Plan: | Projectbesluit aanleg fietspad Zuidermarsweg en fietsbrug over het Ommerkanaal |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | projectbesluit |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0175.20101303001-oh01 |
Het provinciaal beleid behelst een doorvertaling van rijksbeleid en is verwoord in tal van plannen. De belangrijkste betreffen de Omgevingsvisie Overijssel 2009 en de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
De Omgevingsvisie Overijssel 2009 betreft een integrale visie die het voorheen geldende Streekplan Overijssel 2000+, het Verkeer- en vervoerplan, het Waterhuishoudingsplan en het Milieubeleidsplan samen brengt in één document. Hiermee is de Omgevingsvisie het integrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten en op 1 september 2009 in werking getreden.
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.
De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities wil realiseren zijn:
Het plangebied valt binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en het winterbed van de Vecht. Dit betekent dat het voor dit gebied niet alleen gaat om de het bevorderen van de biodiversiteit, maar ook om de ruimtelijke continuïteit, de belevingskwaliteit en de beleefbaarheid van de natuur. De kernkwaliteiten zijn dan ook natuurkwaliteit, landschappelijke kwaliteit en beleving van rust.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities, zoals verwoord in de Omgevingsvisie, realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De Omgevingsverordening is één van deze instrumenten.
De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid. De inzet van de verordening als juridisch instrument is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
Eén van die beleidsonderdelen, die in het kader van het voorliggend projectbesluit van belang is, betreft de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het doel van het EHS-beleid is het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze natuurgebieden zijn belangrijk voor mens, dier- en plantensoorten.
Het Rijksbeleid zoals dat in de Nota Ruimte is neergelegd voor de EHS, is het vertrekpunt geweest voor de regeling van planologische bescherming in deze verordening. In de verordening is gekozen voor een vrijwaringsregime voor de gehele EHS zoals deze op de bij de Omgevingsverordening behorende kaart EHS, overige natuur en Nationale Landschappen (nr. 09295050) is aangegeven. Dit vrijwaringsregime houdt in dat nieuwe ontwikkelingen worden tegengegaan wanneer die significante negatieve gevolgen hebben voor de wezenlijke kenmerken van deze gebieden.
Binnen het gebied dat als EHS is aangewezen, wordt vervolgens onderscheid gemaakt tussen gebieden waar de beoogde natuurwaarden zijn gerealiseerd en die als zodanig worden kunnen worden bestemd (bestaande natuur) en de gebieden waar dit (nog) niet is gebeurd (nieuwe, nog niet gerealiseerde natuur).
Opbouw EHS
Binnen de EHS worden de volgende onderdelen onderscheiden:
Bescherming van de EHS in het ruimtelijke spoor
Voor de EHS geldt, op basis van de Nota Ruimte, de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. In de verordening is conform de eis vanuit het Rijksbeleid het zogenaamde “nee, tenzij”-regime inhoud gegeven. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Zolang een dergelijke aantasting niet plaats heeft, is er vanwege de EHS geen grond om de activiteit tegen te gaan.
De verordening maakt voor de ruimtelijke bescherming onderscheid in enerzijds bestaande natuur en gerealiseerde nieuwe natuur en anderzijds nieuwe natuur, beheers- en zoekgebied.
Voor de eerstgenoemde categorie geldt het vermelde stringente beschermingsregime en zijn ontwikkelingen alleen toegestaan door middel van de maatwerkbepalingen. Voor de tweede categorie geldt dat ontwikkelingen mogelijk zijn voor zover die geen onomkeerbare (negatieve) effecten op de EHS hebben.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel (zie figuur 4.1.). Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zogenaamde ‘SER-ladder’ gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag ‘hoe’ een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 4. geeft dit schematisch weer.
Afbeelding 4. Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel.
Indien het concrete initiatief, de aanleg van (een deel van) een fietsverbinding in het buitengebied van Ommen, wordt getoetst aan de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel 2009 ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Met betrekking tot de afwegingen in de eerste fase “generieke beleidskeuzes” is een aantal aspecten van belang, te weten:
Ad 1 De noodzaak van het fietspad.
Met betrekking tot de noodzaak van het fietspad wordt verwezen naar paragraaf 1.1.
Aangegeven is dat er in het landschappelijk waardevol en aantrekkelijk gebied van Varsen langs de Vecht een goede fietsverbinding ontbreekt. Het gebied wordt slechts ontsloten door een tweetal verharde wegen (Varsenerweg en Arendhorsterweg) en enkele zandwegen. De noodzaak houdt verband met deze beperkte ontsluitingsstructuur en de beperkte toegankelijkheid van de landschappelijk en natuurlijk waardevollere delen in het gebied Varsen, zoals de uiterwaarden langs de Vecht.
Ad 2. De hoge archeologische trefkans.
Voor de aanleg van de fietsverbinding hoeft niet te worden gegraven tot in de, vanuit archeologie interessante, bodemlaag (40 -100 cm -mv). Uitgegaan wordt van graafwerk tot een diepte van 20 cm.
In paragraaf 4.7 wordt uitgebreid op het aspect archeologie ingegaan. Kortheidshalve wordt naar deze paragraaf verwezen. Op deze plaats wordt volstaan met de conclusie dat de hoge archeologische trefkans, door de wijze waarop het pad wordt aangelegd, geen beletsel betekent voor de aanleg van het fietspad.
Ad 3. De ligging in de EHS.
In figuur 4 is de kaart 'EHS, overige natuur en Nationale Landschappen' uit de Omgevingsverordening opgenomen.
Figuur 5. kaart 'EHS, overige natuur en Nationale Landschappen'; Omgevingsverordening
Uit deze kaart blijkt dat het projectgebied voor een groot deel in de EHS is gelegen. Dit brengt met zich mee dat paragraaf 2.7. van de Verordening van toepassing is.
In artikel 2.7.3. is onder meer bepaald dat projectbesluiten strekken tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van gebieden behorend tot de gebiedscategorieën bestaande natuur en nieuwe gerealiseerde natuur. Projectbesluiten wijzen voorts geen bestemmingen aan of stellen geen regels die activiteiten mogelijk maken die significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden zullen of kunnen hebben.
Onder 'de wezenlijke kenmerken en waarden' wordt in de verordening verstaan: "actuele, en voor (deel) gebieden met een natuurbestemming tevens de potentiële waarde, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied".
In het projectgebied gaat het in overwegende mate om 'nieuwe natuur nog te realiseren'. Dit brengt met zich mee dat de actuele natuurwaarden aanzienlijk verschillen van de potentiële natuurwaarde die eerste na de inrichting van het gebied ontstaat.
Ten aanzien van de actuele waarde wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 4.6 van deze toelichting. Hierin wordt uitvoerig het uitgevoerde Flora en fauna-onderzoek beschreven. Gebleken is dat er geen noemenswaardige aantasting van de flora en fauna in het gebied plaatsvindt. Er worden geen bomen worden gekapt en geen sloten gedempt. Er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Ten aanzien van de potentiële waarden van het gebied wordt opgemerkt dat de inrichting van het gebied zal plaatsvinden op basis van het Natuurbeheerplan van de provincie, dit is verder uitgewerkt in de Gebiedsuitwerking Varsen.
Het Natuurbeheerplan Overijssel, dat geldt als een toetsingskader voor subsidieaanvragen op basis van het nieuwe Subsidiestelsel voor Natuur- en Landschapsbeheer (SNL), geeft ook aan waar kwaliteitsimpulsen voor natuur en landschap mogelijk zijn. Daarnaast beschrijft het natuurbeheerplan per (deel)gebied welke natuur- en landschapsdoelen van toepassing zijn en stelt het natuurbeheerplan zo nodig aanvullende eisen ten aanzien van het uitvoeren van bepaalde beheermaatregelen. Het natuurbeheerplan vormt een belangrijk instrument voor de realisering van het rijks- en provinciale natuur- en landschapsbeleid waaronder de realisatie van de EHS.
De Gebiedsuitwerking Varsen (zie paragraaf 1.2) is een integraal plan dat enerzijds beoogt de potentiële natuurwaarden van het gebied te realiseren, anderzijds het gebied ontsluit voor de recreant. Door een zorgvuldige tracé keuze van het fietspad wordt aan beide doelstellingen voldaan.
Conclusie toetsing aan de generieke beleidskeuzes en de Omgevingsverordening Overijssel 2009.
Gelet op de resultaten van het flora en fauna-onderzoek en het feit dat de ontwikkeling wordt uitgevoerd conform de uitgangspunten van het Natuurbeheerplan Overijssel en de Gebiedsuitwerking Varsen kan worden gesteld dat de aanleg van het fietspad geen significant negatieve effecten heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS ter plaatse. De Omgevingsverordening en de beschreven generieke beleidskeuzes vormen geen belemmering voor de voorgenomen realisering van het fietspad.
Ontwikkelingsperspectieven
Algemeen
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vorm gegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.
Het ontwikkelingsperspectief geeft een hoofdkoers op provinciaal niveau. Dit vraagt maatwerk op lokaal niveau. De begrenzing van de gebieden moet worden gezien als signaleringsgrens. Bij doorvertaling naar gemeentelijk niveau betekent dit dat er nog variaties en detailleringen kunnen voorkomen.
Omdat ontwikkelingsperspectieven geen functies bepalen maar een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief schetsen voor een combinatie aan functies is er, naast een lokale invulling van de begrenzing, ook ruimte voor lokale afwegingen binnen de ontwikkelingsperspectieven.
De ontwikkelingsperspectieven zijn dan ook niet normstellend maar richtinggevend. Afwijkingen van de ontwikkelingsperspectieven zijn mogelijk als daar op lokaal niveau maatschappelijke of sociaaleconomische redenen voor zijn, mits de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken wordt versterkt en er voor de beoogde ontwikkeling geen sprake is van een MER-plicht.
In dit geval zijn vooral de ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving van belang. In de groene ruimte gaat het - kort door de bocht - om het behoud en de versterking van het landschap en het realiseren van de groen-blauwe hoofdstructuur alsmede om de ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw en andere economische dragers.
In figuur 6 is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie opgenomen
Figuur 6. Ontwikkelingsperspectievenkaart
Voor het projectgebied geldt het ontwikkelingsperspectief groene en blauwe hoofdstructuur. Hoofdaccent van de ontwikkeling hier is de ontwikkeling van natuur en versterking van het watersysteem. Het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten staan hier voorop. De combinatie met ruimte voor water is hier kansrijk vanwege de aanduiding buitendijksgebied. Het ontwikkelingsperspectief zelf maakt de combinatie met ander functies mogelijk mits de doelen en realisatie van de EHS niet in gevaar komt. In de gebiedskenmerken catalogus ligt het projectgebied op de overgang van het dekzand naar het beekdal en valt het landschappelijk gezien in maten- en flierenlandschap.
Conclusie toetsing aan de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel 2009.
Gelet op de resultaten van het flora en fauna-onderzoek en het feit dat de ontwikkeling wordt uitgevoerd conform de uitgangspunten van het Natuurbeheerplan Overijssel en de Gebiedsuitwerking Varsen kan worden gesteld dat de aanleg van het fietspad geen significant negatieve effecten heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS ter plaatse. De Omgevingsverordening en de beschreven generieke beleidskeuzes vormen geen belemmering voor de voorgenomen realisering van het fietspad. De ontwikkeling is voorts in overeenstemming met het ontwikkelingsperspectief en wordt conform de eisen die voortkomen uit de gebiedskenmerken uitgevoerd.
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende projectbesluit besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Het Reconstructieplan Salland-Twente is vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Overijssel op 15 september 2004. Het projectgebied is gelegen in een open agrarisch gebied in het verwevingsgebied van het reconstructieplan Salland-Twente.
Figuur 7. Uitsnede plankaart Reconstructieplan
De hoofdlijn van beleid in verwevingsgebieden is:
In het Reconstructieplan schrijft de provincie dat de doelstellingen en de visie van het plan het karakter van richtinggevend beleid hebben. De provincie acht het hierbij van belang dat bestemmingsplannen worden aangepast aan de reconstructiezonering.
Gebiedsuitwerking Varsen
De aanleg van het fietspad en fietsbrug maakt onderdeel uit van de gebiedsuitwerking Varsen. In de gebiedsuitwerking wordt antwoord gegeven op de inrichting van de oude Vechtarm, de realisatie van 70 hectare nieuwe natuur, de inrichting van de robuuste verbindingszone, de verbetering van de landbouwstructuur en versterking van de sociale, recreatieve en economische functies.
Conclusie toetsing aan het Reconstructieplan Salland Twente.
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de gebiedsuitwerking Varsen. De aanleg van het fietspad met bijbehorende kunstwerken verbetert de beleving van het landelijk gebied. Geconcludeerd kan worden dat de in het voorliggende projectbesluit besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het Reconstructieplan Salland Twente.
Nederland wijst op dit moment 162 gebieden aan als Natura-2000 gebieden met als doel de gevarieerde en rijke natuur te behouden. Natura-2000 vormt op die manier een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden.
Conclusie voor het projectgebied
Het onderzoeksgebied ligt op ruime afstand van het Natura 2000-gebied 'Vecht- en Beneden- Reggegebied' (ongeveer 2 km). Er worden, door de aanleg van het fietspad in het projectgebied, geen ingrijpende maatregelen aan de waterhuishouding uitgevoerd die mogelijk een negatief effect hebben op natte en vochtige habitattypen in het Natura 2000-gebied. Door de ruime afstand ten opzichte van het Natura 2000-gebied vindt verstoring tijdens de werkzaamheden niet plaatsvinden. Negatieve effecten op aangewezen doelsoorten en/of habitattypen worden niet verwacht. Er hoeft geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet aangevraagd te worden voor de geplande ruimtelijke ingreep (aanleg fietspad) in het onderzoeksgebied Varsen. Er hoeven geen maatregelen getroffen te worden om significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen te voorkomen.
Provincie werkt samen met de gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties in het Vechtdal onder de noemer Ruimte voor de Vecht. Naast waterveiligheid wordt ook gewerkt aan de versterking van het Vechtdal zelf. Het aantrekkelijk maken van het gebied voor zowel inwoners als toeristen maakt daar onderdeel van uit.
Conclusie voor het projectgebied
De aanleg van het fietspad met bijbehorende fietsbrug draagt bij aan het versterken van de beleving van de Vecht. Om negatieve invloed op de waterveiligheid uit te sluiten, wordt en is in dit project overlegd met de Waterschappen Velt en Vecht en Groot Salland.