Plan: | Sportlaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0183.1005372-vg01 |
De Nota Ruimte is een strategische nota op hoofdlijnen waarin het nationaal ruimtelijke beleid en de daarbij behorende doelstellingen tot 2020 zijn opgenomen. Hoofddoel is het scheppen van ruimte voor de ruimtevragende functies. Het Rijk mengt zich niet in kwesties op microniveau maar stuurt op hoofdlijnen. Het motto is “Decentraal wat kan, centraal wat moet”. De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het ruimtelijk gebied wordt neergelegd bij decentrale overheden.
In de Nota Ruimte (visie van het kabinet op ruimtelijke ontwikkeling) is Noordoost-Twente voor een groot deel aangewezen als Nationaal Landschap. Het gebied kenmerkt zich door beken, essen, kampen en jongere ontginningen die samen met houtwallen, heuvels en bossen zorgen voor een harmonieus landschap, dat rust uitstraalt. Door de bijzondere geologische opbouw van de ondergrond zijn er vele waterbronnen ontstaan. Tientallen landgoederen, landhuizen en watermolens en de stadsboerderijen in Twente’s oudste stad, Ootmarsum, vervolmaken dit geheel.
Het Nationaal Landschap Noordoost Twente is uniek vanwege kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en natuurlijk gebied. Voor het behoud van de kernkwaliteiten ontwikkelen provincie Overijssel, de betrokken gemeenten en het Waterschap Regge & Dinkel een Ontwikkelingsperspectief en een gebiedsprogramma.
Het Nationaal Landschap Noordoost-Twente is uitgewerkt in een Ontwikkelingsperspectief en een Gebiedsprogramma Nationaal Landschap Noordoost-Twente 2007-2013. Deze documenten zijn in december 2006, respectievelijk januari 2007 vastgesteld. Het Ontwikkelingsperspectief geeft aan welke kwaliteiten het gebied uniek maken en wat de gebiedspartners zullen doen om deze te behouden en versterken. In het Gebiedsprogramma is vastgesteld hoe in de periode tot 2013 wordt gewerkt aan behoud door ontwikkeling van Noordoost-Twente. Zo is het helder voor alle belanghebbenden welke toekomstige ontwikkelingskansen van het gebied worden nagestreefd.
In het Ontwikkelingsperspectief van het Nationaal Landschap Noordoost Twente staan 4 ontwikkelingslijnen centraal:
Onderhavig plan sluit het best aan bij de vierde ontwikkelingslijn. Geconcludeerd wordt dat onderhavig plan bijdraagt aan een betere woonomgeving.
In het Gebiedsprogramma staat in het kader van 'Versterking sociale vitaliteit en leefbaarheid' onder meer de volgende ambitie tot 2013 (par. 6.2): 'Het voorzieningenpakket voldoet aan de vraag vanuit het gebied met als doel de sociale samenhang in en vitaliteit van (en daarmee de eigen Twentse identiteit) het gebied te behouden.'
Aan deze ambitie is een aantal opgaven, doelen en resultaten voor de periode 2007-2013 verbonden, waaronder:
Het onderhavige plan draagt niet bij aan een versterking van het landschap (al wordt het plan wel binnen de bebouwde kom gerealiseerd en blijven aanwezige landschapskenmerken in tact), maar het betreft een multifunctionele voorziening (zwembad en sporthal in één gebouw en daarbij andere voorzieningen) waartoe het initiatief vanuit de burgers van Tubbergen is genomen.
Daarmee draagt dit plan bij aan voornoemde ambitie en bijbehorende opgaven, doelen en resultaten. Het plan is niet strijdig met andere in het Gebiedsprogramma genoemde ambities.
Het rijksbeleid werkt door in het provinciale en gemeentelijke beleid, welke in de hiernavolgende subparagrafen aan de orde komt en waaraan het plan wordt getoetst.
In de Omgevingsvisie schetsen Provinciale Staten hun visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van onze provincie. Het vizier is daarbij gericht op 2030. Zij geven aan wat volgens hen de ambities en doelstellingen van provinciaal belang zijn en hoe zij Gedeputeerde Staten opdragen deze te realiseren. Provinciale Staten heeft de Omgevingsvisie op 1 juli 2009 vastgesteld.
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus. Aan de hand van de drie niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden. De drie niveaus komen hieronder aan de orde.
Generieke beleidskeuzes (of)
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde ‘SER-ladder’ gehanteerd. De SER-ladder gaat in hoofdlijnen uit van 'inbreiding' voor 'uitbreiding', ofwel: er moet eerst gekeken worden of het plan binnen de bebouwde kom gerealiseerd kan worden, alvorens er buiten de bebouwde kom gekeken mag worden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones et cetera. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Onderhavig plan betreft een inbreidingslocatie, waarmee voldaan wordt aan de SER-ladder.
Ontwikkelingsperspectieven (waar)
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang.
Voor het plangebied gelden de ontwikkelingsperspectieven 'dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieu's (breed spectrum woon- werk- en mixmilieu's)’ en 'steden als motors'.
Onderhavig plan betreft nieuw te bouwen sportvoorziening en voorzieningen in de verzorgende sfeer. Hiermee wordt bijgedragen aan een veelzijdiger leefmilieu voor de gebruikers van de sporthal. Tubbergen is een voorzieningenkern met een (relatief) groot verzorgingsgebied, waardoor onderhavig plan in Tubbergen (als stedelijke motor) gerealiseerd dient te worden en niet elders in het Tubbergse verzorgingsgebied. Daarmee past dit plan binnen de voor dit gebied neergelegde stedelijke ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken (hoe)
In het belang van de ruimtelijke kwaliteit dienen de nieuwe ontwikkelingen die middels onderhavig bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt bij te dragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Op basis van gebiedskenmerken gelden onderverdeeld in vier lagen specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. De nieuwe ontwikkeling moet zoveel mogelijk aansluiten bij de gebiedskenmerken. De gebiedskenmerken sturen dan de manier waarop de ontwikkeling moet plaatsvinden: welke kenmerken en kwaliteiten moeten behouden, versterkt en ontwikkeld worden. De voor onderhavige locatie geldende gebiedskenmerken zijn:
Het voorgenomen plan sluit niet één op één aan op de gebiedskenmerken, maar het plan betreft een sport-/recreatieve functie op een terrein dat die functie reeds heeft. Het plan heeft geen negatief effect op de aanwezige gebiedskenmerken.
Aanvullend op het voorgaande is het van belang te melden dat in Tubbergen wordt al vele jaren op hoog niveau basketbal gespeeld. De kern Tubbergen onderscheid zich hiermee in de regio. Onderhavig plan draagt bij aan een verdere versterking van de zaalsport, waardoor Tubbergen zich op dit punt verder kan profileren. In de omgevingsvisie wordt aangegeven dat lokale kenmerken en kwaliteiten belangrijk zijn en behouden/versterkt moeten worden. Dat geldt niet alleen voor fysieke kenmerken, maar ook voor kenmerken op het gebied van sport of cultuur (bijvoorbeeld Glasrijk Tubbergen).
Wonen en werken zijn onlosmakelijk verbonden met verkeer. Om te zorgen dat er voor auto´s van bewoners,werknemers, klanten en bezoekers voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is, is het onder andere van belang dat bij de beoordeling van bouwplannen wordt gekeken of er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd. De beleidsnotitie 'bouwen en parkeren 2010' (versie 4.1, gewijzigd vastgesteld bij besluit van 19 oktober 2010) geeft aan hoe de gemeente Tubbergen per bouwplan het minimum aantal aan te leggen parkeerplaatsen bepaalt aan de hand van parkeernormen. De parkeernormen gelden voor nieuwbouw-, uit- en inbreidingsprojecten, alsmede functieveranderingen (indien ze vergunningplichtig zijn). Bestaande situaties worden geacht aan de parkeernormen te voldoen.
De voorgenomen ontwikkeling is getoetst aan de beleidsnotitie, paragraaf 4.6 gaat daar verder op in.
Op basis van de gemeentelijke Welstandsnota is het bestemmingsplangebied gelegen in het gebied 'Algemeen - Sportparken'.
Tot dit deelgebied worden alle sportparken binnen de gemeente Tubbergen gerekend. Tot sportparken worden gerekend die gebieden die zijn ingericht ten behoeve van buitensport eventueel gecombineerd met binnensporten in een sporthal of zwembad. Alle bijbehorende opstallen en parkeerplaatsen worden ook tot het sportpark gerekend. De omvang en inhoud van de gebieden kan derhalve variëren. De terreinen zijn meestal aan de rand van de bebouwde kom of in het buitengebied gesitueerd. Uitzondering op deze regel is de sporthal in Tubbergen (dorp), welke door zijn ligging en directe relatie met de gebouwde omgeving tot de oude dorpskern is behoort. Kenmerkend voor de sportparken is de schijnbaar onsamenhangende inrichting van de terreinen. Clubgebouwen, kleedaccommodaties, losse elementen, afrasteringen al dan niet voorzien van reclameborden en lichtmasten zorgen tezamen voor een veelheid aan vormen, kleuren en materiaalgebruik. De meeste sportparken zijn (gedeeltelijk) omgeven door een hekwerk en een groenstrook en beschikken over eigen parkeergelegenheid. In de winter liggen de terreinen vaak nadrukkelijk in het zicht.
Voor een dergelijk gebied gelden de volgende relevante welstandscriteria:
Ligging
Massa
Het plan is op 23 oktober 2010 door de rayonarchitect/welstandscommissie getoetst aan de genoemde criteria en redelijke eisen van welstand en op hoofdlijnen akkoord bevonden.