Plan: | Beneden Regge, deelgebied Kiekebelt |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.20121003005-va01 |
Regelgeving en beleid
Beleid
Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies.
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van I&M). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Resultaten onderzoek
Door Eelerwoude is het rapport 'Natuurtoets, Reggeherstelprojecten Beneden Regge 2013' (projectnummer: P5893, datum: 14-12-2012) opgesteld, zie Bijlage 3. Deze rapportage vormt een aanvulling en actualisatie van de in 2011 door Ecogroen uitgevoerde natuurtoetsen (Quickscan, maart 2011 / Natuurtoets, november 2011 / Habitattoets, november 2011). De in deze onderzoeksrapporten omschreven ontwikkelingen en de weergegeven begrenzingen van de verschillende projectlocaties zijn dusdanig aangepast dat een aanvulling en actualisatie noodzakelijk is. De verspreidingsgegevens van beschermde soorten uit deze rapportages zijn door Eelerwoude (tot zover relevant) in kaartbeelden samengevat en aangevuld met informatie uit eigen onderzoeken en nieuwe literatuurbronnen. In het rapport is de volgende conclusie opgenomen.
Gebiedsbescherming
Een nadere toetsing in het kader van de Natuurbeschermingswet of Ecologische Hoofdstructuur (EHS) wordt niet noodzakelijk geacht. Verwacht wordt dat de voorgenomen plannen vooral een positief effect hebben op bestaande en te ontwikkelen natuurwaarden, door de aanleg van nieuwe meanders, landschapselementen (poelen, bosjes, bomenrijen etc.) en een extensivering van het nu nog overwegend intensief agrarische beheer.
Soortenbescherming
Geconcludeerd wordt dat het plangebied een geschikt leefgebied vormt voor diverse beschermde planten- en diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet. Het gaat om algemene en licht beschermde soorten zoals zoogdieren en amfibieën, maar ook om een aantal strikt beschermde soorten zoals vogels en vleermuizen.
De voorgenomen ontwikkelingen hebben naar verwachting vooral een positief effect op flora en fauna door de aanleg van nieuwe landschapselementen en een meer natuurlijke vormgeving van de Regge en het Reggedal. Negatieve effecten op bestaande natuurwaarden zijn zoveel mogelijk voorkomen door een vroegtijdige terugkoppeling met het ontwerpteam en indien noodzakelijk door planaanpassing. Resterende effecten worden gemitigeerd en de maatregelen die daarbij noodzakelijk zijn worden vastgelegd in een op te stellen ecologisch werkprotocol, dat onderdeel uitmaakt van de contractdocumenten van de uitvoerder.
Samengevat wordt geconcludeerd dat met inachtneming van de voorwaarden in het op te stellen werkprotocol, de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkelingen en plannen niet in de weg staat. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing wordt niet noodzakelijk geacht.
Tot slot wordt opgemerkt dat (structurele) wijzigingen in de planontwikkeling kunnen leiden tot andere effecten en daarmee tot andere conclusies in het kader van deze natuurtoetsing.
Voor alle beschermde, inheemse (ook de algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt vanuit de Flora- en faunawet een verbod op handelingen die nesten of eieren beschadigen of verstoren. Ook handelingen die een vaste rust- of verblijfplaats van beschermde vogels verstoren zijn niet toegestaan. In de praktijk betekent dit dat verstorende werkzaamheden alleen buiten het broedseizoen uitgevoerd mogen worden.