Plan: | Waterberging Vlierwaterleiding Dalmsholte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.20121003004-va01 |
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Waterparagraaf
Met voorliggend plan is geen sprake van een toename van het verharde oppervlak. Met het plan worden immers waterbergingen gerealiseerd. De ontwikkeling (mede in relatie tot de overige maatregelen van het projectplan "Dalmsholte, fase 2a") is juist positief voor de waterhuishouding, omdat hiermee eerst het water wordt vastgehouden, dan geborgen en dan afgevoerd. Het bestemmingsplan heeft ook geen gevolgen voor de afvalwaterketen. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling heeft toetsing aan de Waterwet plaatsgevonden en is onderzocht wat de effecten zijn van de voorgenomen ontwikkeling op de waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden voor de omliggende functies. Hieronder wordt daarop ingegaan.
Waterwet
De voorgenomen ontwikkeling (en de overige maatregelen van het project) passen binnen de kaders van de Waterwet. De toepassing van de Waterwet is gericht is op (artikel 2.1 van de Waterwet):
Geconcludeerd kan worden dat de uitvoering van dit plan in overeenstemming is met de doelstelling van de Waterwet.
Effect bergingen op waterhuishouding
De voorgenomen waterbergingsgebieden geven het water meer ruimte als het waterpeil in de Vlierwaterleiding stijgt boven zomerpeil. Het waterpeil stijgt boven zomerpeil als door hevige neerslag veel water moet worden afgevoerd. De piek in het waterpeil die deze grote waterafvoer veroorzaakt, vlakt door de waterbergingen af waardoor het waterpeil minder snel en minder hoog stijgt. De overige percelen in het stroomgebied van de Vlierwaterleiding inunderen hierdoor minder vaak en minder snel.
Deze maatregelen dragen bij aan het voldoen aan de normering die voor het waterschap is opgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Effect bergingen op omgeving
Onder normale omstandigheden (circa 300 dagen per jaar) staan de waterbergingen droog, maar de percelen behouden dan wel de waterhuishoudkundige functie. Bij grote afvoer waarbij het waterpeil in de Vlierwaterleiding boven zomerpeil stijgt, staat water in de bergingen. Dit gebeurt circa één tot twee keer per jaar een aantal dagen.
Doordat één tot twee keer per jaar een aantal dagen water in de bergingen staat, hebben de waterbergingen geen negatief hydrologisch effect op de omgeving. De maatgevende grondwaterstanden (Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand) in de omgeving van de waterbergingen stijgen niet. De waterbergingen hebben een positief hydrologisch effect op de omgeving, omdat bij grote afvoer een teveel aan water kan worden geborgen. Hierdoor treedt minder vaak en minder snel wateroverlast op in de vorm van inundatie.