Plan: | Buitengebied, herziening Zwolseweg 17, Ommen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.buiten2012bp0036-vg01 |
De Ada's Hoeve is een scouting kampeerterrein, gelegen aan de Vecht. De nieuwe nevengeul die momenteel wordt aangelegd in het kader van het project Vechtoevers loopt ook deels over het kampeerterrein. Het terrein beslaat circa 45 ha bosgebied met daarin een aantal kampeervelden, een groepsaccommodatie, twee trekkershutten, een woonhuis en nog een aantal functionele gebouwen (receptie, kampstafhuisje, toiletgebouwen, tractorschuur). Op de kampeervelden mag overnacht worden. Op het grote veld nabij de Vecht (Gulden Roede) is dagrecreatie toegestaan.
Om meer roulatie te krijgen in de kampeervelden, ten behoeve van onderhoud, wil de exploitant de bestaande velden om de paar jaar uit de verhuur halen. Tegelijkertijd wil de exploitant de capaciteit van Ada's Hoeve niet veranderen. In dat kader is er een verzoek bij de gemeente Ommen ingediend om drie kampeervelden te mogen toevoegen. Ook is verzocht om flexibeler om te kunnen gaan met de plaatsing van voorzieningen ten behoeve van de kampeervelden zoals sanitairgebouwen en trekkershutten. Dit betreft kleinschalige gebouwtjes zodat het natuurlijk karakter van het gebied behouden blijft. Zo wil de exploitant in de komende jaren mogelijk een nieuwe groepsaccommodatie bouwen, het aantal trekkershutten vergroten en de mogelijkheid creëren om de locatie van de sanitairgebouwen te wijzigen. De gemeente Ommen heeft hierop, middels de brief d.d. 29 september 2015, positief geantwoord, mits voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. De belangrijkste voorwaarde is dat de totale capaciteit van Ada's Hoeve niet wordt vergroot. Dit is bepaald in de regels van de bestemming Natuur door hier een maximale oppervlakte te bepalen van 12,73 hectare (is bestaande oppervlakte) ten dienste van kampeervelden. Daarnaast is ook een gebruiksbepaling opgenomen die stelt dat de compensatievelden alleen gebruikt kunnen worden als er elders velden tijdelijk uit de roulatie gehaald zijn.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Ommen, ten zuidwesten van de kern Ommen. De begrenzing aan de noordzijde wordt globaal gevormd door de Vecht. De oostelijke grens bestaat grotendeels uit de nieuwe nevengeul. De Zwolseweg vormt de zuidelijke grens. De westelijke grens wordt gevormd door de naastgelegen gronden voor agrarische- en natuurdoeleinden.
In navolgende figuur wordt de globale begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding, horend bij dit bestemmingsplan.
Luchtfoto met globale begrenzing plangebied (rode contour)
Het plangebied is onderdeel van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Ommen'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Ommen vastgesteld op 18 februari 2010. Het bestemmingsplan is voor wat betreft dit plangebied in werking getreden op 23 september 2010.
De gronden van het scoutingterrein Ada's Hoeve zijn grotendeels aangewezen voor 'Verblijfsrecreatieve doeleinden' en 'Natuurdoeleinden'. De buitenste rand van het plangebied is aangewezen als 'Landschapselement'. De gronden die zijn aangewezen als 'Verblijfsrecreatieve doeleinden' zijn grotendeels bestemd voor de bedrijfsmatige exploitatie van een kampeer- en caravanterrein (subbestemming vRkc). Hierbij geldt, dat op het deel van de gronden met de aanduiding (st) uitsluitend seizoens- en toeristische standplaatsen zijn toegestaan. Hier mogen ook sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd.
Over de gronden in het gehele plangebied liggen tevens de dubbelbestemmingen 'Primair waterstaatsdoeleinden' en 'Rivier(oevers) met natuurwaarden'.
De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden passen niet in het geldende bestemmingsplan. Daarom wordt dit bestemmingsplan in procedure gebracht. In navolgende figuur is een uitsnede van de vigerende bestemmingsplankaart weergegeven.
Uitsnede vigerende bestemmingsplankaart
In hoofdstuk 2 wordt het relevante beleidskader beschreven, zoals dat van toepassing is op het plangebied. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en beoogde situatie van het plangebied. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de relevante omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planopzet die gekozen is, waarna de toelichting van het bestemmingsplan wordt afgesloten met de economische - en maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstukken 6 en 7.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van dit bestemmingsplan past in die lijn.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 grotendeels in werking getreden en per 1 oktober 2012 gewijzigd. In het huidige Barro zijn opgenomen:
Het Barro staat in het (stroomvoerende) rivierbed alleen ontwikkelingen onder voorwaarden toe. Het (stroomvoerend) rivierbed is in het Barro specifiek aangeduid; deze aanduidingen gelden niet voor de Vecht en zijn oevers.
Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding en volgt de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 op. In het plan zijn de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid beschreven. Het Nationaal Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden.
Het Nationaal Waterplan is opgesteld voor de planperiode 2009-2015 en formuleert een antwoord op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeert in duurzaam waterbeheer. Bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water zijn onderdelen van het Nationaal waterplan.
In het verleden was de beleidslijn Ruimte voor de Rivier (1997) van toepassing op het stroomgebied van Vecht en Regge. In de nieuwe Beleidslijn Grote Rivieren (2006), die de beleidslijn Ruimte voor de Rivier vervangt, is aangegeven, dat de Vecht en Regge niet meer onder de betreffende beleidslijn vallen, omdat deze rivieren niet van belang zijn voor de waarborging van veiligheid. De Waterschappen Vechtstromen en Groot Salland hebben echter besloten om het nieuwe rijksbeleid, zoals dat is vastgelegd in de Beleidslijn Grote Rivieren, ook van toepassing te laten zijn voor het stroomgebied van de Vecht en Regge, omdat daarmee de belangen van een duurzaam waterbeheer (het garanderen van voldoende ruimte voor afvoer en berging en het voorkomen van hoogwaterproblemen) het best gediend zijn.
Dit betekent concreet dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan die de bergingscapaciteit en/of afvoer van de rivier frustreren, tenzij er van compensatie sprake is (het nee, tenzij beginsel). Compensatie is mogelijk in de vorm van het afbreken van bestaande bebouwing/obstakels of het verdiepen van het rivierbed. Hierover is vooraf overleg met het waterschap noodzakelijk. Onderhavig plan heeft geen invloed op de bergingscapciteit en/of afvoer van de Vecht.
Conclusie rijksbeleid
Onderhavig plan heeft geen effect op de waterhuishouding van de Vecht en is hiermee in overeenstemming met het rijksbeleid.
De Omgevingsvisie Overijssel 2017 bestaat uit drie delen: een deel Visie, een deel Beleid en een deel Uitwerking. Naast de Omgevingsvisie Overijssel 2017, is er de Omgevingsverordening Overijssel 2017 en de Catalogus Gebiedskenmerken. De opgaven en kansen waar de provincie voor staat, zijn door de provincie vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s
Het beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Ontwikkeling die nodig is om Overijssel toekomstbestendig te houden. Maar ook voor de kwaliteit van onze leefomgeving, voor een goed vestigingsklimaat voor wonen en werken én voor de regionale economie in Overijssel (denk aan toerisme). Voor Nieuwe ontwikkelingen toets de provincie aan een drietal aspecten óf', 'waar', 'hoe' (zie onderstaande figuur).
In de IJssel-Vechtdelta werken bewoners, bedrijfsleven, maatschappelijke instanties, kennisinstituten, onderwijsinstellingen en overheden samen aan het klimaatbestendiger maken van de IJssel-Vechtdelta. De initiatieven zijn divers: van vergroening van wijken en waterevenementen tot (financiële) innovaties en research. De aanleg van de Koeksegeul zorgt voor extra water en ook kansen. Deze kansen worden door scouting Nederland benut met een uitbreiding en het benutten van deze nieuwe geul. Doel van de provincie is ook om ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor kwaliteitsverbetering van toerisme en vrijetijdsbesteding. Hieraan voldoet dit bestemmingsplan.
De provincie heeft zeven kwaliteitsambities beschreven waar ze op wil sturen als het gaat om de ruimtelijke kwaliteit. Van deze zeven zijn onderstaande relevant voor de ontwikkelingen in het plangebied:
Inzet is het ontwikkelen van een vitaal en samenhangend stelsel van gebieden met een hoge natuur- en waterkwaliteit als ruggengraat van Overijssel. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) zien we daarin als een integrale opgave: het gaat niet alleen om het bevorderen van de biodiversiteit, maar ook om het bevorderen van de ruimtelijke continuïteit en de toegankelijkheid en beleving van de natuur. Aan de randen van de natuur kunnen recreatieaccommodaties, toeristische voorzieningen, bijzondere woonvormen en streekgebonden landbouwproducten voortbouwen op deze kwaliteiten.
De gasten en ook doelgroep van Ada's Hoeve krijgen een optimale ervaring als het gaat om de beleving van natuur. De mogelijkheden van dit bestemmingsplan zijn dan ook in overeenstemming met deze ambities.
Inzet is het verbeteren van de zichtbaarheid, toegankelijkheid, beleving en de ruimtelijke continuïteit van het watersysteem van brongebieden, beken, weteringen, rivieren en meren in Overijssel. Veel waterlopen (beken, weteringen, aanvoerkanalen) moeten in de komende periode zowel kwantitatief (vergroting van het bergend vermogen) als kwalitatief (schoon water) aangepast en heringericht worden, zowel in de groene als in de stedelijke omgeving. Voor de Vecht is dit inmiddels gerealiseerd (Koeksegeul) en deze extra water wordt gebruikt door Ada's Hoeve om recreatieve activiteiten mogelijk te maken.
De Ada's Hoeve kenmerkt zich door een aantal recreatievelden in een bos. Hier kunnen gasten overnachten, recreëren en ook genieten van de omgeving.
In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:
Ten aanzien van dit initiatief kan gesteld worden dat er sprake is van een bestaande locatie die enige uitbreidingsruimte krijgt door een drietal compensatie velden waar tijdelijk overnacht mag worden. Door de geringe uitbreiding ten opzichte van de bestaande situatie is er sprake van een plan dat past binnen de beleidskaders van de provincie Overijssel zoals die zijn vastgelegd in deze omgevingsvisie.
De Omgevingsverordening geeft vanuit de ambities en doelstellingen, die zijn neergelegd in de Omgevingsvisie, richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Uitgangspunt daarbij is dat niet meer geregeld is dan strikt noodzakelijk is en dat dubbele regelgeving wordt voorkomen.
In de Omgevingsverordening is door de provincie opgenomen dat onderbouwd dient te worden dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken en passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie is neergelegd. Bij dergelijke ontwikkelingen geldt bovendien de voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing.
In de toelichting op bestemmingsplannen moet conform de verordening worden onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Onder het kopje Omgevingsvisie is hierboven inzichtelijk gemaakt op welke wijze dit plan bijdraagt aan de ambities van de provincie Overijssel als het gaat om natuur en recreatie. Daaruit wordt geconcludeerd dat het plan passend is binnen de beleidskaders. Bovendien is er, specifiek voor deze ontwikkeling, een ruimtelijk kwaliteitsplan opgesteld dat beschrijft hoe er rekening gehouden is met deze gebiedskenmerken. Hieruit volgt dat het plan goed inpasbaar is in de omgeving en passend is binnen de in het ruimtelijk kwaliteitsplan beschreven kenmerken van het geied (zie Bijlage 3 . Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de omgevingsverordening van de provincie.
De provincie Overijssel heeft in 2007 het initiatief genomen tot het programma Ruimte voor de Vecht. Dit is een samenwerkingsprogramma waarin gemeenten, provincie Overijssel, waterschappen, het Overijssels Particulier Grondbezit, het Regionaal Bureau voor Toerisme en Staatsbosbeheer samenwerken aan de veiligheid van de Vecht en de integrale versterking van het Vechtdal.
De doelstellingen van het programma Ruimte voor de Vecht zijn samengevat:
Maatregelen om nabij Ommen de waterveiligheid te vergroten, de recreatieve mogelijkheden te bevorderen en de natuurwaarden te versterken sluiten aan op de doelstellingen van het programma Ruimte voor de Vecht.
In het kader van dit programma is de Koeksegeul aangelegd. Dit is een zijtak van de Vecht die enerzijds zorgt voor extra bergingscapaciteit van water en anderzijds ook zorgt voor een kans voor de gasten van Ada's Hoeve om het recreatief te gebruiken.
De Vecht is de laatste jaren steeds drukken geworden met recreatievaart. Daarom is het voor de bezoekers van Ada's Hoeve niet veilig meer om er te zwemmen. De nieuwe Koeksegeul biedt die mogelijkheden wel. Scouting Nederland heeft daarom het Waterschap gevraagd of het mogelijk is om op de Koeksegeul gemotoriseerd vaarverkeer te verbieden. Hierdoor ontstaat een gebied waar iedereen veilig kan zwemmen en met vlotten en andere niet gemotoriseerde vaartuigen kan spelen. Voor de doelgrope van Ada's Hoeve een unieke kans. De verwachting is dat het Waterschap, na afronding van de Koeksegeul, dit gebied in de nieuwe legger ook zal aanmerken als verboden gebied voor gemotoriseerde vaartuigen.
Conclusie Provinciaal beleid
De gewenste ontwikkelingen hebben geen invloed op de doelstellingen uit het programma Ruimte voor de Vecht.
In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op:
Conclusie waterschapsbeleid
De gewenste ontwikkeling past binnen de geformuleerde doelen en maatregelen van het waterschap zoals beschreven in het waterbeheerplan.
In het Gemeentelijk Omgevingsplan wordt de missie uit het Ommer Motief concreet uitgewerkt. Deze missie is: “Ommen ontwikkelt zich op basis van haar kernkwaliteiten tot een groene, gastvrije en geïnspireerde verblijfsgemeente”.
Het plan bundelt voor het eerst de ambities op alle voor het omgevingsbeleid relevante beleidsterreinen: sociaal, economisch en fysiek. Het plan biedt een integrale visie en een helder en compact fundament voor het gemeentelijk beleid en de uitvoering ervan. Het belangrijkste wat de gemeente met het nieuwe omgevingsplan wil bereiken is dat inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en partners in één oogopslag een helder beeld krijgen waar Ommen voor staat en op welke ontwikkelingen zij inzet. Enkele doelen zijn:
Ommen zet in op de verdere ontwikkeling van haar sterke en kenmerkende kwaliteiten: het groene en gastvrije toeristische karakter. Een plek waar het aangenaam wonen en verblijven is. Ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en leefbaarheid vormen de centrale pijlers van het omgevingsplan in combinatie met de vijf “G's” die kenmerkend zijn voor Ommen als verblijfsgemeente: Groen, Gastvrij, Geïnspireerd, Gezond en Gelukkig. Uit het Ommer Motief volgt dat Ommen zich inzet voor het op duurzame wijze behouden en versterken van haar ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid.
Recreatie en toerisme
De gemeente wil de recreatief toeristische functie van de gemeente behouden en versterken en een toppositie op dit terrein behouden. Dit betreft zowel de recreatiesector zelf, die het aanbod aan verblijfsmogelijkheden biedt, als de groenblauwe mal van Ommen met het zeer gevarieerde en goed toegankelijke landschap in het Vechtdal, Reggedal en buitengebied, dat Ommen zo aantrekkelijk maakt voor de toerist, in combinatie met het oude stadscentrum, de kernen en landgoederen. De toeristisch-recreatieve sector in de gemeente Ommen ontleent haar bestaansrecht voor een belangrijk deel aan de aanwezige natuurkwaliteiten, het aantrekkelijke landschap, de agrarische bedrijvigheid en de veelheid aan cultuurhistorische elementen. Het is dan ook nadrukkelijke de ambitie van de gemeente om deze kwaliteiten in combinatie met de diversiteit in toeristisch-recreatief product en aanbod, te behouden, verder te versterken en nog beter te promoten. De ambitie van de gemeente op het terrein van recreatie en toerisme zijn:
Het scoutingterrein Ada's Hoeve is gelegen in een gebied, waar de gemeente de recreatie (en daaronder begrepen scoutingterreinen) ontwikkelingsruimte geeft om flexibel te kunnen inspelen op de wensen uit de markt. De voorgenomen planontwikkeling voor het scoutingterrein Ada's Hoeve betekent een kwaliteitsverbetering voor het recreatieve aanbod op de Ada's Hoeve en is hiermee passend binnen de doelstellingen.
Natuur en Landschap
De gemeente heeft de ambitie om de landschappelijke kwaliteiten en de verscheidenheid van de daarbinnen aanwezige ecologische waarden, te behouden, te beschermen en waar mogelijk te versterken. De gemeente streeft er daarbij naar om het landschap beleefbaar en toegankelijk te houden voor bewoners en toeristen. Landbouw, landgoederen, natuurbeheerders en deels ook recreatiebedrijven zijn belangrijke dragers van het Ommer landschap, die zorg dragen voor een duurzaam behoud en beheer van het landschap. Landbouw, landgoederen, natuurbeheerders en deels ook recreatiebedrijven zijn belangrijke dragers van het Ommer landschap, die zorg dragen voor een duurzaam behoud en beheer van het landschap. De gemeente wil binnen kaders ontwikkelruimte bieden aan deze partijen, op basis van een gebiedsgedifferentieerde aanpak. Bestaande recreatiebedrijven krijgen in dit gebied ontwikkelruimte binnen de kaders van de sturingsfilosofie gericht op het bieden van meer flexibiliteit, om deze bedrijven in staat te stellen snel te kunnen reageren op de veranderende vraag van recreanten. De inzet in dit gebied is vooral gericht op het behouden en versterken van de groene en blauwe kwaliteiten, met onder meer de uitvoering van het provinciale programma Ruimte voor de Vecht. De gebiedsgerichte ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft een verbetering van het landschap en natuur en een herinrichting van een bestaand recreatiebedrijf (scoutingterrein), waarbij de bestemmingsregeling waar mogelijk flexibiliteit biedt voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden en bescherming van het landschap plaatsvindt waar nodig.
Sturingsfilosofie
De wens van de gemeente zich te ontwikkelen tot netwerkregisseur staat centraal in de sturingsfilosofie van het omgevingsplan en de verordening. Netwerk sturing is het activeren en faciliteren van burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven om hen te laten doen waar ze goed in zijn. Als netwerkregisseur geeft de gemeente richting aan ontwikkelingen waar zij vaak slechts beperkt invloed op heeft. Soms door te reageren, soms door te anticiperen, soms door mee te bewegen met nieuwe ontwikkelingen of deze te bestrijden. Waar mogelijk wil de gemeente afspraken, die gericht zijn op het in samenwerking realiseren van de beleidsdoelen, vast gaan leggen in prestatieafspraken. De rol van netwerkregisseur vraagt om een heldere visie als vertrekpunt voor een adequate rolinvulling. Het omgevingsplan biedt daarvoor het kader.
Ontwikkel- en gebruiksruimte bieden binnen kaders
Op grond van de sturingsfilosofie gaat Ommen, binnen kaders, meer ontwikkel- en gebruiksruimte en flexibiliteit bieden aan haar burgers, agrariërs, ondernemers, recreatiebedrijven en landgoedeigenaren, om op eigen kracht te investeren in de kwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid van de eigen leefomgeving. Het bieden van meer ontwikkelruimte en stellen van minder regels doet nadrukkelijk ook een beroep op alle partijen die daar gebruik van willen maken. Het brengt voor deze partijen een aantal basale spelregels mee waaraan zij zich moeten houden:
De ontwikkeling van de nieuwe gronden voor kampeervelden sluit aan op het bestaande labelterrein van Scouting Nederland. Dit labelterrein is een belangrijke recraetief toeristische functie binnen de gemeente. Eén van de ambities van de gemeente is om dergelijke functies te behouden en te versterken om zodoende een toppositie op dit terrein te behouden. Onderhavig plan is in lijn met deze ambitie. Daarnaast zijn natuur en landschap ook belangrijke pijlers binnen de gemeente. Dit plan voorziet in het behoud (zie onder andere het bosbeheerplan in de bijlage van de toelichting) en versterking (zie Inpassingsplan Ruimtelijke Kwaliteitsplan in paragraaf 3.2 en in de bijlage bij de regels) van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten.
De gemeente hecht er veel waarde aan dat de omgeving betrokken wordt bij nieuwe ontwikkelingen. Hoewel hier niet heel grote ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden ten opzichte van de bestaande mogelijkheden is door initiatiefnemer overleg gevoerd met de omwonenden. Uit deze gesprekken is gebleken dat er geen weerstand is tegen dit bestemmingsplan en de mogelijkheden die hierin geboden worden bij de omwonenden.
Conclusie gemeentelijk beleid
Het initiatief voor bredere gebruiksmogelijkheden voor het scoutingterrein Ada's Hoeve is passend binnen de beleidsdoelstelling van de gemeente. Ook staat de gemeente positief tegen over de ontwikkelingen met betrekking tot toerisme en recreatie.
Het plangebied dat centraal staat in dit bestemmingsplan is gelegen aan de Zwolseweg 17 in Ommen, tussen de Zwolseweg en de Vecht in. Het betreft het Buitencentrum Gilwell Ada’s Hoeve, onderdeel van Scouting Nederland. Het terrein is aangemerkt als 'Scouting Labelterrein', het keurmerk van Scouting Nederland voor Scoutingkampeerterreinen. De terreinen die Labelterrein zijn, voldoen aan de eisen die Scouting Nederland stelt aan een labelterrein. Voldoende ruimte, ontmoeting, mogelijkheden voor het scoutingspel, toegankelijke natuur in de omgeving; het zijn een paar van de eisen die Scouting Nederland aan het keurmerk verbindt. Daarnaast is Gilwell Ada's Hoeve is niet alleen het eerste Gilwell terrein in Nederland, maar sinds 2015 is het ook het eerste SCENES terrein in Nederland. SCENES staat voor: Scout Centres of Excellence for Nature and the Environment en is het duurzaamheidskeurmerk van de Wereld Scouting Organisatie (zie bijlage bij de toelichting voor meer informatie over SCENES).
Het kampeerterrein bestaat momenteel uit ruim 25 kampeervelden en 3 accommodaties. Deze accommodaties zijn per stuk maximaal 28 m² zoals is bepaald in de regels van dit bestemmingsplan, het betreft:
Accommodaties (v.l.n.r. Jamboreehuis, trekkershut PSO en trekkershut ZV278)
Naast bovengenoemde voorzieningen heeft Gilwell Ada's Hoeve een groot aantal andere voorzieningen. Bij de ingang is de receptie, het stafhuis en de shop. Verder zijn er het magazijn, de werkplaats, opslagschuren en de beheerderswoning.
Vlakbij de parkeerplaats vind je de karren, pionierhout en de vuilnisopslag. Daarnaast staan er verspreid over het terrein vier toiletgebouwen met toiletten en douches. Los van de toiletgebouwen staan er - verspreid over Ada's Hoeve - nog zo'n twintig kranen waar water getapt kan worden.
Plattegrond plangebied
Het plangebied is gelegen in een groene bosrijke omgeving. Ten noordoosten, aangrenzend aan het kampeerterrein, ligt het terrrein Gulden Roede. Dit terrein bestaat momenteel uit grasland en is bestemd voor dagrecreatie.
Buitencentrum Gilwell Ada's Hoeve wordt al jaren intensief gebruikt voor kamperen en andere bijbehorende (scouting) activiteiten. Een dergelijk gebruik vergt veel van de accommodatie. De wens is om meer roulatie in de kampeervelden te krijgen ten behoeve van onderhoud en beheer en in dat kader enkele kampeervelden tijdelijk niet te gebruiken. Door kampeervelden tijdelijk uit de roulatie te halen, ontstaat er een tekort aan overnachtingscapaciteit. Om dit verlies op te vangen zal op het terrein Gulden Roede een drietal extra kampeervelden worden gerealiseerd. Deze drie extra kampeervelden vangen het verlies op van de kampeervelden die tijdelijk uit de roulatie zijn voor onderhoud en beheer, maar zorgen daarentegen niet voor extra overnachtingscapaciteit.
Beoogde situering extra kampeervelden
Daarnaast wil men de mogelijkheid hebben om op den duur de bestaande toiletgebouwen en trekkershutten te herbouwen binnen het plangebied. Door deze voorzieningen niet te koppelen aan een bouwvlak kan ten tijde van de herbouw gezocht worden naar een logische locatie binnen het plangebied, zodat een goede verdeling ontstaat op het terrein qua voorzieningen.
Inpassingsplan
Het instandhouden en versterken van de kampeermogelijkheden in een natuurlijke omgeving is een belangrijke doelstelling in het plangebied. Hier hangt direct het instandhouden en versterken van de natuurwaarden in het gebied mee samen. Om deze doelstelling in stand te houden is een bosbeheerplan 2015-2020 opgesteld voor het plangebied. Dit bosbeheerplan is als bijlage 2 bij de toelichting opgenomen. Daarnaast is een Inpassingsplan Ruimtelijk Kwaliteitsplan opgesteld om de drie nieuwe kampeervelden in te passen in de natuurlijke omgeving van het plangebied. In onderstaande afbeelding is de essentie van het plan weergegeven met een beknopte omschrijving van de plannen. Het complete Ruimtelijk Kwaliteitsplan is als bijlage 3 bijgevoegd.
Inpassingsplan Ruimtelijke Kwaliteitsplan drie nieuwe kampeerveleden
Algemeen
Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen (of procedures waarbij afgeweken wordt van het geldende bestemmingsplan zoals deze) rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.
Onderzoek
Met de nieuwe Wro wordt aan gemeenten de ruimte geboden een zelfstandig archeologiebeleid te voeren, dat onafhankelijk is van dat van de provincie. Dit is voor de gemeente mede aanleiding geweest om in 2008 een Erfgoednota vast te stellen. In het kader van deze nota heeft de gemeente een kaart vervaardigd waarin alle bekende archeologische waarden zijn opgenomen. De gronden die op de plankaart van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied" zijn aangewezen voor Archeologisch waardevol gebied zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
Het plangebied is niet aangewezen als een Archeologisch waardevol gebied. Daarnaast vinden er geen grootschalige werkzaamheden in de grond plaats, waardoor eventuele archeologische waarden en resten verstoord kunnen worden.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Algemeen
De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.
Regelgeving
Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijfsactiviteiten op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd (Bedrijven en milieuzonering, 2009).
Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen activiteiten milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 6, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden.
In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, 2009) is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:
De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning (gevoelig object). De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Wanneer aan de afstanden wordt voldaan kan worden geconcludeerd dat het aannemelijk is dat er geen sprake is van hinder.
Onderzoek
Tussen woningen (gevoelige bestemmingen) en hinder veroorzakende functies, zoals een camping, moet voldoende afstand worden aangehouden. Het gebied wordt gekenmerkt als een gebied waar verschillende functies door elkaar heen voorkomen, zoals woningen, scoutingactiviteiten en verblijfsrecreatieterreinen. Tevens is het gebied direct gelegen aan hoofdinfrastructuur, Zwolseweg en ook de Vecht. Het gebied wordt derhalve beschouwd als een omgevingstype 'gemengd gebied'.
Een camping is in principe geen geluidsgevoelig object. In de brochure van de VNG is de scouting niet opgenomen als milieubelastende activiteit, er zijn daarom ook geen richtafstanden bekend die gelden ten opzichte van deze activiteit. Om toch de (milieu)uitstraling te kunnen bepalen, is gezocht naar activiteiten in de brochure, die vergelijkbaar zijn met het scoutingterrein. Geluid is daarbij de meest bepalende factor voor de richtafstanden. In onderstaande tabel is de activiteit opgenomen met daarbij de richtafstanden voor het omgevingstype 'rustig buitengebied.
Activiteit | SBI-code | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | ||||
Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) | 553, 552 |
30 | 0 | 50 | 30 |
Aangezien hier sprake is van een gemengd gebied mogen de richtafstanden met 1 stap worden terug gebracht. In onderstaande tabel is de activiteit opgenomen met daarbij de richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied'.
Activiteit | SBI-code | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | ||||
Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) | 553, 552 |
10 | 0 | 30 | 10 |
De dichtstbijzijnde woning is de woning aan de Steenoever 1. De afstand tussen het bouwvlak van de woning en het uit te breiden bestemmingsvlak van het scoutingterrein bedraagt meer dan 30 meter. Daarbij zijn op kortere afstand van het bouwvlak van de woning al activiteiten van het scoutingterrein mogelijk. Er treedt dus geen verandering op van het woon- en leefklimaat van de woning Steenoever 1.
Conclusie
Op basis van bovenstaande redenatie vormt het aspect bedrijven- en milieuzonering geen belemmering voor uitvoering van het plan.
Algemeen
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten is geregeld in de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder stelt dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bebouwing niet de 48 dB mag overschrijden. Wanneer een wijzigingsplan nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing toestaat, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen op een bepaalde afstand van die woningen of andere geluidsgevoelige bebouwing.
Onderzoek
In paragraaf 4.2 is gemotiveerd dat (de uitbreiding van de) camping qua geur, geluid en gevaar inpasbaar is in de omgeving. Voor wat betreft geluid vanwege wegverkeer op de Zwolseweg geldt dat een camping geen geluidgevoelige functie is. Daarnaast liggen de extra te realiseren kampeervelden ten noordoosten van het huidige kampeerterrein, op meer dan 200 m afstand van de Zwolseweg en met tussenligging van bosgebied.
De geluidbelasting die op de camping bestaat vanwege het wegverkeer is in onderstaande figuur weergegeven. Het gebied dat geel en groen is gearceerd voldoet aan voorkeursgrenswaarde Lden 48 dB. Het gebied dat licht oranje is gearceerd voldoet aan de maximale hogere grenswaarden Lden 53 dB voor woonbestemmingen in het buitengebied. Hieruit volgt dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat binnen het plangebied, dat met een blauwe lijn globaal is weergegeven.
Voor de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Zwolseweg op de woning Zwolseweg 17 geldt het volgende. Een bedrijfswoning kent op grond van de Wet geluidhinder dezelfde bescherming voor geluid vanwege wegverkeer als een reguliere woning. De woning blijft op de zelfde plek staan als in de huidige situatie. Qua geluidbelasting verandert de situatie derhalve niet.
Algemeen
De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is, dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.
Regelgeving
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie.
Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling bevat nauwelijks werkzaamheden die de bodem zullen roeren. Een nader bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Wanneer er nieuwe gebouwen worden gebouwd zal in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Op die wijze is het aspect bodemkwaliteit voldoende geborgd.
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor uitvoering van dit plan.
Algemeen
Op het gebied van cultuurhistorie is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) een belangrijke recente wijziging. Deze heeft invloed op meerdere gebieden van de monumentenzorg en cultuurhistorische waarden. Voor het bestemmingsplan is de verplichting om aan te tonen dat rekening is gehouden met cultuurhistorische waarden (art. 3.1.6, lid 2, sub a) van belang. Daarbij gaat het om zowel archeologische waarden, historisch-bouwkundige waarden als historisch-geografische waarden. Door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is, naar aanleiding van een motie in de Eerste Kamer, gewerkt aan normen voor cultuurhistorisch onderzoek in het kader van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is een inventarisatie, waardering en selectie van cultuurhistorische waarden en de vertaling daarvan in het bestemmingsplan. Deze vertaling gaat verder dan een beschrijving in de toelichting, maar vraagt in geval van bijzondere waarden ook om regels die de cultuurhistorische waarden beschermen.
Onderzoek
De Vecht is, net als alle andere rivieren in Nederland in de loop der jaren steeds meer op een kanaal gaan lijken. Vroeger was het een meanderende rivier maar daar is steeds minder van merkbaar. Ten oosten, aangrenzend aan het plangebied wordt momenteel gezorgd voor een gedeeltelijke terugkeer van de meanderende rivier. De rivier krijgt weer meer ruimte, net als vroeger.
historische topografische kaart van rond 1900
impressie van de Vecht rond 1900 en de Vecht in 2010
Daarnaast is binnen het plangebied een gemeentelijk monument gelegen. Het betreft de boerderij (voormalig tolhuis) aan de Zwolseweg. Dit pand, stammend uit circa 1853, is zeer recent nog gerenoveerd. Met uitvoering van dit plan wordt geen afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen.
Beleidskader
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR:
Risico's verbonden aan het transport gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit EV Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.
Onderzoek
Ten noorden van het plangebied ligt een transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg (Varsenerdijk) en ten zuiden een buisleiding voor aardgas.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
De Varsenerdijk (N34: N48 (Ommen) - afrit N347 (Ommen)) is op basis van het Basisnet Weg aangeduid als een transportroute waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt. Hiervoor geldt een PR-Plafond: 0 en een GR-Plafond: 73. Het plangebied is gelegen op circa 400 m van deze weg en vormt hiermee geen belemmering.
Buisleidingen
In het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen. Op ongeveer 260 meter ten zuiden van het plangebied aan de Koedijk is een gasbuisleiding (36039- A-508-08-KR-005) gelegen. Het betreft een leiding met een buitenwandse diameter van 114 millimeter en een binnenwandse diameter van 105 millimeter. De maximale druk in deze leiding bedraagt 66 bar. De inventarisatieafstand voor een dergelijke leiding bedraagt 60 meter. Dit betekent dat wanneer het plangebied is gelegen binnen 60 meter vanaf het hart van de leiding het groepsrisico dient te worden onderzocht. Aangezien het hier een afstand van circa 260 meter bedraagt, is een dergelijke inventarisatie niet nodig. Tevens is er geen sprake van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6.
Conclusie
Op basis van bovenstaande en het feit dat de gebruiksintensiteit en de daarmee samenhangende personendichtheid niet veranderd, vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Algemeen
Op grond van de Wet geurhinder moeten tussen agrarische bedrijven en geurgevoelige objecten bepaalde minimale afstanden aan gehouden worden. De wettelijke definitie van een geurgevoelig object is: "gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruik voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor een permanent of een daarmee vergelijkbare wijze gebruikt, wordt gebruikt".
Onderzoek
In de ruime omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen aanwezig. Het project zelf geeft ook geen geuremissie naar de omgeving.
Conclusie
Het aspect geur is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Algemeen
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
Besluit niet in betekenende mate bijdragen
In de onder het Besluit NIBM vallende Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is een aantal categorieën van plannen (projecten) opgenomen waarvoor tot een bepaalde omvang zonder meer geldt dat deze plannen niet in betekenende mate bijdragen. Blijft de ontwikkeling binnen de voor deze categorieën opgenomen grenzen, dan is het project per definitie niet in betekenende mate, hoeft dit niet met berekeningen te worden aangetoond en hoeft ook in dat geval verder geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. In de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' is onder andere opgenomen, dat woningbouwprojecten tot 1.500 woningen per definitie niet in betekenende mate bijdragen. Uitgaande van het minimale van 5 mvt/etmaal per woning bedraagt de totale verkeersgeneratie van die 1.500 woningen circa 7.500 mvt/etmaal.
Aangezien dit bestemmingsplan leidt tot een toename van slechts 3 kampeerplekken ten opzichte van de bestaande situatie, is aannemelijk, dat het voorgenomen plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Daarnaast verandert de gebruiksintensiteit en de daarmee samenhangende personendichtheid niet en treedt er dus geen verslechtering op van de luchtkwaliteit.
Conclusie
Voor de voorgenomen ontwikkeling is aannemelijk, dat het plan niet in betekenende mate zal bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer vormt dan ook geen belemmering voor verdere besluitvorming.
Normstelling en beleid
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming.
Onderzoek 'Natuurtoets'
Door Natuurbank Overijssel is een Quickscan Natuurwaardenonderzoek (september 2016) uitgevoerd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies en adviezen uit het onderzoeksrapport weergegeven.
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied tot een weinig bijzonder leefgebied voor beschermde flora- en faunasoorten. Het plangebied behoort tot het functionele leefgebied van sommige beschermde grondgebonden zoogdier-, amfibieën- en vleermuissoorten. De grondgebonden zoogdier- en amfibieënsoorten benutten het plangebied als foerageergebied terwijl sommige soorten als veldmuis en mol het gebied ook benutten als voortplantingslocatie.
Vleermuizen bezetten geen vast rust- of verblijfplaats in het plangebied, maar benutten de randen en kronen van de bomen net ten zuiden van het plangebied als foerageergebied. De voorgenomen activiteit heeft geen wettelijke consequenties voor beschermde soorten. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura2000- gebied. Door uitvoering van de voorgenomen activiteit wordt het areaal Natuurnetwerk Nederland of Natura2000-gebied niet verkleind en wordt de kwaliteit van deze gebieden niet aangetast. Omdat met het plan de capaciteit voor verblijfsrecreatie niet toeneemt is er ook geen extra verkeersgeneratie te verwachten. Dit betekent dat er geen toename aan stikstofdepositie is vanwege het plan in omliggende Natura 2000-gebieden.
Conclusie
De Natuurbeschermingswet vormt (m.b.t. beschermde flora- en faunawaarden) geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen plannen.
Onderhavig plan voorziet niet in extra overnachtingscapaciteit, omdat de extra capaciteit van de drie kampeervelden dient als compensatiecapaciteit. Het plan zal dus niet zorgen voor extra verkeersgeneratie dan in de huidige situatie het geval is. Daarnaast sluit het plangebied direct aan op bestaande infrastructuur, met voldoende capaciteit.
Ook met betrekking tot het aspect parkeren verandert er niets, aangezien er geen extra overnachtingscapaciteit zal plaatsvinden. Het parkeren wordt, net als in de huidige situatie, volledig op eigen terrein afgewikkeld. Zo zijn er binnen het plangebied een tweetal parkeergelegenheden aanwezig, één ten westen van de bedrijfswoning en één in het oosten van het plangebied.
Conclusie
Aangezien er geen extra overnachtingscapaciteit wordt gecreëerd en daardoor geen extra verkeersbewegingen, levert het aspect verkeer en parkeren geen belemmering op voor uitvoering van dit plan.
Algemeen
Op grond van artikel 3.1.1 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmingsplannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.
Onderzoek
Waterkeringen
De Zwolseweg is aan deze zijde van de Vecht de waterkering. Dit bestemmingsplan bevindt zich buitendijks en heeft geen directe invloed op de regionale waterkering. Het plangebied is gelegen in het winterbed van de Vecht, deze gronden inunderen jaarlijks regelmatig, met uitzondering van de hoger gelegen delen, waarop onder andere de woning in het gebied staan. Met de aanleg van de nevengeul verandert mogelijkerwijs het inundatiepatroon van het gebied doordat de linkeroever van de Vecht ter hoogte van de instroom en de uitstroom van de nevengeul verwijderd worden. In het kader van het bestemmingsplan "Buitengebied, Vechtoevers-Zuid, Ommen" is met een hydrologische analyse het inundatiefrequentie van het gebied bepaalt en de functionaliteit van de kades. Uit de analyse blijkt het volgende:
Waterveiligheid
Met de aanleg van de nevengeul ten oosten van het plangebied wordt extra ruimte gecreëerd voor de Vecht. Deze extra ruimte draagt bij aan het waarborgen van de waterveiligheid in het Vechtdal, doordat de hoogwaterstand ter hoogte van de Hessel Mulertbrug in Ommen wordt gereduceerd. De waterveiligheid wordt hiermee vergroot.
Hydrologische effecten
Onderhavige ontwikkeling heeft geen effect op de grondwaterstand in het gebied. De aanleg van de aangrenzende nevengeul heeft wel een effect op de grondwaterstand in het plangebied. Met behulp van een model zijn de effecten berekend. In navolgende figuren is het effect weergegeven op de GHG (tijdens een natte wintersituatie) en de GLG (droge zomerperiode). In de directe nabijheid van de nevengeul wordt (GHG (tijdens een natte wintersituatie)) de grondwaterstand met 25 – 50 centimeter verlaagd. De effecten reiken tot maximaal 250 meter van de nevengeul. Met betrekking tot de GLG (droge zomerperiode wordt de grondwaterstand in de directe nabijheid van de nevengeul met circa 25 – 50 centimeter verlaagd. De effecten reiken tot maximaal 200 meter van de nevengeul.
Verlaging van de grondwaterstand in cm ten opzichte van de huidige GHG-situatie
Verlaging van de grondwaterstand in centimeters ten opzichte van de huidige GLG-situatie
Conclusie
Met uitvoering van dit bestemmingsplan vindt geen significante toename van het verhard oppervlak plaats. Daarnaast vinden er geen ingrepen plaats die effect hebben op de grondwaterstand en de waterkering. De sanitaire voorzieningen zijn en zullen allen aangesloten worden op de bestaande riolering. Het aspect water vormt geen belemmering voor uitvoering van dit bestemmingsplan.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en daarop betrekking hebbende planregels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.
In dit hoofdstuk wordt nadere uitleg gegeven over de planregels. De planregels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen respectievelijk wordt ingegaan:
Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is geweest om zowel het bestaande kampeerterrein als de uitbreiding in één bestemmingsplan te vervatten. Daarbij wordt zo veel mogelijk inhoudelijk aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan, waarbij een vertaling is gemaakt naar de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. Het onderhavige plan voorziet in meer flexibiliteit voor de camping dan het vigerende plan. De capaciteit van het kampeerterrein blijft daarbij hetzelfde.
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:
Artikel 1 Begrippen
In dit eerste artikel zijn noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de planregels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen.
Artikel 2 Wijze van meten
Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.
In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen opgenomen waaraan diverse regels zijn verbonden:
Deze bestemming staat in hoofdzaak voor behoud, bescherming, beheer en ontwikkeling van actuele en potentiële natuur- en landschapswaarden, mede in de vorm van bossen. Daarnaast regelt dit artikel het gebruik van de gronden als verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein met bijbehorende voorzieningen en activiteiten.
Daarnaast is er een aanduiding 'specifieke vorm van natuur - compensatievelden' opgenomen. Deze aanduiding is gelegen op de gronden waar de drie nieuwe (compensatie) kampeervelden komen. Deze gronden mogen enkel worden gebruikt ter compensatie van kampeervelden die tijdelijk buiten gebruik zijn door onderhoud, beheer of andere vergelijkbare werkzaamheden. Hierdoor ontstaat er geen verlies van de overnachtingscapaciteit, maar mag tevens ook niet leiden tot extra overnachtingscapaciteit.
In het kader van flexibilisering mag op het gehele terrein in beginsel worden gebouwd voor de in dit artikel genoemde gebouwen. Uitzondering hierop zijn de gronden die zijn aangeduid als 'specifieke vorm van natuur - compensatievelden'. Hier mogen geen permanente voorzieningen worden gerealiseerd, uitgezonderd nutsvoorzieningen.
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Op het terrein zijn de reeds aanwezige bedrijfswoning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen opgenomen binnen een bouwvlak. Deze zijn door middel van deze bestemming specifiek bestemd. Bovendien is de bedrijfswoning ook een monument en is deze op de verbeelding ook als zodanig bestemd. Voor beide gebouwen zijn specifieke regels opgenomen.
De groepsaccommodatie mag niet hoger worden dan 10 meter met een bijbehorende goothoogte van 5,5 meter. De oppervlakte mag met maximaal 25% van de bestaande oppervlakte vergroot worden. De bedrijfswoning mag een inhoud hebben van 750m³ met een goot- en bouwhoogte van 4,5 en 10 meter. In beide gevallen geldt dat de hoogte meer mag bedragen indien de bestaande hoogte meer is. Dan geldt die hoogte als maximale hoogte. Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning mogen een oppervlakte van 150m² hebben.
Artikel 5 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Deze bestemming is gegeven aan de gronden die zijn aangemerkt in het kader van de beleidslijn Grote Rivieren (2006) en aan de waterkeringen. Bouwen op grond van de overige bestemmingen is alleen toegestaan indien uit een schriftelijke verklaring van het waterschap volgt dat het waterstaatsbelang en het belang van de waterkering niet onevenredig worden geschaad. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat naast het bestemmingsplan mogelijk ook beperkingen kunnen optreden vanwege de zelfstandige werking van de Keur van het waterschap.
Dit hoofdstuk regelt de volgende onderwerpen:
Met de regel van dit artikel wordt voorkomen dat regels ten onrechte zo worden gehanteerd dat meer dan de bedoelde bebouwing kan worden toegestaan.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is geregeld dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie (gedeeltelijk) te schrappen.
In lid 1 van dit artikel is de relatie met de welstandstoets gelegd. Bepaald is dat voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte, de plaatsing op het bouwperceel en de dakhelling ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voorzover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn).
In lid 2 is een algemene parkeerregel opgenomen. In dit lid is bepaald dat bij een gebruiksverandering en een omgevingsvergunning vooor het bouwen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. Daarbij worden eisen gesteld aan de minimale eisen van de parkeerruimten. Daarnaast is bepaald dat indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft de behoefte aan ruimte voor het laden en lossen moet zijn voorzien aan, in of onder het gebouw dan wel wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij datgebouw hoort. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden afwijken van de eisen aan parkeren en laden en lossen.
Dit hoofdstuk bevat de volgende twee artikelen:
Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de planregels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De reactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.
In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.
Met inwerkingtreding van de Wet ruimtelijk ordening (1 juli 2008) beschikt de gemeente over meer mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt mee met de procedure van het bestemmingsplan.
Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij omgevingsvergunningen. De gemeenteraad kan evenwel bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de raad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze zijn verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.
Kostenverhaal
Het onderhavige plan betreft een privaat initiatief. De kosten van realisatie zijn geheel voor rekening van de initiatiefnemer(s). Met betrekking tot het planschaderisico zal tussen gemeente en initiatiefnemer(s) een overeenkomst worden gesloten.
Het gemeentebestuur overlegt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan met betrokken gemeenten en waterschappen en met die overheidsdiensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Ook andere instanties kunnen bij het vooroverleg worden betrokken.
De gemeente heeft het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro aangeboden aan de provincie en het Waterschap. Vanuit genoemde diensten heeft alleen de provincie inhoudelijk gereageerd. Met het Waterschap is in het kader van ed ontwikkelingen van de Koekse geul al veelvulidg overleg geweest en zij zijn ook op de hoogte van de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt. Onderstaand wordt de reactie van de provincie weergegeven en voorzien van een gemeentelijke reactie.
Reactie provincie
Onder Provinciaal beleid in de toelichting staat dat onderbouwd moet worden “dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.” Er wordt echter niet ingegaan op de gebiedskenmerken. Wij adviseren om de toelichting op dit punt aan te vullen, of te verwijzen naar het Ruimtelijk Kwaliteitsplan.
Inhoudelijk is het plan in overeenstemming met het provinciaal beleid. Wanneer het plan verder in procedure wordt gebracht, zal dit voor ons geen aanleiding geven om een zienswijze in te dienen.
Reactie gemeente
In de paragraaf over het provinciaal beleid is aangevuld dat de ontwikkelingen passend zijn in de geldende gebiedskenmerken. Hiervoor is verwezen naar het ruimtelijk kwaliteitsplan dat is opgesteld voor deze ontwikkeling.
In het kader van de inspraak over het voorontwerp bestemmingsplan heeft initiatiefnemer gesproken met de direct belanghebbenden/omwonenden. Deze omwonenden zijn persoonlijk geinformeerd over de plannen die Ada's Hoeve heeft en die mogelijk gemaakt worden met dit bestemmingsplan. Er is gesproken met vertegenwoordigers van de Steenoever 2, camping Anna's hoeve en camping de Koeksebelt. Allen hebben aangegeven zich te kunnen vinden in de plannen zoals die nu opgesteld zijn.
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de reactie van de gemeente hierop opgenomen.