Plan: | Sportlaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.1005372-vg01 |
Om wederzijdse belemmeringen te voorkomen is een goede ruimtelijke zonering tussen milieugevoelige (zoals woningen) en milieuhinderlijke functies (zoals bedrijven) noodzakelijk. Voor deze zonering kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009). Hierin zijn milieuhinderlijke activiteiten onderverdeeld in een zestal categorieën.
Aan deze categorieën zijn aanbevolen richtafstanden (grootste aan te houden afstanden) gekoppeld, gebaseerd op het effect op gevoelige functies als wonen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de omgevingstypen 'gemengd gebied', 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. De in de brochure genoemde richtafstanden gaan uit van een rustige woonwijk/rustig buitengebied, waarbij een correctie kan worden toegepast indien sprake is van een gemengd gebied. De correctie heeft te maken met het feit dat er in een gemengd gebied meer omgevingsgeluid is (waardoor nieuw/meer geluid minder opvalt) en de acceptatie van 'hinder' hoger is.
Figuur 4.1: richtafstanden milieuzonering
Activiteit | SBI-code (2008 en 1993) | Richtafstand en maatgevend aspect | Overig relevant |
Sporthal | 931-A - 926 | 50m - continu geluid | potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking |
Kinderdagverblijf | 8891-2 - 853 | 30m - geluid | idem |
Gezondheids- en verzorgende dienstverlening | 9602 - 9302 en 9609-B - 9305 |
10m - geluid 10m - continu geluid |
divers geluid |
In onderhavig plan betreft het niet-hindergevoelige functies met een bepaalde mate van milieu-uitstraling. Het gaat om de in figuur 4.1 aangegeven functies/activiteiten met bijbehorende richtafstanden. In dit geval bevinden zich binnen een straal van 100 meter behalve circa 10 woningen ook grootschalige sportvoorzieningen (o.a. zwembad en meerdere tennisbanen en voetbalvelden) en een busbedrijf. Daarmee is er in deze situatie sprake van een 'gemengd gebied'. Een richtafstand van 50 meter wordt daardoor 30 meter, 30 meter wordt 10 meter en 10 meter wordt 0 meter.
De dichtstbijzijnde woning staat op de hoek van de Sportlaan en de Uelserweg. De afstand van die woning tot de nieuwe sporthal is ruim 30 meter, waardoor wordt voldaan aan de richtafstand. Omdat het een richtafstand betreft waaraan nipt wordt voldaan is er akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de (extra) geluidbelasting die wordt veroorzaakt door dit plan, zie bijlage 1. Hierbij is rekening gehouden met het gemeentelijke geluidbeleid. In het onderzoek is verder rekening gehouden met de ligging van gebouwen, de overdracht van geluid en de verschillende te verwachten bronnen. Omdat voor de beoogde gezondheids- en verzorgende dienstverlening geen zoneringsafstand tot gevoelige functies geldt, is dit niet meegenomen in het akoestisch onderzoek. Omdat de verkeersaantrekkende werking van de te realiseren functies potentieel aanzienlijk is, is ook dit meegenomen in het akoestisch onderzoek.
Het doel van het onderzoek is na te gaan of het plan geen geluidoverlast zal veroorzaken bij de woningen in de omgeving en welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn.
Geluid uit de sporthal en het kinderdagverblijf (<70 dBA) is normaal niet relevant en bij woningen in de omgeving niet herkenbaar. Voor eventuele bijzondere festiviteiten met luide muziek in de sporthal is een ontheffing nodig (zie ook geluidbeleid). De speelplaats van het kinderdagverblijf komt op circa 100 meter van de dichtstbijzijnde woning, waarmee ruim wordt voldaan aan de normen. Naar deze aspecten heeft geen verder onderzoek plaatsgevonden.
In dit stadium is nog niet bekend welke klimaatinstallaties worden toegepast. In principe zorgen de voorschriften uit het Activiteitenbesluit er voor dat er geen geluidoverlast ontstaat ten gevolge van installaties. De afstanden van de gebouwen tot de woningen zijn zo groot (>45 m) dat bij normale moderne geluidarme installaties overeenkomstig het BBT-principe (best beschikbare techniek) ruim aan de streefwaarden voor een rustige woonwijk (LArT = 45 dBA etmaalwaarde) kan worden voldaan.
Van de Sportlaan zijn geen verkeerstellingen beschikbaar. Om een beeld te krijgen van de te verwachten voertuigbewegingen zijn met behulp van de rekentool op de website www.verkeersgeneratie.nl parkeergeneratie-berekeningen gemaakt voor het bestaande zwembad, de sporthal en het kinderdagverblijf,
overeenkomstig de CROW-publicatie 272. Het voetbalcomplex van TVC maakt ook gebruik van het parkeerterrein bij het zwembad. Omdat de bijbehorende parkeergeneratie niet met de rekentool berekend kunnen worden zijn zo realistisch mogelijke inschattingen en aannames gedaan. Mede omdat de Sportlaan voor gemotoriseerd verkeer niet doorgaand is zijn daarmee de meeste verkeersbewegingen in beeld gebracht. Voor de rijsnelheid is gerekend met gemiddeld 30 km/uur op normaal asfalt.
De resultaten van voornoemde berekeningen en aannames zijn ingevoerd in het geluidberekenmodel DGMR-Geomileu 1.62. Daaruit kan geconcludeerd dat de belasting op de woninggevel door de beoogde ontwikkeling verdubbeld en zonder aftrek 49 dB bedraagt, waarmee de voorkeursgrenswaarde met 1 dB wordt overschreden. Conform art 110g van de Wet geluidhinder mag bij toetsing aan de grenswaarden de belasting echter met 5 dB worden verminderd (in verband met het geleidelijk aan stiller worden van motorvoertuigen). Wanneer daarmee rekening wordt gehouden dan bedraagt de cumulatieve belasting (49 - 5=) 44 dB en ligt deze ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Uit het onderzoek blijkt verder dat de werkelijke gevelbelasting waarschijnlijk lager zal liggen dan berekend is. Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering is er dan ook geen verdere belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
Aanvulling: naar aanleiding van een inspraakreactie zijn de akoestische berekeningen enigzins aangepast. Dit heeft tot gevolg dat de berekende toekomstige gevelbelasting op de dichtstbijgelegen woning 45 dB is. Zie voor meer informatie bijlage 6.
De bodemkwaliteit is in het kader van een bestemmingsplan van belang indien er sprake is van functieverandering of een ander gebruik. De bodem moet geschikt zijn voor de functie.
Voor het wijzigen van het bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van het voorgenomen plan is in mei-juni 2010 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2). Uit het historisch vooronderzoek is geen informatie naar voren gekomen waaruit blijkt dat op of nabij de locatie sprake is (geweest) van activiteiten die een bedreiging voor de bodemkwaliteit zouden kunnen vormen. Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek is gebleken dat er licht verhoogde gehalten aan som PCB's (in grond) en barium en zink (in grondwater) aanwezig zijn. De aangetoonde gehalten overschrijden de achtergrondwaarden in geringe mate. De tussenwaarden worden niet benaderd. Waarschijnlijk zijn de licht verhoogde gehalten toe te schrijven aan verhoogde achtergrondwaarden. De overige parameters zijn niet verhoogd boven de achtergrondwaarde aangetoond.
De opzet van het onderzoek heeft geleid tot een goed beeld van de bodemkwaliteit op de onderzoekslocatie. Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat er milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor herinrichting.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet Milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing worden vastgesteld indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit "in betekende mate" als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Het gaat hier om een plan dat niet in één van de hierboven genoemde categorieën past. Vergeleken met de projecten die wel binnen de categorieën passen is dit plan qua aard en schaal echter beduidend kleiner. De te realiseren functies zullen vooral worden gebruikt door de plaatselijke bevolking, die vooral per fiets of te voet zullen komen.
Geconcludeerd kan worden dat het effect van dit plan op de luchtkwaliteit per saldo verwaarloosbaar is en daarmee niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.
Externe veiligheid
Het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Hierin zijn normen voor de maximaal toelaatbare/aanvaardbare risico's als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of vervoersassen van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water en via buisleidingen vastgelegd.
In het plangebied en directe omgeving bevinden zich geen risicovolle inrichtingen die van invloed zouden kunnen zijn op de voorgestane ontwikkelingen, zie ook figuur 4.2. De externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de geplande ontwikkelingen.
Figuur 4.2: centraal in de cirkel de planlocatie met het dichtstbijzijnde risicovolle object op 575 meter
afstand
Sociale veiligheid
Sociale veiligheid is één van de taken van de lokale overheid. Door een zorgvuldig ontwerp en beheer van de bebouwde omgeving kan de veiligheid worden verbeterd en overlast worden verminderd. Een gebied dient voor de gebruiker helder te worden ingericht, zo moet er onder meer aandacht besteed worden aan zichtlijnen en verlichting. Op basis van hiervan dient rekening te worden gehouden met de vormgeving van binnenterreinen, achterpaden, doorgaande wegen, parkeervoorzieningen voor diverse vervoersmiddelen, straatmeubilair en speelvoorzieningen. Ook moeten bedrijven en voorzieningen zorgvuldig worden ingepast. Ten slotte moet altijd rekening worden gehouden met de bereikbaarheid voor de hulpdiensten.
De sporthal+ wordt gerealiseerd op een goed bereikbare locatie, nabij andere vergelijkbare voorzieningen. De omgeving van de sporthal sluit qua sociale veiligheid aan bij die van het zwembad. Dat betekent dat er voldoende verlichting, geen hoge bossages, voldoende zicht en oriëntatiemogelijkheden zullen zijn. De precieze invulling hiervan zal in overleg met de R..K. Scholengemeenschap St.-Canisius en de politie gebeuren. Met deze partijen zal eveneens worden gekeken naar de veiligheid omtrent de langzaamverkeersstromen die vanwege dit plan gegenereerd worden. Indien blijkt dat er fysieke maatregelen genomen moeten worden om deze stromen in goede banen te leiden dan zullen deze worden genomen.