direct naar inhoud van 3.8 Bodem
Plan: De Esch III, partiële herziening Brink
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0180.6102012001-VA01

3.8 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

Onderzoek

Om vast te stellen of de kwaliteit van de bodem (grond en grondwater) een belemmering vormt voor de ontwikkeling tot bedrijventerrein is in januari 2006 door DHV Ruimte en Mobiliteit BV een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het bodemonderzoek is als Bijlage 9 bijgevoegd aan de toerlichting.

Uitkomsten veldwerkzaamheden

De locatie is onverdacht met betrekking tot bodemverontreiniging.

De bodem bestaat overwegend uit matig fijn, zwak tot matig siltig, zwak tot matig humeus zand. Plaatselijk zijn veenlaagjes aangetroffen. Er zijn enkele sporen puin en kolengruis aangetroffen en een sliblaag op een diepte van 1,5 m-mv. Verspreid over de locatie zijn sporen oer, (roest) en teelaarde aangetroffen. De natuurlijke aanwezigheid van ijzeroer kan gepaard gaan met verhoogde gehalten en concentraties aan metalen in de grond.

Analyse

In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan EOX aangetroffen. In de ondergrond is een licht verhoogd gehalte aan PAK aangetroffen. In het grondwater is in één van de peilbuizen een sterk verhoogde concentratie aan nikkel aangetroffen. Bij twee peilbuizen zijn respectievelijk voor koper en nikkel verhoogde concentraties in het grondwater gemeten. Voor tolueen is in het grondwater een matig verhoogde concentratie gemeten. Ook is een licht verhoogde concentratie aan tetrachlooretheen gemeten. Deze gemeten concentraties zijn aanleiding geweest voor aanvullend onderzoek. Op het resterende deel van het terrein zijn in het grondwater uitsluitend

licht verhoogde concentraties voor zware metalen gemeten . In nagenoeg alle monsters is voor chroom een licht verhoogde concentratie gemeten. In één peilbuis is voor zink een licht verhoogde concentratie aangetoond. Verder is een licht verhoogde concentratie kwik en cadmium gemeten.

Aanvullend onderzoek

Naar aanleiding van verhoogde concentraties in het grondwater en het aantreffen van een licht verhoogde concentratie aan PER is een aanvullend onderzoek verricht. Uit de herbemonstering en analyse van grondwater blijkt dat voor nikkel opnieuw sterk tot matig verhoogde concentraties worden gemeten. Voor koper wordt opnieuw een matig verhoogde concentratie aangetroffen.

De oorzaak voor deze verhoogde concentraties is niet bekend. Voor nikkel kan de verhoogde concentratie van nature verhoogd aanwezig zijn omdat plaatselijk ook oer is aangetroffen. Voor koper kan de verhoogde concentratie mogelijk door bemesting zijn veroorzaakt. Er zijn geen bedrijfsmatige activiteiten bekend die als oorzaak voor de verhoogde concentraties kunnen worden aangewezen. Voor tetrachlooretheen is wederom slechts een licht verhoogde concentratie gemeten zodat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Voor tolueen wordt in tweede instantie nog slechts een licht verhoogde concentratie gemeten, zodat ook voor deze component dit niet noodzakelijk is. De verhoogde concentratie aan tolueen kan mogelijk een gevolg zijn van het gebruik van materieel op de locatie.

Conclusies en aanbevelingen

Op basis van het verrichte onderzoek moet de hypothese onverdachte locatie worden verworpen omdat in grond en grondwater verhoogde concentraties zijn gemeten. De gemeten gehalten en concentraties in de bovengrond, ondergrond en in het grondwater vormen geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Vrijkomende grond van de locatie die elders in een werk moet worden toegepast dient te worden onderzocht conform de richtlijnen van het bouwstoffen besluit.

Gelet op mogelijke zeer plaatselijke verontreinigingen die niet zijn aangetoond wordt geadviseerd om tijdens de ontwikkeling van de locatie alert te zijn op verontreinigingen die door dit onderzoek niet konden worden aangetoond. Met betrekking tot de op de locatie aanwezige depots wordt opgemerkt dat de kwaliteit van de depotgrond niet is onderzocht. Ook de oorspronkelijke bodem onder de gronddepots is niet onderzocht.