwikkelingen. Nieuwe ontwikkelingen moeten mogelijk zijn onder voorwaarde dat ze bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Met de kwaliteitsimpuls Groene Omgeving biedt de provincie Overijssel beleidsruimte aan gemeenten voor ontwikkelingen in de groene ruimte. In het buitengebied is ruimte voor grootschalige uitbreidingen en nieuwe ontwikkelingen mits die gelijk opgaan met verbeteringen van de ruimtelijke kwaliteit.
Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd.
De methodiek voor het bepalen van de balans tussen ontwikkelingsruimte en de gevraagde investering in de groene omgeving, is gericht op het volgende: hoe meer de ontwikkeling als gebiedsvreemd te beschouwen is en/of hoe groter de schaal en impact op de ruimtelijke kwaliteit is, des te zwaarder weegt dat aan de ontwikkelingskant van de balans en hoe hoger de aanvullende kwaliteitsprestaties dan dienen te zijn. Als het gaat om een gebiedsvreemde ontwikkeling van een grote schaal en met een grote impact op de omgeving, dan zal een forse investering in het landschap nodig zijn.
Om te beoordelen of medewerking kan worden verleend aan het verzoek, dient het volgende model (figuur 3.6) gevolgd te worden:
Figuur 3.7: KGO-model provincie Overijssel
Zoals uit het voorgaande is gebleken vormen de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken in het voorliggende bestemmingsplan geen belemmering voor het betreffende initiatief.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of de ontwikkeling als gebiedseigen of gebiedsvreemd moet worden aangemerkt. Het onderscheid in gebiedseigen en gebiedsvreemde functies geeft een indicatie voor de mogelijke bijdrage vanuit de functie zelf aan behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Een gebiedseigen functie past in de beleidsdoelstellingen ofwel het ontwikkelingsperspectief van een gebied. Bij een gebiedsvreemde functie is er eerder sprake van gebruikseffecten die een negatieve invloed kunnen hebben op (ontwikkelingsmogelijkheden van functies in) de omgeving (verkeer, milieu, geurgevoeligheid, e.d.)
Toets
In dit geval is sprake van een uitbreiding van een bestaand recreatief bedrijf. Op basis van de Kwaliteitsimpuls dient de uitbreiding gecompenseerd te worden in de omgeving. Voor iedere ontwikkeling in het landelijk gebied is de basisinspanning van toepassing. Het gaat hier om een goede landschappelijke inpassing van het bedrijfsperceel. Voor ontwikkelingen in de groene omgeving of ontwikkelingen die een uitstraling hebben naar de groene omgeving is bepaald dat de meerwaarde als gevolg van de uitbreiding dient te worden geïnvesteerd in de omgeving (aanvullende kwaliteitsprestaties).
Met de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en in overleg met de gemeente Tubbergen is een invulling gegeven aan de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving. Deze invulling is in paragraaf 3.4.6 verder uitgewerkt. Door zowel een basisinspanning en aanvullende ruimtelijke kwaliteitsprestaties te leveren, is een goede balans gevonden in de investering in de ruimtelijke kwaliteit en de nieuwe geboden ontwikkelingsruimte.
Mede gelet op hetgeen beschreven is in paragraaf 3.4.6 kan geconcludeerd worden dat de in het voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving.
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Het ruimtelijke beleid voor de onderhavige locatie ligt vast in het bestemmingsplan voor het buitengebied. In dit plan is de situatie vastgelegd die als bestaand kan worden beschouwd. Met de vaststelling van het gemeentelijke beleidskader 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving' op basis van de door de provincie geformuleerde kaders, is ontwikkelingsruimte ontstaan voor bedrijven in het buitengebied. Van deze ruimte kan alleen gebruik gemaakt worden, wanneer geïnvesteerd wordt in de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Hiervoor is maatwerk noodzakelijk. Dit maatwerk is beschreven in het KGO plan welke in paragraaf 3.4.6 nader wordt belicht. Voor hier kan worden gesteld dat het voorliggende plan in overeenstemming is met het ruimtelijke beleid van de gemeente Tubbergen.
De gemeenteraad van de gemeente Tubbergen heeft op 16 maart 2021 'MijnOmgevingsvisie Tubbergen' vastgesteld. Deze visie gaat over de toekomst van de leefomgeving van de gemeente Tubbergen, waarbij wordt ingegaan op diverse thema's (o.a. leefbaarheid, gezondheid, veiligheid en duurzaamheid). De visie geeft aan hoe de gemeente Tubbergen en samenleving willen sturen. Wat moet er behouden worden, wat moet er versterkt worden en wat moet er worden ontwikkeld.
De omgevingsvisie 'MijnOmgevingsvisie Tubbergen' gaat uit van vier kernprincipes. Dit zijn manieren van werken: werkwijzen die altijd gelden. De vier principes zijn:
Kern Geesteren
Geesteren is een van de drie grote kernen in de gemeente.
Eén van de speerpunten is "leefbare kernen'. Daarin is belangrijk:
Waardenkaart
Op de waardenkaart van de omgevingsvisie Tubbergen is de locatie als volgt aangeduid:
Figuur 3.8: waardenkaart Omgevingsvisie Tubbergen, plangebied in rood aangegeven
De waarden van dit gebied 'gericht op behouden door gemiddelde waarde en dynamiek' zijn als volgt gedefineerd:
Bij ontwikkeling kan ingespeeld worden op:
Toets
Met het hiervoor beschreven initiatief wordt een impuls gegeven aan het recreatief nachtverblijf binnen de gemeente Tubbergen, waarbij gebruik gemaakt wordt van een innovatief concept. De ontwikkeling wordt op passende wijze ingepast. De recreatiewoningen zullen opgaan in het nieuw aan te leggen kleinschalige lanschap en het landschap ter plaatse wordt versterkt en hersteld. Omdat de ontwikkeling in balans is met de investering in de ruimtelijke kwaliteit, is de ontwikkeling in overeenstemming met de uitgangspunten van de omgevingsvisie van de gemeente Tubbergen.
Door de toevoeging van de recreatiewoningen nabij de locatie Meijersweg 8 in Geesteren wordt een versterking gedaan in het herstellen van het oorspronkelijke landschap. Daarmee worden vrijwel alle perspectieven bij ontwikkeling vanuit de omgevingsvisie aangetikt. De toelichting hierop is als volgt.
Het betreft een ontwikkeling die juist terug verwijst naar de oorspronkelijke staat van het landschap, die versterkt in natuurwaarden door meer diversiteit van groenelementen en landgebruik aan te brengen. Tevens draagt het plan ook bij aan een goede waterhuishouding en zal de variatie ook een bijdrage leveren aan biodiversiteit in het gebied. De recreatiewoningen worden gebouwd conform duurzaamheidseisen en zoveel mogelijk met lokale aannemers, in lokale gebruikelijke bouwwijzen.
De plannen leveren een positieve bijdragen en passen binnen de omgevingsvisie Tubbergen.
Doel van de nota verblijfsrecreatie in Noordoost Twente is om kaders weer te geven waarbinnen de verschillende vormen van verblijfsrecreatie zich in de toekomst kunnen blijven ontwikkelen. In de analyse van deze nota kunnen aantal conclusies worden getrokken die van belang zijn voor het formuleren van de visie:
De visie voor verblijfsrecreatie luidt dan ook als volgt:
"Versterking van het verblijfstoerisme in Noordoost Twente door middel van kwaliteitsverbetering, productvernieuwing en differentiatie in het verblijfsrecreatief aanbod"
Bungalows/recreatiewoningen op recreatieterreinen
Voor recreatiewoningen op recreatieterreinen zijn de volgende uitgangspunten van toepassing:
Toets
Onderliggend plan maakt de ontwikkeling van 16 recreatiewoningen en bijbehorende (parkeer)voorzieningen mogelijk. De recreatiewoningen worden gerealiseerd in aansluiting op het erf Meijersweg 8, waar reeds sprake is van (verblijfs)recreatieve activiteiten. De recreatiewoningen zorgen voor een aanvulling op het aanbod aan verblijfsrecreatieve mogelijkheden op parken en betreft een uniek concept, waaraan ook behoefte is (zie ook de uitleg onder hoofdstuk 2 en paragraaf 3.2.3). De recreatiewoningen voldoen aan de maximale maat van 300 m3.
De recreatiewoningen zullen centraal worden geexploiteerd en alleen voor de recreatieve verhuur beschikbaar zijn. Permanente bewoning is in de regels van het bestemmingsplan ook specifiek uitgesloten, evenals het gebruik voor de huisvesting van elders werkzaam (tijdelijke) werknemers en het gebruik anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie. Het plan voldoet aan de uitgangspunten en geeft invulling aan de doelstellingen uit de beleidsnota verblijfsrecreatie.
Het doel van het gemeentelijk geluidbeleid is het behouden van de goede kwaliteiten en het benutten van kansen om voor de verschillende gebieden binnen de gemeente de geluidskwaliteit te verbeteren. De gemeente Tubbergen is hiervoor opgedeeld in verschillende gebieden. Voor ieder gebied is in het geluidsbeleid voor de thema's bedrijven en verkeer een passende geluidskwaliteit opgenomen. De gewenste ambities zijn verder uitgewerkt tot concrete beleidsuitspraken. De beleidsuitspraken geven aan wat de randvoorwaarden zijn met betrekking tot geluid voor de thema's bedrijven en verkeer. Het gemeentelijk geluid bestaat uit drie nota's, een nota geluidsbeleid, een nota hogere grenswaarden en een nota geluid en evenementen. In de onderhavige situatie speelt de nota geluid en evenementen geen rol.
De locatie nabij Meijersweg 8 te Geesteren ligt volgens de geluidskaarten in het buitengebied van de gemeente Tubbergen. Het buitengebied van Tubbergen heeft in algemene zin als hoofdfunctie agrarische activiteiten, heeft een lage bebouwingsdichtheid en een lage gebruiksintensiteit. Kenmerkend voor dit gebied zijn de vele functies: wonen, recreatie, landschap, landbouw en economie. De algemene kwalificatie voor de geluidsambities in het buitengebied is 'rustig'.
Toets
De nieuwe functie in het plangebied houdt voldoende afstand ten opzichte van omliggende geluidsgevoelige objecten, zie voor de volledigheid de paragraaf voor bedrijven en mileiuzonering in paragraaf 4.1. Ten behoeve van wegverkeerslawaai is een akoestisch onderzoek verricht. Dit onderzoek is beschreven in paragraaf 4.5. Uit het onderzoek volgt dat het geluidsklimaat voor de recreatiewoningen aanvaardbaar is en voldoet aan het gemeentelijk geluidbeleid.
De gemeente Tubbergen beschikt over archeologiebeleid. De locatie heeft een hoge verwachtingswaarde (zie figuur 3.8).
Figuur 3.9: Fragment archeologische verwachtings- en advieskaart gemeente Tubbergen
Ter plaatse van de aanduiding 'dekzandhoogten en -ruggen' bestaat een verhoogde kans op archeologische resten uit alle perioden. Archeologische resten vlak onder het maaiveld zijn kwetsbaar voor bodemingrepen en daardoor vaak minder goed geconserveerd.
Het beleidsadvies voor gronden met de aanduiding 'dekzandwelvingen en -vlakten' luidt als volgt: 'archeologisch onderzoek noodzakelijk in plangebieden groter dan 2500 m² bij bodemingrepen dieper dan 40 cm. Voor gebieden kleiner dan 2500 m² geldt vrijstelling voor archeologisch onderzoek'.
Tpets
De omvang van het plangebied leidt er toe, dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In paragraaf 4.7 wordt op het verrichtte archeologisch onderzoek ingegaan.
De gemeenten Tubbergen en Dinkelland hebben op 7 oktober 2013 het beleidskader Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO-beleid) vastgesteld. In 2016 is dit beleid aangevuld. Het KGO-proces voorziet in veel flexibiliteit en mogelijkheden voor maatwerk. Per ontwikkeling dient beoordeeld te worden of de voorgestane ontwikkeling past in de omgeving. Hiervoor vindt toetsing plaats aan het generieke beleid.
Als hoofdregel voor de toepassing van KGO geldt dat de waardestijging die het bedrijf ondervindt als gevolg van de realisatie van de ontwikkelingsplannen geïnvesteerd moet worden in de ruimtelijke kwaliteit. Aan de hand van de gemeentelijke beleidsnota is bepaald welk bedrag gehanteerd moet worden voor de waardebepaling en welk bedrag dus in de ruimtelijke kwaliteit moet worden geïnvesteerd.
Toets
Door Hannink Landschapsvormgeving is een KGO-plan opgesteld, waarin niet alleen de basisinspanning is opgenomen, maar waarin ook de extra investering in de ruimtelijke kwaliteit is vertaald. Dit plan is als Bijlage 2 aan deze toelichting gekoppeld. Uit dit plan blijkt dat de investering in evenwicht is met de omgeving. Met name het versterken van de hoogteverschillen zoals kampen en de bijbehorende steilranden dragen bij aan de herkenbaarheid van het kleinschalige landschap.
Conform het KGO-beleid is de gemeente met initiatiefnemer een overeenkomst aangegaan om de uitvoering van de kwaliteitsimpuls te borgen. Daarnaast wordt de aanleg en instandhouding gewaarborgd middels een voorwaardelijke verplichting in de regels.
De gemeente Tubbergen heeft op 2 juli 2012 de beleidsnota 'De casco-benadering in Noordoost-Twente' vastgesteld. Het Nationaal Landschap Noordoost Twente is een gebied met zeldzame en unieke landschapskwaliteiten. Het is een gebied met stuwwallen, bronnen, beken en fraaie cultuurlandschappen. Kernkwaliteit is het waardevolle cultuurlandschap met een variatie in open en een kleinschalig besloten landschap. Schaalvergroting in de grondgebonden landbouw staat op gespannen voet met deze kleinschaligheid. Het verdwijnen van landschapselementen op perceelsgrenzen tast het kleinschalige groene karakter aan en leidt tot een afname van landschapsdiversiteit. De gemeente Tubbergen heeft samen met de provincie Overijssel en de gemeenten Losser, Dinkelland en Oldenzaal de ambitie uitgesproken om de tendens van schaalvergroting in de grondgebonden landbouw zodanig vorm te geven dat deze niet ten koste gaat van de kwaliteit van het landschap.
Om vorm en inhoud te geven aan deze ambitie is een generieke methode ontwikkeld: de casco benadering. Voor de gemeente is de casco-benadering te gebruiken als beoordelingskader voor ingrepen in het landschap.
Aan de hand van de casco-kaart (figuur 3.9) is onderzocht welke stappen nodig zijn om de bouw van de gewenste totaalontwikkeling mogelijk te maken.
Figuur 3.10: Fragment casco-kaart (bron: www.overijssel.nl/cascokaart)
Op basis van de casco-kaart kan vastgesteld worden of een landschapselement tot het casco behoort of niet; daaruit volgen drie mogelijke aanvragen op basis van het casco, dit zijn:
Er is sprake van een afwijking van het casco als een aanvrager een verzoek doet tot het verwijderen van een casco element. Het is niet toegestaan om een casco element te verwijderen. Wanneer rekening wordt gehouden met de regels van compensatie kan het casco-element in de onderhavige situatie aangetast en gecompenseerd worden.
Het casco-beleid heeft alleen betrekking op lijnvormige elementen en niet op bijvoorbeeld bos groter dan 0,5 ha.
Toets
Op basis van figuur 3.9 kan geconstateerd worden dat de aanwezige casco-elementen betrokken worden bij de nieuwe ruimtelijke kwaliteit. In het KGO-plan (Bijlage 2) zijn de casco-elementen (zowel het onderdeel als de niet onderdelen) verwerkt in de landschappelijke inpassing en de extra investering in ruimtelijke kwaliteit. Samen met de nieuwe eenmanses-structuur die in het KGO-plan is opgenomen, wordt de groene omgeving versterkt en worden eventueel verloren gegane waarden gecompenseerd.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen het gemeentelijk van toepassing zijnde beleid en levert bovendien een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit op.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In het voorliggende geval is er sprake van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
De recreatieve functies op het perceel Meijersweg 8 te Geesteren kunnen aangemerkt worden als kampeerterrein, vakantiecentra, e.d. (met keuken). Daarnaast is de activiteit het fokken en houden van ‘overige graasdieren’ van toepassing. Volgens de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' zijn de recreatieve functies bepalend als het gaat om milieuzonering. Deze activiteiten kunnen gerangschikt worden onder categorie 3.1. Er is sprake van een rustig gebied, waardoor rekening moet worden gehouden met de indicatieve afstand van 50 meter. Het aspect geluid brengt de grootste afstand van 50 m met zich mee.
Externe werking
In de bestaande situatie bedraagt de afstand van het plangebied tot de dichtstbijgelegen woning (Meijersweg 9) circa 53 m. De uitbreiding waarin voorliggend bestemmingsplan voorziet, de bouw van de recreatiewoningen, ligt verder van deze woning af, namelijk minimaal 106 meter, waardoor voldaan wordt aan de mileuzonering. Het woonerf Huyerenseweg 22 ligt op een afstand van minimaal 92 meter van de recreatiewoningen, waardoor eveneens voldaan wordt aan de benodigde richtafstand. Daarnaast bevindt zich het woonerf Meijersweg 12 op minimaal 120 m afstand van de recreatiewoningen. Geconcludeerd wordt derhalve dat voldaan wordt aan de richtafstanden die gehanteerd zijn in de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering.
Interne werking
Hierbij gaat het om de vraag of de nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving.
De recreatiewoningen zelf worden niet aangemerkt als een milieugevoelige functie. Wel worden de objecten in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij aangemerkt als geurgevoelige objecten. Bij de omliggende veehouderijen zijn echter niet de adviesafstanden, maar de wettelijk aan te houden afstanden of de berekende geuremissiecontouren voor vergunningplichtige veehouderijen bepalend. Hier wordt in de paragraaf voor geur (4.3) in dit hoofdstuk nader op ingegaan.
Conclusie
Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. In 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
In het plangebied is sprake van uitbreiding van de recreatieve verblijfsmogelijkheden in de vorm van 16 recreatiewoningen aan de Meijersweg 8 in Geesteren. Hiervoor wordt 3.325 m² agrarische grond omgezet ten behoeve van recreatief gebruik. Daarbij wordt circa 1580 m2 agrarische grond omgezet naar natuur.
In lijst D van het Besluit millieueffectrapportage is onder nummer 10.1 (uitbreiding recreatieve of toeristische voorzieningen) aangegeven dat bij een bezoekersaantal van 250.000 bezoekers of meer per jaar of een oppervlakte van 25 ha of meer, dan wel 10 ha of meer in een gevoelig gebied een onderzoek verricht dient te worden naar de gevolgen voor het milieu. Van een dergelijk grootschalige ontwikkeling is geen sprake.
De genoemde maximum oppervlakken gelden als drempelwaarden, waar het onderhavige project onder blijft. Het ruimtebeslag van het onderhavige project ligt ruimschoots beneden de drempelwaarde. Conclusie die op grond hiervan getrokken kan worden is dat het onderhavige project niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is. Wel is een aanmeldnotitie m.e.r. vereist. Dit document is opgesteld.
Conclusie
De conclusie vanuit de Omgevingsdienst Twente (ODT) is dat gelet op de kenmerken van het onderhavige project (zoals het feit dat de omvang ruimschoots beneden de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. ligt), de plaats van het onderhavige project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Het besluit hiertoe is opgenomen in Bijlage 5. Alternatieven hoeven dan ook niet te worden afgewogen. Het onderhavige project is niet m.e.r.-plichtig.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Toets
In de omgeving van het plangebied ligt een paardenhouderij aan de Huyerenseweg 25 in Geesteren (250 m van het plangebied) en intensieve veehouderijen aan de Meijersweg 3 in Geesteren en Bosweg 9 in Tubbergen (respectievelijk minimaal 250 m en 350 m van het de toekomsitge recreatiewoningen).
De locaties voldoen ruimschoots aan de vaste afstanden van 50 m (Huyerenseweg 25 in Geesteren) dan wel de benodigde richtafstanden van minstens 200 m (Meijersweg 3 in Geesteren en Bosweg 9 in Tubbergen), waardoor voor geur sprake is van een aanvaardbare situatie.
Bovendien geldt in alle gevallen dat er tussengelegen woningen aanwezig zijn, waardoor enerzijds geen sprake is van belemmeringen voor de betreffende bedrijfslocaties en anderzijds een bescherming van goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Door Kruse Milieu is onderzoek gedaan naar de gesteldheid van de bodem. De bevindingen van dat onderzoek zijn beschreven in het rapport van 23 november 2021 (projectcode 21063610). Het volledige rapport is als (Bijlage 6) aan de toelichting van dit bestemmingsplan gekoppeld. Hierna wordt kort op het onderzoek ingegaan en wordt de uitkomst van het onderzoek beschreven.
Middels een verkennend bodemonderzoek is de bodem onderzocht op het agrarisch terreindeel ter grootte van circa 4.950 m² aan de Meijersweg 8 te Geesteren. Het terreindeel is beschouwd als niet verdacht.
Resultaten veldwerk
In totaal zijn er 16 boringen verricht, waarvan er 3 zijn doorgezet in de diepere ondergrond. Er
is 1 diepe boring afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem globaal bestaat uit matig fijn, zwak siltig zand. In de boven- en ondergrond zijn oer- en roesthoudende lagen aangetroffen. Er zijn geen bodemvreemde materialen waargenomen. Door de veldwerkers zijn visueel geen asbestverdachte materialen op het maaiveld of in de bodem waargenomen. Het freatische grondwater in de peilbuis is aangetroffen op 1.20 m-mv.
Resultaten analyses
Op basis van de resultaten van de analyses kan het volgende worden geconcludeerd:
Conclusies en aanbevelingen
In het grondwater (PB 21) zijn enkele (zeer) lichte verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van de rapportage in Bijlage 6. In de boven- en ondergrond (BG I, BG II en OG) zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. Aangezien de tussenwaarden niet worden overschreden, is het uitvoeren van nader onderzoek niet noodzakelijk.
Slotconclusie
Uit milieukundig oogpunt is er geen bezwaar tegen de bestemmingsplanwijziging en de nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico’s voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (recreatie).
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'. In de wet geluidhinder (Wgh) is een zonering van een industrieterrein, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden opgesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan de milieugevoelige functies.
In paragraaf 3.4.4 is stilgestaan bij het geluidbeleid van de gemeente. Daarbij is gesteld dat sprake van is van een rustig woongebied/buitengebied. Aan de afstanden die genoemd zijn in paragraaf 4.1 wordt voldaan, waardoor nader akoestisch onderzoek vanwege industrielawaai niet aan de orde is. Wel geldt dat de Meijersweg een 60 km/uur weg betreft en wegverkeerslawaai mogelijk een rol kan spelen. Een recreatiewoning is volgens de Wet geluidhinder weliswaar geen geluidgevoelig object, maar uit jurisprudentie blijkt echter dat in de ruimtelijke planvorming wel rekening dient te worden gehouden met het aspect geluidhinder. Om vast te kunnen stellen of er een recreatief klimaat aanwezig is, heeft Sound Force One een akoestisch onderzoek verricht.
Toets
In dit onderzoek is nagegaan in hoeverre bij de beoogde uitbreiding voldaan wordt aan de geldende geluidsnormen. De bevindingen van dat onderzoek zijn beschreven in de rapportage van 4 november 2015. Deze rapportage is als Bijlage 7 bijgevoegd. Hierna wordt volstaan met de conclusies van het onderzoek.
Voor recreatiewoningen bestaat geen vast toetsingskader. Daarom wordt voor het beeld aangesloten bij het wettelijk kader voor nieuw te bouwen woningen, zoals hieronder weergegeven.
Volgens de Wet geluidhinder geldt voor alle nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen die in een geluidszone van een weg zijn gelegen een voorkeurswaarde van 48 dB. Als deze waarde wordt overschreden kan de gemeente onder voorwaarden een hogere waarde vaststellen. Deze hogere waarde is aan de in de Wet geluidhinder opgenomen plafonds gebonden (ook omschreven als maximaal toegestane geluidsbelasting). Voor woningen in buitenstedelijk gebied geldt een maximaal toegestane geluidsbelasting van 53 dB.
In binnenstedelijke situaties geldt een maximale grenswaarde van 63 dB. De voorkeurswaarde mag worden overschreden als geluidsbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn dan wel dat deze voorzieningen om stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of om financiële redenen niet wenselijk zijn. Daarnaast moet worden voldaan aan het gemeentelijk beleid.
Na beschouwing van de geluidscontouren ter plaatse van de Meijersweg, wordt de voorkeurswaarde van 48 dB inclusief aftrek conform artikel 110 Wgh niet overschreden.
Ter plaatse van het plangebied wordt derhalve voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse een goed recreatief klimaat aanwezig is.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland. De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Door Natuurbank Overijssel is een quickscan natuurwaardenonderzoek gedaan. De bevindingen van dat onderzoek zijn beschreven in de rapportage met projectnummer 3808, d.d. 14-11-2021. Deze rapportage is als Bijlage 8 aan de toelichting gekoppeld. Hier wordt volstaan met de beschrijving van de conclusies.
Er zijn plannen voor de bouw van recreatiewoningen aan de Meijerweg 8 te Geesteren. Vervolgens wordt het plangebied verder ingericht met diverse beplanting, een wandelpad, een toegangsweg en parkeergelegenheid. Als gevolg van deze voorgenomen activiteiten kan overtreding van de Wet natuurbescherming op voorhand niet uitgesloten worden. Daarom is Natuurbank Overijssel gevraagd om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld te brengen. In voorliggend rapport worden de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek gepresenteerd. Naast een beschrijving van het onderzoeksgebied, de onderzoeksopzet en de resultaten van het onderzoek, worden de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten weergegeven.
Het plangebied is op 27 oktober 2021 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten, dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied, zoals Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland.
Wettelijke consequenties m.b.t. gebiedsbescherming:
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. Een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de gebruiksfase van het plangebied, kan op basis van voorliggende studie niet uitgesloten worden. Mogelijk leiden voorgenomen activiteiten tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied. Om de wettelijke consequenties van de voorgenomen activiteiten vast te kunnen stellen, dient een stikstofberekening uitgevoerd te worden. In paragraaf 4.6.2 wordt hier nader op ingegaan.
Wettelijke consequenties m.b.t. soortbescherming:
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats en bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of voortplantingsplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet verstoord, beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten.
Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën die een (winter)rust- en/of voortplantingslocatie in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘vangen’ en het ‘beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocaties. Beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën mogen niet gedood worden als gevolg van het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten. Wel geldt een vrijstelling voor het beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingslocatie. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.
De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering in het kader van soortbescherming.
Wettelijke consequenties samengevat:
Initiatiefnemer is voornemens om de verblijfsrecreatieve mogelijkheden binnen het plangebied uit te breiden. Het plan bestaat uit het omzetten van circa 3.325 m2 aan agrarische gronden ten behoeve van de realisatie van 16 recreatiewoningen en bijbehorende (parkeer)voorzieningen. Daarnaast vindt een omzetting plaats van ± 788 m² aan agrarische gronden naar natuurgronden.
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling wordt stikstof en ammoniak uitgestoten, zoals bij de verbranding van fossiele brandstof, welke kan neerslaan in kwetsbare natuur. In dit kader is een AERIUS berekening uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 9. In de AERIUS berekening wordt uitgegaan dat het voorgenomen project een doorlooptijd heeft van ongeveer een jaar en dat er geen sprake zal zijn van een gasaansluiting voor de nieuwe recreatiewoningen.
Hoewel er NOx en NH3 vrijkomt als gevolg van het gebruik van de recreatiewoningen aan de Meijersweg 8 in Geesteren, is door uitvoering van de AERIUS berekening aangetoond dat dit niet leidt tot een meetbare depositie van NOx of NH3 in Natura 2000-gebied dat gevoelig is voor stikstof en ammoniak. In de gebruiksfase ligt de emissie niet hoger dan 0,00 mol/ha/j. Als gevolg van de berekende emissie, tijdens de gebruiksfase, vindt er dan ook géén meetbare verhoging van de depositie NOx en NH3 plaats in Natura 2000-gebieden als gevolg van het gebruik van de nieuwe woningen. De ontwikkeling leidt niet tot een verslechtering van de milieukwaliteit van Natura 2000-gebieden. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.
De AERIUS Calculator 2021 biedt voldoende inzicht in het effect van de voorgenomen activiteit op Natura 2000-gebieden voor het aspect stikstof en ammoniak. De uitkomsten van de berekeningen met de AERIUS Calculator zijn geldig en toepasbaar voor ruimtelijke plannen.
De Wet natuurbescherming vormt voor het aspect stikstof en ammoniak geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling.
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeente dient er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen bekend zijn en in de ruimtelijke inrichting worden meegewogen. Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader onderzoek noodzakelijk is.
In paragraaf 3.4.5 is ingegaan op het gemeentelijk archeologiebeleid. Geconcludeerd is dat voor het plan onderzoek noodzakelijk is omdat de betreffende gronden hoge verwachting hebben en dat de ondergrens van 2.500 m² wordt overschreden.
Toets
Door Hamaland Advies is een archeologisch onderzoek verricht, waarvan de bevindingen beschreven zijn in de rapportage van 31 oktober 2015 (projectnummer 151060). De volledige rapportage is als Bijlage 10 aan de toelichting van dit bestemmingsplan gekoppeld. Hierna wordt de conclusie van het onderzoek beschreven.
Het bureauonderzoek toont aan dat er een hoge kans is op archeologische waarden in het plangebied. Indien de bodem nog niet geroerd is tot in de top van het dekzand, dan kunnen vindplaatsen uit de Vroege Prehistorie tot en met Nieuwe Tijd aanwezig zijn. Archeologische resten kunnen bestaan uit nederzettingsterreinen en graven, maar ook archeologische resten uit de nabijheid van dit soort complexen, zoals akkerlagen, karrensporen, wegen, meilers, vuursteenstrooiingen etc.
Uit het booronderzoek blijkt dat in het plangebied sprake is van een gordeldekzandrug die bedekt is met een oud landbouwdek (plaggendek, eerdlaag). Tevens is in een deel van het plangebied een intacte podzolbodem aangetroffen. Hoewel de bodemopbouw van het plangebied nog grotendeels intact is, zijn er geen archeologische vindplaatsen van landbouwende samenlevingen en steentijdsamenlevingen aangetroffen.
Vanwege de aanwezigheid van een intacte veldpodzol in delen van het terrein zijn er geen archeologische vindplaatsen (nederzettingsterreinen) te verwachten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Het plangebied heeft, voor zover valt na te gaan, altijd een agrarische functie gehad. Indicaties voor bewoning in de Steentijd zijn evenmin aangetroffen in het plangebied, waardoor nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht
De Regioarcheoloog heeft geadviseerd om geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren en het plangebied voor wat betreft het omgevingsaspect ‘archeologische waarden’ vrij te geven. Ten behoeve van een omgevingsvergunning is geen archeologisch vervolgonderzoek vereist. Indien bij de uitvoering van de grondwerkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007), aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, in casu de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Dit advies is als Bijlage 11 bijgevoegd.
Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. In het plan zijn doelen en maatregelen uitgewerkt voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:
Ook de kosten en financiering zijn weergegeven. Het waterbeheerplan is afgestemd met de plannen van het Rijk, de provincies en de gemeenten.
Watersysteem
In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe 'eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren' is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
Afvalwaterketen
Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe.
Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem.
Vandaar dat het principe 'eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren' een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.
Watertoetsproces
Via de digitale watertoets is onderzocht welke waterbelangen bij dit bestemmingsplan spelen. Uit de op 16 november 2015 verrichtte watertoets is gebleken dan bij de verdere planontwikkeling rekening gehouden dient te worden met de uitgangspunten van het waterschap Vechtstromen (zie Bijlage 12).
Uit de beantwoording van de vragen blijkt dat het plan ligt in een gebied dat op de kaart wordt aangemerkt als:
In het kader van de watertoets heeft het waterschap Vechtstromen hierop de volgende aanvullende opmerkingen:
Wanneer voornoemde opmerkingen in het plan worden meegenomen heeft waterschap Vechtstromen geen bezwaar.
Bij realisatie van het voorgenomen initiatief wordt rekening gehouden met de uitgangspunten en opmerkingen vanuit het waterschap Vechtstromen. Er heeft overleg plaatsgevonden met het Waterschap over de afvoer van vuil water in het kader van het plan. Dit vanwege het ontbreken van riolering ter plaatse. Er zal gebruik gaan gemaakt worden van een iba of een helofietenfilter. De te kiezen oplossing wordt in samenspraak/in afstemming met de eigenaren van de Herterij gekozen.
Er wordt binnen de voorgenomen plannen niet gebouwd binnen de obstakelvrije zones. Daarnaast wordt door de situering van de recreatiewoningen aan de rand van de eenmanses voldaan aan het minimale bouwpeil. Ten slotte is er geen sprake van nieuwe agrarische activiteiten, de bestaande hertenfokkerij wordt voortgezet. Voorliggend plan houdt in voldoende mate rekening met het aspect water.
Verkeer
Het perceel wordt via het bestaande erf ontsloten op de Meijersweg. Dit betreft een erftoegangsweg, waar 60 km/uur is toegestaan. De bezoekers van de recreatiewoningen bereiken en verlaten de recreatiewoningen eveneens via het bestaande erf. In publicatie 381 van het CROW 'Toekomstbestendig parkeren' is voor een bungalowpark (huisjescomplex) een kengetal van minimaal 2,6 en maximaal 2,8 verkeersbewegingen per dag per bungalow opgenomen. Uitgegaan wordt van een gemiddelde, daarmee 2,7 verkeersbewegingen per bungalow. Dit houdt in dat ten gevolge van het plan, bij een volledige bezetting van de recreatiewoningen, gemiddeld 43 verkeersbewegingen per dag extra plaatsvinden. Dit betreft gezien de huidige intensiteit op de Meijersweg (500 motorvoertuigen per etmaal, zie akoestisch onderzoek) en omliggende wegen, een toename die via de huidige weg/wegen goed kan worden afgewikkeld.
Parkeren
In hoofdstuk 2 is beschreven dat er ten behoeve van de recreatiewoningen voldoende parkeerplaatsen op en nabij het bestaande erf aan Meijersweg 8 worden gecreëerd. Er worden in totaal 52 parkeerplaatsen op het erf gesitueerd, waarvan 35 nieuw worden aangelegd. De publicatie 381 Toekomstbestendig parkeren van het CROW geeft voor een bungalowpark (huisjescomplex) een parkeerkencijfer van minimaal 2 en maximaal 2,2 per bungalow aan. Gemiddeld betekent dit een parkeernorm van 2,1 pp per recreatiewoning.
Voor 16 recreatiewoningen houdt dit in dat naar boven afgerond 34 parkeerplaatsen benodigd zijn. Gezien de extra capaciteit van 35 parkeerplaatsen binnen het plangebied wordt voldoende in de aanvullende parkeerbehoefte voorzien.
Geconcludeerd wordt dat er geen knelpunten zijn op het gebied van verkeer en parkeren.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Per 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRvgs). Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Het doel van het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' is om de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
Toets
Aan hand van de Risicokaart Overijssel (figuur 4.2) is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de Risicokaart weergegeven. De dichtstbijzijnde risicofactor is een LPG installatie op ruim 1,2 km afstand.
Figuur 4.2: Fragment risicokaart provincie Overijssel (bron: risicokaart.nl)
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving ter zake van externe veiligheid.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan ondermeer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Het aantal verkeersbewegingen zal door de ontwikkeling toenemen. Deze toename zal echter niet groot zijn.
Wanneer uitgegaan wordt van een worst-case benadering (50 extra verkeersbewegingen per dag, hoger dan CROW-normen) dan zal dat extra aantal verkeersbewegingen geen nadelige effecten met betrekking tot de luchtkwaliteit met zich meebrengen. Het percentage vrachtverkeer is nihil. In figuur 4.3 is de worst-case berekening weergegeven met 50 extra voertuigbewegingen.
Figuur 4.3: Worst-case berekening voor bijdrage van extra verkeer (bron: infomil.nl)
Conclusie
Het voorliggende plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Voor wat betreft de regels is in dit plan aansluiting gezocht is bij het bestemmingsplan 'Buitengebied' en de daarin opgenomen voorschriften. De regels komen overeen met de door de gemeente Tubbergen gehanteerde regels voor het buitengebied en sluiten voor zover van toepassing aan op het geldende bestemmingsplan. De regels zullen verder voldoen aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende vijf enkelbestemmingen en drie dubbelbestemmingen in dit plan opgenomen:
Enkelbestemmingen
Dubbelbestemmingen
De drie eerstgenoemde enkelbestemmingen hangen nauw samen met de investering in het groen op grond van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving en de beweiding ten behoeve van de hertenfokkerij. De bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie recreatiewoningen' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen' worden toegekend aan respectievelijk de te realiseren recreatiewoningen en het bestaande erf. Op het erf zijn vijf vakantiewoningen aanwezig en een vakantiehuis. De dubbelbestemmingen archeologie 3 en 4 zijn opgenomen om de archeologische waarden te beschermen.
Er is zoveel mogelijk aangesloten is bij de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Tubbergen. Elementen die echter niet van toepassing zijn in het voorliggende bestemmingsplan zijn niet meegenomen. Dit geldt ook voor diverse begrippen bij de inleidende regels.
De gebiedsbestemming 'Agrarisch - 1' omvat de agrarische gebieden waar landbouw en landschap nevengeschikt zijn. Deze gronden zijn bestemd voor het agrarisch gebruik. De uitoefening van een agrarisch bedrijf is mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'. In het voorliggende bestemmingsplan is geen bouwvlak voor een agrarisch bedrijf opgenomen. De bestemming 'Agrarisch - 1' is tevens gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden alsmede doeleinden van agrarisch natuurbeheer zijn binnen deze agrarische gebiedsbestemming van ondergeschikt belang. Tevens is ondermeer extensief dagrecreatief medegebruik toegestaan. Het gaat dan om medegebruiksvormen als wandelen, fietsen, paardrijden en kanoën. Vis- of picknickplaatsen worden ook gerekend tot extensief dagrecreatief medegebruik.
Omdat geen agrarisch bouwvlak binnen het plangebied aanwezig is, zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan, zoals terreinafscheidingen.
Voor een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Het gaat hierbij om.
Binnen de bestemming 'Agrarisch - 1' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming onder voorwaarden te kunnen wijzigen. De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op:
De gebiedsbestemming 'Agrarisch - 2' omvat de agrarische gebieden, die naast een landschappelijke waarde ook een natuurlijke waarde bezitten. Het gaat hierbij voornamelijk om brongebieden van beken en/of beekdalen (geheel of gedeeltelijk) en kwelgebieden.
De gronden die zijn bestemd als 'Agrarisch - 2' zijn bestemd voor het agrarisch gebruik. De uitoefening van een agrarisch bedrijf is mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'. Ook binnen deze bestemming kent het plangebied geen agrarisch 'bouwvlak'. De bestemming 'Agrarisch - 2' is tevens gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke waarden alsmede doeleinden van agrarisch natuurbeheer zijn binnen de agrarische gebiedsbestemming 'Agrarisch 2' eveneens van belang. Tevens is ondermeer extensief dagrecreatief medegebruik toegestaan. Het gaat dan om medegebruiksvormen als wandelen, fietsen, paardrijden en kanoën. Vis- of picknickplaatsen worden ook gerekend tot extensief dagrecreatief medegebruik.
Omdat geen agrarisch bouwvlak binnen het plangebied aanwezig is, zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan, zoals terreinafscheidingen.
Ook binnen deze bestemming is voor een aantal werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning. Zie hiervoor ook onder 5.2.2.1.
Binnen de bestemming 'Agrarisch - 2' zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen om de bestemming onder voorwaarden te kunnen wijzigen. De wijzigingsbevoegdheden hebben betrekking op:
Bestaande bossen en natuurgebieden worden bestemd als 'Bos - Natuur'. De bestemming 'Bos - Natuur' betreft de bestaande gebieden met een ecologische functie, namelijk de bestaande natuurgebieden en de gebieden die reeds in eigendom zijn van de natuurbeherende instanties en aangewezen als nieuwe natuur. Het behoud, herstel en ontwikkeling van de waarden van deze gebieden staan voorop. De gronden zijn naast natuur en bosbouw ook bedoeld voor houtproductie. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de bos- en natuurgebieden is tevens opgenomen in de bestemmingsomschrijving. Extensief agrarisch medegebruik, en educatief medegebruik alsmede wegen en paden behoren ook tot de bestemmingsomschrijving.
Op de als 'Bos - Natuur' bestemde gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Het is niet toegestaan de als 'Bos - Natuur' bestemde gronden te gebruiken voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Ook het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten is als strijdig gebruik aangemerkt, evenals het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik. Dempen van beken, plassen, sloten of andere watergangen is niet toegestaan.
Voor een aantal werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist. Het gaat onder meer om:
De verblijfsrecreatieve terreinen met uitsluitend recreatiewoningen zijn onder de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie recreatiewoningen gebracht. De bestemming is bedoeld voor recreatiewoningen. Ook het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden behoort tot de bestemmingsomschrijving.
Voor het bouwen van recreatiewoningen zijn bouwregels opgesteld. Het aantal recreatiewoningen in het voorliggende plan bedraagt 16 stuks. De inhoud van een recreatiewoning bedraagt maximaal 300 m³. Goot- en bouwhoogte van een recreatiewoning bedragen respectievelijk maximaal 3 en 5 meter. De onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt minimaal 3 meter. Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
Het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning alsmede het gebruik van de recreatiewoningen voor de huisvesting van elders werkzaam zijnde (tijdelijke) werknemers is aangemerkt als strijdig gebruik.
Gronden met de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen' zijn bestemd voor onder andere gebouwen waarin recreatiewoningen/vakantieappartementen/boerderijkamers gevestigd zijn. Vaak zijn deze functies gehuisvest in bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen.
Binnen het betreffende bestemmingsvlak is een bebouwd oppervlak toegestaan van 1.140 m². Dit is op de verbeelding aangegeven. De maatvoering van de gebouwen is in de regels in tabelvorm weergeven. De goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen bedragen maximaal 6 m en 12. Binnen het bestemmingsvlak is één bedrijfswoning toegestaan. De maximale inhoud mag niet meer bedragen dan 1000 m³ en de goot- en bouwhoogte mogen maximaal 4 en 9 m bedragen. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag de 100 m² niet overschrijden.
Ook het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden behoort tot de bestemmingsomschrijving.
De bedrijfswoning mag, onder voorwaarden, worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. Ook mag de bedrijfswoning onder voorwaarden worden gebruikt ten behoeve van bed and breakfast. Hierbij zijn ten hoogste 8 slaapplaatsen in een bedrijfswoning toegestaan.
Voor de toekenning van de dubbelbestemmingen archeologie is het gemeentelijk archeologiebeleid (archeologische verwachtings- en advieskaart) gevolgd, zie paragraaf 6.6 .
De gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden. Ingrepen in de bodem zijn in deze gebieden in principe niet toegestaan. Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, deze niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodemroerende werkzaamheden uit te voeren. De ondergrens van de onderzoeksplicht is een oppervlakte van 2.500 m². De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.
Voor de toekenning van de dubbelbestemmingen archeologie is het gemeentelijk archeologiebeleid (archeologische verwachtings- en advieskaart) gevolgd. De gebieden met een lage en middelmatige archeologische verwachtingswaarde hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 gekregen. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze dubbelbestemming is gekoppeld aan een plicht van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden alsmede aan bouwwerkzaamheden. Ingrepen in de bodem zijn in deze gebieden in principe niet toegestaan. Alleen als aangetoond is dat er geen archeologische waarden meer zijn, deze niet onevenredig worden geschaad of er maatregelen worden getroffen om de waarden te beschermen, is het mogelijk hier bodemroerende werkzaamheden uit te voeren. De ondergrens van de onderzoeksplicht is een oppervlakte van 5.000 m². De omgevingsvergunningen worden alleen verleend wanneer er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de voorkomende archeologische en cultuurhistorische waarden. De omgevingsvergunning is niet nodig voor werkzaamheden die gerekend worden tot het normale onderhoud.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en is op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a geen exploitatieplan nodig.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft een lijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is (april 2015). In het voorliggende bestemmingsplan gaat het om de bouw van 16 recreatiewoningen. Aan deze ontwikkeling is een KGO-plan gekoppeld, welke voldoet aan het gemeentelijk beleid. KGO-plannen die voldoen aan een gemeentelijk beleidskader hoeven in het kader van vooroverleg niet voorgelegd te worden aan de provincie (onderdeel B punt 4). Omdat hier echter ook sprake is van verblijfsrecreatie is vooroverleg noodzakelijk.
Rijksdiensten
Op 1 januari 2012 is de Vrom-Inspectie samengevoegd met de Inspectie V&W tot de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De ILT heeft in het nieuwe toezichtbeleid geen adviserende en coördinerende rol meer met betrekking tot de advisering over gemeentelijke ruimtelijke plannen. Dit betekent onder meer dat geen plannen voor vooroverleg naar de ILT gestuurd hoeven te worden. Omdat de coördinatierol vervalt, reageren andere rijksdiensten (Rijkswaterstaat, Defensie en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) afzonderlijk.
Rijkswaterstaat
Bij brief van 10 februari 2012 heeft Rijkswaterstaat aangegeven dat zij tijdig betrokken wenst te worden bij plannen die betrekking hebben op de drie netwerken die bij Rijkswaterstaat in beheer zijn: het hoofdwegennet, het hoofdvaarwegennet en het hoofdwatersysteem. Aangezien geen van de belangen van Rijkswaterstaat in het plan betrokken zijn, is vooroverleg met deze dienst niet vereist.
Defensie
Bij brief van 16 februari 2012 wordt aangegeven dat binnen het Ministerie van Defensie de behartiging van ruimtelijke uitgevoerd door de Dienst Vastgoed Defensie. Het gaat hierbij om militaire terreinen (direct ruimtebeslag), het beheer van diverse zoneringen, brandstofleidingen, verstoringsgebieden, laagvliegroutes en -gebieden (indirect ruimtebeslag). De belangen die door het Ministerie van Defensie worden bewaakt, spelen in het voorliggend plan geen rol. Vooroverleg met de Dienst Vastgoed Defensie (Directie noord) is niet vereist.
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Bij brief van 6 maart 2012 wordt aangegeven dat gemeentelijke bestemmingsplannen die een relatie hebben met rijksinpassingsplannen op het terrein van energie-infrastructuur gemeld moeten worden bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Het onderhavige bestemmingsplan heeft geen raakvlakken met de energie-infrastructuur, waardoor vooroverleg met dit ministerie niet vereist is.
Waterschap Vechtstromen
Op 16 november 2015 is een digitale watertoets uitgevoerd. Op 27 november 2015 zijn van het waterschap aanvullende opmerkingen ontvangen, deze zijn verwerkt in paragraaf 4.8. Daarnaast heeft er overleg plaatsgevonden over de afvoer van vuil water in het kader van de ontwikkeling van de recreatiewoningen. Dit in verband met het ontbreken van riolering. Er zal worden gekozen voor een iba of helofytenfilter.
De conclusie van die digitale toets is dat - rekening houdend met de aanvullende opmerkingen - het waterschap Vechtstromen een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Op 12 mei 2017 heeft in restaurant De Kruidentuin te Geesteren een informatiebijeenkomst plaatsgevonden, waarbij omwonenden zijn geinformeerd over de ontwikkeling en er mogelijkheid was tot het stellen van vragen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van ... voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn ... zienswijzen binnengekomen.