direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Vechtoevers-Zuid, Ommen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Waterbeheersing vormt een steeds belangrijker thema in Nederland. Hoe gaan we om met het water, dat valt en in de rivieren en watergangen door Nederland stroomt. Binnen dit thema worden verschillende programma's ontwikkeld en uitgevoerd in het kader van Ruimte voor de Rivier. Via het programma Ruimte voor de Vecht wordt gewerkt aan een toekomstbestendige omvorming van de rivier de Vecht tot een veilige half natuurlijke laaglandrivier. Het programma Ruimte voor de Vecht wordt geregisseerd en gestimuleerd door de provincie Overijssel, waarbij 13 partners zijn betrokken. Samen met deze partners, waaronder de gemeente Ommen, gemeente Hardenberg en het waterschap Vechtstromen investeert de provincie Overijssel in dit programma. Onderhavig project is één van de projecten die tot dit programma behoren. De doelstellingen van het programma van Ruimte voor de Vecht zijn als volgt samengevat:

  • 1. zorg dragen voor de waterveiligheid voor mens en dier in het Vechtdal;
  • 2. het creëren van een sociaal economische impuls;
  • 3. integraal realiseren van de natuuropgaven (zowel water- als landnatuur).

Aan deze doelstellingen wordt uitvoering gegeven door verschillende uitvoeringsprojecten ten behoeve van Ruimte voor de Vecht. Eén van deze uitvoeringsprojecten is het project 'Vechtoevers Ommen'. Dit project geeft invulling aan het oplossen van het hydraulische knelpunt van de Vecht ter hoogte van Ommen en het programma Ruimte voor de Vecht. Dankzij het project Vechtoevers worden de rivier de Vecht en het stadscentrum van Ommen bij elkaar betrokken.

In het project worden maatregelen genomen om de waterveiligheid nabij Ommen te vergroten, de recreatieve mogelijkheden te bevorderen, de natuurwaarden te versterken en een duurzame veilige leefomgeving te creëren. Hiermee wordt een krachtige impuls gegeven aan de drie doelstellingen uit het programma Ruimte voor de Vecht. Het project Vechtoevers Ommen bestaat uit twee deelfasen, te weten Noordoevers en Zuidoevers. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de deelfase Zuidoevers. Voor de Noordoevers geldt dat de planologische procedure is afgerond. De werkzaamheden zijn in juni 2014 gestart.

Om water meer ruimte te geven wordt er in deelfase Zuidoevers een nevengeul aangelegd die aantakt op een deel van de voormalige meander van de Vecht (zie hoofdstuk 5). Als gevolg daarvan wordt er nieuwe infrastructuur aangelegd (twee bruggen) en wordt de camping De Koeksebelt heringericht om de bestaande kampeerplekken die komen te vervallen door de nevengeul te compenseren.

Het project 'Buitengebied, Vechtoevers-Zuid, Ommen' is gelegen ten zuiden van de bebouwde kern van Ommen en wordt in onderstaand figuur 1.1 met een rode lijn globaal weergeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0001.png"

Figuur 1.1: globale ligging projectgebied

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied wordt enerzijds bepaald door het gebied waar de nevengeul wordt aangelegd. De nevengeul vormt de (nieuwe) zuidelijke begrenzing van de camping en leidt tot een herinrichting van de camping. Om een juiste bestemmingsregeling op de beoogde nevengeul en de herinrichting van de camping te kunnen leggen is ervoor gekozen de gehele camping integraal mee te nemen in onderhavig bestemmingsplan. De bestaande bedrijfswoning Zwolseweg 9 komt door de aanleg van de nevengeul buiten de camping te liggen en verlies zijn functie als bedrijfswoning. De woning en bijbehorende gronden krijgen een reguliere woonbestemming en zijn onderdeel van dit plan. De bestemming van dit perceel zal zo worden ingericht dat de woning geen belemmering is voor de gebruiksmogelijkheden van de camping en de woning geen hinder ondervindt vanwege de camping. Ook het woonperceel Steenoever 2 is onderdeel van het plangebied, dit om tot een goede afstemming te komen met de naastgelegen gronden die zijn betrokken bij de aanleg van de nevengeul en de recreatiebestemming.

Het plangebied wordt aan de noordzijde globaal begrensd door de Vecht en aan de zuidzijde door de Zwolseweg. De westelijke grens bestaat uit de begrenzing van de uitbreiding van de camping en de nieuwe nevengeul. Aan de oostkant zijn het perceel Zwolseweg 9 en de gronden ten oosten daarvan onderdeel van het bestemmingsplan. De oostelijke plangrens wordt gevormd door de oorspronkelijke bestemmingsgrens van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied Ommen.

In figuur 1.2 is de begrenzing met een rode arcering globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0002.png"

Figuur 1.2: Globale begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Het plangebied is onderdeel van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Ommen'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Ommen vastgesteld op 18 februari 2010 vast. Het bestemmingsplan is voor wat betreft dit plangebied in werking getreden op 23 september 2010.

De bestemming van de gronden van de camping De Koeksebelt zijn aangewezen als verblijfsrecreatie doeleinden en grotendeels bestemd voor de bedrijfsmatige exploitatie van een kampeer- en caravanterrein (subbestemming vRkc). De bijbehorende gebouwen moeten binnen de aangegeven bouwvlakken worden gerealiseerd met uitzondering van gebouwen voor sanitaire voorzieningen. Centrale voorzieningen, waaronder ook bedrijfswoningen worden verstaan, moeten worden gebouwd op gronden met de aanduiding bouwvlak. Er zijn in totaal twee bedrijfswoningen toegestaan. Een deel van die gronden, i.c. die met de subbestemming vRs, zijn uitsluitend bestemd voor sport en speelterrein ten dienste van het kampeer- en caravanterrein. Daarnaast geldt dat op het deel van de gronden met de aanduiding (st) uitsluitend seizoens- en toeristische standplaatsen zijn toegestaan. Hier mogen ook sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. De recreatiewoning Zwolseweg 13b en de daarachter gelegen opstal Zwolseweg 13c worden in het kader van dit bestemmingsplan beiden beschouwd als recreatiewoningen, waarbij op het adres Zwolseweg 13b tevens permanente bewoning is toegestaan, één en ander conform bestemmingsplan Buitengebied, herziening 2013-1 en ook 2013-2.

In het vigerende bestemmingsplan hebben de gronden van de bestaande camping De Koeksebelt, waar de nevengeul wordt aangelegd en de gronden waar de herinrichting van de camping is geprojecteerd deels de bestemming 'Verblijfsrecreatieve doeleinden' die de bedrijfsmatige exploitatie van een kampeer- en caravanterrein met bijbehorende bebouwing toe staat. Een deel van die gronden is specifiek bestemd voor uitsluitend een sport en speelterrein. Het resterende deel van de gronden waar de nevengeul en de herinrichting van de camping is voorzien is bestemd als Agrarische doeleinden.

Het woonperceel Steenoever 2 is bestemd als Woondoeleinden.

Over de gronden in het gehele plangebied ligt tevens de dubbelbestemming Primair waterstaatsdoeleinden. Uit de archeologische themakaart volgt dat voor een deel van de gronden tevens de dubbelbestemming Archeologisch waardevol gebied geldt.

Daarnaast zijn aan de gronden in het vigerende bestemmingplan bestemmingen op gebiedsniveau toegekend. Het gaat hierbij in het plangebied om de bestemming Rivier(oevers) met natuurwaarden (Zone Rn).

De ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden passen niet in het geldende bestemmingsplan. Daarom wordt dit bestemmingsplan in procedure gebracht. In figuur 1.3 is een uitsnede van de vigerende bestemmingsplankaart (bestemmingen op perceelsniveau) weergegeven. In figuur 1.4 is een uitsnede van de plankaart bestemmingen op gebiedsniveau weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0003.png"

Figuur 1.3: Uitsnede vigerende bestemmingsplankaart (bestemmingen op perceelsniveau

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0004.png"

Figuur 1.4: Uitsnede plankaart bestemmingen op gebiedsniveau

Voor het buitengebied zijn twee partiële herzieningen van het bestemmingsplan (herziening 2013-1 en herziening 2013-2) vastgesteld in oktober 2014. Voor zover relevant voor onderhavig plangebied zijn de daarin opgenomen regels van die plannen verwerkt in dit plan. Beide partiële herzieningsplannen zijn op 25 december 2014 in werking getreden.

Crisis- en Herstelwet

Het gehele programma Ruimte voor de Vecht is onder de werking van de Crisis- en herstelwet gebracht (Besluit van 18 maart 2011 tot wijziging van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, tweede tranche)). Het effect daarvan is dat versnellingsmogelijkheden in het bestuursprocesrecht van toepassing zijn.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het relevante beleidskader beschreven, zoals dat van toepassing is op het plangebied. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie van het plangebied. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de relevante omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de beoogde situatie beschreven. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische planopzet die gekozen is, waarna de toelichting van het bestemmingsplan wordt afgesloten met de economische - en maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstukken 7 en 8.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van dit bestemmingsplan past in die lijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 grotendeels in werking getreden en per 1 oktober 2012 gewijzigd. In het huidige Barro zijn opgenomen:

  • het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • militaire terreinen en -objecten;
  • de Wadden;
  • de kust (inclusief primaire kering);
  • de grote rivieren;
  • de Werelderfgoederen;
  • reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • veiligheid vaarwegen;
  • het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • reservering voor rivierverruiming Maas;
  • de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het Barro staat in het (stroomvoerende) rivierbed alleen ontwikkelingen onder voorwaarden toe. In voorliggend plan zijn nieuwe ontwikkelingen voorzien in het (stroomvoerende) rivierbed. Deze ontwikkelingen zijn ten dienste van de Vecht en derhalve in overeenstemming met het Barro. Het plan draagt bij aan de uitvoering van het rijksbeleid.

Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding en volgt de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 op. In het plan worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid beschreven. Het Nationaal Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld op basis van de Waterwet die op 22 december 2009 in werking is getreden.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld voor de planperiode 2009-2015 en formuleert een antwoord op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeert in duurzaam waterbeheer. Bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water zijn onderdelen van het Nationaal waterplan.

Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier
De maatregelen om rivieren meer ruimte te geven zijn door het Rijk vastgelegd in de PKB Ruimte voor de Rivier. Deze PKB is op 26 januari 2007 van kracht geworden. Uiterlijk in 2015 moet het Nederlandse rivierengebied beter beschermd zijn tegen hoogwater. De PKB kent 3 doelen:

  • 1. in 2015 kan een afvoer van 16.000 kubieke meter water per seconde veilig door de Rijntakken stromen;
  • 2. de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied verbetert door de maatregelen die hiervoor worden genomen;
  • 3. er wordt extra ruimte gereserveerd voor de hogere waterstanden die onder invloed van de klimaatveranderingen worden verwacht.

In de PKB Ruimte voor de Rivier heeft het Rijk eveneens opgenomen welke maatregelen genomen zouden moeten worden om de doelen te bereiken. Na overdracht van de Vecht aan het Waterschap is de PKB formeel niet meer van toepassing op de Vecht. Het Waterschap heeft het beleid uit de PKB echter één op één overgenomen. De extra bergingscapaciteit die met dit project gerealiseerd worden zijn derhalve in overeenstemming met de doelstellingen van de PKB.

Beleidslijn Grote Rivieren (2006)

In het verleden was de beleidslijn Ruimte voor de Rivier (1997) van toepassing op het stroomgebied van Vecht en Regge. In de nieuwe Beleidslijn Grote Rivieren (2006), die de beleidslijn Ruimte voor de Rivier vervangt, is aangegeven, dat de Vecht en Regge niet meer onder de betreffende beleidslijn vallen, omdat deze rivieren niet van belang zijn voor de waarborging van veiligheid. De Waterschappen Vechtstromen en Groot Salland hebben echter besloten om het nieuwe rijksbeleid, zoals dat is vastgelegd in de Beleidslijn Grote Rivieren, ook van toepassing te laten zijn voor het stroomgebied van de Vecht en Regge, omdat daarmee de belangen van een duurzaam waterbeheer (het garanderen van voldoende ruimte voor afvoer en berging en het voorkomen van hoogwaterproblemen) het best gediend zijn.

Dit betekent concreet dat er geen nieuwe ontwikkelingen worden toegestaan die de bergingscapaciteit en/of afvoer van de rivier frustreren, tenzij er van compensatie sprake is (het nee, tenzij beginsel). Compensatie is mogelijk in de vorm van het afbreken van bestaande bebouwing/obstakels of het verdiepen van het rivierbed. Hierover is vooraf overleg met het waterschap noodzakelijk.

Conclusie rijksbeleid
De verbetering van de waterhuishouding bij de Vecht is in overeenstemming met het rijksbeleid.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Provincie Overijssel
De Omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. Het betreft het integrale, provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De rode draden van de Omgevingsvisie zijn ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Om de provinciale ambities te bereiken wordt gebruik gemaakt van het uitvoeringsmodel, dat is weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0005.png"

Het uitvoeringsmodel is gebaseerd op de sturingsfilosofie van vitale coalities: met partners een gezamenlijke visie of doel delen en dan ieder in eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komen. Alle uitvoeringsacties zijn te plaatsen in de samenhang van (1) Generieke beleidskeuzes, (2) Ontwikkelings- en beleidsperspectieven en (3) Gebiedskenmerken. De omschreven drie niveaus sturen op basis van een inhoudelijke ontwikkelingsvisie, of, waar en hoe een ruimtelijke ontwikkeling gerealiseerd kan worden. De Omgevingsvisie is sinds juli 2009 een aantal keer aangepast. Zo hebben Gedeputeerde Staten op 2 september 2013 een nieuwe begrenzing van de EHS vastgesteld en de zone Ondernemen met Natuur en Water geïntroduceerd.

Generieke beleidskeuzes

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De provincie verlangt op diverse terreinen, dat gemeenten over hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afspraken maken met hun buurgemeenten. Dit vragen ze om het evenwicht te bewaren tussen enerzijds ruimte voor gemeenten en anderzijds het voorkomen van inefficiënte concurrentie tussen gemeenten. Zo wordt een optimale afstemming en zuinig ruimtegebruik bereikt en wordt overcapaciteit voorkomen. Tegelijkertijd laat de provincie zo ruimte voor gemeenten om met elkaar samen te werken. Voor woningbouw, bedrijfslocaties en voorzieningen in zowel de groene als stedelijk omgeving hanteren ze bovendien de zogenaamde SER-ladder. Deze komt er kort gezegd op neer, dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden. Andere generieke beleidskeuzes betreffende onder andere reserveringen voor waterveiligheid, Natura 2000-gebieden en de Ecologische Hoofdstructuur.

In het project dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt worden maatregelen genomen om de waterveiligheid nabij Ommen te vergroten, de recreatieve mogelijkheden te bevorderen, de natuurwaarden te versterken en een duurzame veilige leefomgeving te creëren. Hiermee wordt aangesloten op het aspect zuinig ruimtegebruik en de doelen van de SER-ladder. De hoofdlijn van het beleid ten aanzien van waterveiligheid is, dat de provincie water sturend maakt in de ruimtelijke ordening. De provincie houdt toezicht op de primaire en regionale waterkeringen en het hoofdsysteem en de kleinere watersystemen krijgen meer ruimte o.a. door uitvoering van projecten voor Ruimte voor de IJssel en Ruimte voor de Vecht. Onderhavig bestemmingsplan geeft invulling aan het oplossen van het hydraulische knelpunt van de Vecht ter hoogte van Ommen en het programma Ruimte voor de Vecht.

Tot slot geldt dat het plangebied voor een beperkt deel valt binnen de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Het oostelijk deel van de oude loop van de Vecht valt onder "Bestaande natuur water", het westelijk deel van de oude meander deel onder "bestaande natuur". Realisatie van de EHS vindt plaats in combinatie met wateropgave binnen het ontwikkelingsperspectief en conform gebiedskenmerken. Het plangebied ligt op circa 780 meter van een Natura 2000-gebied. In paragraaf 4.9 wordt hier nader op ingegaan. De Vecht zelf is ook aangeduid als "bestaande natuur water", maar deze ligt buiten het plangebied.

Ontwikkelingsperspectieven

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelingsperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. In onderstaande figuur is een uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0009.png"

Figuur 2.2: Ontwikkelingsperspectieven

Voor het plangebied geldt deels het ontwikkelingsperspectief:

  • 1. Groene Omgeving, zone ondernemen met Natuur en Water, buiten de EHS
  • 2. Groene Omgeving, buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte, mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren
  • 3. Met overige beleidsaanduidingen:
    • a. buitendijks gebied, beekdal of veenweidegebied
    • b. primair watergebied of waterbergingsgebied

Ad 1: Groene Omgeving, Ondernemen met Natuur en Water

Dit betreft de gronden van de voormalige meander van de Vecht, die deels onderdeel wordt van de nieuwe nevengeul. Het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water is gericht op behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten en de versterking van het watersysteem, in samenhang met economische ontwikkeling. De ambitie is een samenhangend netwerk van natuur en water met ecologische, hydrologische, economische en recreatieve kwaliteit. Voor zover gronden niet zijn aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur, geldt hier een ‘ja, mits-benadering’. Dit houdt in dat ontwikkelingsruimte wordt geboden onder de voorwaarde dat er bijgedragen wordt aan ruimtelijke kwaliteit.

In het geval van het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water geldt dat de investeringen in ruimtelijke kwaliteit gericht moeten worden ingezet op het realiseren van wateropgaven en het versterking van natuur en landschap.

De bijzondere verplichting om binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water de investering in extra kwaliteit gericht in te zetten voor natuur, landschap en water, wordt geregeld door in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening voor deze gebieden nadere voorwaarden op te nemen voor toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving voor wat betreft de investeringen in ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Ad 2: Groene Omgeving, Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte, mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren

Betekenis volgens gebiedskenmerken: Ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderij en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. Ook hier staat de kwaliteitsambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' voorop. In dit perspectief wil de provincie de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen.

Ad 3: Buitendijksgebied, beekdal of veenweidegebied / primair watergebied of waterbergingsgebied

In casu is er sprake van een beekdal en een waterbergingsgebied. De betekenis van het beekdal omvat dat het gaat om gebieden met veenpakket in de ondergrond en/of laaggelegen gebieden langs waterlopen. Ontwatering mag niet dieper dan nodig is voor gebruik als grasland. De ligging in het waterbergingsgebied betekent dat het gaat om een gebieden waar geen kapitaalintensieve functies worden toegelaten, vanwege het belang van waterberging en het risico op wateroverlast c.q. locatie, waar in extreme situaties water op het land wordt geborgen.

Gebiedskenmerken

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

Natuurlijke laag: Beekdalen en natte laagtes

De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

  • Norm: Het waterpeil is niet lager dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.
  • Richting: Beekdalen en laagtes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het watersysteem, de waterkwaliteit en voldoende ruimte voor water en indien het bestaande (agrarisch) gebruik dat toelaat natuurlijke dynamiek.
  • Als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de directe nabijheid van beekdalen en natte laagtes, dan dragen deze bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water, aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Dit zijn uitgangspunten bij (her)inrichting.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap: Oude Hoevenlandschap

De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken, recreatie, mits er wordt voortgebouwd aan kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf­ en landschapsbeplantingen. Binnen deze structuren zijn er vol op mogelijkheden om een functioneel grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen.

  • Norm: De essen en esjes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf.
  • Richting: Als ontwikkelingen plaats vinden in het oude hoevenlandschap, dan dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap, en aan de samenhang en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting; open es(je); beekdal; voormalige heidevelden, de mate van openheid en kleinschaligheid.
  • Ontwikkelingen vergroten de toegankelijkheid van erven en erfroutes.

Stedelijke laag

In de stedelijke laag is de koppeling van de sociale en fysieke dynamiek van de stedelijke functies aan het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk ordenend principe. Efficiëntie en nabijheid zijn belangrijke vestigingsoverwegingen, maar daarbij wordt de kwaliteit eigenheid en onderscheidend vermogen (mede gevormd door de historie) van de regio steeds belangrijker. Op de kaart 'stedelijke laag' wordt aan het plangebied geen specifieke waarde toegekend. Het plangebied omvat een recreatieterrein en ligt langs twee routes (Zwolseweg en Vecht) en tegenover het stadsfront van Ommen. De bevordering van de recreatieve mogelijkheden en de versterking van de natuurwaarden in het gebied en het creëren van een duurzame veilige leefomgeving past uitstekend binnen het provinciale beleid. Het patroon van de bestaande infrastructuur wordt gmet dit plan gerespecteerd

Lust en leisurelaag: Deze laag is niet van toepassing.

De uitgangspunten van het provinciale beleid zijn randvoorwaarde geweest bij het opstellen van het inrichtingsplan Vechtoevers en in nauw overleg tussen provincie, waterschap en gemeente Ommen opgesteld. Het plan voldoet aan het provinciaal beleid.

Het merendeel van het plangebied ligt in de zone "ondernemen met natuur en water". De voorgenomen werkzaamheden vallen binnen het kader van deze gebiedstoewijzing. Een deel van het plangebied is benoemd als EHS natuur (het westelijk deel van de voormalige meander). De nieuwe inrichting van het plangebied draagt bij aan een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het plan past daarmee binnen het provinciale beleid.

Omgevingsverordening Provincie Overijssel
De Omgevingsverordening geeft vanuit de ambities en doelstellingen, die zijn neergelegd in de Omgevingsvisie, richting aan de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Overijssel. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Uitgangspunt daarbij is dat niet meer geregeld is dan strikt noodzakelijk is en dat dubbele regelgeving wordt voorkomen.

In de Omgevingsverordening is door de provincie opgenomen dat onderbouwd dient te worden dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken en passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie is neergelegd. Bij dergelijke ontwikkelingen geldt bovendien de voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing.

In de toelichting op bestemmingsplannen moet conform de verordening worden onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Onder het kopje Omgevingsvisie is hierboven inzichtelijk gemaakt op welke wijze toepassing is gegeven aan de vier-lagen-benadering die in de Omgevingsvisie Overijssel is neergelegd. Het plan past binnen de gebiedskenmerken. Het plan draagt immers bij aan extra ruimte voor de dynamiek van het stromende water en het vasthouden van water en aan versterking van de samenhang in het beeksysteem en aan vergroting van de zichtbaarheid, bereikbaarheid en beleefbaarheid van het water. Voor wat betreft het landschap wordt de definitieve inrichting van het gebied gekenmerkt door het aanbrengen van een nevengeul van de Vecht. De nevengeul wordt landschappelijk ingepast door deze, daar waar mogelijk, de oude loop van de Vecht te laten volgen. De bestaande boomwal die nu nog de samen met een sloot de oude meander in het veld zichtbaar maakt, blijft in het plan gehandhaafd. De boomwal vormt hier de buitenbocht van de nevengeul. De uitbreiding van de Camping De Koeksebelt volgt de oude meander van de Vecht en wordt versterkt door aanplant van extra bomen en struiken. De beplantingskeuze past in het landschap van het Vechtdal

Programma Ruimte voor de Vecht
De provincie Overijssel heeft in 2007 het initiatief genomen tot het programma Ruimte voor de Vecht. Dit is een samenwerkingsprogramma waarin gemeenten, provincie Overijssel, waterschappen, het Overijssels Particulier Grondbezit, het Regionaal Bureau voor Toerisme en Staatsbosbeheer samenwerken aan de veiligheid van de Vecht en de integrale versterking van het Vechtdal.

De doelstellingen van het programma Ruimte voor de Vecht zijn samengevat:

  • 1. zorg dragen voor de waterveiligheid voor mens en dier in het Vechtdal;
  • 2. het creëren van een sociaaleconomische impuls
  • 3. integraal realiseren van de natuuropgaven (zowel water- als landnatuur)

Maatregelen om nabij Ommen de waterveiligheid te vergroten, de recreatieve mogelijkheden te bevorderen en de natuurwaarden te versterken sluiten aan op de doelstellingen van het programma Ruimte voor de Vecht (zie ook hoofdstuk 1).

Conclusie Provinciaal beleid
De gewenste ontwikkelingen past binnen de geformuleerde doelstellingen van de provincie Overijssel zoals beschreven in de verschillende beleidsdocumenten.

2.3 Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan van Waterschap Vechtstromen worden de doelen en maatregelen voor de periode 2010 tot 2015 beschreven. De hoofdthema's van het waterbeheerplan zijn: het waarborgen van veiligheid, het watersysteembeheer en het ontwikkelen van de afvalwaterketen. Ook zijn de maatregelen opgenomen voor het uitvoeren van de KRW en WB21. Zowel in stedelijk als in landelijk gebied geeft het waterschap het water steeds meer ruimte. Bij het beheer van het watersysteem wordt uitgegaan van de gestelde doelen voor functies die door de provincie aan de wateren zijn toegekend. Ook nevenfuncties, zoals recreatief medegebruik en cultuurhistorie worden daarbij zo goed mogelijk bediend. Het watersysteem kent twee hoofdopgaven

  • het zo goed mogelijk ontwikkelen van de waterfunctie: een ecologisch en chemisch goed functionerend watersysteem;
  • het zo goed mogelijk bedienen van de functies in het betreffende gebied.

Om aan deze doelen te kunnen voldoen, moet het watersysteem robuust en veerkrachtig worden gemaakt. Dit betekent vooral dat er voldoende ruimte beschikbaar moet zijn voor het oppervlaktewatersysteem. Daarnaast is er vanuit de waterfuncties gezien verbetering nodig op de volgende aspecten:

  • inrichting/afmeting van waterlopen;
  • waterkwaliteit;
  • watervoering en stroming;
  • migratiemogelijkheden voor waterorganismen.

Conclusie waterschapsbeleid
De gewenste ontwikkeling past binnen de geformuleerde doelen en maatregelen van het waterschap zoals beschreven in het waterbeheerplan.

2.4 Gemeentelijk beleid

Gemeentelijk Omgevingsplan
In het Gemeentelijk Omgevingsplan wordt de missie uit het Ommer Motief concreet uitgewerkt. Deze missie is: “Ommen ontwikkelt zich op basis van haar kernkwaliteiten tot een groene, gastvrije en geïnspireerde verblijfsgemeente”.

Het plan bundelt voor het eerst de ambities op alle voor het omgevingsbeleid relevante beleidsterreinen: sociaal, economisch en fysiek. Het plan biedt een integrale visie en een helder en compact fundament voor het gemeentelijk beleid en de uitvoering ervan. Het belangrijkste wat de gemeente met het nieuwe omgevingsplan wil bereiken is dat inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en partners in één oogopslag een helder beeld krijgen waar Ommen voor staat en op welke ontwikkelingen zij inzet. Enkele doelen zijn:

  • versterken toegankelijkheid en beleefbaarheid van landschap en rivieren;
  • veilig en duurzaam waterbeheer (o.a. anticiperen op klimaatverandering);
  • ontwikkelen van de Vechtoevers.

Ommen zet in op de verdere ontwikkeling van haar sterke en kenmerkende kwaliteiten: het groene en gastvrije toeristische karakter. Een plek waar het aangenaam wonen en verblijven is. Ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en leefbaarheid vormen de centrale pijlers van het omgevingsplan in combinatie met de vijf “G's” die kenmerkend zijn voor Ommen als verblijfsgemeente: Groen, Gastvrij, Geïnspireerd, Gezond en Gelukkig. Uit het Ommer Motief volgt dat Ommen zich inzet voor het op duurzame wijze behouden en versterken van haar ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid.

Het Vechtdal ligt in het gebied dat is aangewezen als Oude cultuurlandschap. De gemeente heeft de ambitie om de landschappelijke kwaliteiten, de verscheidenheid en de daarbinnen aanwezige ecologische waarden te behouden, te beschermen en waar mogelijk te versterken. De gemeente streeft er daarbij naar om het landschap beleefbaar en toegankelijk te houden voor de bewoners en toeristen. Het op duurzame wijze versterken van de omgevingskwaliteit is een belangrijke drijfveer bij het toestaan van ontwikkelruimte aan de actoren, die binnen dit landschap actief zijn en voor een belangrijk deel het landschap vorm hebben gegeven en ook nu nog vormgeven. De gemeente wil binnen kaders ontwikkelruimte bieden aan deze partijen, op basis van een gebiedsgedifferentieerde aanpak (gebiedsuitwerking buitengebied).

Ommen heeft de ambitie om in samenspraak en afstemming met de waterschappen bij te dragen aan een veilig en duurzaam waterbeheer. Een waterbeheer waarin waar nodig tevens wordt geanticipeerd op de effecten van de klimaatverandering op de waterveiligheid. Dit laatste impliceert onder meer een grotere opgave, zoals reeds is voorzien in het provinciale programma “Ruimte voor de Vecht”, waarbij de gemeente zich aansluit. De gemeente wil ook het water meer en beter betrekken bij het centrum en het doorontwikkelen van Ommen als recreatiegemeente.

Recreatie en toerisme

De gemeente wil de recreatief toeristische functie van de gemeente behouden en versterken en een toppositie op dit terrein behouden. Dit betreft zowel de recreatiesector zelf, die het aanbod aan verblijfsmogelijkheden biedt, als de groenblauwe mal van Ommen met het zeer gevarieerde en goed toegankelijke landschap in het Vechtdal, Reggedal en buitengebied, dat Ommen zo aantrekkelijk maakt voor de toerist, in combinatie met het oude stadscentrum, de kernen en landgoederen. De toeristisch-recreatieve sector in de gemeente Ommen ontleent haar bestaansrecht voor een belangrijk deel aan de aanwezige natuurkwaliteiten, het aantrekkelijke landschap, de agrarische bedrijvigheid en de veelheid aan cultuurhistorische elementen. Het is dan ook nadrukkelijke de ambitie van de gemeente om deze kwaliteiten in combinatie met de diversiteit in toeristisch-recreatief product en aanbod, te behouden, verder te versterken en nog beter te promoten. De ambitie van de gemeente op het terrein van recreatie en toerisme zijn:

  • 1. Innovatieve topspeler zijn op het gebied van recreatie en toerisme;
  • 2. Versterken toeristisch recreatieve verblijfsfunctie en bijbehorend voorzieningenaanbod;
  • 3. Versterken promotie: innovatief toeristisch recreatief aanbod en Vechtdal als merk;
  • 4. Versterken toeristisch recreatieve infrastructuur: bereikbaarheid, verbindingen, medegebruik en routenetwerken;
  • 5. Stimuleren watergebonden recreatie op en aan het water.

De herontwikkeling van de camping De Koeksebelt en de mogelijkheden die de nevengeul biedt voor recreatie als medegebruik past binnen deze doelstellingen.

Natuur en Landschap

De gemeente heeft de ambitie om de landschappelijke kwaliteiten en de verscheidenheid van de daarbinnen aanwezige ecologische waarden, te behouden, te beschermen en waar mogelijk te versterken. De gemeente streeft er daarbij naar om het landschap beleefbaar en toegankelijk te houden voor bewoners en toeristen. Landbouw, landgoederen, natuurbeheerders en deels ook recreatiebedrijven zijn belangrijke dragers van het Ommer landschap, die zorg dragen voor een duurzaam behoud en beheer van het landschap. Landbouw, landgoederen, natuurbeheerders en deels ook recreatiebedrijven zijn belangrijke dragers van het Ommer landschap, die zorg dragen voor een duurzaam behoud en beheer van het landschap. De gemeente wil binnen kaders ontwikkelruimte bieden aan deze partijen, op basis van een gebiedsgedifferentieerde aanpak. Bestaande recreatiebedrijven krijgen in dit gebied ontwikkelruimte binnen de kaders van de sturingsfilosofie gericht op het bieden van meer flexibiliteit, om deze bedrijven in staat te stellen snel te kunnen reageren op de veranderende vraag van recreanten. De inzet in dit gebied is vooral gericht op het behouden en versterken van de groene en blauwe kwaliteiten, met onder meer de uitvoering van het provinciale programma Ruimte voor de Vecht. De gebiedsgerichte ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft een verbetering van het landschap en natuur en een herinrichting van een bestaand recreatiebedrijf, waarbij de bestemmingsregeling waar mogelijk flexibiliteit biedt voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden en bescherming van het landschap plaatsvindt waar nodig.

Sturingsfilosofie

De wens van de gemeente zich te ontwikkelen tot netwerkregisseur staat centraal in de sturingsfilosofie van het omgevingsplan en de verordening. Netwerk sturing is het activeren en faciliteren van burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven om hen te laten doen waar ze goed in zijn. Als netwerkregisseur geeft de gemeente richting aan ontwikkelingen waar zij vaak slechts beperkt invloed op heeft. Soms door te reageren, soms door te anticiperen, soms door mee te bewegen met nieuwe ontwikkelingen of deze te bestrijden. Waar mogelijk wil de gemeente afspraken, die gericht zijn op het in samenwerking realiseren van de beleidsdoelen, vast gaan leggen in prestatieafspraken. De rol van netwerkregisseur vraagt om een heldere visie als vertrekpunt voor een adequate rolinvulling. Het omgevingsplan biedt daarvoor het kader.

Ontwikkel- en gebruiksruimte bieden binnen kaders

Op grond van de sturingsfilosofie gaat Ommen, binnen kaders, meer ontwikkel- en gebruiksruimte en flexibiliteit bieden aan haar burgers, agrariërs, ondernemers, recreatiebedrijven en landgoedeigenaren, om op eigen kracht te investeren in de kwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid van de eigen leefomgeving. Het bieden van meer ontwikkelruimte en stellen van minder regels doet nadrukkelijk ook een beroep op alle partijen die daar gebruik van willen maken. Het brengt voor deze partijen een aantal basale spelregels mee waaraan zij zich moeten houden:

  • het tijdig informeren van belanghebbenden over voorgenomen initiatieven;
  • het verkrijgen van acceptatie/draagvlak voor het initiatief bij belanghebbende partijen;
  • het aantoonbaar op duurzame wijze realiseren van het voorgenomen initiatief;
  • het vanuit het initiatief bijdragen aan het versterken van de omgevingskwaliteit;
  • het vanuit het initiatief bijdragen (Noaberschap) aan de leefbaarheid van wijk of buurt;
  • het adequaat compenseren van eventuele negatieve effecten op de omgevingskwaliteit, leefbaarheid of duurzaamheid.

Het waterschap, de trekker van het Ruimte voor de Vecht project heeft bij de planvorming intensief opgetrokken met de provincie en de gemeente, maar ook met de partijen in het rond het plangebied. Het project draagt naast een duurzame verbetering van de waterkwaliteit bij aan de omgevingskwaliteit door de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden.

Conclusie gemeentelijk beleid
Het initiatief om de Vecht aan te passen is passend binnen de beleidsdoelstelling van de gemeente. Ook staat de gemeente positief tegen over de ontwikkelingen met betrekking tot toerisme.

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

3.1 Inleiding

In het verleden kenmerkte het gebied zich door de meanders van de Vecht, deze zijn door de jaren heen rechtgetrokken. In het plangebied is nog een klein stukje van deze meander zichtbaar (zie afbeelding 1). De Vecht heeft ter hoogte van Ommen zeer beperkte ruimte en is nu als een vrij rechte waterloop in een beekdal gelegen. Het winterbed varieert in breedte en bestaat hoofdzakelijk uit grasland. De wegen vormen zowel aan de zuid- als noordzijde (Zwolseweg en Varsenerdijk N340) de waterkering. Het project Vechtoevers Noord is recent gerealiseerd, waarmee de eerste aanzet tot het verbeteren van de veiligheid is gedaan.

Het plangebied van het inrichtingsplan Koeksegeul ligt aan de zuidzijde van de Vecht en heeft een hoofdzakelijk recreatieve functie. De Camping De Koeksebelt, de grootste camping in het gebied, camping Anna's Hoeve een kleinschalige camping en rederij Peters met rondvaartboten en verhuur van boten en kano's zijn de recreatieve bedrijven die hier zijn gevestigd. Scouting Nederland heeft het meest westelijke deel van het plan gebied in eigendom, dit is grasland dat extensief wordt gebruikt. Op het terrein van Ada's Hoeve worden de dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve activiteiten van de scouting gefaciliteerd. Naast deze recreatieve functies, liggen enkele particuliere eigendommen, woningen, een paardenweide en landbouwgronden in het plangebied.

Tevens is er de bestaande camping 'Luctor et Emergo' die al jaren niet meer wordt benut maar planologisch gezien als zodanig gebruikt kan worden.

In en rond het plangebied zijn drie reguliere woningen aanwezig, te weten Steenoever 2, Zwolseweg 11 en Zwolseweg 12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0010.png"

Figuur 3.1: Luchtfoto bestaande situatie

In de volgende paragraaf wordt de bestaande situatie nader beschreven.

3.2 Verblijfsrecreatie

Camping De Koeksebelt

Camping de Koeksebelt is een camping verdeeld over meerdere kampeervelden met in totaal 317 kampeerplaatsen met bij bijbehorende voorzieningen. De bebouwing van de camping staat op de hogere delen van het terrein. Bij hoge waterstanden in met name de winterperiode kunnen delen van de camping als onderdeel van het winterbed onderlopen.

De camping beschikt over diverse faciliteiten, zoals een receptie met restaurant, snackbar, terras en wasserette, sanitaire gebouwen, een recreatieruimte met wasserette en kookgelegenheid, speelplaatsen, sportvelden en een buitenzwembad.

Centraal op de camping ligt een bedrijfswoning van camping De Koeksebelt (Zwolseweg 13a). Daarnaast maakt ook de vergunde bedrijfswoning van De Koeksebelt die nog niet is gebouwd (Zwolseweg 14) en de bedrijfswoning (Zwolseweg 9) aan de zuidoostkant van het terrein deel uit van de camping. De woning Zwolseweg 9 is momenteel niet in gebruik als woning.

Naast kampeerplekken (tenten en caravans) zijn er stacaravans en boomhutten aanwezig. Tevens zijn er op de camping twee recreatiewoningen. In figuur 3.2 zijn afbeeldingen van twee boomhutten (links) en drie luxe tenthuisjes (rechts) weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0012.jpg"

Figuur 3.2: Boomhutten en luxe tenthuisjes De Koeksebelt.

De Koeksebelt grens aan de westkant aan de Steenoever. Die gronden zijn ingericht als sport- en speelveld met bijbehorende voorzieningen en speeltoestellen. Dit sport- en speelveld grenst aan de oostzijde aan een waterpartij, zijnde een voormalige meander van de Vecht .

In de bestaande situatie wordt de camping via twee ontsluitingswegen ontsloten vanaf de Zwolseweg. Parkeren vindt op de camping bij de kampeerplek plaats. Ten westen van de oostelijke ontsluitingsweg zijn parkeervoorzieningen inclusief ruimte ten behoeve van overloop voor parkeren aanwezig.

Camping Anna's Hoeve

Camping Anna's Hoeve is een kleinschalige camping, die grotendeels hoger gelegen ligt aan de westkant van het plangebied. Deze camping is geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

De camping heeft circa 55 kampeerplaatsen. De camping beschikt over een receptie en een sanitaire voorziening. De camping wordt ontsloten vanaf de Zwolseweg door de Steenoever. Er zijn naast de bedrijfsgebouwen twee bedrijfswoningen toegestaan. Ten noorden van de bedrijfsgebouwen zijn parkeerplaatsen aanwezig. voor de gasten van de camping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0013.jpg"

Figuur 3.3: Bedrijfsbebouwing / bedrijfswoning Steenoever 1

Camping Luctor et Emergo

Op de gronden binnen het plangebied bestaat planologisch de mogelijkheid om een camping te exploiteren. Eigenaar van de gronden heeft de afgelopen jaren echter geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Op het terrein bevinden zich bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning. De recreatiewoningen Zwolseweg 13b en c gaan over naar De Koeksebelt.

3.3 Ada's Hoeve

Het meest westelijke deel van het plangebied is in eigendom van Scouting Nederland. De eigendommen van de scouting lopen door buiten het plangebied. Binnen het projectgebied bestaan de eigendommen van de scouting uit grasland dat extensief voor recreatie wordt gebruikt.

3.4 Wonen

Woning Steenoever 2
Aan de Westkant van het plangebied, aan de Steenoever 2 is een woonhuis gelegen. Deze woning is via de Steenoever vanaf de Zwolseweg ontsloten. Er is een omgevingsvergunning voor het bouwen verstrekt voor een nieuwe woning. De woning is nog niet gerealiseerd. Op het terrein is maximaal één woning toegestaan.

Woningen Zwolseweg 11 en 12

Omsloten door de camping De Koeksebelt en de Vecht liggen de woningen Zwolseweg 11 en 12. Deze woningen worden via de hoofdtoegangsweg van de camping ontsloten. In onderstaande figuur is de ligging van deze woningen weergegeven. De woningen worden omgeven door bomen en bosschages.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0014.png"

Figuur 3.4: Woningen Zwolseweg 11 en 12

3.5 Agrarisch

Aan de westkant van het plangebied liggen tussen de Steenoever, de Vecht, het sport- speelveld en de niet in bedrijf zijnde camping onbebouwde agrarische gronden. Deze zijn in gebruik als akkerland.

Ten westen van de Steenoever / ten zuiden van het woonperceel Steenoever 2 liggen agrarische gronden.

3.6 Infrastructuur

Ten zuiden van het plangebied ligt de Zwolseweg, die het plangebied verbindt met het dorp Ommen. De Steenoever ontsluit de woning Steenoever 2 en Camping Anna's Hoeve vanaf de Zwolseweg, Camping De Koeksebelt heeft twee in/uitritten vanaf de Zwolseweg, waarvan de oostelijke de hoofdontsluiting vormt. Tot slot is de bedrijfswoning Zwolseweg 14b via een privaatrechtelijke overeenkomst ontsloten via een onverhard pad vanaf de Zwolseweg. Ten noorden van het plangebied ligt de Vecht.

3.7 Groen en water

De groenstructuur in het plangebied wordt gevormd door de bomen en bosschages op het campingterrein van De Koeksebelt en de niet in gebruik zijnde camping. Ook de woonpercelen Zwolseweg 11 en 12 en Steenoever 2 bestaan grotendeels uit bomen en bosschages. Daarnaast zijn er in het gebied enkele lijnvormige landschapselementen aanwezig. Langs de ontsluitingswegen en de Zwolseweg staan aan weerszijden bomen.

Nabij de parkeerplaats van De Koeksebelt is een oude eik aanwezig. In het midden van het gebied ligt een waterpartij, die aan de oostzijde wordt begrensd door bomen. De waterpartij betreft een deel van de nog aanwezige voormalige meander van de Vecht. Deze is deels in gebruik als zwemwater met daarbij een strandje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0015.png"

Figuur 3.5: Voormalige meander

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld. Hierbij komen aan de orde archeologie, bedrijven en milieuzonering, bodem, cultuurhistorie, externe veiligheid, geur, luchtkwaliteit, natuur, verkeer en parkeren, m.e.r. beoordeling, water. In paragraaf 4.1 wordt ingegaan op de omgevingsapecten met betrekking tot de aanleg van de nevengeul en de herstructurering van de camping De Koeksebelt. In paragraaf 4.2 zijn de omgevingsapecten inzake de bestemmingswijziging voor het perceel Zwolseweg 9 beoordeeld. Paragraaf 4.3 betreft de waterparagraaf en paragraaf 4 de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

4.1 Archeologie

Algemeen
Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het Verdrag van Malta (ook wel Verdrag van Valletta genoemd) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen (of procedures waarbij afgeweken wordt van het geldende bestemmingsplan zoals deze) rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.

Onderzoek
In september 2012 heeft Antea Group (voorheen: Ingenieursbureau Oranjewoud B.V.) in opdracht van Waterschap Vechtstromen (voorheen: Velt en Vecht) een archeologisch onderzoek uitgevoerd ter plaatse van Camping de Koeksebelt aan de Vechtoevers te Ommen.

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied in het dal van de Overijsselse Vecht ligt en dat het plangebied geomorfologisch uit een beekdalbodem met meanderruggen en geulen en een meanderend afwateringsstelsel bestaat, met bodemkundig gezien roodoornige zandige Vechtdalgronden (vlakvaaggronden).

Gezien de landschappelijke ligging en de bekende vondsten moet rekening worden gehouden met eventueel aanwezige vindplaatsen uit de vroege prehistorie tot en met de nieuwe tijd in het plangebied, samenhangend met de hoger liggende oeverwal van de Overijsselse Vecht, tenzij er in het verleden bodemverstoring tot grotere diepte heeft plaats gevonden. De middelhoge verwachting geldt alleen als er sprake is van een (deels) intact bodemprofiel. Verwacht wordt dat de bodem binnen het plangebied is verstoord door licht agrarisch grondgebruik. In de ondergrond kan zich een oude meander van de Overijsselse Vecht bevinden. Binnen het plangebied kunnen zich ook scheepsresten, bruggen, beschoeiingen en andere watergerelateerde bouwwerken en voorwerpen bevinden.

Naar aanleiding van het bureauonderzoek is verkennend veldonderzoek uitgevoerd. Het verkennend veldonderzoek heeft aangetoond dat het terrein geheel verstoord is tot in de C-horizont. In geen van de boringen zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Binnen het plangebied wordt geen vindplaats meer verwacht.

Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek is geadviseerd om de het plangebied vrij te geven wat betreft archeologie. De gemeente heeft dit advies overgenomen.

De resultaten van het onderzoek zijn gepresenteerd in het rapport 'Archeologische Rapporten Oranjewoud2012/120 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek Vechtoevers Ommen (projectnr. 250536, revisie 00, 26 september 2012), dat als bijlage is bijgevoegd.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen
De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.
Regelgeving
Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijfsactiviteiten op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd (Bedrijven en milieuzonering, 2009).

Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen activiteiten milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 6, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden.

In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, 2009) is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. Op basis van het aspect met de grootste afstand zijn de bedrijven in de volgende categorieën ingedeeld:

  • categorie 1 grootste afstanden 0 en 10 meter;
  • categorie 2 grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3 grootste afstanden 50 en 100 meter;
  • categorie 4 grootste afstanden 200 en 300 meter;
  • categorie 5 grootste afstanden 500, 700 en 1.000 meter;
  • categorie 6 grootste afstand 1.500 meter.

De afstanden gelden in principe tussen de perceelsgrens van het bedrijf (bij een gangbare perceelsgrootte en -indeling) en anderzijds de gevel van een woning (gevoelig object). De afstanden in bovengenoemde uitgaven moeten als indicatief gezien worden. Wanneer aan de afstanden wordt voldaan kan worden geconcludeerd dat het aannemelijk is dat er geen sprake is van hinder.

Onderzoek
Tussen woningen (gevoelige bestemmingen) en hinder veroorzakende functies, zoals een camping, moet voldoende afstand worden aangehouden. Het gebied wordt gekenmerkt als een gebied waar verschillende functies door elkaar heen voorkomen, zoals woningen, scoutingactiviteiten en verblijfsrecreatieterreinen. Tevens is het gebied direct gelegen aan hoofdinfrastructuur, Zwolseweg en ook de Vecht. Het gebied wordt derhalve beschouwd als een omgevingstype 'gemengd gebied'.

Dit betekent dat de afstand die conform de VNG-systematiek moet worden aangehouden tussen een camping en een woning 30 meter bedraagt, waarbij het aspect geluid maatgevend is. Voor een openlucht zwembad geldt een afstand van 100 meter. Ook hierbij is het aspect geluid maatgevend. Deze afstanden zijn richtafstanden. Van deze afstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. De afstand wordt gemeten tussen de perceelgrens van het kampeerterrein / uitbreiding van het kampeerterrein tot gevoelige functies / gebouwen of de bouwvlakken daarvan. Hierbij wordt opgemerkt, dat het openlucht zwembad een bestaande situatie betreft die op basis van het vigerende bestemingsplan is gerealiseerd. In het geval, dat het zwembad wordt vergroot of verplaatst zal in eerste instantie 100 meter moeten worden aangehouden tot gevoelige functies. Deze afstand kan korter zijn als dat wordt gemotiveerd / aangetoond met onderzoek. Om te borgen dat er bij vergroting of verplaatsing van het zwembad geen hinder ontstaat op de omgeving kan het college van burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering van het zwembad. Op deze wijze wordt voorkomen dat in dat geval hinder ontstaat op de omliggende gevoelige functies.

In het algemeen wordt gesteld dat het verkeer op de binnenplanse ontsluitingsweg die kan worden aangelegd op de camping stapvoets rijdt. Op basis daarvan is het aannemelijk dat hierdoor geen hinder ontstaat op omliggende (bedrijfs)woningen.

Woning Steenoever 2

Bestaande situatie

De afstand tussen het kampeerterrein en de bestaande en de nieuw te bouwen (vergunde) woning op het perceel Steenoever 2 is circa 40 meter. De uitbreiding van de camping is derhalve op basis van die afstand inpasbaar. De afstand van de woning en de nieuwe vergunde woning tot het bestaande zwembad is ruim meer dan 100 meter. Hiermee wordt aan de minimale aan te houden afstanden voldaan.

Planologische situatie

Het perceel Steenoever 2 heeft een bouwvlak, dat op de bestemmingsgrens van het perceel ligt. Een woning zou derhalve tot op de perceelsgrens kunnen worden gebouwd. Tussen die perceelsgrens en de grens van het kampeerterrein ligt de weg Steenoever en een groene inpasssingsstrook die de beoogde uitbreiding van de camping De Koeksebelt omzoomd. Vanaf de grens van het daadwerkelijke kampeerterrein is rekening gehouden met een afstand van 34 meter waarbinnen geen geluidsgevoelige bebouwing mag worden gerealiseerd op het perceel Steenoever 2. De 4 meter bovenop de 30 meter die voortvloeit uit de VNG-systematiek is aangehouden om rekening te houden met mogelijke vergunningvrije uitbreidingen van het hoofdgebouw (de woning). Bij het bepalen van het bouwvlak van het perceel Steenoever 2 is rekening gehouden met de afstand van 34 meter tot het kampeerterrein, zodat aan de minimale afstand wordt voldaan. Ter hoogte van de woning Steenoever 2 mogen de gronden van het kampeerterrein die buiten het bouwvlak liggen niet als sport- en speelterrein worden gebruikt om geluidhinder te voorkomen. Gebruik als kampeerterrein is wel toegestaan; er wordt gezien de aard van dat gebruik (plaatsen van een tent of een caravan) geen hinder verwacht op Steenoever 2.

Daarnaast zijn in de regels nadere eisen opgenomen, waarmee onder andere randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de situering van de bebouwing, zoals een zwembad. Op deze wijze is gewaarborgd, dat er voldoende afstand blijft tot geluidgevoelige objecten. Hiermee wordt voldaan aan de minimale afstanden van 34 meter en 100 meter tot het bouwvlak van de woonbestemming waarbinnen geluidsgevoelige bebouwing kan worden gebouwd.

Op deze wijze is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat voor het woonperceel en wordt voorkomen dat het bedrijf in de toekomst in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd. Deze bestemming wordt acceptabel geacht, omdat er voldoende bouwmogelijkheden blijven bestaan voor het perceel Steenoever 2 en de reeds vergunde nieuwe woning, die gebouwd kan worden na sloop van de bestaande woning, ook op grond van dit bestemmingsplan mogelijk blijft. Bijgebouwen bij de woning kunnen op het gehele woonperceel, dus ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, net als in het vigerende bestemmingsplan.

Ten aanzien van de overige hinderaspecten uit de VNG-lijst (geur en gevaar) geldt op basis van het omgevingstype 'gemengd gebied' voor een camping een minimale afstand van 10 meter (geur en gevaar). Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat aan deze afstand wordt voldaan.

Woningen Zwolseweg 11 en 12

Bestaande situatie

De woningen Zwolseweg 11 en 12, die geen onderdeel zijn van het bestemmingsplan, liggen met de zuidelijke gevel op circa 20 meter van het kampeerterrein. Dit is een bestaande situatie die in onderhavig bestemmingplan niet wijzigt. Aan de westkant is de afstand tot het kampeerterrein meer dan 34 meter. De grens van het kampeerterrein aan de noordkant ligt op circa 30 meter. De afstand van het bouwvlak van Zwolseweg 11 en 12 tot het zwembad is circa 90 meter. Dit is de bestaande vergunde situatie.

Planologische situatie

Om eventuele hinder te voorkomen is het bestemmingsplan zo ingericht, dat de bebouwing van de camping binnen het bouwvlak moet worden gebouwd. Dit geldt ook voor speel- en sportterreinen. Het bouwvlak op het campingterrein rond de percelen Zwolseweg 11 en 12 is dusdanig gesitueerd, dat aan alle zijden voldaan wordt aan de minimale afstand van 34 meter tot het bouwvlak van de woonbestemming. Buiten het bouwvlak mogen hier wel kampeermiddelen worden geplaatst. Dit is in de bestaande situatie hier ook al mogelijk. Deze rechten worden gerespecteerd. Alle bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Dit geldt ook voor sanitaire voorzieningen, die in het vigerende plan op de gehele camping zonder beperkingen voor wat betreft de situering konden worden gerealiseerd. Dit plan biedt daarmee dus extra bescherming aan de woningen Zwolseweg 11 en 12.

Ten aanzien van het zwembad geldt dat er (bij een verplaatsing van het zwembad) minimaal 100 meter tot het bouwvlak van de woningen Zwolseweg 11 en 12 moet worden aangehouden. Daarvoor zijn in de regels nadere eisen opgenomen, waarmee onder andere randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de situering van de bebouwing, zoals een zwembad. Op deze wijze is gewaarborgd dat er voldoende afstand blijft tot geluidgevoelige objecten. Op deze wijze is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat voor het woonperceel en wordt voorkomen dat het bedrijf in de toekomst in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.

Ten aanzien van de overige hinderaspecten uit de VNG-lijst (geur en gevaar) geldt op basis van het omgevingstype 'gemengd gebied' voor een camping een minimale afstand van 10 meter (geur en gevaar). Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat aan deze afstand wordt voldaan.

Woning Zwolseweg 9

Bestaande situatie

In het vigerende bestemmingsplan is de bestaande woning op het perceel Zwolseweg 9 een bedrijfswoning bij De Koeksebelt. Als zodanig is deze woning geen gevoelig object voor de camping De Koeksebelt. Nu deze woning als een reguliere woning wordt bestemd is het wel een gevoelig object ten opzichte van De Koeksebelt.

De gronden direct ten noorden en oosten van het woonperceel zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als kampeerterrein waarbij uitsluitend seizoens- en toeristische standplaatsen zijn toegestaan en sanitaire gebouwen. Een deel van die gronden heeft een bouwvlak voor centrale voorzieningen. De gronden aan de oostkant van het perceel Zwolseweg 9 behoren niet bij De Koeksebelt. Ten opzichte daarvan is de woning in de bestaande situatie al een gevoelig object.

De kortste afstand tussen de achterste gevel van de bestaande woning Zwolseweg 9 en de grens van de camping De Koeksebelt is in de nieuwe situatie circa 44 meter. Hiermee wordt voldaan aan de minimale afstand van 30 meter en de 4 meter vanwege vergunningvrij bouwen. Ook geldt dat het zwembad op meer dan 100 meter afstand ligt. Daarnaast zijn in de regels nadere eisen opgenomen, waarmee onder andere randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de situering van de bebouwing, zoals een zwembad. Op deze wijze is gewaarborgd dat er voldoende afstand blijft tot geluidgevoelige objecten.

De afstand tussen de gevel van de woning en de gronden ten oosten en noordoosten die niet bij De Koeksebelt behoren bedraagt respectievelijk 35 en 28 meter.

Planologische situatie

Het bouwvlak van het perceel Zwolseweg 9 is in het bestemmingsplan op 34 meter van de grens van het recreatieterrein De Koeksebelt gelegd. Op deze wijze is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat voor de woning en wordt voorkomen dat de camping De Koeksebelt in de toekomst door uitbreiding van de woning richting het kampeerterrein in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd. Hierbij is rekening gehouden met de regelgeving ten aanzien van vergunningvrij bouwen, zoals die per 1 november 2014 in werking is getreden.

Op het kampeerterrein ten oosten van Zwolseweg 9 zijn uitsluitend kampeerplaatsen toegestaan en bedrijfsgebouwen ten behoeve van een receptie, opslag en sanitaire voorzieningen. Ter bescherming van het woon- en leefklimaat is het bouwvlak van het woonperceel Zwolseweg 9 zo bepaald dat deze op minimaal 34 meter van het kampeerterrein ligt. Ten aanzien van de overige hinderaspecten uit de VNG-lijst (geur en gevaar) geldt op basis van het omgevingstype 'gemengd gebied' voor een camping een minimale afstand van 10 meter (geur en gevaar). Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat aan deze afstand wordt voldaan.

Bedrijfswoningen Steenoever 1

De afstand tussen de perceelsgrens van de uitbreiding van de camping en de bedrijfswoningen van Anna's Hoeve op perceel Steenhoeve 1 is meer dan 34 meter. Dit geldt ook voor de afstand tussen het bouwvlak van Anna's Hoeve en het kampeerterrein. Aangezien aan de minimale afstand wordt voldaan is er sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat en wordt voorkomen dat het bedrijf De Koeksebelt in de toekomst in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.

Bedrijfswoning camping Luctor et Emergo

De afstand tussen de perceelsgrens van de herinrichting van camping De Koeksebelt en de bedrijfswoning van de camping Luctor et Emergo is circa 5 meter. In het vigerende bestemmingsplan zijn de gronden nabij Luctor et Emergo, waar de herinrichting van De Koeksebelt is geprojecteerd, bestemd als uitsluitend sport en speelterrein behorende bij de camping De Koeksebelt. Met onderhavig bestemmingsplan zijn er ook bedrijfsgebouwen van de camping en recreatieve nachtverblijven toegestaan. De potentiële geluidbelasting vanwege de herinrichting van de De Koeksebelt op de bedrijfswoning van Luctor et Emergo neemt niet toe door deze bestemmingsverruiming. Een sport en speelterrein kent immers een grotere geluidsemissie dan kampeerplaatsen. Daarbij geldt bovendien, dat er tussen Luctor et Emergo en de uitbreiding van De Koeksebelt (verplicht in de regels) een brede groensingel wordt aangelegd, waarbinnen daar waar relevant geen sport- en speelterrein mag worden gesitueerd. Bovendien geldt dat op het perceel van camping Luctor et Emergo, dus direct bij de bedrijfswoning dezelfde campingactiviteiten mogelijk zijn als bij De Koeksebelt, met eenzelfde geluidsuitstraling. Bedrijfsgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak is ter plaatse van de herinrichting op 30 meter van het bouwvlak van de bedrijfswoning Zwolseweg 14b gesitueerd.

Voor het bestaande gedeelte van de Koeksebelt geldt de volgende redenering. Aan de oost- en noordkant van het perceel van camping Luctor et Emergo mogen op grond van het vigerende bestemmingsplan onder andere trekkershutten, sanitaire voorzieningen en stacaravans worden gerealiseerd. Centrale voorzieningen zijn daar conform het vigerende plan niet toegestaan. Deze rechten worden gerespecteerd. Er is daarom een aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - centrale voorzieningen' opgenomen die centrale voorzieningen niet toestaat binnen een straal van 34 meter vanaf de perceelsgrens van Luctor et Emergo.

De afstand van het bouwvlak van de bedrijfswoning Zwolseweg 14b tot het zwembad is circa 85 meter. Dit is de bestaande vergunde situatie. Ten aanzien van het zwembad geldt, dat er (bij een verplaatsing van het zwembad) minimaal 100 meter tot het bouwvlak van de bedrijfswoning Zwolseweg 14b moet worden aangehouden. Daarom zijn in de regels nadere eisen opgenomen, waarmee onder andere randvoorwaarden kunnen worden gesteld aan de situering van de bebouwing, zoals een zwembad. Op deze wijze is gewaarborgd dat er voldoende afstand blijft tot geluidgevoelige objecten. Op deze wijze is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat voor het woonperceel en wordt voorkomen dat het bedrijf in de toekomst in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.

Op deze wijze is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat voor de bedrijfswoning van Luctor et Emergo en wordt voorkomen dat De Koeksebelt in de toekomst in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.

Conclusie
Op grond van bovenstaande motivatie en maatregelen in de vorm van bouwvlakken, groensingel en het bouwverbod voor geluidsgevoelige bebouwing op een deel van het perceel Steenoever 2 is (de uitbreiding van) het kampeerterrein acceptabel in de omgeving. Bovendien geldt dat de bedrijfsvoering van De Koeksebelt en de omliggende campings niet wordt belemmerd. Er is vanuit het aspect Bedrijven en Milieuzonering geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.3 Geluid

In paragraaf 4.2 is gemotiveerd dat (de uitbreiding van de) camping qua geur, geluid en gevaar inpasbaar in is de omgeving. Voor wat betreft geluid vanwege wegverkeer op de Zwolseweg geldt dat een camping geen geluidgevoelige functie is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel naar de geluidssituatie gekeken. De geluidbelasting die op de camping bestaat vanwege het wegverkeer op de Zwolseweg is in figuur 4.1 weergegeven. Het gebied dat geel en groen is gearceerd voldoet aan voorkeursgrenswaarde Lden 48 dB. Het gebied dat licht oranje is gearceerd voldoet aan de maximale hogere grenswaarden Lden 53 dB voor woonbestemmingen in het buitengebied. Hieruit volgt dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat binnen het plangebied, dat met een blauwe lijn globaal is weergegeven..

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0016.png"

Figuur 4.1.: Geluidsbelasting vanwege wegverkeer (verkeersmilieumodel)

Voor de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Zwolseweg op de woning Zwolseweg 9 geldt het volgende. Een bedrijfswoning kent op grond van de Wet geluidhinder dezelfde bescherming voor geluid vanwege wegverkeer als een reguliere woning. De woning blijft op de zelfde plek staan als in de huidige situatie. Qua geluidbelasting verandert de situatie derhalve niet.

Conclusie
Het aspect geluid vanwege wegverkeer is geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan

4.4 Bodem

Algemeen
De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is, dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Regelgeving
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie.

Onderzoek
Resultaten bodemonderzoek
In mei 2012 is er door Tauw een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. In het rapport: 'Verkennend bodemonderzoek in het kader van oeverontwikkeling van de Vecht te Ommen, d.d. 3 mei 2012' staan daarvan de resultaten beschreven. Dit onderzoek is als bijlage 2opgenomen. Het bodemonderzoek heeft twee doelstellingen namelijk het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het indicatief inzicht geven in de civieltechnische herbruikbaarheid van de grond (door middel van beschrijving van de bodemopbouw in boorprofielen/boorbeschrijvingen). Belangrijkste conclusie van het onderzoek was dat het onderzoek volstond voor hergebruik op de locatie. Indien er grond afgevoerd zou moeten worden was aanvullend onderzoek noodzakelijk. Op basis van dit onderzoek heeft er aanvullend onderzoek plaatsgevonden.

Aanvullend bodemonderzoek
Tauw heeft in opdracht van het waterschap Vechtstromen een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd aan de Vechtoevers in Ommen. De resultaten daarvan staan beschreven in het rapport 'Aanvullend bodemonderzoek in het kader van oeverontwikkeling van de Vecht te Ommen, Onderzoek naar verhoogde gehalten aan minerale olie in de bovengrond, d.d. 12 oktober 2012' (zie bijlage 3).

De aanleiding voor dit bodemonderzoek zijn de tijdens een eerder in 2012 uitgevoerd bodemonderzoek aangetroffen licht verhoogde gehalten aan minerale olie in de bovengrond aan de noordzijde van de Vecht. Dit onderzoek volstaat voor hergebruik van grond op de locatie. Zodra in grond toetsingswaarden worden overschreden is eventueel vrijkomende grond niet meer onbeperkt voor hergebruik geschikt. Bij afvoer van grond van de locatie kan het daarom noodzakelijk zijn een partijkeuring volgens de richtlijnen van het Besluit bodemkwaliteit uit te voeren.

Zwolseweg 9

De bestaande situatie verandert ter plaatse van Zwolseweg 9 niet. Het wonen in een bedrijfswoning is in dit geval niet anders dan wonen in een reguliere woning. De gronden van het perceel zijn naast de woning in de bestaande situatie in gebruik als speelplaats bij een camping en als woonfunctie. Op grond daarvan is het aannemelijk dat er geen bodembedreigende activiteiten op het perceel hebben plaatsgevonden. Er kan van worden uitgegaan dat de bodem geschikt is voor het bestaande en beoogde gebruik. Wanneer op grond van dit bestemmingsplan voor bouwwerkzaamheden een omgevingsvergunning noodzakelijk is dient dat kader een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Conclusie
Uit de bodemonderzoeken blijkt dat de grond niet zonder meer overal toepasbaar is. Daarmee rekening houdend is het aspect bodem is geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.5 Cultuurhistorie

Op het gebied van cultuurhistorie is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) een belangrijke recente wijziging. Deze heeft invloed op meerdere gebieden van de monumentenzorg en cultuurhistorische waarden. Voor het bestemmingsplan is de verplichting om aan te tonen dat rekening is gehouden met cultuurhistorische waarden (art. 3.1.6, lid 2, sub a) van belang. Daarbij gaat het om zowel archeologische waarden, historisch-bouwkundige waarden als historisch-geografische waarden. Door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is, naar aanleiding van een motie in de Eerste Kamer, gewerkt aan normen voor cultuurhistorisch onderzoek in het kader van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is een inventarisatie, waardering en selectie van cultuurhistorische waarden en de vertaling daarvan in het bestemmingsplan. Deze vertaling gaat verder dan een beschrijving in de toelichting, maar vraagt in geval van bijzondere waarden ook om regels die de cultuurhistorische waarden beschermen.

Onderzoek
De Vecht is, net als alle andere rivieren in Nederland in de loop der jaren steeds meer op een kanaal gaan lijken. Vroeger was het een meanderende rivier maar daar is steeds minder van merkbaar. Dit plan zorgt mede voor een gedeeltelijke terugkeer van de meanderende rivier. De rivier krijgt weer meer ruimte, net als vroeger. In het plangebied zijn geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. Vanuit cultuurhistorie zijn er dan ook geen beperkingen voor de realisatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0017.png"

Figuur 4.2: historische topografische kaart van rond 1900

In figuur 4.3 wordt een impressie van de Vecht rond 1900 en de Vecht in 2010 weergegeven. afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0018.png"

Figuur 4.3: impressie van de Vecht rond 1900 en de Vecht in 2010

In het plangebied zijn geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten aanwezig. Ten oosten van het plangebied is op circa 260 meter een molen gelegen, te weten molen de Konijnenbelt op de Zwolseweg 5. Deze uit 1806 afkomstige windkorenmolen stond oorspronkelijk in de Zaanstreek. Daar deed hij dienst als oliepelmolen. De molen is niet meer in gebruik, maar nog wel te bezichtigen. De beschermingszone van een molen, ook wel molenbiotoop genoemd, dient ervoor te zorgen dat de molen een vrije windvang heeft. Het begrip ‘molenbiotoop’ is in 1973 geïntroduceerd en heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig en als monument. Behalve de vrije windvang dient ook te worden gelet op de belevingswaarde van de molen. De molen is namelijk een beeldbepalend element in de omgeving. Ruimtelijke plannen, zoals dit bestemmingsplan dienen rekening te houden met de molen en de beschermingszone zoals hiervoor beschreven. De voorwaarde met betrekking tot de beschermingszone houdt in dat in het plangebied de gebouwen gebonden zijn aan een maximale bouwhoogte. Ter plaatse van de molenbiotopen is derhalve een Vrijwaringszone - Molenbiotoop worden opgenomen. In de regels zijn hier vervolgens maximale bouwhoogtes aan gekoppeld, met dien verstande dat bij vervanging van bestaande bebouwing de bestaande bouwhoogte ten hoogste is toegelaten, indien sprake is van herbouw op dezelfde locatie.

Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van de plannen voor de nevengeul. Er is een beschermende regeling opgenomen voor de molenbiotoop, waardoor de windvang van de molen voldoende wordt beschermd. Er zijn verder geen cultuurhistorische waarden aanwezig die met het bestemmingsplan moeten worden beschermd.

4.6 Externe veiligheid

Beleidskader
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR:

  • rond inrichtingen waarin opslag / verwerking gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Risico's verbonden aan het transport gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit EV Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.

Gemeentelijk Externe Veiligheidsbeleid 2012 – 2014

In april 2012 heeft de gemeente Ommen haar Externe Veiligheidsbeleid 2012 – 2014 vastgesteld. Mede hiermee wil de gemeente Ommen haar burgers een veilige leefomgeving bieden. De wettelijke verplichtingen zijn vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving, met een gemeentelijke beleid probeert de gemeente hieraan invulling te geven. Doel is om duidelijke te maken welke veiligheidsrisico's er zijn in de gemeente Ommen, en hoe met deze risico's dient te worden omgegaan.

Onderzoek

Ten noorden van het plangebied ligt een transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg (Varsenerdijk) en ten zuiden een buisleiding voor aardgas. De route voor gevaarlijke stoffen over de weg wordt in de nabije toekomst aangepast (over de N34 en vanuit Zwolle gezien de N48 en N36). De betreffende aardgastransportleiding ligt op 500 meter. Het invloedsgebied is voor deze leiding op de professionele risicokaart niet benoemd. De Gasunie heeft aangegeven dat het invloedsgebied ruim kleiner is dan 500 meter.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.7 Geur

Algemeen

Op grond van de Wet geurhinder moeten tussen agrarische bedrijven en geurgevoelige objecten bepaalde minimale afstanden aan gehouden worden. De wettelijke definitie van een geurgevoelig object is: "gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruik voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor een permanent of een daarmee vergelijkbare wijze gebruikt, wordt gebruikt".

Onderzoek

In de ruime omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen aanwezig. Het project zelf geeft ook geen geuremissie naar de omgeving.

Conclusie

Het aspect geur is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

Besluit niet in betekenende mate bijdragen
In de onder het Besluit NIBM vallende Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is een aantal categorieën van plannen (projecten) opgenomen waarvoor tot een bepaalde omvang zonder meer geldt dat deze plannen niet in betekenende mate bijdragen. Blijft de ontwikkeling binnen de voor deze categorieën opgenomen grenzen, dan is het project per definitie niet in betekenende mate, hoeft dit niet met berekeningen te worden aangetoond en hoeft ook in dat geval verder geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. In de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen' is onder andere opgenomen, dat woningbouwprojecten tot 1.500 woningen per definitie niet in betekenende mate bijdragen. Uitgaande van het minimale van 5 mvt/etmaal per woning bedraagt de totale verkeersgeneratie van die 1.500 woningen circa 7.500 mvt/etmaal.

Aangezien dit bestemmingsplan leidt tot een toename van slechts 5 kampeerplekken ten opzichte van de bestaande situatie, is aannemelijk, dat het voorgenomen plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

Conclusie

Voor de voorgenomen ontwikkeling is aannemelijk dat het plan niet in betekenende mate zal bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer vormt dan ook geen belemmering voor verdere besluitvorming.

4.9 Natuur

Algemeen
Ten aanzien van natuurwaarden zijn zowel gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet en Ecologische Hoofdstructuur) als soortbescherming (Flora- en faunawet) van belang.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van LNV). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Speciale beschermingszones maken onderdeel uit van een samenhangend Europees ecologisch netwerk: Natura 2000. Dit netwerk is vergelijkbaar met de Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur, echter op Europees niveau. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Vecht- en Beneden- Reggegebied' bedraagt circa 780 meter van het plangebied.

Ecologische Hoofdstructuur

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Het plangebied valt voor een beperkt gedeelte binnen de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Het merendeel van het plangebied valt onder de categorie: "Zone ondernemen met natuur en water buiten de EHS". Een deel van de oude loop van de Vecht valt onder "Bestaande natuur water", een deel van het plangebied bestaat uit "bestaande natuur".

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0019.png"

Figuur 4.4: Ligging EHS (kaartenviewer provincie Gelderland).

Flora- en faunawet
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Onderzoek 'Natuurtoets'
Er is door Antea Group een Natuurtoets uitgevoerd. In het rapport 'Zuidoevers Ommen, Natuurtoets'(projectnr. 271997, revisie 03, d.d. 28 april 2015) staan daarvan de resultaten beschreven. Het rapport is als bijlage 4 bijgevoegd. De bevindingen zijn hieronder beschreven.

Conclusies soortenbescherming
Broedvogels

Met broedvogels kan in het algemeen relatief eenvoudig rekening worden gehouden door eventuele kap- en sloopwerkzaamheden niet uit te voeren in de broedtijd (globaal halverwege maart tot en met juli) indien concreet broedgevallen aanwezig zijn. Op deze wijze zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde.

Wanneer de werkzaamheden buiten het broedseizoen worden ingezet, maar doorlopen tot in het broedseizoen dan kan het verstoren van vogels voorkomen worden door continu door te werken en werkzaamheden niet langer dan enkele dagen stil leggen. Op deze manier wordt voorkomen dat vogels tot broeden komen in het gebied waar gewerkt wordt.

Vissen

Het voorkomen van beschermde vissoorten in het plangebied kan niet worden uitgesloten. Er moet nader onderzoek verricht worden naar het voorkomen van de grote modderkruiper (tabel 3) en de kleine modderkruiper (tabel 2). De optimale periode hiervoor is van maart tot juni. Wanneer deze soorten worden aangetroffen, zal voor de grote modderkruiper (tabel 3) mogelijk een ontheffing van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd. Voor de kleine modderkruiper (tabel 2) kan mogelijk gehandeld worden volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode. Er moet tevens onderzoek plaats vinden naar het voorkomen van de rivierdonderpad (tabel 2). Voor deze soort geldt ook dat als hij wordt aangetroffen er gewerkt kan worden volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode (Unie van Waterschappen).

Reptielen/ amfibieën

Het voorkomen van de poelkikker (tabel 3) en de rugstreeppad (tabel 3) kan in het plangebied niet worden uitgesloten. Er moet nader onderzoek worden uitgevoerd naar het voorkomen van de poelkikker en de rugstreeppad in het plangebied. Dit zal moeten gebeuren in de periode van mei tot juni. Wanneer de poelkikker of de rugstreeppad in het plangebied wordt aangetroffen, moet er een ontheffing worden aangevraagd voor de werkzaamheden. Mogelijk zullen mitigerende maatregelen moeten worden getroffen om effecten op deze soorten te voorkomen.

Het voorkomen van de ringslang (tabel 3) en de levendbarende hagedis (tabel 2) kan niet worden uitgesloten in het plangebied. Naar het voorkomen van deze soorten zal onderzoek moeten gebeuren. Dit onderzoek moet gebeuren in de periode wanneer deze soorten actief zijn. Wanneer deze soorten worden aangetroffen, zal er een ontheffing van de Flora- en faunawet moeten worden aangevraagd voor de werkzaamheden. Tevens zullen mitigerende maatregelen moeten worden genomen om effecten op deze soorten te voorkomen.

Zoogdieren

Vleermuizen

Alle vleermuizen zijn in Nederland beschermd. Mogelijk komen er boombewonende vleermuizen voor in het plangebied. Om negatieve effecten op deze vleermuizen uit te sluiten moet uitstraling van licht worden voorkomen. Dit kan door het voeren van gerichte verlichting. Bij de uitbreiding van de camping kan op die wijze rekening worden gehouden met vleermuizen. De uitbreiding van de camping moet spaarzaam worden verlicht, en uitstraling naar bomen moet worden voorkomen. Er kan ook worden gekozen om vleermuisvriendelijke verlichting aan te brengen. Deze verlichting zendt licht uit in golflengtes waar vleermuizen niet gevoelig voor zijn. Om dit te borgen in het bestemmingsplan is een aanduiding 'natuurwaarden' aan de relevante gronden toegekend, waarvoor geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' de bestemming er opgericht is lichtuitstraling op foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen te voorkomen. Als strijdig gebruik is vervolgens ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden' aangemerkt, het gebruik van gronden en bouwwerken voor verlichting zonder afscherming van lichtuitstraling over foerageergebieden en/of vliegroutes van vleermuizen.

Overige zoogdieren

De steenmarter en boommarter (tabel 2 en tabel 3) kunnen in het plangebied voorkomen. Met name de takkenhopen kunnen dienen als verblijfplaats voor deze soorten. Er dient nader onderzoek te worden uitgevoerd naar het voorkomen van deze soorten. Voor de steenmarter geldt dat wanneer deze wordt aangetroffen naar verwachting gewerkt kan worden middels een goedgekeurde gedragscode (Unie van Waterschappen). Voor de boommarter geldt dat mogelijk ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk is en dat aanvullende mitigerende maatregelen nodig zijn.

Flora

Het voorkomen van waterdrieblad, welriekende nachtorchis, rietorchis, kleine zonnedauw, ronde zonnedauw, steenanjer en kruipend moerasscherm kan niet aan de hand van het veldbezoek worden uitgesloten. Er zal nader onderzoek moeten gebeuren naar het voorkomen van deze soorten. Dit moet gebeuren in het voorjaar wanneer deze soorten waargenomen kunnen worden.

Algemene zorgplicht

De zorgplicht houdt in dat men 'voldoende zorg' in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren (en dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Dit is een algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt. Overigens geldt de zorgplicht ook voor planten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0020.png"

Tabel 4.1: Mogelijk voorkomen van en effecten op beschermde soorten in het plangebied en de noodzaak voor ontheffing.

De genoemde maatregelen worden genomen.

Vervolgonderzoek

Voor de grote en kleine modderkruiper en voor de poelkikker, rugstreeppad, ringslang en levendbarende hagedis is nader onderzoek uitgevoerd. Ook is er aanvullend gekeken naar het voorkomen van beschermde flora. De resultaten van dit vervolgonderzoek zijn beschreven in het briefrapport 'Inventarisatie diverse soortgroepen Vechtoever Ommen, zuidoever' (Antea Group, 4 september 2015) dat als bijlage 5 is opgenomen. Uit het onderzoek volgt dat in het plangebied de beschermde soort kleine modderkruiper voor komt. Bij werkzaamheden aan wateren dient dan ook rekening te worden gehouden met het voorkomen van deze soort. Hiervoor kan bijvoorbeeld de gedragscode Bouwend Nederland worden gehanteerd. Door te werken conform een goedgekeurde gedragscode kan worden gewerkt zonder een ontheffing van de Flora- en faunawet aan te vragen. Maatregelen uit een dergelijke gedragscode bestaan onder andere uit het wegvangen van de aanwezige vis en het werken buiten de voortplantingsperiode en de winterperiode.

In het plangebied is voortplantingswater en landhabitat van diverse amfibieën aanwezig. Er zijn geen streng beschermde amfibieën aangetroffen. In het kader van de zorgplicht dient wel rekening te worden gehouden met de gevoelige periodes van de bruine kikker, de bastaardkikker en de kleine watersalamander. Deze gevoelige periodes betreffen met name de voortplantingsperiode in het voorjaar en de winterrust. Door het opnemen van enkele praktische maatregelen in een ecologisch werkprotocol, zoals het wegvangen van individuen voordat de voortplanting start, of het afschermen van de watergang voorafgaand aan de werkzaamheden kan worden voldaan aan de Zorgplicht.

Bovenstaande maatregelen zullen worden verwerkt in een ecologisch werkprotocol alvorens te starten met de werkzaamheden. In dit protocol worden de relevante werkzaamheden uit de gedragscode en de maatregelen uit de zorgplicht opgenomen.

Conclusies gebiedenbescherming
EHS

Voor wat betreft de EHS is er alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen in de vorm van compensatie. Het merendeel van het plangebied ligt in de zone "ondernemen met natuur en water". De voorgenomen werkzaamheden vallen binnen het kader van deze gebiedstoewijzing. Een deel van het plangebied is benoemd als EHS natuur: dit gebied wordt onderdeel van de nevengeul en heeft een natuurlijke medebestemming. Een ander deel van het plangebied dat in de huidige situatie is benoemd als EHS-natuur water zal worden gedempt. Het verlies van deze EHS-natuur zal echter ruimschoots worden gecompenseerd door de aan te leggen nieuwe nevengeul. De nieuwe inrichting van het plangebied draagt bij aan een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.

Natura 2000

Natura 2000-gebied "Vecht en Beneden Regge" bevind zich op circa 800 meter afstand van het plangebied. Gezien de ligging van het project is onderzocht of het project significante effecten heeft op dit Natura 2000-gebied. De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in de Voortoets, die als bijlage 7 is bijgevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0021.png"

Figuur 4.5: Globale ligging project ‘Herinrichting Zuidelijke Vechtoevers Ommen’ t.o.v. Natura 2000-gebieden

Uit de Voortoets volgt dat de aanleg van de nevengeul met gevolgen als verandering in stroomsnelheid, substraat afzetting en (over het algemeen geringe) peilverlaging geen significante effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van de aangewezen habitattypen en habitatsoorten in het Natura 2000-gebied. Verdere toetsing is niet nodig.

Conclusie
Het aspect natuur is geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.10 Verkeer en parkeren

Door de aanleg van de nevengeul komt het plangebied op een eiland te liggen. In de bestaande situatie worden de functies in het plangebied vanaf de Zwolseweg ontsloten via 1 ontsluitingsweg (Steenoever) en 3 particuliere in-/uitritten (zie paragraaf 3.6). In de nieuwe situatie zijn er twee ontsluitingswegen die het gebied bereikbaar maken vanaf de Zwolseweg via een brug over de nevengeul.

De Koeksebelt en de woningen Zwolseweg 11 en 12 worden door een ontsluitingsweg ontsloten, die op dezelfde locatie ligt als de bestaande ontsluiting.

De ontsluitingsweg voor de percelen Steenoever 1 en 2 blijft ook op de huidige locatie liggen, maar volgt qua loop de westelijke grens van de uitbreiding van De Koeksebelt. De camping Luctor et Emergo is bereikbaar vanaf de Steenoever via een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg. Deze weg kan op grond van een reeds verleende aanlegvergunning worden gerealiseerd. Daarnaast maakt het onderhavige bestemmingsplan de aanleg van een ontsluitingsweg vanaf de Steenoever voor Luctor et Emergo mogelijk.

In dit kader wordt opgemerkt dat camping Luctor et Emergo in de bestaande situatie via een onverhard pad direct vanaf de Zwolseweg wordt ontsloten. Dit is via een erfdienstbaarheid geregeld. Door de aanleg van de nevengeul vervalt die ontsluiting. Een nieuwe ontsluiting is mogelijk via de aanleg van de reeds vergunde ontsluitingsweg vanaf de Steenoever of via een specifieke nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Steenoever over het terrein van De Koeksebelt. In de bestaande situatie gaat het om een directe ontsluiting vanaf de Zwolseweg over een afstand tot het campingterrein / bedrijfswoning Luctor et Emergo van circa 150 meter. In de toekomstige situatie via de Steenoever en de nieuwe ontsluitingsweg is er sprake van 1 afslag (vanaf de Steenoever) en is de totale afstand vanaf de Zwolseweg circa 285 meter. De bereikbaarheid van het perceel van Luctor et Emergo en de bijbehorende bedrijfswoning blijft daarmee geborgd en acceptabel. Voor het kunnen realiseren van de ontsluitingsweg over het terrein van De Koeksebelt is een aanduiding 'ontsluiting' op de plankaart opgenomen en in de regels bepaald,dat daar tevens een ontsluitingsweg is toegestaan ten behoeve van de ontsluiting van aan het kampeerterrein grenzende gronden; Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de ontsluiting van het perceel van Lector et Emergo voldoende en onder redelijke voorwaarden is gewaarborgd.

In beginsel dient de oostelijke ontsluitingsweg alleen voor de Koeksebelt en de woningen Zwolseweg 11 en 12 en de Steenoever voor de andere genoemde functies. In geval van calamiteiten geldt dat er via elk van de ontsluitingswegen alle op het eiland liggende functies voor hulpdiensten bereikbaar zijn. Dit is verzorgd door tussen de interne wegen op De Koeksebelt en de Steenoever een verharde verbinding te maken waardoor de Koeksebelt ook via de Steenoever bereikbaar is en de functies aan de Steenoever ook via het kampeerterrein.

Parkeren ten behoeve van het kampeerterrein vindt net als in de bestaande situatie volledig plaats op het eigen terrein van De Koeksebelt. Dit gebeurt bij het recreatieverblijf en het parkeerterrein. De overloopparkeerplaats nabij de oostelijke ontsluitingsweg blijft bestaan. Ook bij de woningen geldt dat er op eigen terrein wordt geparkeerd. Het aantal parkeerplaatsen zal niet wezenlijk toenemen.

Onderzoek

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is verkeerskundig onderzoek uitgevoerd. Doel van het onderzoek is aan te tonen dat in de toekomstige situatie met twee ontsluitingswegen (Steenoever / in- en uitrit) op een verantwoorde wijze kan worden aangetakt op de Zwolseweg. In het onderzoek zijn de consequenties van de ontwikkeling voor de omliggende wegen in de zin van verkeersintensiteit, verkeersafwikkeling e.d. in beeld gebracht. Het onderzoek laat zien dat er geen wachttijden te verwachten zijn bij de nieuwe aansluiting van het campingterrein op de Zwolseweg. De resultaten van het onderzoek zijn in deze paragraaf hieronder integraal verwerkt.

De verkeersgegevens voor de Zwolseweg zijn aangeleverd door de gemeente Ommen (op basis van het verkeersmodel van de gemeente):

  • 2013: 2085 verkeersbewegingen;
  • 2025: 3002 verkeersbewegingen;

(Meetgebied: tussen einde bebouwde kom (Zwolseweg 8c) en grofweg scoutingterrein Ada's Hoeve)

Het verschil laat zich verklaren door het weghalen van de doorgaande verbinding Varsenerdijk door het centrum van Ommen. Daar zal fors minder verkeer langs gaan en dat resulteert in een hogere verwachte druk op deze locatie.

Op basis van het (toekomstig) aantal standplaatsen op de camping is de verkeersgeneratie van het campingterrein berekend. Conform de uitgangspunten in het schetsontwerp wordt het campingterrein uitgebreid van 317 standplaatsen in de huidige situatie naar 322 in de toekomstige situatie.

De verwachte verkeersgeneratie is bepaald aan de hand van de uitgangspunten in CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie): Voor kampeerterreinen wordt hierbij uitgegaan van maximaal 0,4 ritten per etmaal (excl. verkeersgeneratie van gasten en bezoekers). Om tot een robuuste conclusie te komen is uitgegaan van 1 rit per etmaal per standplaats. Afgerond genereert de camping daarmee 350 ritten per etmaal in de toekomstige situatie. Dit aantal is vergelijkbaar met de huidige verkeersgeneratie.

Toetsing (methode Harders)

Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling op de verschillende momenten is de algemeen erkende methode Harders toegepast. Deze berekeningsmethode geeft inzicht in de verliestijden bij een gegeven verkeersbelasting op aansluiting zonder verkeerslichten. De berekende verliestijden kunnen als criterium worden gebruikt voor het aanbrengen of verwijderen van verkeerslichten of een andere verkeersmaatregel. Bij een wachttijd van meer dan 20 seconden tijdens de spits is een maatregel gewenst.

Bij de omrekening van de eerder berekende etmaalintensiteiten naar pae's (personenauto-equivalenten) en de toedeling op de rijrichtingen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • spitsintensiteit voor Zwolseweg is bepaald op 10% van de etmaalintensiteit;
  • aandeel vrachtverkeer over de Zwolseweg is 10%;
  • verkeer over Zwolseweg verdeeld zich gelijkmatig over de rijrichtingen (oost- en west);
  • voor verkeer van en naar het campingterrein is een worst case toedeling aangehouden: 10% van de etmaalintensiteiten (35 pae's) wordt in alle richtingen afgewikkeld;
  • snelheid op hoofdweg (Zwolseweg) is 60 km/u.

Doorrekening van bovenstaande uitgangspunten met de methode Harders (in het programma Capacito) geeft de volgende resultaten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0022.png"

Figuur 4.5: Invoer verkeersgegevens t.b.v. doorrekening methode Harders (bron: Capacito)

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0023.png"

Figuur 4.6 : Rekenresultaten methode Harders

De berekening laat zoals aangegeven zien dat ook in een worst-case scenario geen wachttijden te verwachten zijn bij de nieuwe aansluiting van het campingterrein op de Zwolseweg.

Het perceel Zwolseweg 9 is via een in-/uitrit direct bereikbaar vanaf de Zwolseweg. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

Conclusie
De nieuwe situatie is qua verkeerssituatie en parkeermogelijkheden goed inpasbaar.

4.11 M.e.r.-beoordeling

Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het plan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen.

Voor Zwolseweg 9 geldt dat de wijziging van een bestemming van een bedrijfswoning naar een reguliere woningen niet is genoemd als activiteit in bijlage C en D. Een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling hoeft derhalve niet te worden uitgevoerd.

Uit de Wet milieubeheer en Bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage categorie D3.2, volgt dat een bestemmingsplan, dat direct de "aanleg, wijziging of uitbreiding van werken inzake kanalisering of ter beperking van overstromingen, met inbegrip van primaire waterkeringen en rivierdijken" mogelijk maakt, een m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit is. De nevengeul dient ter vergroting van de waterveiligheid. Het bestemmingsplan valt derhalve volgens bijlage D van het Besluit mer onder de m.e.r.-beoordelingsplicht.

Onderzoek

Voor onderhavig plan heeft een m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. De resultaten daarvan zijn gepresenteerd in het rapport 'M.e.r.-beoordeling, wijzigen bestemmingsplan Vechtoevers Ommen Zuidoevers' (28 april 2015, rev03, Antea Group).

Conclusie

De ontwikkeling van de nevengeul is m.e.r.-beoordelingsplichtig. De herinrichting van de camping is in de m.e.r.-beoordeling in samenhang met de realisatie van de nevengeul bekeken.

De uitvoering van de m.e.r.-beoordelingsplicht houdt in dat het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente Ommen) moet beoordelen of er, gelet op de specifieke kenmerken van de aangevraagde activiteit, wel of geen milieueffectrapportage (m.e.r.) nodig is. De gemeente moet beoordelen of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. In bijlage 6 is de voorgenomen ontwikkeling van het terrein getoetst aan de criteria die in dit verband (mede op grond van de Europese richtlijn milieueffectbeoordeling) van belang zijn.

Op grond hiervan wordt geconcludeerd, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht, die het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk / wenselijk maken.

In paragraaf 4.9 en in bijlage 4 en 7 is reeds gemotiveerd dat het plan geen effect heeft op het Natura 2000-gebied. Een m.e.r.-plicht vanuit de Natuurbeschermingswet is derhalve ook niet aan de orde.

Het rapport 'M.e.r.-beoordeling, wijzigen bestemmingsplan Vechtoevers Ommen Zuidoevers' (28 april 2015, rev03, Antea Group) is aan de gemeenteraad voorgelegd. De gemeenteraad heeft 25 juni 2015 besloten, dat voor dit bestemmingsplan geen m.e.r.-rapport hoeft te worden opgesteld.

4.12 Water

In deze paragraaf wordt ingegaan op de effecten van het plan op de aspecten waterkeringen, waterveiligheid en hydrologie.

Waterkeringen

De Zwolseweg is aan deze zijde van de Vecht de waterkering. De aanleg van een nevengeul bevindt zich buitendijks en heeft geen directe invloed op de regionale waterkering. Het plangebied is gelegen in het winterbed van de Vecht, deze gronden inunderen jaarlijks regelmatig, met uitzondering van de hoger gelegen delen, waarop onder andere de woningen in het gebied staan. Met de aanleg van de nevengeul verandert mogelijkerwijs het inundatiepatroon van het gebied doordat de linkeroever van de Vecht ter hoogte van de instroom en de uitstroom van de nevengeul verwijderd worden. Met een hydrologische analyse (zie bijlage X) is het inundatiefrequentie van het gebied bepaalt en de functionaliteit van de kades. Uit de analyse blijkt het volgende:

  • de linkeroever van de Vecht ligt op een niveau dat maximaal enkele keren per jaar door optredende waterpeilen wordt overschreden. Deze waterpeilen liggen ver boven de peilen in het zomerhalfjaar.
  • in het zomerhalfjaar zijn, bij het verlagen van de linkeroever ter hoogte van de in- en uitstroom van de nieuwe geul, alleen in het zuidwestelijke lage deel vaker inundaties te verwachten. De rest van het gebied ligt hoger dan de optredende maximale waterpeilen bij T=200.
  • in een volledig jaar zullen de lagere delen van het gebied, bij het verlagen van de linkeroever ter hoogte van de in- en uitstroom van de nieuwe geul, regelmatig inunderen. Per jaar staan ze meer dan een maand onder water.

Waterveiligheid

Met de aanleg van de nevengeul wordt extra ruimte gecreëerd voor de Vecht. Deze extra ruimte draagt bij aan het waarborgen van de waterveiligheid in het Vechtdal, doordat de hoogwaterstand ter hoogte van de Hessel Mulertbrug in Ommen wordt gereduceerd. Hiermee wordt invulling gegeven aan de vergroting van de waterveiligheid (zie paragraaf 1.1).

Hydrologische effecten

De aanleg van de nevengeul heeft een effect op de grondwaterstand in het gebied. Met behulp van een model zijn de effecten berekend. In figuur 4.7 is het effect van weergegeven op de GHG (tijdens een natte wintersituatie). In de directe nabijheid van de nevengeul wordt de grondwaterstand met 25 – 50 centimeter verlaagd. De effecten reiken tot maximaal 250 meter van de nevengeul. In figuur 4.8 is het effect van de nevengeul op de GLG (droge zomerperiode) weergegeven. In de directe nabijheid van de nevengeul wordt de grondwaterstand met circa 25 – 50 centimeter verlaagd. De effecten reiken tot maximaal 200 meter van de nevengeul.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0024.png"

Figuur 4.7: Verlaging van de grondwaterstand in cm ten opzichte van de huidige GHG-situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0025.png"

Figuur 4.8: Verlaging van de grondwaterstand in centimeters ten opzichte van de huidige GLG-situatie

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Om de Vecht weer de ruimte te geven en daarmee de waterhuishouding in het gebied een positieve impuls te geven is er een inrichtingsplan opgesteld door het Waterschap Vechtstromen en gemeente Ommen in overleg met betrokken grondeigenaren/gebruikers. Daarbij wordt een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt:

  • 1. er wordt een nevengeul gegraven zodat er meer waterbergende capaciteit ontstaat;
  • 2. door de nevengeul ontstaat een eiland, dat ontsloten wordt door de aanleg van twee nieuwe bruggen;
  • 3. camping De Koeksebelt wordt deels doorsneden door de nevengeul en wordt daarom heringericht hetgeen leidt tot een uitbreiding van het kampeerterrein in zuidwestelijke richting.

Onderstaand worden deze ontwikkelingen beschreven.

5.2 Het ontstaan van het plan

Aan het ontwerp ligt het rapport Ruimtelijke verkenning Vechtoevers te Ommen (Haskoning, 1 augustus 2011) en het inrichtingsplan van KR8 ten grondslag. Door het waterschap is het definitieve tracé met scopegrenzen aangedragen waarbinnen de nevengeul gerealiseerd dient te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0026.png"

Figuur 5.1: KR8 architecten Herinrichtingsvoorstel camping De Koeksebelt, d.d. 03.04.14

Landschappelijke inpassing

De definitieve inrichting van het gebied wordt gekenmerkt door het aanbrengen van een nevengeul van de Vecht. De nevengeul wordt landschappelijk ingepast door deze, daar waar mogelijk, de oude loop van de Vecht te laten volgen. (zie afbeelding 5.2). De bestaande boomwal die nu nog de samen met een sloot de oude meander in het veld zichtbaar maakt, blijft in het plan gehandhaafd. De boomwal vormt hier de buitenbocht van de nevengeul.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0027.png"

Figuur 5.2: Lijnen waterloop verleden-heden-toekomst

Ook de camping wordt landschappelijk ingepast. Hiervoor is een landschapinrichtings- plan opgesteld. De uitbreiding van de camping wordt omsloten door een groensingel. Tussen de Zwolseweg en de nevengeul wordt opgaand groen aangepast om het zicht op de camping te beperken. De landschappelijke inpassing is via een voorwaardelijke verlichting geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.

Inrichting van de nevengeul

Voor de nevengeul is een principe profiel (zie afbeelding 5.3) vastgesteld die de minimale afmetingen van de nevengeul aangeeft. De natuurlijke kenmerken van een rivier, steile buitenoevers en flauwe binnenbochten, die door de waterstroming ontstaan is een wenselijk beeld om daar waar mogelijk is te creëren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0028.png"

Figuur 5.3: Principe profiel

Langs de waterlijn zullen de oevers van de nevengeul gebruikt worden als migratieroute. Het gebruik van de oever, de functie van het aangrenzende terrein kan bepalend zijn of een intensief of extensief beheer zal worden toegepast. Nabij de bruggen wordt het natte profiel van de nevengeul vergroot, hierdoor vernauwen de oevers; de bodembreedte verruimt. Smalle droge stroken langs de landhoofden vormen een migratieroute langs de waterlijn.

Door de aanleg van de nevengeul wordt de Camping De Koeksebelt, Camping Anna's Hoeve en enkele particuliere woningen losgesneden van het vaste land. Het 'eiland' dat ontstaat zal te allen tijden bereikbaar dienen te zijn voor calamiteitenverkeer en wordt ontsloten met twee bruggen. De ontsluiting zal moeten voldoen aan diverse eisen: breedte 4,5 meter waarvan 3,5 meter verhard, vrije hoogte minimaal 4,2 meter, belasting ten minste 23.000 kg en een goede afwatering.

De uitbreiding van Camping De Koeksebelt volgt de oude meander van de Vecht en wordt versterkt door aanplant van extra, bomen en struiken. De beplantingskeuze zal moeten passen in het landschap van het Vechtdal (bijvoorbeeld: es, wilg, zwart els, zomereik, kornoelje, vogelkers en hazelaar).

Aan de oostzijde van de uitbreiding zal stuk van de huidig meander gedempt worden. De verkleining van de bestaande ecologische zone zal ruimschoots gecompenseerd worden door de nieuwe natte natuur die ontstaat met de aanleg van de nevengeul (zie natuurtoets).

De ophoging van de uitbreiding van De Koeksebelt naar 4,80 meter komt voort uit het mogelijk veranderen van het inundatiepatroon, doordat kades zijn vervallen. De uitbreiding van de camping vormt een onderdeel van het ontwerp, maar zal verder worden uitgewerkt door de campingeigenaar.

De nevengeul doorsnijdt diverse kabels en leidingen, deze worden gezinkerd. Kabels en leidingen die parallel aan de Zwolseweg liggen dienen zoveel mogelijk gehandhaafd te blijven.

De nevengeul is op te delen in drie gebieden; instroom, midden en uitstroom (zie afbeelding 5.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0029.png"

Figuur 5.4: Deelgebieden nevengeul.

Elk gebied heeft een eigen uitstraling en inrichting, dit wordt hieronder per gebied omschreven

Instroom

Bij de instroom van de nevengeul wordt een dam, parallel aan de hoofdstroom, van stortsteen gecreëerd, de hoogte is 0.45+NAP. Deze dam en een scherpe aantakking van de nevengeul op de hoofdgeul, zal de instroom van sediment en daarmee de aanzanding van de nevengeul reduceren. Dit gedeelte van de nevengeul zal vrij recht en symmetrisch worden vormgegeven. De buitenbochten van de nevengeul worden verstevigd met stortsteen om uitschuring te voorkomen. Op één locatie wordt afgeweken van het principeprofiel. Door het landschappelijk inpassen van een bestaande haag en bosplantsoen wordt de beschikbare ruimte beperkt. Het talud aan de zuidzijde van de nevengeul zal hierdoor steiler worden. Dit talud wordt ook verstevigd met stortsteen ter bescherming van de waterkering (Zwolseweg). Dit zal nog worden gecontroleerd middels een stabiliteitsberekening.

Midden

Dit gedeelte van de nevengeul is gelegen tussen de twee nieuw te realiseren bruggen. Doordat er veel ruimte beschikbaar is zal de zuidelijke oever hier een natuurlijk verloop (1:6) krijgen. Hierdoor ontstaat er een zone waar ontwikkeling van natuurlijke vegetaties (riet, wilgenroosje, lisdodde, egelskop, lis, zwanenbloem, etc.) mogelijk en ook wenselijk is. Vanaf dit punt zal de uitstraling van de nevengeul gevarieerder en natuurlijker zijn.

Uitstroom

De nevengeul pakt in dit gebied de historische lijn van de Vechtloop op. Het profiel is hier breder dan het principe profiel waardoor het binnentalud flauwer (1:4) kan worden vormgegeven. Zoals aangegeven zal hier de bestaande boomwal, die nu nog de samen met de oude meander in het veld zichtbaar is , blijven bestaan. Een mogelijk geschikt biotoop voor vleermuizen en modderkruiper blijft hiermee behouden (zie natuurtoets). Bij de uitstroom van de nevengeul is voor rederij Peters in dit bestemmingsplan een voorziening toegestaan voor winterstalling van de rondvaartboot.

Water

Waterstandsdaling

De maximale waterstandsdaling van de Vecht (bij km 32,4 bovenstrooms van de Hesselmulertbrug bij Ommen) is 0,16m, dit is het effect van het rivierverruimingsplan. In een Sobek-model is bepaald dat 0,09m van de totale waterstandsverlaging door de nevengeul wordt bijgedragen. Dat is 55% van de totale waterstandsverlaging onder maatgevende afvoercondities.

Inundatiepatroon

Vanwege de aanleg van een nevengeul verandert mogelijkerwijs het inundatiepatroon van dit gebied, dat in het winterbed van de Vecht ligt. Er liggen namelijk kades die achterliggend gebied droog houden. Deze kades vervallen. De volgende conclusie is in de memo 'Vechtoevers Ommen; inundatiefrequentie camping De Koeksebelt' getrokken:

  • de kades liggen op een niveau dat maximaal enkele keren per jaar wordt overschreden. Ze liggen ver boven de peilen in het zomerhalfjaar;
  • in het zomerhalfjaar zijn zonder kades, alleen in het zuidwestelijke lage deel frequentie inundaties te verwachten. De rest van het gebied ligt, ook zonder kades, hoger dan de optredende waterpeilen;
  • in een volledig jaar zullen de lagere delen van het gebied, indien ze niet beschermd worden door kades regelmatig inunderen. Per jaar staan ze meer dan een maand onder water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0030.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0031.png"

Figuur 5.5: Afbeeldingen uit de memo 'Vechtoevers Ommen; inundatiefrequentie camping De Koeksebelt'

Natuurontwikkeling

Natuurontwikkeling is in het plan terug te vinden door het meanderherstel. Een leefklimaatverbetering zit hem in het vergroten van de (recreatieve) beleving van de Vecht. De beleefbaarheid van de Vecht wordt door de nevengeul vergroot. Niet alleen voor gasten van camping De Koeksebelt, maar ook voor bewoners van Ommen. Door de nevengeul bevaarbaar te maken voor kano's wordt deze beleving geoptimaliseerd.

5.3 Het ontwerp

Het ontwerp van de nevengeul en de herinrichting van de camping is weergegeven in figuur 5.6. Dit ontwerp is een nadere uitwerking van figuur 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0175.buiten2012bp0001-va01_0032.png"

Figuur 5.6: Nevengeul en herinrichting camping De Koeksebelt

  • 1. Aanleg nevengeul

Aan de zuidoever van de Vecht wordt een nevengeul gerealiseerd. De nevengeul loopt vanaf de Vecht over het terrein van camping De Koeksebelt en het scoutingterrein en zorgt ervoor dat de waterstand van de Vecht hier met 8 centimeter bovenstrooms verlaagd wordt. De nevengeul vergroot de beleving van het gebied. De natuurvriendelijke oevers van de nevengeul bieden de nodige kansen voor planten en dieren, waaronder de otter.

  • 2. Nieuwe infrastructuur

Door de aanleg van de nevengeul ontstaat een eiland dat ontsloten moet worden. Er worden daarom twee nieuwe bruggen gebouwd ter hoogte van de Steenoever en de bestaande oostelijke ontsluiting van De Koeksebelt. De Steenoever dient om de percelen Steenoever 1 en 2 en het bijbehorende kampeerterrein van Anna's Hoeve te ontsluiten en de camping Luctor et Emergo. Er is een aanlegvergunning verleend door de gemeente voor de aanleg van een weg tussen dat campingterrein en de Steenoever. De oostelijke ontsluiting dient ter ontsluiting van De Koekesebelt en de woningen Zwolseweg 11 en 12.

Door de aanleg van een afsluitbare verharde verbinding tussen de Steenoever en de interne ontsluitingsweg van De Koeksebelt zijn er voor hulpdiensten twee routes om alle gebruikers en gebouwen te bereiken.

Zoals in paragraaf 4.10 is gemotiveerd geldt dat camping Luctor et Emergo in de bestaande situatie via een onverhard pad direct vanaf de Zwolseweg wordt ontsloten. Dit is via een erfdienstbaarheid geregeld. Door de aanleg van de nevengeul vervalt die ontsluiting. Een nieuwe ontsluiting is mogelijk via de aanleg van de reeds vergunde ontsluitingsweg vanaf de Steenoever of via een specifieke nieuwe ontsluitingsweg vanaf de Steenoever over het terrein van De Koeksebelt, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. In de bestaande situatie gaat het om een directe ontsluiting vanaf de Zwolseweg over een afstand tot het campingterrein / bedrijfswoning Luctor et Emergo van circa 150 meter. In de toekomstige situatie via de Steenoever en de nieuwe ontsluitingsweg (al dan niet over het terrein van De Koeksebelt) is er sprake van 1 afslag (vanaf de Steenoever) en is de totale afstand vanaf de Zwolseweg circa 285 meter. De bereikbaarheid van het perceel van Luctor et Emergo en de bijbehorende bedrijfswoning blijft daarmee geborgd en acceptabel.

  • 3. Camping De Koeksebelt

Voor camping De Koeksebelt ontstaat door de komst van de geul een nieuwe situatie. De nieuwe geul loopt over het terrein waar nu een kampeervelden zijn gelegen. Daarom is de camping heringericht.

Door deze herstructurering worden het aantal kampeerplaatsen uitgebreid van 317 plaatsen naar 322 plaatsen. De bedrijfswoning Zwolseweg 9 van camping De Koeksebelt wordt een reguliere woning. Aan dit perceel wordt derhalve een woonbestemming toegekend.

  • 4. Camping gronden ten oosten Zwolseweg 9

Voor de gronden ten oosten van Zwolseweg 9 en ten zuiden van de nieuwe geul / Vecht geldt dat conform het vigerende plan deze uitsluitend mogen worden gebruik voor seizoens- en toeristische standplaatsen en gebouwde sanitaire voorzieningen.

  • 5. Steenoever 2

Het woonperceel Steenoever 2 is onderdeel van het bestemmingsplan. Dit perceel is onderdeel van het bestemmingsplan om een goede afstemming te krijgen tussen de regels die gelden voor de camping en de bouwmogelijkheden van Steenoever 2, zodat de woning geen hinder ondervindt van de camping en de camping niet wordt belemmerd in de bedrijfsvoering door de aanwezigheid van de woning en de bijbehorende bouwmogelijkheden (zie paragraaf 4.2).

  • 6. Overige voorzieningen

Naast de nieuwe ontwikkelingen in het gebied zullen er aan de bestaande voorzieningen inhoudelijk geen wijzigingen plaatsvinden, waarvoor het planologisch regime aangepast dient te worden. De bestaande planologische rechten zijn overgenomen in dit bestemmingsplan. Wel is dit bestemmingsplan voor De Koeksebelt flexibeler in opzet dan het vigerende bestemmingsplan. Hierbij is rekening gehouden met voldoende bescherming voor de omgeving. Vanwege de afstemming met de herinrichting van de camping is het bouwvlak van Steenoever 2 aangepast. Doordat de woning Zwolseweg 9 een reguliere woonbestemming kent zijn voor dat perceel de situeringsmogelijkheden van de woning op het woonperceel afgestemd op de naastgelegen verblijfsrecreatiegronden.

Hoofdstuk 6 Juridische opzet

6.1 Inleiding

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en daarop betrekking hebbende planregels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.

In dit hoofdstuk wordt nadere uitleg gegeven over de planregels. De planregels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen respectievelijk wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.


Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is geweest om zowel het bestaande kampeerterrein als de uitbreiding in één bestemmingsplan te vervatten. Daarbij wordt zo veel mogelijk inhoudelijk aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan, waarbij een vertaling is gemaakt naar de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 en het bestemmingsplan Wabo-proof is gemaakt. Het onderhavige plan voorziet in meer flexibiliteit voor de camping dan het vigerende plan, door meer ruimte te bieden voor de toegestane bebouwing. Het aantal m2 toegestane bebouwing blijft daarbij hetzelfde.

6.2 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen:

Artikel 1 Begrippen

In dit eerste artikel zijn noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de planregels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.

6.3 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de bestemmingen opgenomen waaraan diverse regels zijn verbonden:

Artikel 3 Groen

Dit artikel regelt het gebruik van de gronden die met het oog op het behoud en de versterking van de landschappelijke waarde beplant dienen te zijn met houtsingels of andere beplanting. Het kappen of rooien van beplanting is, met uitzondering van normaal onderhoud en beheer, alleen met een omgevingsvergunning onder voorwaarden mogelijk. De bestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan, waarin de groenelementen van formaat zijn voorzien van de bestemming Landschapselement. De ligging van de bestemming is afgestemd op de daadwerkelijk bestaande groenelementen.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

Dit artikel regelt het gebruik van de gronden als verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein. Er moet sprake zijn van een bedrijfsmatige exploitatie.

De bij de camping behorende bedrijfswoningen, recreatiewoningen en bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Dit geldt ook voor de speel- en sportvelden. De kampeerplekken mogen ook buiten het bouwvlak liggen. Voor de verschillende toegestane recreatieverblijven zijn maatvoeringseisen opgenomen.

In het kader van flexibilisering mag op het gehele terrein in beginsel worden gebouwd. Uitzondering hierop zijn de gronden die zijn aangeduid als speelterrein. Die gronden mogen uitsluitend worden gebruikt voor een sport- en speelterrein, wandel- en fietspaden, parkeerterein en overloopcamping.

De gemeente heeft niet op voorhand bepaald waar de ondernemer zijn gebouwen moet realiseren. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij het bouwvlak zo is neergelegd dat er geen hinder optreedt naar omliggende bebouwing (woningen). Bestaande rechten zijn hierbij gerespecteerd. Dit wordt nader onderbouwd in paragraaf 4.2.

Borging van een goed woon- en leefklimaat is bovendien mogelijk door de bevoegdheid die aan het college van burgemeester en wethouders is toegekend om nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van onder andere de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Stacaravans mogen uitsluitend worden geplaatst op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - stacaravan'.

Om de gronden van de camping Luctor et Emergo te ontsluiten is een aanduiding 'ontsluiting' opgenomen, die de aanleg van een ontsluitingsweg tussen die camping en de Steenoever mogelijk maakt over de gronden van De Koeksebelt.

De overige voorzieningen, wegen en paden, water en groen zijn algemeen toelaatbaar

Ten aanzien van de bouwregels geldt, dat er met een omgevingsvergunning op verschillende onderdelen kan worden worden afgeweken als aan de in de regels genoemde voorwaarden wordt voldaan. Zo kan er onder voorwaarden een groter oppervlak aan bedrijfsgebouwen worden toegestaan. Ook is het bijvoorbeeld mogelijk onder voorwaarden medewerking te verlenen voor een grotere inhoud van recreatiewoningen.

Via een afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels kan onder andere medewerking worden verleend aan vernieuwende vormen van verblijfsrecreatieve middelen, waardoor andere nachtverblijven kunnen worden toegestaan dan rechtstreeks geregeld.

Vanwege de aanwezige en te versterken landschappelijke en natuurwaarden is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden (voormalig: aanlegvergunning), voorzover het niet het normaal onderhoud en beheer betreft.

Ter wille van een goede landschappelijke inpassing is een regeling opgenomen, dat binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de afschermende groenvoorziening, zoals aangegeven in paragraaf 5.2 van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan (bijlage 1 bij de regels) moet zijn gerealiseerd en in stand moet worden gehouden. Indien dat niet het geval is, wordt het gebruik van de gronden conform de bestemming gezien als strijdig met de bestemming.

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

Voor de gronden ten oosten van woonperceel Zwolseweg 9 geldt, dat deze mogen worden gebruikt als terrein voor kampeermiddelen. Stacaravans zijn op deze gronden niet toegestaan. Op de grond zijn slechts gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, opslag en receptie toegestaan tot een maximum van in totaal 250 m2.

De overige voorzieningen, wegen en paden, water en groen zijn algemeen toelaatbaar

Ten aanzien van de bouwregels geldt, dat er met een omgevingsvergunning op verschillende onderdelen kan worden worden afgeweken als aan de in de regels genoemde voorwaarden wordt voldaan. Zo kan er onder voorwaarden een groter oppervlak aan bedrijfsgebouwen worden toegestaan.

Via een afwijkingsbevoegdheid van de gebruiksregels kan onder andere medewerking worden verleend aan vernieuwende vormen van verblijfsrecreatieve middelen, waardoor andere nachtverblijven kunnen worden toegestaan dan rechtstreeks geregeld.

Vanwege de aanwezige en te versterken landschappelijke en natuurwaarden is een omgevingsvergunning vereist voor het uitvoeren van bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden (voormalig: aanlegvergunning), voorzover het niet het normaal onderhoud en beheer betreft.

Ter wille van een goede landschappelijke inpassing is een regeling opgenomen, dat binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de afschermende groenvoorziening, zoals aangegeven in paragraaf 5.2 van het Ruimtelijk Kwaliteitsplan (bijlage 1 bij de regels) moet zijn gerealiseerd en in stand moet worden gehouden. Indien dat niet het geval is, wordt het gebruik van de gronden conform de bestemming gezien als strijdig met de bestemming.

Artikel 6 Verkeer

De Steenoever is voorzien van de bestemming Verkeer. Deze bestemming geldt voor de Steenoever, zoals deze na aanleg van de nevengeul en uitbreiding van de camping komt te liggen.

Artikel 7 Water

De gronden waar de nevengeul wordt aangelegd zijn bestemd als water. Binnen deze bestemming is de aanleg van water toegestaan met bijbehorende oevers. De gronden zijn tevens bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen natuurwaarden. Er mogen maximaal 2 bruggen worden aangelegd.

Ter wille van een goede landschappelijke inpassing is een regeling opgenomen, dat binnen een jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan de afschermende groenvoorziening, zoals aangegeven in het inrichtingsplan als opgenomen in bijlage 1 moet zijn gerealiseerd. Indien dat niet het geval is wordt het gebruik van de gronden conform de bestemming gezien als strijdig met de bestemming.

Artikel 8 Wonen

De bestemming Wonen is toegekend aan de percelen Steenoever 2 en Zwolseweg 9. Op deze gronden mogen woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er is maximaal 1 woning per bouwperceel toegestaan. In de regels zijn maatvoeringseisen opgenomen en is bepaald wat waar mag worden gerealiseerd. De mogelijkheden om de woning op het woonperceel te situeren zijn afgestemd op het voorkomen van hinder op de woning vanwege de verblijfsrecreatie. Tevens wordt daardoor voorkomen dat de bedrijfsvoering van de camping wordt beperkt.

Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Deze bestemming is gegeven aan de gronden die zijn aangemerkt in het kader van de beleidslijn Grote Rivieren (2006) en aan de waterkeringen. Bouwen op grond van de overige bestemmingen is alleen toegestaan indien uit een schriftelijke verklaring van het waterschap volgt dat het waterstaatsbelang en het belang van de waterkering niet onevenredig worden geschaad. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat naast het bestemmingsplan mogelijk ook beperkingen kunnen optreden vanwege de zelfstandige werking van de Keur van het waterschap.

6.4 Algemene regels

Dit hoofdstuk regelt de volgende onderwerpen:

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Met de regel van dit artikel wordt voorkomen dat regels ten onrechte zo worden gehanteerd dat meer dan de bedoelde bebouwing kan worden toegestaan.

Artikel 11 Algemene bouwregels

In lid 8.1 is geregeld dat de zijdelingse begrenzing van een bouwwerk ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig moet zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 m daarboven minder dan 1 m breed zijn en niet toegankelijk zijn. Hier kan met een omgevingsvergunning van worden afgeweken.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel worden bouwregels gegeven over hoe hoog maximaal de bebouwing gebouwd mag worden binnen de molenbiotoop. Binnen een afstand van 100 meter van de molen mag de bebouwing in principe niet meer bedragen dan het onderste punt van de verticaal staande molenwiek Het plangebied bevindt zich op een ruimere afstand. Tussen de 100 en 300 meter is een berekeningsformule opgenomen waarin wordt geregeld wat de maximale bouwhoogte van nieuw op te richten bouwwerken bedraagt. In dit artikel is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van deze bouwregel, zolang de belangen van de molen niet onevenredig worden geschaad. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de Stichting Ommer Molens.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor het toestaan van kleinschalige duurzame energievoorzieningen via een binnenplanse afwijkingprocedure.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is geregeld dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de dubbelbestemming Waterstaat - Waterstaatkundige functie (gedeeltelijk) te schrappen.

Artikel 15 Overige regels

In lid 1 van dit artikel is de relatie met de welstandstoets gelegd. Bepaald is dat voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte, de plaatsing op het bouwperceel en de dakhelling ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voorzover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn).

In lid 2 is een algemene parkeerregel opgenomen. In dit lid is bepaald dat bij een gebruiksverandering en een omgevingsvergunning vooor het bouwen voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd op eigen terrein. Daarbij worden eisen gesteld aan de minimale eisen van de parkeerruimten. Daarnaast is bepaald dat indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft de behoefte aan ruimte voor het laden en lossen moet zijn voorzien aan, in of onder het gebouw dan wel wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij datgebouw hoort. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden afwijken van de eisen aan parkeren en laden en lossen.

6.5 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de volgende twee artikelen:

Artikel 16 Overgangsrecht

Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de planregels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De reactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 17 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening geldt de verplichting om bij een bestemmingsplan het kostenverhaal te regelen. In sommige gevallen is een exploitatieplan benodigd. Een uitzondering geldt als er een anterieure overeenkomst is afgesloten, waarin het kostenverhaal is geregeld. Hierin staan ook afspraken over de afhandeling van eventuele planschade, deze kosten komen voor rekening van de initiatiefnemer. De financiering van onderhavig bestemmingsplan is financieel gedekt, waarbij tussen het waterschap, de provincie en de gemeente Ommen overeenkomsten zijn getekend en beschikkingen zijn afgegeven. Daarnaast worden met de relevante private partijen anterieure overeenkomsten afgesloten. Daarmee is het kostenverhaal in voldoende mate gedekt.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Inspraak

Het inrichtingsplan is in overleg met de twee grondeigenaren (Scouting en eigenaar camping De Koeksebelt) en direct betrokken buren (familie Peters) in een viertal sessies uitgewerkt. Daarnaast is het ontwerp inrichtingsplan gepresenteerd en besproken in twee klankbordgroepsessie waarvoor alle grondeigenaren en omwonenden tussen de Vecht en de Zwolseweg uitgenodigd waren. Ook heeft het waterschap samen met de gemeente direct aanwonenden persoonlijk geïnformeerd (Plantema, Liezenga en Kramer).

Naar aanleiding hiervan is ervoor gekozen geen voorontwerpbestemmingsplan op te stellen, dat voor inspraak wordt aangeboden, maar direct een ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. Tegen het ontwerpplan kan een ieder zijn zienswijze kenbaar maken bij de gemeenteraad.

8.2 Overleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan inclusief de m.e.r.-beoordeling is aangeboden aan de relevante overlegpartners. Er zijn geen reacties ontvangen die leiden tot aanpassingen van het plan.

Voor de aanleg van de nevengeul is tevens een watervergunning in het kader van de Waterwet nodig. In dat kader heeft het waterschap een projectplan opgesteld. Het concept projectplan heeft van 18 maart 2015 tot 29 april 2015 ter inzage gelegen.

8.3 Ontwerpplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf donderdag 2 juli 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De laatste dag van de termijn was woensdag 12 augustus 2015. Een ieder kon een zienswijze indienen over het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft op de website van de gemeente (www.ommen.nl ) als pdf ter inzage gelegen en in gedrukte vorm op het gemeentehuis. Ook via www.ruimtelijkeplannen.nl is het ontwerpbestemmingsplan raadpleegbaar geweest.

De ter inzage legging van het ontwerpplan en de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen is bekendgemaakt in het huis-aan-huis-blad Vechtdal Centraal van dinsdag 30 juni 2015, de Staatscourant van 30 juni 2015 en op de gemeentelijke website (www.ommen.nl).

Er zijn 4 schriftelijke zienswijzen ontvangen. De zienswijzen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn verzonden en kunnen daarom als tijdig ingediend worden aangemerkt. De zienswijzen zijn van een gemeentelijke reactie voorzien in een separaat zienswijzenverslag. Deze is als bijlage 8 bij de toelichting gevoegd.

De zienswijzen hebben geleid tot een aanpassing van het ontwerp bestemmingsplan. Deze aanpassingen zijn benoemd in het zienswijzenverslag. Daarin zijn ook de ambtshalve aanpassingen die zijn doorgevoerd beschreven.